Etaamb.openjustice.be
Wet van 17 december 2002
gepubliceerd op 28 mei 2004

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en het Koninkrijk Saudi-Arabië inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Jeddah op 22 april 2001 (2) (3)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2003015186
pub.
28/05/2004
prom.
17/12/2002
ELI
eli/wet/2002/12/17/2003015186/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 DECEMBER 2002. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en het Koninkrijk Saudi-Arabië inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Jeddah op 22 april 2001 (1) (2) (3)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en het Koninkrijk Saudi-Arabië inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Jeddah op 22 april 2001, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 17 december 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister, toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, Mevr. A. NEYTS-UYTTEBROECK Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 2001-2002. Senaat : Documenten Ontwerp van wet ingediend op 4 juni 2002, nr. 2-1190/1 Verslag namens de commissie 2-1190/2 Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 18 juli 2002 Stemming, vergadering van 18 juli 2002 Kamer van volksvertegenwoordigers Documenten Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 50-1970/1 Verslag namens de commissie 50-1970/2 Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-1970/3 Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 16 oktober 2002 Stemming, vergadering van 17 oktober 2002 (2) Zie Decreet van het Vlaams Gewest 18 juli 2003 (Belgisch Staatsblad van 25 augustus 2003), Decreet van het Waalse Gewest van 13 november 2002 (Belgisch Staatsblad van 4 december 2002 - Ed.2), Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 13 juni 2002 (Belgisch Staatsblad van 12 juli 2002- Ed. 2). (3) Deze Overeenkomst treedt op 11 juni 2004 in werking. Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie (BLEU) en het Koninkrijk Saudi-Arabië inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen De Regering van het Koninkrijk België, handelend mede in de naam van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, krachtens bestaande overeenkomsten, de Vlaamse regering, de Waalse Regering en de Regering van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. en De Regering van het Koninkrijk Saudi-Arabië, (hierna te noemen « de Overeenkomstsluitende Partijen »), VERLANGENDE de economische samenwerking tussen beide Overeenkomstsluitende Partijen verder uit te bouwen en met het doel voorwaarden te scheppen die gunstig zijn voor investeringen door investeerders van de ene Partij op het grondgebied van de andere Partij, in het besef dat wederzijdse aanmoediging en bescherming van zodanige investeringen het privé-initiatief om zaken te doen, kunnen stimuleren en de welvaart van beide Partijen kunnen verhogen, Zijn het volgende overeengekomen : ARTIKEL 1 Voor de toepassing van deze Overeenkomst : 1. wordt onder « investering » verstaan : alle soorten vermogensbestanddelen die eigendom zijn van dan wel in handen van een investeerder van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij overeenkomstig diens wetgeving, met inbegrip van, doch niet uitsluitend : a) roerende en onroerende goederen en alle andere zakelijke rechten als hypotheken, retentierechten en pandrechten;vruchtgebruik en soortgelijke rechten; b) aandelen in het algemeen, effecten en promessen van ondernemingen alsmede andere soorten rechten of belangen in ondernemingen en waardepapieren uitgegeven door een Overeenkomstsluitende Partij of door een investeerder ervan;c) obligaties, aanspraken op geld zoals leningen of aanspraken op een prestatie die economische waarde heeft, die verband houden met een investering;d) intellectuele eigendomsrechten met inbegrip van, doch niet uitsluitend, auteursrechten, octrooien, industriële ontwerpen, know-how, handelsmerken, handels- en bedrijfsgeheimen, handelsnamen en goodwill;e) rechten verleend bij wet, bij overheidsopdracht of overeenkomstig de wet verleende vergunningen, toelatingen of concessies; Ondanks veranderingen in de rechtsvorm waarin vermogensbestanddelen worden geïnvesteerd, worden deze nog steeds als een investering beschouwd. 2. Wordt onder « opbrengsten » verstaan : de bedragen die een investering opbrengt, met name winst, dividenden, royalty's, vermogensaanwas of soortgelijke honoraria of uitkeringen.3. Wordt onder « investeerder » verstaan : a) wat de BLEU betreft : I de « onderdanen », zijnde elke natuurlijke persoon die volgens de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg wordt beschouwd als burger van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg; II de « ondernemingen », zijnde een rechtspersoon, opgericht overeenkomstig de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg, en waarvan de statutaire zetel gevestigd is op het grondgebied van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg b) wat het Koninkrijk Saudi-Arabië betreft : I.natuurlijke personen die overeenkomstig de wetgeving van het Koninkrijk Saudi-Arabië de nationaliteit hebben van het Koninkrijk Saudi-Arabië;

II. elk lichaam dat al dan niet rechtspersoonlijkheid heeft en dat is opgericht overeenkomstig de wetgeving van het Koninkrijk Saudi-Arabië en waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is op zijn grondgebied.

Hieronder dienen te worden verstaan : naamloze vennootschappen, bedrijven, samenwerkende vennootschappen, ondernemingen, personenvennootschappen, agentschappen, instellingen, fondsen, organisaties, bedrijfsverenigingen en andere soortgelijke lichamen, ongeacht of het al dan niet lichamen met een beperkte aansprakelijkheid betreft;

III. de Regering van het Koninkrijk Saudi-Arabië en de financiële instellingen en autoriteiten ervan zoals het Saudi Arabian Monetary Agency, overheidsfondsen en andere soortgelijke in Saudi-Arabië bestaande overheidsinstellingen. 4. Wordt onder « grondgebied » verstaan : a) wat de BLEU betreft : het grondgebied van het Koninkrijk België en het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg evenals de zeegebieden, d.w.z. de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van de betreffende Staten uitstrekken en waarin deze, overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefenen met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen. b) wat het Koninkrijk Saudi-Arabië betreft : naast de gebieden die binnen zijn landsgrenzen vallen, de gebieden op en onder zee waarover Saudi-Arabië overeenkomstig het internationaal recht soevereiniteit, soevereine rechten of rechtsmacht uitoefent. ARTIKEL 2 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij dient op haar grondgebied investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij zoveel mogelijk aan te moedigen en zodanige investeringen toe te laten overeenkomstig haar wetgeving.2. Het is geen van de Overeenkomstsluitende Partijen toegestaan het beheer, het onderhoud, het gebruik, het genot of de vervreemding van investeringen op haar grondgebied van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij te belemmeren door willekeurige of discriminatoire maatregelen. ARTIKEL 3 1. Alle investeringen door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij genieten een billijke en rechtvaardige behandeling op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij dient investeringen die ze heeft toegelaten en de investeringsopbrengsten van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij, een behandeling toe te kennen die niet minder gunstig is dan de behandeling die wordt toegekend aan investeringen en investeringsopbrengsten van investeerders van een derde land.3. In overeenstemming met haar wetten en voorschriften, dient elke Overeenkomstsluitende Partij de investeringen die ze heeft toegelaten en de investeringsopbrengsten van de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij een behandeling toe te kennen die niet minder gunstig is dan de behandeling die wordt toegekend aan investeringen en investeringsopbrengsten van haar eigen investeerders.4. Elke Overeenkomstsluitende Partij dient de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij met betrekking tot het beheer, het onderhoud, het gebruik, het genot of de vervreemding van investeringen dan wel met betrekking tot de middelen om de uit zodanige investeringen voortvloeiende rechten als het recht tot overmaking en het recht op schadevergoeding te doen gelden of met betrekking tot enige met een investering verband houdende activiteit op haar grondgebied, een behandeling toe te kennen die niet minder gunstig is dan de behandeling die wordt toegekend aan haar eigen investeerders of de investeerders van een derde land, naar gelang van wat het gunstigst is.5. Het bepaalde in de leden (2), (3) en (4) van dit artikel is evenwel niet van toepassing op voorrechten die door een Overeenkomstsluitende Partij worden verleend aan de investeerders van een derde land op grond van zijn lidmaatschap van of associatie met een douane-unie, een economische unie, een gemeenschappelijke markt of een vrijhandelszone.6. De op grond van dit artikel toegekende behandeling is niet van toepassing op belastingzaken dan wel voordelen die een Overeenkomstsluitende Partij verleent aan investeerders van een derde land op grond van een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting. ARTIKEL 4 1. Investeringen door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij volledige bescherming en zekerheid.2. Investeringen van investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij worden door de andere Overeenkomstsluitende Partij niet onteigend of genationaliseerd noch worden zij onderworpen aan maatregelen die gevolgen hebben die gelijk staan met onteigening of nationalisatie, tenzij deze maatregelen in het openbaar belang zijn van bedoelde Overeenkomstsluitende Partij en mits onmiddellijk een passende en reële schadeloosstelling wordt betaald.Hieraan is de voorwaarde verbonden dat zodanige maatregelen niet discriminatoir zijn en in overeenstemming met de algemene nationale wetgeving. Deze schadeloosstelling komt overeen met de waarde van de onteigende investering onmiddellijk voordat de feitelijke of voorgenomen investering, nationalisatie of gelijkaardige maatregel wordt bekendgemaakt. De schadeloosstelling wordt zonder vertraging betaald en levert tot op het tijdstip van betaling een rente op die wordt vastgesteld op basis van de op de markt geldende rentevoet; ze dient werkelijk beschikbaar te zijn en vrij te kunnen worden overgemaakt.

Tegen het tijdstip van onteigening, nationalisatie of gelijkaardige maatregel of nog vóór dit tijdstip, dient op passende wijze in de nodige middelen te zijn voorzien met het oog op de vaststelling en de betaling van zodanige schadeloosstelling. De wettigheid van een zodanige onteigening, nationalisatie of gelijkaardige maatregel alsmede het bedrag van de schadeloosstelling zullen met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang aan een toetsing worden onderworpen. 3. Aan investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij die met betrekking tot hun investering op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij verlies lijden wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een staat van algemene noodtoestand of opstand wordt door laatstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of enige andere regeling betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Overeenkomstsluitende Partij aan haar eigen investeerders toekent.Zodanige betalingen kunnen vrij worden overgemaakt. 4. Investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij genieten ten aanzien van de aangelegenheden waarin dit artikel voorziet, de behandeling van meest begunstigde natie op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij. ARTIKEL 5 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij waarborgt aan investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de vrije overmaking van betalingen in verband met een investering, met name van : (a) de hoofdsom en de aanvullende bedragen met het oog op de instandhouding of de uitbreiding van de investering;(b) de opbrengsten;de bezoldigingen en de vergoedingen; (c) de terugbetaling van leningen;(d) de opbrengst van de gehele of gedeeltelijke liquidatie of verkoop van de investering;(e) de schadeloosstelling waarin artikel 4 voorziet.2. De onderdanen van elke Overeenkomstsluitende Partij die toelating hebben om in verband met een investering op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te werken, wordt ook de toelating verleend een passend deel van hun verdiensten over te maken naar hun land van herkomst.3. De overmakingen die onder toepassing vallen van deze Overeenkomst worden onverwijld uitgevoerd tegen de wisselkoers die van toepassing is op de datum waarop de investeerder om de desbetreffende overmaking verzoekt.4. Deze wisselkoers komt overeen met de kruiselingse wisselkoers van de koersen die door het Internationaal Monetair Fonds zouden worden gehanteerd voor het omrekenen van de desbetreffende koersen in Bijzondere Trekkingsrechten, tenzij met de investeerder anderszins werd overeengekomen. ARTIKEL 6 Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij dan wel gelijk welke daarmee verbonden instantie, openbare instelling of privé-onderneming aan een investeerder een bedrag betaalt uit hoofde van een waarborg waartoe ze zich ten aanzien van een investering door bedoelde investeerder op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij heeft verbonden, erkent de laatstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij de overdracht van alle rechten of vorderingen van de investeerders of gelijk welke van de aan de investeerder gelieerde ondernemingen aan de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij, de daarmee verbonden instantie of openbare instelling of de privé-onderneming.

ARTIKEL 7 1. Indien naast deze Overeenkomst, de wetgeving van een Overeenkomstsluitende Partij of verplichtingen krachtens het volkenrecht die thans tussen de Overeenkomstsluitende Partijen bestaan of op een later tijdstip worden aangegaan, een algemene dan wel specifieke regeling bevatten op grond waarvan investeringen door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die gunstiger is dan de behandeling waarin deze Overeenkomst voorziet, heeft zodanige regeling, in zoverre zij gunstiger is voor de investeerder, in deze samenhang voorrang boven deze Overeenkomst.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij doet al het nodige om te allen tijde zeker te stellen dat de verbintenissen die ze ten aanzien van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij is aangegaan, worden nagekomen. ARTIKEL 8 Deze Overeenkomst geldt ook investeringen die vóór de inwerkingtreding werden gedaan door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, in overeenstemming met de wetgeving van laatstgenoemde.

ARTIKEL 9 1. Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst worden, in de mate van het mogelijke, door de regeringen van beide Overeenkomstsluitende Partijen in der minne geregeld.2. Wanneer een geschil niet langs diplomatieke kanalen kan worden beslecht, wordt het voorgelegd aan een gemengde commissie die is samengesteld uit vertegenwoordigers van beide Partijen;de commissie zal zonder onnodige vertraging op verzoek van de meest gerede Partij bijeenkomen. 3. Wanneer een geschil binnen twaalf maanden niet op de hiervoor beschreven wijze kan worden geregeld, wordt het op verzoek van één der Overeenkomstsluitende Partijen voorgelegd aan een scheidsgerecht.4. Zodanig ad hoc scheidsgerecht wordt samengesteld als volgt : elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt een lid en deze twee leden kiezen in onderling overleg een onderdaan van een derde land als voorzitter.Deze wordt door de regeringen van beide Overeenkomstsluitende Partijen benoemd. Bedoelde leden worden benoemd binnen een tijdspanne van twee maanden en de voorzitter binnen een tijdspanne van vier maanden vanaf de datum waarop een der Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan een scheidsgerecht te onderwerpen. 5. Indien de in lid (4) opgegeven termijnen niet worden nagekomen, kan een der Overeenkomstsluitende Partijen, bij ontstentenis van een andere regeling, de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoemingen te verrichten.Indien de Voorzitter onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of indien hij om een andere reden verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, dient de Vice-President de nodige benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of eveneens verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, dient het lid van het Hof, dat na hem het hoogst in anciënniteit is en dat geen onderdaan is van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen, de noodzakelijke benoemingen te verrichten. 6. Het scheidsgerecht doet uitspraak bij meerderheid van stemmen.De uitspraken zijn onherroepelijk en bindend. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van het door haar benoemde lid en de kosten voor de vertegenwoordiging in de scheidsrechtelijke procedure. De kosten van de voorzitter en de overige kosten worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen. Het staat het scheidsgerecht vrij met betrekking tot de kosten een andere regeling vast te leggen. Voor het overige stelt het scheidsgerecht zijn eigen procedure vast.

ARTIKEL 10 1. Investeringsgeschillen tussen een Overeenkomstsluitende Partij en een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij dienen in de mate van het mogelijke, in der minne te worden geregeld.2. Wanneer het geschil niet op de in lid (1) van dit artikel beschreven wijze kan worden geregeld binnen een tijdspanne van zes maanden, te rekenen vanaf de datum waarop het verzoek om een regeling werd ingediend, wordt het geschil op verzoek van de investeerder voorgelegd aan de bevoegde rechtbank van de Overeenkomstsluitende Partij op wiens grondgebied de investering werd gedaan dan wel onderworpen aan arbitrage krachtens het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten van 18 maart 1965.Wanneer de investeerder ervoor kiest het geschil aan arbitrage te onderwerpen, stemt de Overeenkomstsluitende Partij ermee in dat het geschil via arbitrage wordt geregeld en verbindt ze zich niet om de uitputting van alle nationale beslechtingsprocedures te verzoeken. 3. (a) Wanneer het geschil overeenkomstig lid (2) aan de bevoegde rechtbank van de Overeenkomstsluitende Partij wordt voorgelegd, kunnen de investeerders het niet tevens onderwerpen aan internationale arbitrage.De uitspraak van de rechtbank is bindend en er kan geen beroep tegen worden aangetekend, noch kunnen andere rechtsmiddelen worden aangewend dan die waarin de wetgeving van de Overeenkomstsluitende Partij voorziet. 3. (b) Wanneer het geschil overeenkomstig lid (2) aan arbitrage wordt onderworpen, is de uitspraak bindend.Tegen de uitspraak kan geen beroep worden aangetekend of er kunnen geen andere rechtsmiddelen worden aangewend dan die waarin bedoeld verdrag voorziet. De tenuitvoerlegging van de uitspraak gebeurt in overeenstemming met de nationale wetgeving. 4. Geen van de bij een geschil betrokken Overeenkomstsluitende Partijen, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als bezwaar kunnen aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van de in Artikel 6 van deze Overeenkomst vermelde waarborg heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt. ARTIKEL 11 1. Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd;de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk worden uitgewisseld. 2. Deze Overeenkomst treedt in werking dertig dagen na de datum waarop de akten van bekrachtiging worden uitgewisseld.Ze blijft gedurende een periode van tien jaar van kracht. De Overeenkomst wordt telkens automatisch met tien jaar verlengd, met dien verstande dat elke Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voorbehoudt de Overeenkomst te beëindigen middels kennisgeving die uiterlijk zes maanden voor de einddatum van de lopende geldigheidsduur wordt gedaan. 3. Deze Overeenkomst is van toepassing ongeacht of de Overeenkomstsluitende Partijen diplomatieke of consulaire betrekkingen onderhouden of niet.4. Ten aanzien van investeringen die werden gedaan vóór de datum waarop de Overeenkomst wordt beëindigd, geldt het bepaalde in de Overeenkomst nog gedurende een tijdvak van twintig jaar, te rekenen vanaf de datum van beëindiging van de Overeenkomst. Ten blijke waarvan de hiertoe naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers van de onderscheiden Regeringen deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Jeddah, op 22 april 2001 in twee exemplaren in de Nederlandse, de Franse, de Arabische en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.

^