16 MAART 1998. - Wet houdende opheffing van het koninklijk besluit nr. 226 van 7 januari 1936 houdende instelling van een Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet (1)

Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Het koninklijk besluit nr.226 van 7 januari 1936 houdende instelling van een Centraal bureau voor hypothecair krediet, gewijzigd bij de wetten van 17 juni 1991 en 7 april 1995, wordt opgeheven.

Art. 3.Voor de termijnverplichtingen die zijn aangegaan door het Centraal bureau voor hypothecair krediet, waarvoor de staatswaarborg geldt op de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijft deze waarborg gelden totdat ze vervallen. Voor de verplichtingen op zicht of zonder termijnvermelding waarvoor de staatswaarborg geldt op de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijft deze waarborg gelden tot 31 december 1998.

Art. 4.Deze wet treedt in werking op 1 januari 1998.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 16 maart 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Ph. MAYSTADT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK

(1) Zitting 1997-1998. Kamer van vollesvertegenwoordigers.

Gedr. St. - Wetsontwerp, nr. 1293/1. - Verslag, nr. 1293/2. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 1293/3.

Handelingen van de Kamer. - 4 en 5 februari 1998.

Senaat.

Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 870/1.