gepubliceerd op 07 juli 1998
Wet waarbij sommige militairen die slachtoffer zijn van lichamelijke schade overkomen tijdens een actie buiten het nationale grondgebied gelijkgesteld worden met oorlogsinvaliden
16 JUNI 1998. - Wet waarbij sommige militairen die slachtoffer zijn van lichamelijke schade overkomen tijdens een actie buiten het nationale grondgebied gelijkgesteld worden met oorlogsinvaliden (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.§ 1. Deze wet is uitsluitend van toepassing op de militairen die zich krachtens artikel 9, 4° en 5°, van de wet van 20 mei 1994 betreffende de aanwending van de krijgsmacht, de paraatstelling, alsook betreffende de periodes en de standen waarin de militair zich kan bevinden in de deelstanden « in hulpverlening » of« in operationele inzet » bevinden en deelnemen aan acties buiten het nationale grondgebied. § 2. Deze wet is eveneens toepasselijk: 1° op de militaire bezoekers die, zonder dat zij zich noodzakelijk in de deelstanden « in hulpverlening » of « in operationele inzet » bevinden, door de militaire overheden aangewezen zijn als tijdelijk lid van een Belgisch detachement dat deelneemt aan een actie bedoeld in § 1 met de bedoeling er een opdracht van korte duur uit te voeren;2° op de personeelsleden van de rijkswacht die, in om het even welke hoedanigheid, een Belgisch detachement vergezellen dat deelneemt aan een actie bedoeld in § 1.
Art. 3.Lichamelijke schade waardoor in artikel 2 bedoelde personen worden getroffen ten gevolge van de uitvoering van een operatie of van een opdracht bedoeld in hetzelfde artikel 2, verleent aanspraak op de pensioenbedragen die, naargelang van het geval, bepaald zijn in de artikelen 11, 15, 22, 27, § 2, 32 of 33 van de gecoördineerde wetten op de vergoedingspensioenen.
Art. 4.Wanneer de betrokkene zich buiten het grondgebied van het Rijk bevindt, kan het aangetekend schrijven waarvan sprake in artikel 19, 1°, van genoemde samengeordende wetten vervangen worden door een aanvraag van betrokkene overgemaakt door bemiddeling van de militaire overheid of van de Belgische diplomatieke diensten. In dat geval is, voor de toepassing van artikel 20 van dezelfde wetten, de datum die in aanmerking wordt genomen de datum van ontvangst van de aanvraag door de militaire overheid of de Belgische diplomatieke diensten.
Art. 5.Artikel 125 van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen is niet van toepassing op de krachtens artikel 3 toegekende vergoedingspensioenen.
Art. 6.Artikel 36 van de wetten op de vergoedingspensioenen, samengeordend op 5 oktober 1948, gewijzigd bij de wetten van 26 juli 1952, 11 juli 1960 en 7 juni 1989, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 36.Het vergoedingspensioen van rechthebbende gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op deze gedurende dewelke het slachtoffer van het schadelijk feit is overleden, voor zover de pensioenaanvraag voorzien bij artikel 35 geldig wordt ingediend voor het einde van de derde maand die volgt op deze van het overlijden; wanneer de aanvraag niet wordt ingediend binnen de vermelde termijn, gaat het pensioen in op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag geldig wordt ingediend.
Wanneer het slachtoffer voor hetzelfde schadelijk feit een vergoedingspensioen genoot, gaat het pensioen ten vroegste in op de eerste dag van het burgerlijk trimester dat volgt op dat gedurende hetwelk dit slachtoffer is overleden.
In het geval dat een wezenpensioen volgt op een pensioen van langstlevende echtgenoot, gaat het wezenpensioen ten vroegste in op de datum waarop het pensioen van de langstlevende echtgenoot niet meer betaald wordt.
Wanneer uitzonderlijke omstandigheden het rechtvaardigen, kan de minister die de vergoedingspensioenen onder zijn bevoegdheid heeft, bij gemotiveerd besluit, de ingangsdatum van de pensioenen van rechthebbende vaststellen in afwijking van dit artikel. »
Art. 7.Opgeheven worden : 1° de wet van 6 augustus 1962 waarbij de toepassing van de wetten op de vergoedingspensioenen wordt uitgebreid tot de gevolgen van sommige schadelijke feiten die zich hebben voorgedaan op het grondgebied van de Republiek Kongo (Leopoldstad), van Ruanda en van Burundi, gewijzigd bij de wetten van 12 april 1966, 24 december 1968, 11 juli 1973, 17 juli 1975 en 7 juni 1989;2° het koninklijk besluit van 7 juli 1992 waarbij het voordeel van de bedragen van de vergoedingspensioenen voorzien voor de oorlogsinvaliden toepasselijk wordt gesteld op de leden van een Belgisch contingent dat deelneemt aan operaties die beslist werden door de Veiligheidsraad der Verenigde Naties;3° het koninklijk besluit van 19 augustus 1992 waarbij het voordeel van de bedragen van de vergoedingspensioenen voorzien voor de oorlogsinvaliden toepasselijk wordt gesteld op de rijkswachters die een Belgisch contingent vergezellen dat deelneemt aan operaties die beslist werden door de Veiligheidsraad der Verenigde Naties. De pensioenrechten, die toegekend werden of hadden kunnen toegekend worden op basis van de opgeheven wettelijke en reglementaire bepalingen, zijn behouden. Deze bepaling is enkel van toepassing op de schadelijke feiten die de datum van inwerkingtreding van deze wet hebben voorafgegaan.
Art. 8.De artikelen 2 tot 5 treden in werking met ingang van 15 augustus 1994.
De artikelen 6 en 7 treden in werking de eerste dag van de maand na die waarin deze wet in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. De wijzigingen aangebracht door artikel 6 zijn evenwel niet van toepassing wanneer het schadelijk feit vóór de inwerkingtreding van dit artikel heeft plaatsgevonden.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 16 juni 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, L. TOBBACK De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT De Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET Met' s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Zitting 1997-1998. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire bescheiden. - Wetsontwerp : nr. 1483/1. - Amendement : nr. 1483/2. - Verslag: nr. 1483/3.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 14 mei 1998.