Etaamb.openjustice.be
Wet van 16 februari 2000
gepubliceerd op 07 maart 2001

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Regering van de Republiek Oezbekistan, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Tashkent op 17 april 1998 (2) (3)

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking
numac
2000015115
pub.
07/03/2001
prom.
16/02/2000
ELI
eli/wet/2000/02/16/2000015115/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 FEBRUARI 2000. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Regering van de Republiek Oezbekistan, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Tashkent op 17 april 1998 (1) (2) (3)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Regering van de Republiek Oezbekistan, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van inversteringen, gedaan te Tashkent op 17 april 1998, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 16 februari 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Staatssecretaris voor Buitenlandse Handel, P. CHEVALIER Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Zitting 1999-2000. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 29 oktober 1999, nr. 2-139/1. - Verslag, nr. 2-139/2. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 2-139/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en Stemming. Vergadering van 7 december 1999.

Kamer.

Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-334/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekractiging voorgelegd, nr. 50-334/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 21 december 1999. - Stemming.Vergadering van 20 januari 2000. (2) Decreet van het Vlaamse Gewest van 17 juli 2000 (Belgisch Staatsblad van 11 augustus 2000);decreet van het Waalse Gewest van 25 februari 1999 (Belgisch Staatsblad van 11 maart 1999); ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 25 mei 2000 (Belgisch Staatsblad van 24 november 2000). (3) De uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonde heeft plaatsgehad op 6 februari 2001. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 13 treedt deze Overeenkomst in werking op 6 februari 2001.

Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Regering van de Republiek Oezbekistan, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen De Regering van het Koninkrijk België, handelend zowel in eigen naam als in naam van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, krachtens bestaande overeenkomsten, de Vlaamse Regering, de Waalse Regering, en de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, enerzijds, en De Regering van de Republiek Oezbekistan, anderzijds, (hierna te noemen "de Overeenkomstsluitende Partijen"), verlangende hun economische samenwerking te versterken door voor investeringen door onderdanen van de ene Overeenkomstsluitende Partij gunstige investeringsvoorwaarden te scheppen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, Zijn het volgende overeengekomen : Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de term : 1. "investeerder" : a) de "onderdanen", met name elk natuurlijk persoon die volgens de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg of van de Republiek Oezbekistan wordt beschouwd als een onderdaan van het Koninkrijk België of van het Groothertogdom Luxemburg dan wel van de Republiek Oezbekistan;b) de "ondernemingen", met name elke rechtspersoon die is opgericht in overeenstemming met de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg of van de Republiek Oezbekistan en waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is op het grondgebied van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg dan wel van de Republiek Oezbekistan.2. "investeringen" : alle soorten vermogensbestanddelen en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in speciën, natura of diensten, die worden geïnvesteerd of geherinvesteerd in welke economische sector ook. Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden in het bijzonder, doch niet uitsluitend : a) roerende en onroerende goederen, alsmede andere zakelijke rechten zoals hypotheken, retentierechten, pandrechten, rechten van vruchtgebruik en soortgelijke rechten;b) aandelen, maatschappelijke aandelen en alle andere vormen van deelneming, met inbegrip van minderheidsdeelnemingen dan wel onrechtstreekse deelnemingen, in bedrijven die zijn opgericht op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen;c) obligaties, tegoeden en gelijk welke prestatie die economische waarde heeft;d) auteursrechten, rechten van industriële eigendom, technische werkwijzen, handelsnamen en goodwill;e) publiekrechtelijke of contractuele concessies, waaronder die tot het opsporen, ontwikkelen, winnen of exploiteren van natuurlijke rijkdommen. Veranderingen in de rechtsvorm waarin vermogensbestanddelen en kapitaal werden geïnvesteerd of geherinvesteerd doen geen afbreuk aan de omschrijving ervan als "investering" als bedoeld in deze Overeenkomst. 3. "opbrengst" : de bedragen die een investering oplevert, en met name, doch niet uitsluitend, winst, rente, vermogensaanwas, dividenden en royalty's. 4. "grondgebied" : het grondgebied van het Koninkrijk België en het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg en het grondgebied van de Repubiek Oezbekistan evenals de zeegebieden, d.w.z. de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van de betreffende Staat uitstrekken en waarin laatstgenoemde, overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefenen met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen.

Artikel 2 Bevordering van investeringen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied en laat zodanige investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij staat in overeenstemming met haar wetgeving in het bijzonder het sluiten en uitvoeren van licentieovereenkomsten en overeenkomsten inzake commerciële, administratieve of technische bijstand toe, voor zover deze activiteiten verband houden met zodanige investeringen. Artikel 3 Bescherming van investeringen 1. Alle investeringen, zij het rechtstreekse of onrechtstreekse, door investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partijen een eerlijke en rechtvaardige behandeling.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich de door haar aangegane verbintenissen ten aanzien van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij te allen tijde na te komen. 2. Onder voorbehoud van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde en voor de staatsveiligheid, genieten deze investeringen een voortdurende bescherming en zekerheid, met uitsluiting van elke onredelijke of discriminatoire maatregel die, in rechte of in feite, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de liquidatie van deze investeringen zou kunnen belemmeren.3. De in de eerste twee leden beschreven behandeling en bescherming moeten minstens gelijk zijn aan die welke de investeerders van een derde Staat genieten en ze mogen in elk geval niet minder gunstig zijn dan die waarin het internationaal recht voorziet.4. Deze behandeling en bescherming strekken zich evenwel niet uit tot de voorrechten die een Overeenkomstsluitende Partij toekent aan de investeerders van een derde Staat op grond van zijn lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of iedere andere vorm van regionale economische organisatie. Artikel 4 Onteigening en eigendomsbeperking 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich geen enkele maatregel tot onteigening of nationalisatie noch enige andere maatregel te treffen die tot gevolg heeft dat aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks of onrechtstreeks de hun toebehorende investeringen op haar grondgebied worden ontnomen.2. Wanneer om redenen van openbaar nut, veiligheid of nationaal belang van het bepaalde in het eerste lid moet worden afgeweken, dienen de volgende voorwaarden te worden vervuld : a) de maatregelen worden genomen volgens een wettelijke procedure;b) de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met bijzondere verbintenissen;c) de maatregelen gaan vergezeld van voorzieningen voor de betaling van een billijke en reële schadeloosstelling. De investeerders hebben in elk geval het recht maatregelen die hun investeringen kunnen aantasten voor te leggen aan de bevoegde rechtsmacht van de Staat waar de investering werd gedaan. 3. Het bedrag van de bovengenoemde schadeloosstelling komt overeen met de reële waarde van de investeringen op de dag voordat de maatregelen werden genomen of bekendgemaakt. De bovengenoemde schadeloosstelling wordt uitgekeerd in de munt van de Staat waar de investering werd gedaan of in een andere omwisselbare munt. Ze moet onverwijld worden betaald en moet vrij kunnen worden overgemaakt. Ze levert rente op tegen een gewone commerciële rentevoet vanaf de datum van de vaststelling van het bedrag tot de datum van uitbetaling. 4. Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand of opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt door laatstgenoemde, wat de restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, een behandeling toegekend die ten minste gelijk is aan die welke die Overeenkomstsluitende Partij aan de eigen onderdanen of aan investeerders van een derde Staat toekent, naar gelang van wat het gunstigst is.5. Voor de in dit artikel behandelde kwesties verleent elke Overeenkomstsluitende Partij aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij een behandeling die ten minste gelijk is aan die welke investeerders van de meest begunstigde natie op haar grondgebied genieten en die in elk geval niet minder gunstig is dan die waarin het internationaal recht voorziet. Artikel 5 Overmakingen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de vrije overmaking van alle betalingen in verband met een investering.Deze omvatten in het bijzonder : a) bedragen bestemd om de investering tot stand te brengen, te behouden of uit te breiden;b) bedragen bestemd voor het nakomen van contractuele verbintenissen, met inbegrip van de bedragen die nodig zijn voor de terugbetaling van leningen, royalty's en andere betalingen voortvloeiend uit licenties, franchises, concessies en andere soortgelijke rechten, alsmede de bezoldiging van het geëxpatrieerd personeel;c) de opbrengst van investeringen;d) de opbrengst van de gehele of gedeeltelijke liquidatie van de investeringen, met inbegrip van meerwaarden of verhogingen van het geïnvesteerd kapitaal;e) de in toepassing van Artikel 4 uitgekeerde schadeloosstelling.2. De onderdanen van elke Overeenkomstsluitende Partij die uit hoofde van een investering toelating hebben gekregen om op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te werken, is het tevens toegestaan een passend deel van hun verdiensten over te maken naar hun land van herkomst.3. De overmakingen gebeuren in vrij inwisselbare munt, tegen de koers die op de datum van overmaking van toepassing is op contante transacties in de gebruikte munt.4. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de toelating die vereist is om de overmaking onverwijld uit te voeren, zonder andere lasten dan de gebruikelijke taksen en kosten.5. De in dit artikel vermelde waarborgen zijn ten minste gelijk aan die welke worden verleend aan investeerders van de meest begunstigde natie. Artikel 6 Subrogatie 1. Indien één der Overeenkomstsluitende Partijen of één van haar openbare instellingen een schadeloosstelling uitkeert aan haar eigen investeerders op grond van een voor een investering verleende waarborg, erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij of de desbetreffende openbare instelling in de rechten van de investeerders is getreden.2. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij jegens de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerders is getreden, de verplichtingen laten gelden die wettelijk of contractueel op de investeerders rusten. Artikel 7 Toepasbare regels Wanneer een vraagstuk omtrent investeringen wordt geregeld bij deze Overeenkomst en bij de nationale wetgeving van de een Overeenkomstsluitende Partij dan wel bij internationale overeenkomsten, kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aanspraak maken op de bepalingen die voor hen het meest gunstig zijn.

Artikel 8 Bijzondere overeenkomsten Investeringen waarvoor een bijzondere overeenkomst is gesloten tussen de ene Overeenkomstsluitende Partij en investeerders van de andere Partij zijn onderworpen aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de bijzondere overeenkomst.

Artikel 9 Regeling van investeringsgeschillen 1. Van elk investeringsgeschil tussen een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt schriftelijk kennis gegeven door de eerste partij die een vordering instelt.De kennisgeving gaat vergezeld van een behoorlijk toegelichte nota.

De partijen dienen ernaar te streven geschillen in de mate van het mogelijke door onderhandeling te regelen, indien nodig door deskundig advies in te winnen van een derde partij of anders door middel van bemiddeling tussen de Overeenkomstsluitende Partijen langs diplomatieke weg. 2. Wanneer de bij het geschil betrokken partijen niet rechtstreeks tot een minnelijke schikking zijn gekomen of het geschil niet door bemiddeling langs diplomatieke weg hebben kunnen regelen binnen zes maanden na ontvangst van de kennisgeving, wordt het, naar keuze van de investeerder, voorgelegd aan hetzij de bevoegde rechtsmacht van de Staat waar de investering werd gedaan, hetzij aan internationale arbitrage. Elke Overeenkomstsluitende Partij geeft daartoe haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming elk geschil aan zodanige arbitrage te onderwerpen. Deze toestemming houdt in dat beide Partijen afstand doen van het recht om de uitputting van alle nationale administratieve en rechtsmiddelen te verzoeken. 3. In geval van internationale arbitrage, wordt het geschil naar keuze van de investeerder voorgelegd aan één van de volgende instellingen : - een scheidsgerecht ad hoc, ingesteld volgens de arbitrage-regels van de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht (U.N.C.I.T.R.A.L.); - het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), dat is opgericht krachtens het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington voor ondertekening werd opengesteld, wanneer elke Staat die Partij is bij de onderhavige Overeenkomst partij is geworden bij bedoeld Verdrag.

Zolang niet aan deze voorwaarde is voldaan, stemt elke Overeenkomstsluitende Partij ermee in dat het geschil aan arbitrage wordt onderworpen overeenkomstig de Regels betreffende de Aanvullende Voorziening. - het Scheidsgerecht van de Internationale Kamer van Koophandel te Parijs; - het Instituut voor Arbitrage van de Kamer van Koophandel te Stockholm.

Indien wordt overgegaan tot de arbitrageprocedure op initiatief van een Overeenkomstsluitende Partij, verzoekt die Partij de betrokken investeerder schriftelijk het scheidsgerecht aan te wijzen waaraan het geschil zal worden voorgelegd. 4. Geen van de bij een geschil betrokken Overeenkomstsluitende Partij, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer kunnen aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een verzekeringspolis of van de in Artikel 6 van deze Overeenkomst vermelde waarborg heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.5. Het scheidsgerecht beslist op grond van het nationale recht, met inbegrip van de regels inzake wetsconflicten, van de Overeenkomstsluitende Partij die partij is bij het geschil en op het grondgebied waarvan de investering werd gedaan alsmede op grond van de bepalingen van deze Overeenkomst, van de bepalingen van de met betrekking tot de investering eventueel gesloten bijzondere overeenkomst en van de beginselen van internationaal recht.6. De uitspraken van het scheidsgerecht zijn onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.

Artikel 10 Nationale behandeling en behandeling van de meest begunstigde natie In alle aangelegenheden met betrekking tot de behandeling van investeringen genieten de investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij de behandeling die de andere Overeenkomstsluitende Partij aan haar eigen onderdanen of aan de investeerders van een derde Staat toekent, naar gelang van wat het gunstigst is.

Artikel 11 Geschillen tussen de overeenkomstsluitende partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze overeenkomst 1. Geschillen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst worden zoveel mogelijk langs diplomatieke weg beslecht.2. Wanneer een geschil niet langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt het voorgelegd aan een gemengde commissie die is samengesteld uit vertegenwoordigers van beide Partijen;de commissie zal binnen een redelijke termijn ingaan op het verzoek van de meest gerede Partij. 3. Indien het geschil niet kan worden beslecht door de gemengde commissie, wordt het op verzoek van een van de Overeenkomstsluitende Partijen aan een scheidsgerecht voorgelegd dat voor elk geval afzonderlijk op de volgende wijze wordt samengesteld : Elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt een scheidsman binnen een tijdspanne van twee maanden vanaf de datum waarop een der Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen.Binnen twee maanden na hun benoeming benoemen de twee scheidsmannen in onderling overleg een onderdaan van een derde Staat tot voorzitter van het scheidsgerecht.

Indien deze termijnen worden overschreden, kan een der Overeenkomstsluitende Partijen de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming(en) te verrichten.

Indien de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een der Overeenkomstsluitende Partijen geen diplomatieke banden heeft of indien hij om een andere reden verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, wordt de Vice-President van het Internationale Gerechtshof verzocht de benoeming(en) te verrichten. 4. Het aldus samengesteld scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast.Het doet uitspraak bij meerderheid van stemmen; de uitspraken zijn onherroepelijk en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen. 5. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van de door haar benoemde scheidsman.De kosten die voortvloeien uit de benoeming van de derde scheidsman en de ambtelijke kosten van het gerecht worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen.

Artikel 12 Vorige investeringen Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op investeringen die vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst werden gedaan door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, in overeenstemming met de wetten en voorschriften van laatstgenoemde.

Artikel 13 Inwerkingtreding en duur 1. Deze Overeenkomst treedt in werking zodra de Overeenkomstsluitende Partijen de akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld.Ze blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar. 2. Tenzij ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Overeenkomstsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt deze Overeenkomst telkens voor een tijdvak van tien jaar stilzwijgend verlengd, met dien verstande dat elke Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voorbehoudt de Overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.3. Ten aanzien van investeringen die vóór de datum van beëindiging van de Overeenkomst zijn gedaan, blijft deze van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar vanaf de datum van beëindiging. Ten blijke waarvan de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Tashkent, op 17 april 1998, in twee oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse, de Franse, de Engelse en de Oezbeekse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie : Voor de Regering van het Koninkrijk België handelend zowel in eigen naam als in naam van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg : Voor de Vlaamse Regering : Voor de Waalse Regering : Voor de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest : Voor de Regering van de Republiek Oezbekistan :

Agreement between the Belgo-Luxemburg Economic Union, on the one hand, and the Government of the Republic of Uzbekistan, on the other hand, on the reciprocal promotion and protection of investments The Government of the Kingdom of Belgium, acting both in its own name and in the name of the Government of the Grand-Duchy of Luxemburg, by virtue of existing agreements, the Walloon Government, the Flemish Government, and the Government of the Region of Brussels-Capital, on the one hand, and The Government of the Republic of Uzbekistan, on the other hand (hereinafter referred to as "the Contracting Parties"), Desiring to strengthen their economic cooperation by creating favourable conditions for investments by nationals of one Contracting Party in the territory of the other Contracting Party, Have agreed as follows : Article 1 Definitions For the purpose of this Agreement, 1. The term "investors" shall mean : a) the "nationals", i.e. any natural person who, according to the legislation of the Kingdom of Belgium, of the Grand-Duchy of Luxemburg or of the Republic of Uzbekistan, is considered as a citizen of the Kingdom of Belgium, of the Grand-Duchy of Luxemburg or of the Republic of Uzbekistan respectively; b) the "companies", i.e. any legal person constituted in accordance with the legislation of the Kingdom of Belgium, of the Grand-Duchy of Luxemburg or of the Republic of Uzbekistan and having its registered office in the territory of the Kingdom of Belgium, of the Grand-Duchy of Luxemburg or of the Republic of Uzbekistan respectively. 2. The term "investments" shall mean any kind of assets and any direct or indirect contribution in cash, in kind or in services, invested or reinvested in any sector of economic activity. The following shall more particularly, though not exclusively, be considered as investments for the purpose of this Agreement : a) movable and immovable property as well as any other rights in rem, such as mortgages, liens, pledges, usufruct and similar rights;b) shares, corporate rights and any other kind of shareholdings, including minority or indirect ones, in companies constituted in the territory of one Contracting Party;c) bonds, claims to money and to any performance having an economic value;d) copyrights, industrial property rights, technical processes, trade names and good will;e) concessions granted under public law or under contract, including concessions to explore, develop, extract or exploit natural resources. Changes in the legal form in which assets and capital have been invested or reinvested shall not affect their designation as "investments" for the purpose of this Agreement. 3. The term "incomes" shall mean the proceeds of an investment and shall include in particular, though not exclusively, profits, interests, capital increases, dividends and royalties. 4. The term "territory" shall apply to the territory of the Kingdom of Belgium, to the territory of the Grand-Duchy of Luxemburg and to the territory of the Republic of Uzbekistan, as well as to the maritime areas, i.e. the marine and underwater areas which extend beyond the territorial waters, of the States concerned and upon which the latter exercise, in accordance with international law, their sovereign rights and their jurisdiction for the purpose of exploring, exploiting and preserving natural resources.

Article 2 Promotion of investments. 1. Each Contracting Party shall promote investments in its territory by investors of the other Contracting Party and shall accept such investments in accordance with its legislation.2. In particular, each Contracting Party shall authorize in accordance with its legislation the conclusion and the fulfilment of licence contracts and commercial, administrative or technical assistance agreements, as far as these activities are in connection with such investments. Article 3 Protection of investments 1. All investments, whether direct or indirect, made by investors of one Contracting Party shall enjoy a fair and equitable treatment in the territory of the other Contracting Party.Each Contracting Party undertakes to ensure at all times that the commitments it has entered into vis-a-vis investors of the other Contracting Party shall be observed. 2. Except for measures required to maintain public order and state security, such investments shall enjoy continuous protection and security, i.e. excluding any unjustified or discriminatory measure which could hinder, either in law or in practice, the management, maintenance, use, possession or liquidation thereof. 3. The treatment and protection referred to in paragraphs 1 and 2 shall at least be equal to those enjoyed by investors of a third State and shall in no case be less favourable than those recognized under international law.4. However, such treatment and protection shall not cover the privileges granted by one Contracting Party to the investors of a third State pursuant to its participation in or association with a free trade zone, a customs union, a common market or any other form of regional economic organization. Article 4 Deprivation and limitation of ownership 1. Each Contracting Party undertakes not to adopt any measure of expropriation or nationalization or any other measure having the effect of directly or indirectly dispossessing the investors of the other Contracting Party of their investments in its territory.2. If reasons of public purpose, security or national interest require a derogation from the provisions of paragraph 1, the following conditions shall be complied with : a) the measures shall be taken under due process of law;b) the measures shall be neither discriminatory, nor contrary to any specific commitments;c) the measures shall be accompanied by provisions for the payment of a adequate and effective compensation. In any case investors will be entitled to submit the measures affecting their investments to the competent jurisdiction of the State where the investment was made. 3. The compensation mentioned above, shall amount to the actual value of the investments on the day before the measures were taken or became public. The compensation mentioned above, shall be paid in the currency of the State in which the investment has been made or in any other convertible currency. It shall be paid without delay and shall be freely transferable. It shall bear interest at the normal commercial rate from the date of the determination of its amount until the date of its payment. 4. Investors of one Contracting Party whose investments suffer losses owing to war or other armed conflict, revolution, a state of national emergency or revolt in the territory of the other Contracting Party shall be granted by the latter Contracting Party a treatment, as regards restitution, indemnification, compensation or other settlement, at least equal to that which the latter Contracting Party grants to its own nationals or to investors of any third State whichever is the most favourable.5. In respect of matters dealt with in this Article, each Contracting Party shall grant to the investors of the other Contracting Party a treatment which shall at least be equal to that granted in its territory to the investors of the most favoured nation.This treatment shall in no case be less favourable than that recognized under international law.

Article 5 Transfers 1. Each Contracting Party shall grant to investors of the other Contracting Party the free transfer of all payments relating to an investment, including more particularly : a) amounts necessary for establishing, maintaining or expanding the investment;b) amounts necessary for payments under a contract, including amounts necessary for repayment of loans, royalties and other payments resulting from licences, franchises, concessions and other similar rights, as well as salaries of expatriate personnel;c) proceeds from investments;d) proceeds from the total or partial liquidation of investments, including capital gains or increases in the invested capital;e) compensation paid pursuant to Article 4.2. The nationals of each Contracting Party who have been authorized to work in the territory of the other Contracting Party in connection with an investment shall also be permitted to transfer an appropriate portion of their earnings to their country of origin.3. Transfers shall be made in a freely convertible currency at the rate applicable on the day transfers are made to spot transactions in the currency used.4. Each Contracting Party shall issue the authorizations required to ensure that the transfers can be made without undue delay, with no other expenses than the usual taxes and costs.5. The guarantees referred to in this Article shall at least be equal to those granted to the investors of the most favoured nation. Article 6 Subrogation 1. If one Contracting Party or any public institution of this Party pays compensation to its own investors pursuant to a guarantee providing coverage for an investment, the other Contracting Party shall recognize that the former Contracting Party or the public institution concerned is subrogated into the rights of the investors.2. As far as the transferred rights are concerned, the other Contracting Party shall be entitled to invoke against the insurer who is subrogated into the rights of the indemnified investors the obligations of the latter under law or contract. Article 7 Applicable regulations If an issue relating to investments is covered both by this Agreement and by the national legislation of one Contracting Party or by international conventions, the investors of the other Contracting Party shall be entitled to avail themselves of the provisions that are the most favourable to them.

Article 8 Specific agreements Investments made pursuant to a specific agreement concluded between one Contracting Party and investors of the other Party shall be covered by the provisions of this Agreement and by those of the specific agreement.

Article 9 Settlement of investment disputes 1. Any investment dispute between an investor of one Contracting Party and the other Contracting Party shall be notified in writing by the first party to take action.The notification shall be accompanied by a sufficiently detailed memorandum.

As far as possible, the Parties shall endeavour to settle the dispute through negotiations, if necessary by seeking expert advice from a third party, or by conciliation between the Contracting Parties through diplomatic channels. 2. In the absence of an amicable settlement by direct agreement between the parties to the dispute or by conciliation through diplomatic channels within six months from the notification, the dispute shall be submitted, at the option of the investor, either to the competent jurisdiction of the State where the investment was made, or to international arbitration. To this end, each Contracting Party agrees in advance and irrevocably to the settlement of any dispute by this type of arbitration. Such consent implies that both Parties waive the right to demand that all domestic administrative or judiciary remedies be exhausted. 3. In case of international arbitration, the dispute shall be submitted for settlement by arbitration to one of the hereinafter mentioned organizations, at the option of the investor : - an ad hoc arbitral tribunal set up according to the arbitration rules laid down by the United Nations Commission on International Trade Law (U.N.C.I.T.R.A.L.); - the International Centre for the Settlement of Investment Disputes (I.C.S.I.D.), set up by the Convention on the Settlement of Investment Disputes between States and Nationals of other States, opened for signature at Washington on March 18, 1965, when each State party to this Agreement has become a party to the said Convention.

As long as this requirement is not met, each Contracting Party agrees that the dispute shall be submitted to arbitration pursuant to the Rules of the Additional Facility of the I.C.S.I.D. - the Arbitral Court of the International Chamber of Commerce in Paris; - the Arbitration Institute of the Chamber of Commerce in Stockholm.

If the arbitration procedure has been introduced upon the initiative of a Contracting Party, this Party shall request the investor involved in writing to designate the arbitration organization to which the dispute shall be referred. 4. At any stage of the arbitration proceedings or of the execution of an arbitral award, none of the Contracting Parties involved in a dispute shall be entitled to raise as an objection the fact that the investor who is the opposing party in the dispute has received compensation totally or partly covering his losses pursuant to an insurance policy or to the guarantee provided for in Article 6 of this Agreement.5. The arbitral tribunal shall decide on the basis of the national law, including the rules relating to conflicts of law, of the Contracting Party involved in the dispute in whose territory the investment has been made, as well as on the basis of the provisions of this Agreement, of the terms of the specific agreement which may have been entered into regarding the investment, and of the principles of international law.6. The arbitral awards shall be final and binding on the parties to the dispute.Each Contracting Party undertakes to execute the awards in accordance with its national legislation.

Article 10 National and most favoured nation treatment In all matters relating to the treatment of investments the investors of each Contracting Party shall enjoy the treatment which the other Contracting Party grants to its own nationals or to investors of any third State, whichever is the most favourable.

Article 11 Disputes between the contracting parties relating to the interpretation or application of this agreement 1. Any dispute relating to the interpretation or application of this Agreement shall be settled as far as possible through diplomatic channels.2. In the absence of a settlement through diplomatic channels, the dispute shall be submitted to a joint commission consisting of representatives of the two Parties;this commission shall convene without undue delay at the request of the first party to take action. 3. If the joint commission cannot settle the dispute, the latter shall be submitted, at the request of either Contracting Party, to an arbitration court set up as follows for each individual case : Each Contracting Party shall appoint one arbitrator within a period of two months from the date on which either Contracting Party has informed the other Party of its intention to submit the dispute to arbitration.Within a period of two months following their appointment, these two arbitrators shall appoint by mutual agreement a national of a third State as chairman of the arbitration court.

If these time limits have not been complied with, either Contracting Party shall request the President of the International Court of Justice to make the necessary appointment(s).

If the President of the International Court of Justice is a national of either Contracting Party or of a State with which one of the Contracting Parties has no diplomatic relations or if, for any other reason, he cannot exercise this function, the Vice-President of the International Court of Justice shall be requested to make the appointment(s). 4. The court thus constituted shall determine its own rules of procedure.Its decisions shall be taken by a majority of the votes; they shall be final and binding on the Contracting Parties. 5. Each Contracting Party shall bear the costs resulting from the appointment of its arbitrator.The expenses in connection with the appointment of the third arbitrator and the administrative costs of the court shall be borne equally by the Contracting Parties.

Article 12 Previous investments.

This Agreement shall also apply to investments made before its entry into force by investors of one Contracting Party in the territory of the other Contracting Party in accordance with the latter's laws and regulations.

Article 13 Entry into force and duration 1. This Agreement shall enter into force when the exchange of the instruments of ratification by the Contracting Parties shall be completed.The Agreement shall remain in force for a period of ten years. 2. Unless notice of termination is given by either Contracting Party at least six months before the expiry of its period of validity, this Agreement shall be tacitly extended each time for a further period of ten years, it being understood that each Contracting Party reserves the right to terminate the Agreement by notification given at least six months before the date of expiry of the current period of validity.3. Investments made prior to the date of termination of this Agreement shall be covered by this Agreement for a period of ten years from the date of termination. In witness whereof, the undersigned representatives, duly authorized thereto by their respective Governments, have signed this Agreement.

Done at Tachkent, on 17 April 1998, in two original copies, each in the English, French, Dutch and Uzbek languages, all texts being equally authentic. The text in the English language shall prevail in case of difference of interpretation.

For the Belgo-Luxemburg Economic Union : For the Government of the Kingdom of Belgium acting both in its own name and in the name of the Government of the Grand-Duchy of Luxemburg : For the Walloon Government : For the Flemish Government : For the Government of the Region of Brussels-Capital : For the Government of the Republic of Uzbekistan :

^