gepubliceerd op 14 april 1999
Administratieve taken van de politiediensten. Toepassing van artikel 25 van de wet op het politieambt. - Opheffing en vervanging van de omzendbrief van 7 april 1995 over hetzelfde onderwerp
MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
16 FEBRUARI 1999. - Administratieve taken van de politiediensten.
Toepassing van artikel 25 van de wet op het politieambt. - Opheffing en vervanging van de omzendbrief van 7 april 1995 over hetzelfde onderwerp
Aan mevrouw en de heren Procureurs-generaal bij de Hoven van beroep, Aan mevrouw en de heren Provinciegouverneurs, Aan mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad Ter informatie : Aan de dames en heren Procureurs des Konings, Aan de dames en heren Arrondissementscommissarissen, Aan de dames en heren Burgemeesters en Schepenen.
Mevrouw, Mijnheer de Procureur-generaal, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Bij de toepassing van de omzendbrief van 7 april 1995 betreffende de administratieve taken van de politiediensten, in toepassing van artikel 25 van de wet op het politieambt, is gebleken dat bepaalde punten nog onduidelijk bleven. Het was dan ook noodzakelijk om bedoelde omzendbrief te vervangen door de huidige.
We herinneren eraan dat onderhavige omzendbrief hoe dan ook slechts de toepassing is van artikel 25 van de wet op het politieambt van 5 augustus 1992, dat als volgt luidt : « De politieambtenaren van de rijkswacht, van de gemeentepolitie en van de gerechtelijke politie bij de parketten kunnen niet met andere administratieve taken worden belast dan die welke hun uitdrukkelijk worden opgedragen door of krachtens de wet.
In afwijking van het eerste lid, kunnen aan de voornoemde ambtenaren administratieve taken worden toevertrouwd ten aanzien waarvan de uitoefening van politiebevoegdheden is vereist voor het volbrengen ervan en waarvan de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie in onderling akkoord de lijst bepalen. » Het is van belang eraan te herinneren dat onderhavige omzendbrief in het bijzonder gericht is tot de gemeentepolitie die specifiek bij dit probleem betrokken is en dat hij enkel van toepassing is voor zover hij niet strijdig is met geen enkele wettelijke of reglementaire bepaling.
Wij vonden het dan ook nuttig hierna de belangrijkste wijzigingen of toevoegingen te vermelden die door onderhavige omzendbrief werden ingevoerd ten aanzien van de bepalingen van de vorige omzendbrief van 7 april 1995 : - Onder punt A.1. (bevolkings- en vreemdelingenregisters) wordt gepreciseerd dat de gemeentepolitie het resultaat van haar onderzoeken of enquêtes, voor verder gevolg, zal doorgeven aan de bevoegde gemeentelijke dienst die desgevallend de documenten zal afgeven : zo zal de politie alleen maar tussenkomen op het niveau van de enquête en niet op dat van de afgifte van het document. - Er wordt eveneens een precisering aangebracht aan punt A.4 (gemeentelijk strafregister). Sedert de omzendbrief van 5 juli 1996 tot wijziging van de algemene onderrichtingen van 6 juni 1962 betreffende de getuigschriften van goed zedelijk gedrag, hoort de afgifte van bedoelde attesten toe aan de burgemeesters of, in geval van delegatie, aan de vastbenoemde ambtenaren die met naam zijn aangeduid en die belast zijn met het beheer van het gemeentelijk strafregister. Voor de afgifte van het bedoelde attest, wordt echter een gemotiveerd advies gegeven door de korpschef of de door hem afgevaardigde officier van de gemeentepolitie. - Punt A.6. (moraliteitsonderzoek) preciseert dat de politiediensten voortaan belast zullen zijn met de moraliteitsonderzoeken naar aanleiding van het verlenen van aangevraagde erkenningen en vergunningen op basis van de wapenwet van 3 januari 1933 en haar uitvoeringsbesluiten en dat ze bovendien belast zijn met andere controleopdrachten betreffende de naleving van deze reglementering, in opdracht van hogere overheden. - Punt A.7. (verlenen van de "sterke arm") verduidelijkt de modaliteiten betreffende het "verlenen van de sterke arm", indien er een samenwerkingsakkoord bestaat tussen rijkswacht en gemeentepolitie.
Inzake de samenwerking tussen politie en gerechtsdeurwaarders, zal er nader overleg plaats vinden tussen de betrokkenen in een werkgroep ad hoc teneinde de algemene modaliteiten van deze samenwerking vast te leggen. - Onder punt B (taken die niet meer door een politiedienst mogen worden uitgevoerd) wordt herinnerd dat het aan het politiekorps verbonden burgerpersoneel. in toepassing van artikel 217 van de nieuwe gemeentewet, geen administratieve taken mag vervullen die onverenigbaar zijn met het politieambt en die de politieambtenaren niet meer uitvoeren. Daarbij wordt gepreciseerd dat dit ook de hulpagenten van politie en het in het kader van het koninklijk besluit van 10 juni 1994 aangeworven contractueel burgerpersoneel aangaat. - Onder punt B.3. (onderzoeken en verrichtingen), wordt niet meer verwezen naar de onderzoeken noch naar de verrichtingen met als doel het opmaken van de lijsten van gezworenen, aangezien het altijd mogelijk is dat de politiediensten desbetreffende moraliteitsonderzoeken dienen te verrichten, en dit conform punt A.6 (moraliteitsonderzoek). - In punt C, 3de lid (intrekking van een klacht en controle van schadeloosstelling), wordt het woord "dagvaardingen" geschrapt. - Punt C (verlichten en vereenvoudigen van een aantal taken) bevat voortaan een punt 7 met betrekking tot de berekening van opvorderingsbesluiten (wet van 19.08.1948 betreffende de prestaties van algemeen belang in vredestijd). - Tenslotte preciseert de omzendbrief in fine dat het akkoord tussen burgemeester en korpschef geenszins de hiërarchische betrekkingen tussen de burgemeesters en de korpschefs in vraag stelt.
Omzendbrief betreffende de administratieve taken van de politiediensten. - Toepassing van artikel 25 van de Wet op het Politieambt. - Opheffing en vervanging van de omzendbrief van 7 april 1995 over hetzelfde onderwerp.
A. Lijst van administratieve taken die aan de politiediensten zijn toevertrouwd.
Met toepassing van artikel 25, tweede lid, van de wet op het politieambt mogen enkel nog de hiernavolgende administratieve taken door de gemeentepolitie worden uitgevoerd : 1. Bevolkings- en vreemdelingenregisters. - Wettelijke basis : Wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (B.S. 03/09/1991). - Het is aangewezen dat de gemeentepolitie alle onderzoeken en opsporingen in dat domein verricht, in het kader van de taak van algemeen toezicht zoals die haar bij artikel 14 van de wet op het politieambt is opgelegd. Zo ook moet de wijkagent in staat zijn de demografische verschuivingen en de adreswijzigingen in zijn wijk te volgen. De gemeentepolitie geeft het resultaat van haar onderzoeken of enquêtes voor verder gevolg door aan de bevoegde gemeentedienst. Deze zal, in voorkomend geval, instaan voor de afgifte van de genoemde documenten. 2. Toegang tot het grondgebied, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Wettelijke basis : artikel 21 van de Wet op het Politieambt dat inzonderheid bepaalt dat de rijkswacht, de gemeentepolitie en de zeevaartpolitie toezien op de naleving van de wettelijke bepalingen met betrekking tot de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Deze taken van de gemeentepolitie vallen niet onder de toepassing van art. 25, maar enkel onder art. 21 van de Wet op het politieambt.
Deze materie zal meer gedetailleerd worden besproken in een afzonderlijke omzendbrief ter verduidelijking van voormeld art. 21. 3. Gevonden voorwerpen. - Wettelijke basis : Wet van 30 december 1975 betreffende de goederen, buiten particuliere eigendommen gevonden of op de openbare weg geplaatst ter uitvoering van vonnissen tot uitzetting (B.S. 17/1/1976). - In het kader van het voorkomen van diefstal en heling en van het opsporen van gestolen voorwerpen, ontvangt de gemeentepolitie, overeenkomstig de wet, de aangiften van verloren voorwerpen en neemt zij de gevonden voorwerpen in ontvangst die haar door een particulier worden bezorgd. De politie kan daarentegen niet belast worden met de bewaring van de overhandigde voorwerpen het bij houden van het register, het versturen van brieven aan de eigenaars of de gekende rechthebbenden, of met het doen betalen van de ophalings- en bewaringskosten. 4. Gemeentelijk strafregister. - Reglementaire basis : Ministeriële omzendbrief van 6 juni 1962 betreffende de afgifte van getuigschriften van goed zedelijk gedrag (B.S. 4 juli 1962) en ministeriële omzendbrief van 8 mei 1968 betreffende het gemeentelijk strafregister (B.S. 31/05/1968). - Bij het bijhouden van het gemeentelijk strafregister dient gewaakt te worden over de juistheid van de gegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Die taak is complexer geworden sinds de toepassing van de wet van 9 januari 1991 betreffende de uitwissing van veroordelingen en het herstel in eer en rechten in strafzaken.
Voor de vervulling van die taken is echter geen uitoefening van politiebevoegdheid vereist. Het is derhalve niet langer aangewezen het bijhouden van het gemeentelijk strafregister en de afgifte van bewijzen van goed zedelijk gedrag op te dragen aan de gemeentepolitie, overeenkomstig artikel 25 van de wet op het politieambt.
Overeenkomstig de omzendbrief van 5 juli 1996 tot wijziging van de algemene onderrichtingen van 6 juni 1962 betreffende de getuigschriften van goed zedelijk gedrag valt "de afgifte van een getuigschrift van goed zedelijk gedrag onder de bevoegdheid van de burgemeester van de gemeente waarin de betrokkene in het bevolkingsregister, het vreemdelingenregister of het wachtregister is opgenomen, dan wel, indien hij buiten België verblijft, voor zijn vertrek laatst was opgenomen. De burgemeester kan deze bevoegdheid delegeren aan bij naam aangewezen en vastbenoemde ambtenaren die gelast zijn met het beheer van het gemeentelijk strafregister. » Voorafgaandelijk aan de afgifte van dit getuigschrift wordt een gemotiveerd advies verstrekt door de korpschef of de door hem gedelegeerde officier van de gemeentepolitie. Dit gemotiveerd advies wordt niet vermeld en er wordt evenmin naar gerefereerd in het getuigschrift.
De gemeentepolitie mag echter wel nog het archief van het strafregister voor eigen documentatie gebruiken. In dat geval wordt ervoor gezorgd dat er alleen burgerpersoneel wordt ingezet voor die taak. Bovendien dient aan die situatie uiterlijk bij de afschaffing van het gemeentelijk strafregister een einde te worden gesteld.
Hierover dient opgemerkt te worden dat de wet van 8 augustus 1997 betreffende het Centraal Strafregister, die binnenkort zal bekendgemaakt worden in het Belgisch Staatsblad, voorziet enerzijds in de toegang van de politiediensten tot het Centraal Strafregister, in het kader van hun gerechtelijke opdrachten, en anderzijds de aansluiting van de gemeentebesturen op het Centraal Strafregister, met name om de uittreksels uit het strafregister uit te reiken aan de particulieren. Wanneer het Centraal Strafregister volledig geautomatiseerd zal zijn, zal men kunnen overwegen de bewijzen van goed gedrag en zeden te vervangen door uittreksels uit het strafregister, die nog steeds door de gemeentebesturen uitgereikt zullen worden maar die automatisch opgemaakt zullen worden door het informaticaprogramma van het Centraal Strafregister en rechtstreeks geprint zullen worden binnen de gemeentebesturen. De modaliteiten voor de aansluiting van de gemeentebesturen op het Centraal Strafregister en voor de vervanging van de bewijzen van goed gedrag en zeden, worden momenteel voorbereid. 5. Naturalisatie en keuze van het vaderland. - Wettelijke basis : Wet van 28 juni 1984.
Voor deze taak is de uitoefening van politiebevoegdheden nodig. De nieuwe wet van 13 april 1995 (B.S. van 10 juni 1995), in werking getreden op 31 december 1995, voorziet ter zake niet in een wijziging en het parket van de Procureur des Konings zal zich altijd tot een politiedienst kunnen wenden om zijn advies aan de Kamer te motiveren. 6. Moraliteitsonderzoek. De politiediensten (en voornamelijk de gemeentepolitie) worden op basis van de wapenwet van 3 januari 1933, haar uitvoeringsbesluiten en de gecoördineerde omzendbrief van 30 oktober 1995 terzake, belast met moraliteitsonderzoeken naar aanleiding van het verlenen van aangevraagde erkenningen en vergunningen. Binnen dit kader zijn ze tevens belast met andere controleopdrachten betreffende de naleving van deze reglementering, in opdracht van hogere overheden.
In de niet-strafrechtelijke zaken, naast voormelde gevallen en een aantal onderzoeken betreffende kandidaten voor bijzondere functies of werkzaamheden (magistratuur, personeel van griffie of parket, politiediensten, bewaking, privé-detectives, jurylid bij een assisenzaak....) verrichten de politiediensten enkel nog de moraliteitsonderzoeken met het oog op de toekenning van een onderscheiding, die door de gerechtelijke overheden worden aangevraagd. Er worden echter maatregelen genomen opdat een eerste schifting zou worden verricht door het Openbaar Ministerie op basis van de informatie afkomstig uit zijn documentatie en op basis van de raadpleging van het centraal strafregister. 7. Verlenen van de "sterke arm". - Wettelijke basis: artikel 44 van de wet op het politicambt. Deze tekst bepaalt dat de politie alleen tussenkomt om de ministeriële ambtenaren tegen gewelddaden en feitelijkheden te beschermen of om hen in staat te stellen de moeilijkheden uit de weg te ruimen waardoor zij zouden worden belet hun opdracht te vervullen.
In alle gevallen moet de politiedienst tijdig verwittigd worden, zodat hij zijn tussenkomst kan organiseren. a. Verlenen van de "sterke arm" met het oog op de uitvoering van een rechterlijke beslissing tot uitzetting: deze tussenkomst dient als volgt te worden georganiseerd : i.het Openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (O.C.M.W.) moet over de nodige tijd kunnen beschikken om een voorlopig onderkomen te zoeken en de bewaking van de roerende goederen te organiseren. ii. met uitzondering van het bepaalde in artikel 44, beperkt de tussenkomst van de politie zich tot het bewaken van de roerende goederen die zich op de openbare weg bevinden tot de verhuizer ter plaatse is aangekomen, terwijl de gemeente of een persoon of instelling die voor haar rekening optreedt, verantwoordelijk is voor de opslag ervan. b. Verlenen van de "sterke arm" bij de begeleiding van de gerechtsdeurwaarder tijdens een procedure voor de vaststelling van overspel : i.sedert de wet van 20 mei 1987 treedt de politieambtenaar niet op tijdens de vaststelling, behoudens het bepaalde in artikel 44 van de wet op het politieambt. De deurwaarder kan hem geen instructies geven in het kader van zijn opdracht. ii. artikel 1394 van het Gerechtelijk wetboek verleent de gerechtsdeurwaarders de bevoegdheid om proces-verbaal op te maken wanneer zij worden beschimpt of op weerspannigheid stuiten.
Artikel 1504 van het gerechtelijk wetboek moet geïnterpreteerd worden in het licht van de artikelen 43 en 44 van de wet op het politieambt : zo is het niet uitgesloten dat er in dit verband specifieke akkoorden worden afgesloten tussen de gemeentepolitie en de rijkswacht, met als doel dat deze laatste in voorkomend geval deelneemt aan het verlenen van de "sterke arm." Het komt de korpschefs van de gemeentepolitie en de brigade- of districtscommandanten van de rijkswacht toe om in dat geval te overleggen om gevolg te geven aan de verzoeken van de gerechtsdeurwaarders. 8. Controle van de echtheid van de rijbewijzen. De politiediensten zijn steeds bevoegd inzake de controle van de echtheid van de rijbewijzen zoals bedoeld in de omzendbrief OOP 17 van 7 mei 1993 betreffende de preventie van fraude bij het inruilen van buitenlandse rijbewijzen.
B. Taken die niet meer door een politiedienst mogen worden uitgevoerd.
De andere administratieve taken dan die welke omschreven worden in punt A mogen niet meer door een politiedienst worden uitgevoerd.
Indien nochtans de administratieve opvolging van sommige niet politionele taken controles vergt of voorafgaandelijke operaties waarvoor een politiebevoegdheid is vereist, moet deze laatste vanzelfsprekend door de politie uitgeoefend worden.
Er dient eveneens te worden opgemerkt dat hulpagenten contractueel burgerpersoneel aangeworven in het kader van het koninklijk besluit van 10 juni 1994(1) en het burgerpersoneel toegevoegd met toepassing van artikel 217 van de nieuwe gemeentewet, evenmin nog belast kunnen worden met taken waarvan de gemeentepolitie ontlast wordt op basis van artikel 25 van de wet op het politieambt.
Daaruit volgt het risico dat de reglementering inzake de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de politieambtenaren opgenomen in de artikelen 47 en volgende van de wet op het politieambt niet van toepassing is wanneer schade wordt veroorzaakt of geleden door een politieambtenaar die een in dit punt bedoelde administratieve taak zou uitvoeren. Indien de burgemeester hem die taken toevertrouwt, dan loopt hij het risico de gemeente zelf burgerrechtelijk aansprakelijk te stellen. De politieambtenaar die het slachtoffer is van een opzettelijke daad van geweld tijdens de (onwettige) uitvoering van deze taken dreigt niet te kunnen rekenen op de bijzondere vergoeding waarin de reglementering voorziet.
Ter herinnering : dienen te worden beschouwd als administratieve taken die niet meer door de politiediensten mogen worden uitgevoerd : 1. De taken vermeld als bijlage bij onderhavige omzendbrief in het kader van het voortzetten van de krachtlijnen van de omzendbrief van 22 oktober 1987 en van die van 7 april 1995, na het aanbrengen van enkele aanpassingen die gewettigd zijn door de evolutie van de wetgeving en de praktijk : a.wat de verkiezingen betreft, kan de politie echter in geval van nood belast worden met het bestellen van brieven van de voorzitter aan de leden van de verschillende bureaus die belast zijn met de kiesverrichtingen; b. ter herinnering : de gemeentelijke politieambtenaren die ten persoonlijke titel deelnemen aan de tienjaarlijkse tellingen kunnen dat niet doen tijdens de diensturen, noch in uniform;c. de afgifte van certificaten in opdracht van de Rijksdienst voor kinderbijslag; Wij herinneren eraan dat indien specifieke reglementeringen de politiediensten verplichten bepaalde documenten af te geven, ze dit vanzelfsprekend dienen uit te voeren. Zo moeten de bewijzen van onvermogen afgeleverd worden door de politiediensten overeenkomstig artikel 676, 3° van het gerechtelijk wetboek. 2. Werklozencontrole.3. Onderzoeken en verrichtingen met het oog op : a.de afgifte van vergunningen inzake hinderlijke en ongezonde inrichtingen; b. de afgifte van bouw- en verkavelingsvergunningen;c. de afgifte van vergunningen voor het storten van chemisch en ander afval; d. het beheer van de adreswijzigingen op de inschrijvingsbewijzen (zie K.B. van 27 december 1993, B.S. 18/1/94); e. de nummering van gebouwen. C. Verlichten en vereenvoudigen van een aantal taken.
In strafzaken dienen sommige administratieve taken door de politiediensten te worden vervuld om het Openbaar Ministerie in staat te stellen een zaak in staat van wijzen te brengen of de onderzoeksrechter in staat te stellen om het dossier over te maken.
Andere taken zijn verbonden aan de uitvoering van een sanctie of aan de afsluiting van een dossier.
Om de politiediensten te ontlasten, worden de gerechtelijke overheden algemeen verzocht systematisch gebruik te maken van de informatica-apparatuur die hun ter beschikking wordt gesteld (bij voorbeeld de aansluiting op het Rijksregister van de natuurlijke personen).
Zo ook vormt de Post - en, in voorkomend geval, de aangetekende verzending met of zonder ontvangstbewijs - de aangewezen weg om de oproepingsbrieven, berichten van terechtzitting, voorstellen tot minnelijke schikking en diverse stukken te bezorgen. Slechts in uiterste nood, wanneer verscheidene verzendingen zonder gevolg zijn gebleven of wanneer de voortzetting van de procedure in het gedrang zou komen ingeval de betrokkene niet reageert op de verzendingen per post, moet er een beroep worden gedaan op de politiediensten.
Voor het overige worden een aantal voorstellen gedaan met het oog op de verlichting en de versoepeling van de bestaande procedures. 1. Niet-betaling van strafrechtelijke geldboetes. Alvorens het dossier terug te zenden naar het Openbaar Ministerie dat het overmaakt aan een politiedienst, zal de ontvanger der Domeinen en van de strafrechtelijke geldboetes systematisch ten minste 2 herinneringen sturen naar de veroordeelde, waarin de mogelijkheden inzake het verlenen van uitstel en de eventuele gevolgen in geval van niet-betaling zijn vermeld.
Na het sturen van de bovenvermelde herinneringen en na eerst de eigen mogelijkheden tot onderzoek te hebben benut, kan de ontvanger, alvorens een beroep te doen op de diensten van de gerechtsdeurwaarder, in uitzonderlijke gevallen een beroep doen op de politiediensten met het oog op een summier solvabiliteitsonderzoek, hierbij rekening houdend met de mogelijkheden tot onderzoek waarover de gerechtsdeurwaarder beschikt. 2. Controle van adressen. Wanneer de gerechtelijke overheid een verhoor gelast en de politiedienst stelt vast dat de betrokken persoon op een ander adres en in een andere gemeente verblijft, dan wordt het dossier teruggezonden naar de gerechtelijke overheid met mededeling van het nieuwe adres. Dit adres wordt vermeld op het kantschrift of op een uittreksel uit het rijksregister van de natuurlijke personen, dat gedagtekend is en ondertekend door een officier van gerechtelijke politie. Er dient geen - ook geen vereenvoudigd - proces-verbaal meer te worden opgemaakt. 3. Intrekking van een klacht en controle van schadeloosstelling. Indien een verzekeringsmaatschappij tussenkomt in een strafrechtelijk dossier, zal het Openbaar Ministerie de politie niet meer om een bevestiging van de schadeloosstelling of van de intrekking van de klacht vragen. Dit verzoek om bevestiging zal rechtstreeks worden ingediend bij de tussenkomende verzekeringsmaatschappij met het oog op het verkrijgen van een document van intrekking ondertekend door de benadeelde, waarin duidelijk staat dat deze schadeloos is gesteld.
In de andere gevallen van intrekking van klachten blijft de gewone procedure gehandhaafd. 4. Afgifte van akten van de Burgerlijke stand voor het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie zal zich rechtstreeks tot de ambtenaar van de burgerlijke stand of, voor de akten van de voorgaande jaren, tot de griffie van de rechtbank van eerste aanleg wenden die een dubbel van de registers van de burgerlijke stand bezit. 5. Verlof tot begraven of verassen. In zoverre de dienstdoende magistraat over voldoende informatie beschikt om te beslissen dat hij zich niet verzet tegen de afgifte van een verlof tot begraven of verassen door de ambtenaar van de burgerlijke stand, kan hij zijn beslissing nemen op basis van een telefonisch verslag of van een proces-verbaal of een ander gebruikelijk stuk dat per fax is verstuurd. Indien er geen faxapparaat ter beschikking is, dient het proces-verbaal per drager te worden bezorgd. In ieder geval wordt het origineel proces-verbaal s'anderendaags via de gebruikelijke weg bezorgd.
Het Openbaar Ministerie kan per telefoon of per fax een machtiging verlenen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. 6. Teruggave van in beslag genomen voorwerpen. Nadat het Openbaar Ministerie zijn akkoord heeft gegeven voor de teruggave van in beslag genomen voorwerpen, roept de griffie de belanghebbende via een aangetekende brief met ontvangstbewijs op om zich bij de griffie aan te melden. Het stuk zal voorzien zijn van een strookje dat teruggestuurd dient te worden indien de belanghebbende afstand doet van zijn bezittingen.
In de brief wordt erop gewezen dat indien niet binnen een termijn van drie maanden wordt geantwoord, de voorwerpen overgemaakt worden aan de Domeinen. Slechts wanneer de aangetekende brief niet wordt afgehaald, treedt de politie, op vraag van het Openbaar Ministerie, op om een kopie van de oproeping te bezorgen. 7. Betekening van de opvorderingsbesluiten (wet van 19 augustus 1948 betreffende de prestaties van algemeen belang in vredestijd). Het is mogelijk om in het kader van deze wetgeving een beroep te doen op de politiediensten, maar slechts in geval van hoogdringendheid en wanneer geen andere oplossing voorhanden is.
Om te voorkomen dat er geschillen zouden rijzen tussen de burgemeester en de korpschef van de gemeentepolitie naar aanleiding van de uitvoering door de gemeentepolitie van administratieve taken die verband houden met de bevoegdheid van de gemeentelijke overheid, worden de dames en heren burgemeesters en korpschefs van de gemeentepolitie verzocht zonder verwijl een schriftelijk akkoord te sluiten en te formaliseren. Zij worden verzocht een kopie van dit akkoord naar de Gouverneur te sturen. Eventuele wijzigingen of aanvullingen van dit akkoord dienen op dezelfde wijze geformaliseerd te worden.
Er dient opgemerkt te worden dat bedoeld akkoord geenszins de hiërarchische betrekkingen tussen burgemeesters en korpschefs in vraag stelt: het heeft slechts een pragmatische betekenis. De term "akkoord" dient inderdaad niet in zijn juridische betekenis geïnterpreteerd te worden maar wel in de betekenis van duidelijk afgelijnde wederzijdse akkoorden en zulks, met betrekking tot administratieve taken die voor interpretatie vatbaar zouden kunnen zijn. Tenslotte merken we op dat dit akkoord slechts de materie betreft waarover sprake in punt A van onderhavige omzendbrief.
Wij verzoeken de dames en heren Gouverneurs te willen waken over de correcte toepassing van deze omzendbrief indien bij het overleg tussen een burgemeester en de korpschef tot het opstellen van een akkoord toch geschilpunten zouden blijven bestaan, verzoeken wij mevrouw en de heren Provinciegouverneurs om op de meest gepaste wijze tussen te komen met het oog op het bewerkstelligen van een oplossing.
Deze omzendbrief wordt van kracht op de tiende dag volgend op zijn publikatie in het Belgisch Staatsblad.
Wij verzoeken mevrouw en de heren Procureurs-generaal en de dames en heren Gouverneurs te zorgen voor de verspreiding van deze omzendbrief bij de betrokken overheden en diensten.
De dames en heren Gouverneurs worden bovendien verzocht in het bestuursmemoriaal de datum bekend te maken van de publikatie van deze omzendbrief in het Belgisch Staatsblad.
De Minister van Binnenlandse Zaken, L. Van Den Bossche.
De Minister van Justitie, T. Van Parys. _______ Nota (1) Koninklijk besluit van 10 juni 1994 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de gemeenten een veiligheidscontract kunnen sluiten of financiële hulp genieten voor de aanwerving van bijkomend personeel in het kader van hun politieambt (B.S. van 30 juni 1994).
Bijlage Administratieve taken die niet meer door de politiediensten dienen te worden uitgevoerd. 1. Bestellen van : - stukken betreffende adreswijzigingen; - uitnodigingen tot afhalen identiteitskaart; - uitnodigingen tot afhalen arbeidskaart; - uitnodigingen gemeenteraad; - kiesbrieven; - provinciale/gemeentelijke belastingsaangifteformulieren; 2. Betekenen van : - onbewoonbaarverklaringen; - akten inzake uit te voeren werken aan eigendom; - aanvragen tot adreswijzingen minderjarigen; 3. Aanplakkingen of uithangingen van : - aanvragen hinderlijk bedrijf; - toelating hinderlijk bedrijf; - bouwvergunningen; 4. Inlichtingen verstrekken inzake : - de volgende tellingen en statistieken : landbouw, dieren, overnachtingen, drijfkracht, personeel, tabakszaken, uitdragers, gezinssamenstelling, enz.5. Opmaken en afgifte van : - diverse attesten; - toelatingen tot het slachten van dieren; - erfrechtverklaringen; 6. Administratie van : - rijbewijzen; - vreemdelingenregister; - leurkaarten; - wet op de woonplaatskeuze; - reispassen en identiteitskaarten; 7. Militie : - afgifte van documenten;8. Administratieve onderzoeken inzake : - niet ingeleverde boeken uit de openbare bibliotheek; - laattijdige of niet-inenting tegen koepokken of polio; - achterstallige betalingen (fiscaliteit); - eretekens; - verlenging identiteitskaart, arbeidskaart; - stortplaatsen; 9. Controles en contacten m.b.t. : - hulpbehoevenden; - geestesgestoorden.