Etaamb.openjustice.be
Wet van 15 juni 2004
gepubliceerd op 17 mei 2006

Wet houdende instemming met het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978, en met de Bijlage, gedaan te Londen op 26 september 1997. - Addendum

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2006015072
pub.
17/05/2006
prom.
15/06/2004
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING


15 JUNI 2004. - Wet houdende instemming met het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978, en met de Bijlage, gedaan te Londen op 26 september 1997. - Addendum (1)


_______ Nota's (1) Zie het Belgisch Staatsblad van 19 april 2006 (bl.20927-20942).

In het Belgisch Staatsblad van 19 april 2006 moet op bladzijde 20940 volgende tekst ingelast worden na "Voorschrift 19" :

AANHANGSEL I Model van het IAPP-certificaat (Voorschrift 8) INTERNATIONAAL CERTIFICAAT BETREFFENDE VOORKOMING VAN LUCHTVERONTREINIGING Afgegeven krachtens de bepalingen van het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd bij het Protocol daarbij van 1978 (hierna te noemen het « Verdrag ») namens de Regering van : . . . . . (volledige officiële aanduiding van het land) door . . . . . (volledige officiële vermelding van de bevoegde persoon of organisatie gemachtigd krachtens de bepalingen van het Verdrag) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Type schipOolietankschip O schepen geen olietankschip zijnde HIERBIJ WORDT VERKLAARD : 1. Dat het schip is onderzocht in overeenstemming met Voorschrift 5 van Bijlage VI bij het Verdrag;en 2. Dat uit het onderzoek is gebleken dat de uitrusting, systemen, installaties, middelen en materialen ten volle voldoen aan de van toepassing zijnde vereisten van Bijlage VI bij het Verdrag. Dit certificaat is geldig tot . . . . . afhankelijk van onderzoeken in overeenstemming met Voorschrift 5 van Bijlage VI bij het Verdrag.

Afgegeven te . . . . . (Plaats van afgifte van het certificaat) . . . . . . . . . . (Datum van afgifte) (handtekening van bevoegde ambtenaar die het certificaat afgeeft)(Zegel of stempel van de overheid, naargelang van het geval)

AANTEKENING VOOR JAARLIJKSE EN TUSSENTIJDSE ONDERZOEKEN Hierbij wordt verklaard dat bij een onderzoek zoals vereist in Voorschrift 5 van Bijlage VI bij het Verdrag werd geconstateerd dat het schip voldoet aan de daarop van toepassing zijnde bepalingen van het Verdrag : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld * Doorhalen wat niet van toepassing is.

AANVULLING OP INTERNATIONAAL CERTIFICAAT BETREFFENDE VOORKOMING VAN LUCHTVERONTREINIGING (IAPP-certificaat) JOURNAAL VAN BOUW EN UITRUSTING Ten aanzien van de bepalingen van Bijlage VI bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol daarbij van 1978 (hierna te noemen het « Verdrag »).

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1. Gegevens van het schip 1.1. Naam van het schip . . . . . 1.2. Onderscheidingsnummer of -letters . . . . . 1.3. IMO-nummer . . . . . 1.4. Haven van registratie . . . . . 1.5. Bruto-inhoud in registerton . . . . . 1.6. Datum waarop de kiel werd gelegd of de bouw van het schip zich in een soortgelijk stadium bevond . . . . . 1.7. Datum van aanvang van belangrijke wijziging van de motor (indien van toepassing) (Voorschrift 13) . . . . . 2. Beheersing van emissies door schepen 2.1. Ozonafbrekende stoffen (Voorschrift 12) 2.1.1. De volgende brandblusinstallaties en -uitrusting die halonen bevatten mogen in bedrijf blijven : . . . . .

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.1.2. De volgende installaties en uitrusting die CFK's bevatten mogen in bedrijf blijven : . . . . .

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.1.3. De volgende installaties die chloorfluorkoolwaterstoffen bevatten (HCFK's) en zijn geïnstalleerd voor 1 januari 2020 mogen in bedrijf blijven : . . . . .

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.2. Stikstofoxiden (NOx) (Voorschrift 13) 2.2.1. De volgende dieselmotoren met een uitgangsvermogen van meer dan 130 kW die zijn geïnstalleerd op een schip gebouwd op of na 1 januari 2000 voldoen aan de emissienormen van Voorschrift 13, derde lid, letter a), in overeenstemming met de NOx Technische Code : . . . . .

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.2.2. De volgende dieselmotoren met een uitgangsvermogen van meer dan 130 kW die op of na 1 januari 2000 een belangrijke wijziging zoals bedoeld in Voorschrift 13, tweede lid, hebben ondergaan voldoen aan de emissienormen van Voorschrift 13, derde lid, onder a), in overeenstemming met de NOx Technische Code : . . . . .

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.2.3. De volgende dieselmotoren met een uitgangsvermogen van meer dan 130 kW die zijn geïnstalleerd op een schip gebouwd op of na 1 januari 2000 of met een uitgangsvermogen van meer dan 130 kW die op of na 1 januari 2000 een belangrijke wijziging hebben ondergaan, zijn uitgerust met een uitlaatgasreinigingssysteem of andere vergelijkbare methoden in overeenstemming met Voorschrift 13, derde lid, en de NOx Technische Code : . . . . .

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.2.4. De volgende dieselmotoren bedoeld onder 2.2.1,.2.2.2 en 2.2.3 zijn uitgerust met instrumenten voor de controle en registratie van NOx-emissies in overeenstemming met de NOx Technische Code : . . . . .

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.3. Stikstofoxiden (NOx) (Voorschrift 14) 2.3.1. Indien het schip vaart binnen een beheersgebied voor SOx-emissie zoals aangeduid in Voorschrift 14, derde lid, gebruikt het schip : .1 brandstofolie met een zwavelgehalte van maximaal 1,5 % m/m als aangetoond door middel van bunkerafleveringsbonnen; of . . . . . .2 een goedgekeurd uitlaatgasreinigingssysteem voor de vermindering van SOx-emissies tot minder dan 6,0 g SOx /kW; of . . . . . .3 een andere goedgekeurde techniek voor de vermindering van SOx-emissies tot minder dan 6,0 g SOx/kW . . . . . 2.4. Vluchtige organische stoffen (VOS) (Voorschrift 15) 2.4.1. Op het tankschip is een dampopvangsysteem geïnstalleerd dat is goedgekeurd in overeenstemming met MSC/circ. 585 . . . . . 2.5. Op het schip is een verbrander : .1 die voldoet aan resolutie MEPC 76(40) zoals gewijzigd . . . . . .2 die is geïnstalleerd voor 1 januari 2000 en niet voldoet aan resolutie MEPC 76(40) zoals gewijzigd . . . . .

HIERBIJ WORDT VERKLAARD dat dit journaal in alle opzichten juist is.

Afgegeven te . . . . . (Plaats van afgifte van het certificaat) . . . . . ... . . . . . (Datum van afgifte) (handtekening van bevoegde ambtenaar die het journaal afgeeft) (Zegel of stempel van de overheid, naargelang van het geval)

AANHANGSEL II Testcycli en wegingsfactoren (Voorschrift 13) De volgende testcycli en wegingsfactoren dienen te worden gehanteerd om te verifiëren of scheepsdieselmotoren voldoen aan de NOx-grenswaarden in overeenstemming met Voorschrift 13 van deze Bijlage, gebruikmakend van de in de NOx Technische Code beschreven testprocedure en berekeningsmethode. .1 Voor scheepsmotoren met een constant toerental als hoofdvoorstuwingsinstallatie van een schip met inbegrip van dieselelektrische aandrijving dient testcyclus E2 te worden uitgevoerd. .2 Voor schroefinstallaties met verstelbare spoed dient testcyclus E2 te worden uitgevoerd. .3 Voor hoofd- en hulpmotoren die belast worden volgens de schroefwet dient testcyclus E3 te worden uitgevoerd. .4 Voor hulpmotoren met een constant toerental dient testcyclus D2 te worden uitgevoerd. .5 Voor hulpmotoren met variabele snelheid en variabele belasting die niet bij het bovenstaande zijn inbegrepen, dient testcyclus C1 te worden uitgevoerd.

Testcyclus voor hoofdvoorstuwingsinstallaties met continusnelheid (met inbegrip van dieselelektrische aandrijving of schroefinstallaties met verstelbare spoed) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Testcyclus voor hoofd- en hulpmotoren die volgens de schroefwet worden aangedreven Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Testcyclus voor toepassing op hulpmotoren met continusnelheid Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Testcyclus voor hulpmotoren met variabele snelheid en variabele belasting Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

AANHANGSEL III Criteria en procedures voor de aanwijzing van beheersgebieden voor SOx-emissie (Voorschrift 14) 1. Doelstellingen 1.1. Met dit aanhangsel wordt beoogd de criteria en procedures vast te stellen voor de aanwijzing van beheersgebieden voor SOx-emissie. Het doel van beheersgebieden voor SOx-emissie is het voorkomen, verminderen en beheersen van luchtverontreiniging door SOx-emissies door schepen en de daarmee gepaard gaande nadelige invloed op land- en zeegebieden. 1.2. Een beheersgebied voor SOx-emissie zou in overweging moeten worden genomen voor aanvaarding door de Organisatie indien gestaafd door een bewezen noodzaak de luchtverontreiniging door SOx-emissies door schepen te voorkomen, te verminderen en te beheersen. 2. Voorstel voor criteria voor de aanwijzing van beheersgebieden voor SOx-emissie 2.1. Een voorstel aan de Organisatie voor aanwijzing van een beheersgebied voor SOx-emissie kan alleen worden ingediend door de Verdragsluitende Staten bij het Protocol van 1997. Indien twee of meer Verdragsluitende Staten een gemeenschappelijk belang hebben in een bepaald gebied, dienen zij een gemeenschappelijk voorstel op te stellen. 2.2. Het voorstel dient onder meer te omvatten : .1 een duidelijke afbakening van het voorgestelde gebied voor de uitvoering van de beheersmaatregelen voor SOx-emissie door schepen, tezamen met een referentiekaart waarop het gebied is gemarkeerd; .2 een beschrijving van de land- en zeegebieden die bedreigd worden door de invloeden van SOx-emissies door schepen; .3 een evaluatie waaruit blijkt dat SOx-emissies door schepen die varen in het voorgestelde gebied voor de toepassing van beheersmaatregelen voor SOx-emissie bijdragen aan luchtverontreiniging door SOx, met inbegrip van SOx-depositie en de daarmee gepaard gaande nadelige invloeden op de onderhavige land- en zeegebieden. Deze evaluatie dient een beschrijving te omvatten van de invloeden van SOx-emissies op ecosystemen op het land en in het water, gebieden met natuurlijke productiviteit, kwetsbare leefomgevingen, waterkwaliteit, gezondheid van de mens en gebieden van cultureel en wetenschappelijk belang, indien van toepassing. De bronnen van relevante gegevens, met inbegrip van de gebruikte methoden, dienen te worden vermeld. .4 relevante informatie met betrekking tot de meteorologische omstandigheden in het voorgestelde gebied voor toepassing van de beheersmaatregelen voor SOx-emissie en de bedreigde land- en zeegebieden, met name de heersende windpatronen of topografische, geologische, oceanografische, morfologische of andere omstandigheden die kunnen leiden tot een verhoogde kans op plaatselijk sterkere luchtverontreiniging of een sterkere mate van verzuring; .5 de aard van het scheepvaartverkeer in het voorgestelde beheersgebied voor SOx-emissie, met inbegrip van de patronen en dichtheid van dat verkeer; en .6 een beschrijving van de beheersmaatregelen genomen door de indienende Verdragsluitende Staat of Verdragsluitende Staten met betrekking tot bronnen van SOx-emissies op het land die het bedreigde gebied aantasten, welke maatregelen zijn en worden uitgevoerd alsmede een beschrijving van te nemen maatregelen in verband met de bepalingen van Voorschrift 14 van Bijlage VI van het Verdrag. 2.3. De geografische grenzen van een beheersgebied voor SOx-emissie zullen gebaseerd zijn op de boven omschreven relevante criteria, met inbegrip van de SOx-emissie en -depositie door schepen die varen in het voorgestelde gebied, verkeerspatronen en -dichtheid en windomstandigheden. 2.4. Een voorstel om een bepaald gebied aan te wijzen als beheersgebied voor SOx-emissie dient te worden ingediend bij de Organisatie in overeenstemming met de door de Organisatie vastgestelde regels en procedures. 3. Procedures voor de evaluatie en aanneming van beheersgebieden voor SOx-emissie door de organisatie 3.1. De Organisatie neemt ieder bij haar door een Verdragsluitende Staat of Verdragsluitende Staten ingediend voorstel in overweging. 3.2. Een beheersgebied voor SOx-emissie wordt aangewezen door middel van een wijziging van deze Bijlage, overwogen, aangenomen en in werking gesteld in overeenstemming met artikel 16 van dit Verdrag. 3.3. Bij de beoordeling van het voorstel houdt de Organisatie rekening met de criteria die dienen te worden opgenomen in elk voorstel voor aanneming zoals omschreven in paragraaf 2 hierboven, en de relatieve kosten van het verminderen van zwaveldeposities door schepen in vergelijking met maatregelen aan land. Tevens dient rekening te worden gehouden met de economische gevolgen voor de internationale scheepvaart. 4. Functioneren in de beheersgebieden voor SOx-emissie 4.1. Partijen met schepen die varen in het gebied worden aangemoedigd de Organisatie op de hoogte te stellen van eventuele zorgen inzake het functioneren in het gebied.

AANHANGSEL IV Typegoedkeuring en grenzen ten aanzien van het gebruik van verbranders aan boord (Voorschrift 16) 1. Voor verbranders aan boord zoals beschreven in Voorschrift 16 2), dient een IMO-certificaat voor typegoedkeuring voor iedere verbrander aanwezig te zijn.Teneinde een dergelijk certificaat te verkrijgen, dient de verbrander te zijn ontworpen en gebouwd volgens een goedgekeurde norm zoals beschreven in Voorschrift 16 2). Ieder model dient te worden onderworpen aan een gespecificeerde testprocedure in de fabriek of test in een goedgekeurde testvoorziening onder de verantwoordelijkheid van de Administratie, waarbij gebruik wordt gemaakt van de volgende standaard brandstof/afvalspecificatie voor de typegoedkeuringstest om te bepalen of de verbrander functioneert binnen de in het tweede lid van dit aanhangsel gespecificeerde grenzen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. Verbranders aan boord zoals beschreven in Voorschrift 16, tweede lid, dienen te functioneren binnen de volgende grenzen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

AANHANGSEL V Op de bunkerafleveringsbon te vermelden gegevens (Voorschrift 18(3)) Naam en IMO-nummer van ontvangend schip Haven Datum van begin levering Naam, adres en telefoonnummer van leverancier scheepsbrandstofolie Naam product(en) Hoeveelheid in metrieke ton Dichtheid bij 15 °C, kg/m3 Zwavelgehalte (% m/m) Een verklaring getekend en gewaarmerkt door de vertegenwoordiger van de leverancier van de brandstofolie dat de geleverde brandstofolie in overeenstemming is met Voorschrift 14 1) of 14 4) a) en Voorschrift 18 1) van deze Bijlage.

^