gepubliceerd op 06 mei 2013
Wet houdende instemming met de Wijziging van het Verdrag inzake de externe beveiliging van kernmateriaal, aangenomen te Wenen op 8 juli 2005 door de Conferentie van de Staten die partij zijn bij het Verdrag
15 JULI 2008. - Wet houdende instemming met de Wijziging van het Verdrag inzake de externe beveiliging van kernmateriaal, aangenomen te Wenen op 8 juli 2005 door de Conferentie van de Staten die partij zijn bij het Verdrag (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.De Wijziging van het Verdrag inzake de externe beveiliging van kernmateriaal, aangenomen te Wenen op 8 juli 2005 door de conferentie van de Staten die partij zijn bij het Verdrag, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 15 juli 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Justitie, J. VANDEURZEN De Minister van Landsverdediging, P. DE CREM Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, J. VANDEURZEN _______ Nota's (1) Zitting 2007-2008. Senaat : Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 20 februari 2008, nr. 4-570/1. Verslag, nr. 4-570/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 10 april 2008, Stemming, vergadering van 10 april 2008.
Kamer van vertegenwoordigers : Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 52-1062/1. - Verslag, nr. 52-1062/2. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 52-1062/3.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 15 mei 2008, Stemming, vergadering van 15 mei 2008.
Wijziging van het Verdrag inzake de externe beveiliging van kernmateriaal 1. De titel van het Verdrag inzake de externe beveiliging van kernmateriaal, aangenomen op 26 oktober 1979 (hierna te noemen « het Verdrag ») wordt vervangen door de volgende titel : Verdrag inzake de externe beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties 2.De preambule tot het Verdrag wordt vervangen door : De Staten die partij zijn bij dit Verdrag, Onder erkenning van het recht van alle Staten kernenergie te ontwikkelen en toe te passen voor vreedzame doeleinden, en het recht te genieten van de voordelen die uit een vreedzame toepassing van kernenergie kunnen voortvloeien, Overtuigd van de noodzaak de internationale samenwerking en de overdracht van nucleaire technologie betreffende de vreedzame toepassing van kernenergie te vergemakkelijken, Indachtig dat externe beveiliging van wezenlijk belang is voor de bescherming van de volksgezondheid, de veiligheid, het milieu en de nationale en internationale veiligheid, Indachtig de doelstellingen en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties betreffende de handhaving van de internationale vrede en veiligheid en de bevordering van goed nabuurschap, vriendschappelijke betrekkingen en samenwerking tussen Staten, Overwegend dat ingevolge de bepalingen van artikel 2, vierde lid, van het Handvest van de Verenigde Naties het volgende van toepassing is : « In hun internationale betrekkingen onthouden alle Leden zich van bedreiging met of het gebruik van geweld tegen de territoriale integriteit of de politieke onafhankelijkheid van enige Staat of van elke andere handelwijze die onverenigbaar is met de doelstellingen van de Verenigde Naties », In herinnering brengend de Verklaring inzake maatregelen tot uitbanning van internationaal terrorisme als bijlage bij de resolutie van de algemene Vergadering 49/60 van 9 december 1994, Geleid door de wens de potentiële gevaren die gevormd worden door illegale handel, het wederrechtelijk toe-eigenen en gebruiken van kernmateriaal en de sabotage van kernmateriaal en kerninstallaties af te wenden en vaststellend dat de externe beveiliging tegen dergelijke daden in nationaal en internationaal opzicht een bron van toenemende zorg is geworden, Ernstig bezorgd over de toeneming over de gehele wereld van daden van terrorisme, in al zijn gedaantes en verschijningsvormen, en over de bedreiging die wordt gevormd door internationaal terrorisme en georganiseerde misdaad, Van mening dat externe beveiliging een belangrijke rol speelt bij het ondersteunen van de doelstellingen met betrekking tot de niet-verspreiding van kernwapens en het bestrijden van terrorisme, Geleid door de wens dat via dit Verdrag een bijdrage wordt geleverd aan de wereldwijde versterking van de externe beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties gebruikt voor vreedzame doeleinden, Ervan overtuigd dat strafbare feiten met betrekking tot kernmateriaal en kerninstallaties een zaak van ernstige zorg zijn en dat het dringend noodzakelijk is gepaste en doeltreffende maatregelen te nemen, of bestaande maatregelen aan te scherpen, om deze strafbare feiten te voorkomen, op te sporen en te vervolgen, Geleid door de wens de internationale samenwerking verder te versterken met het oog op het tot stand brengen, in overeenstemming met de nationale wetgeving van iedere Verdragsluitende Partij en met dit Verdrag, van doeltreffende maatregelen voor de externe beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties, Ervan overtuigd dat dit Verdrag het veilige gebruik en vervoer en de veilige opslag van kernmateriaal en de veilige exploitatie van kerninstallaties zou moeten aanvullen, Erkennend dat er internationaal vastgestelde aanbevelingen met betrekking tot externe beveiliging bestaan, die van tijd tot tijd worden geactualiseerd en die als leidraad kunnen dienen met betrekking tot eigentijdse middelen om een hoog niveau van externe beveiliging te bereiken, Tevens erkennend dat de doeltreffende externe beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties gebruikt voor militaire doeleinden onder de verantwoordelijkheid valt van de Staat die dergelijk kernmateriaal en dergelijke kerninstallaties bezit, en in het besef dat aan dergelijk materiaal en dergelijke installaties een strenge externe beveiliging gegeven wordt en blijft worden, Zijn het volgende overeengekomen : 3. In artikel 1 van het Verdrag worden na onderdeel c, de volgende twee nieuwe onderdelen toegevoegd : d) « kerninstallatie » : een installatie (met inbegrip van daarbij behorende gebouwen en apparatuur) waarin kernmateriaal wordt vervaardigd, verwerkt, gebruikt, behandeld, opgeslagen of afgevoerd, indien schade aan of verstoring van een dergelijke installatie zou kunnen leiden tot het vrijkomen van aanmerkelijke hoeveelheden straling of radioactief materiaal;e) « sabotage » : elk opzettelijk handelen gericht tegen een kerninstallatie of kernmateriaal dat wordt gebruikt, opgeslagen of vervoerd, dat direct of indirect de gezondheid en de veiligheid van personeel, het publiek of het milieu in gevaar zou kunnen brengen door blootstelling aan straling of het vrijkomen van radioactieve stoffen.4. Na artikel 1 van het Verdrag wordt het volgende nieuwe artikel 1A toegevoegd : Artikel 1A De doelstellingen van dit Verdrag zijn het bereiken en handhaven van een doeltreffende wereldwijde externe beveiliging van kernmateriaal gebruikt voor vreedzame doeleinden en van kerninstallaties gebruikt voor vreedzame doeleinden;het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten met betrekking tot dergelijk materiaal en dergelijke installaties over de hele wereld en tevens het vergemakkelijken van de samenwerking daartoe tussen de Verdragsluitende Staten. 5. Artikel 2 van het Verdrag wordt vervangen door : 1.Dit Verdrag is van toepassing op kernmateriaal gebruikt voor vreedzame doeleinden, tijdens het gebruik, de opslag en het vervoer ervan en op kerninstallaties gebruikt voor vreedzame doeleinden, echter met dien verstande dat de artikelen drie en vier en artikel vijf, vierde lid, van dit Verdrag uitsluitend van toepassing zijn op dergelijk kernmateriaal tijdens het internationaal vervoer ervan. 2. De verantwoordelijkheid voor de instelling, uitvoering en handhaving van een stelsel voor externe beveiliging binnen een Verdragsluitende Staat, berust volledig bij die Staat.3. Met uitzondering van de verplichtingen die door de Verdragsluitende Staten uitdrukkelijk zijn aangegaan ingevolge dit Verdrag, wordt niets in dit Verdrag uitgelegd als een beperking van de soevereine rechten van een Staat.4. a) Niets in dit Verdrag tast op enige wijze andere rechten, verplichtingen en verantwoordelijkheden aan van Verdragsluitende Staten op grond van het internationaal recht, met name de doelstellingen en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal humanitair recht.b) De handelingen van strijdkrachten tijdens een gewapend conflict als gedefinieerd in en onderworpen aan het internationaal humanitair recht vallen niet onder dit Verdrag, evenmin als de handelingen ondernomen door de strijdkrachten van een Staat bij de uitoefening van hun officiële taken, voorzover onderworpen aan andere bepalingen van internationaal recht.c) Niets in dit Verdrag wordt zo uitgelegd dat het gebruik van of het dreigen met het gebruik van geweld tegen kernmateriaal of kerninstallaties gebruikt voor vreedzame doeleinden, gewettigd wordt.d) Door niets in dit Verdrag worden anderszins wederrechtelijke gedragingen gebillijkt of gewettigd noch wordt vervolging op grond van andere wetten belet.5. Dit Verdrag is niet van toepassing op kernmateriaal dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt of bewaard, of op een kerninstallatie die dergelijk materiaal bevat.6. Na artikel 2 van het Verdrag wordt het volgende nieuwe artikel 2A toegevoegd : Artikel 2A 1.Elke Verdragsluitende Staat stelt een passend stelsel in voor de externe beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties die onder zijn rechtsmacht vallen, voert het uit en handhaaft het, met het oog op : a) de beveiliging tegen diefstal en andere wederrechtelijke toe-eigening van kernmateriaal bij het gebruik, de opslag en het vervoer ervan;b) de waarborging van de uitvoering van snelle en allesomvattende maatregelen om vermist of ontvreemd kernmateriaal te lokaliseren en, wanneer van toepassing, terug te krijgen;indien het materiaal zich buiten zijn grondgebied bevindt, handelt de Verdragsluitende Staat overeenkomstig artikel 5; c) de beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties tegen sabotage;en d) het afzwakken of tot een minimum beperken van de radiologische gevolgen van sabotage.2. Bij de uitvoering van het eerste lid onderneemt elke Verdragsluitende Staat het volgende : a) het instellen en handhaven van een wet- en regelgevend kader dat op externe beveiliging van toepassing is;b) het oprichten of aanwijzen van een bevoegde autoriteit of bevoegde autoriteiten verantwoordelijk voor de uitvoering van het wet- en regelgevend kader;en c) het nemen van andere passende maatregelen die noodzakelijk zijn voor de externe beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties.3. Bij de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van het eerste en tweede lid past elke Verdragsluitende Staat, onverminderd andere bepalingen van dit Verdrag, voorzover redelijk en praktisch uitvoerbaar, de volgende grondbeginselen inzake externe beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties toe. GRONDBEGINSEL A : Verantwoordelijkheid van de Staat De verantwoordelijkheid voor de instelling, uitvoering en handhaving van een stelsel voor externe beveiliging binnen een Staat, berust volledig bij die Staat.
GRONDBEGINSEL B : Verantwoordelijkheden tijdens internationaal transport De verantwoordelijkheid van een Staat om te waarborgen dat kernmateriaal adequaat wordt beveiligd strekt zich uit tot het internationaal transport ervan, totdat deze verantwoordelijkheid naar behoren wordt overgedragen aan een andere Staat, al naargelang wat van toepassing is.
GRONDBEGINSEL C : Wet- en regelgevend kader De Staat is verantwoordelijk voor het instellen en handhaven van een wet- en regelgevend kader dat op externe beveiliging van toepassing is. Dit kader dient te voorzien in de totstandkoming van toepasselijke eisen voor externe beveiliging met inbegrip van een beoordelings- en vergunningenstelsel of andere procedures om vergunning te verlenen.
Dit kader dient een stelsel voor inspectie van kerninstallaties en vervoer te omvatten teneinde de naleving te controleren van de van toepassing zijnde vereisten en voorwaarden van de vergunning of een ander goedkeuringsdocument, en dient een middel vast te stellen om de toepasselijke vereisten en voorwaarden te handhaven, met inbegrip van doeltreffende sancties.
GRONDBEGINSEL D : Bevoegde autoriteit De Staat dient een bevoegde autoriteit op te richten of aan te wijzen die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het wet- en regelgevend kader en die over passende bevoegdheden, bekwaamheid en financiële en personele middelen beschikt om de toegewezen taken te vervullen. De Staat dient maatregelen te nemen om te zorgen voor een daadwerkelijke scheiding tussen de taken van de bevoegde autoriteit van de Staat en die van elk ander lichaam dat belast is met de bevordering of het gebruik van kernenergie.
GRONDBEGINSEL E : Verantwoordelijkheid van de vergunninghouders De verantwoordelijkheden voor het uitvoeren van de verschillende onderdelen van externe beveiliging binnen een Staat dienen duidelijk vastgesteld te zijn. De Staat dient te waarborgen dat de hoofdverantwoordelijkheid voor de uitvoering van externe beveiliging van kernmateriaal of van kerninstallaties berust bij de houders van de desbetreffende vergunningen of andere goedkeuringsdocumenten (bijvoorbeeld exploitanten of vervoerders).
GRONDBEGINSEL F : Veiligheidscultuur Alle organisaties die betrokken zijn bij de uitvoering van externe beveiliging dienen de nodige prioriteit te verlenen aan de veiligheidscultuur en de ontwikkeling en instandhouding daarvan teneinde de doeltreffende uitvoering ervan in de gehele organisatie te waarborgen.
GRONDBEGINSEL G : Dreiging De externe beveiliging door een Staat dient gebaseerd te zijn op de actuele beoordeling van de dreiging door de Staat.
GRONDBEGINSEL H : Gradatiesysteem Vereisten voor externe beveiliging dienen gebaseerd te zijn op een gradatiesysteem, rekening houdend met de huidige beoordeling van de dreiging, de relatieve aantrekkelijkheid, de aard van het materiaal en de mogelijke gevolgen van het ongeoorloofd wegnemen van kernmateriaal en van sabotage van kernmateriaal of kerninstallaties.
GRONDBEGINSEL I : Verdediging in de diepte De vereisten van de Staat betreffende externe beveiliging dienen een afspiegeling te zijn van een concept dat uitgaat van verschillende beveiligingslagen en -methoden (structureel of anderszins technisch, personeel en organisatorisch) die een persoon te kwader trouw moet overwinnen of omzeilen om zijn doelen te verwezenlijken.
GRONDBEGINSEL J : Kwaliteitsborging Er dienen een beleid en programma's voor kwaliteitsborging te worden opgezet en uitgevoerd teneinde vertrouwen te bieden dat de gestelde eisen voor alle activiteiten die voor externe beveiliging van belang zijn in acht worden genomen.
GRONDBEGINSEL K : Rampenplannen Rampenplannen (noodplannen) om te kunnen reageren op het ongeoorloofd wegnemen van kernmateriaal of het saboteren van kerninstallaties of kernmateriaal, of pogingen daartoe, dienen door alle vergunninghouders en betrokken autoriteiten te worden opgesteld en op de juiste wijze te worden geoefend.
GRONDBEGINSEL L : Vertrouwelijkheid De Staat dient vereisten vast te stellen ter bescherming van de vertrouwelijkheid van informatie waarvan de ongeoorloofde openbaarmaking ten koste zou gaan van de externe beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties. 4. a) De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op enig kernmateriaal dat naar het redelijk oordeel van de Verdragsluitende Staat niet onder het ingevolge het eerste lid ingestelde stelsel voor externe beveiliging behoeft te vallen, rekening houden met de aard van het materiaal, de hoeveelheid en relatieve aantrekkelijkheid ervan en de mogelijke radiologische en andere gevolgen van elk ongeoorloofd handelen gericht tegen dat kernmateriaal en de actuele inschatting van de dreiging tegen dat kernmateriaal.b) Kernmateriaal waarop de bepalingen van dit artikel ingevolge onderdeel a niet van toepassing zijn, dient te worden beschermd overeenkomstig zorgvuldige beheersmethoden.7. Artikel 5 van het Verdrag wordt vervangen door : 1.De Verdragsluitende Staten stellen elkaar rechtstreeks of door tussenkomst van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie in kennis van hun contactorgaan met betrekking tot aangelegenheden die onder dit Verdrag vallen. 2. In geval van diefstal, roof of enige andere wederrechtelijke toe-eigening van kernmateriaal of bij reëel gevaar daarvoor, dienen de Verdragsluitende Staten overeenkomstig hun nationale wetgeving aan iedere Staat die daarom verzoekt, naar hun beste vermogen medewerking en hulp te verlenen bij het terugkrijgen en beveiligen van dit materiaal.In het bijzonder : a) neemt een Verdragsluitende Staat de nodige maatregelen om de andere Staten voor wie zulks van belang lijkt te zijn, zo spoedig mogelijk in te lichten omtrent iedere diefstal, roof of andere wederrechtelijke toe-eigening van kernmateriaal of reëel gevaar daarvoor, en, wanneer van toepassing, de Internationale Organisatie voor Atoomenergie en andere relevante internationale organisaties in te lichten;b) daarbij wisselen de betrokken Verdragsluitende Staten, indien nodig, onderling en met de Internationale Organisatie voor Atoomenergie en andere relevante internationale organisaties inlichtingen uit teneinde het bedreigde kernmateriaal te beveiligen, de ongeschonden toestand van de vervoerscontainer te controleren of het wederrechtelijk weggenomen kernmateriaal terug te krijgen en zij : i) coördineren hun werkzaamheden langs diplomatieke weg en andere overeengekomen wegen; ii) verlenen elkaar bijstand, indien daarom wordt verzocht; iii) verzekeren de teruggave van het gestolen of ten gevolge van de hierboven genoemde gebeurtenissen ontbrekende kernmateriaal.
De wijze waarop deze samenwerking plaatsvindt, wordt door de betrokken Verdragsluitende Staten bepaald. 3. In geval van een reëel gevaar voor sabotage van kernmateriaal of een kerninstallatie of in geval van sabotage daarvan, werken de Verdragsluitende Staten, zoveel als mogelijk is, in overeenstemming met hun nationale wetgeving en verenigbaar met hun relevante verplichtingen ingevolge het internationaal recht, op de volgende wijze samen : a) indien een Verdragsluitende Staat kennis krijgt van het bestaan van een reëel gevaar voor sabotage van kernmateriaal of een kerninstallatie in een andere Staat, beslist de eerstgenoemde Staat welke stappen ondernomen dienen te worden om die andere Staat zo snel mogelijk, en indien nodig de Internationale Organisatie voor Atoomenergie en andere relevante internationale organisaties, te informeren over deze dreiging met het oog op het voorkomen van de sabotage;b) in geval van sabotage van de kernmateriaal of een kerninstallatie in een Verdragsluitende Staat en indien deze Staat van mening is dat andere Staten waarschijnlijk gevolgen van straling zullen ondervinden, neemt de eerstgenoemde Staat, onverminderd zijn andere verplichtingen ingevolge het internationaal recht, passende stappen om de andere Staat of Staten die waarschijnlijk gevolgen van straling zal of zullen ondervinden zo snel mogelijk te informeren en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie en, indien nodig, andere relevante internationale organisaties te informeren met het oog op het tot een minimum beperken of afzwakken van de radiologische gevolgen.c) indien in de context van onderdelen a en b een Verdragsluitende Staat om bijstand verzoekt, neemt elke Verdragsluitend Partij aan wie het verzoek om bijstand is gericht onverwijld een beslissing en stelt de verzoekende Verdragsluitende Staat ervan in kennis, rechtstreeks of door tussenkomst van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, of hij de gevraagde bijstand kan verlenen, en in welke omvang en op welke voorwaarden dit zou kunnen geschieden;d) coördinatie van de samenwerking ingevolge de onderdelen a) tot en met c) vindt plaats langs diplomatieke weg of andere overeengekomen wegen.De wijze waarop deze samenwerking plaatsvindt, wordt door de betrokken Verdragsluitende Staten bilateraal of multilateraal bepaald. 4. De Verdragsluitende Staten werken onderling samen en plegen overleg, indien nodig, rechtstreeks of door tussenkomst van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie en andere relevante internationale organisaties, teneinde richtsnoeren betreffende het ontwerp, de handhaving en verbetering van systemen voor externe beveiliging van kernmateriaal in internationaal vervoer te verkrijgen.5. Een Verdragsluitende Staat kan, indien nodig, met andere Verdragsluitende Staten overleg plegen of ermee samenwerken, rechtstreeks of door tussenkomst van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie en andere relevante internationale organisaties, teneinde van hen richtsnoeren te verkrijgen betreffende het ontwerp, de handhaving en verbetering van zijn nationale systeem voor externe beveiliging van kernmateriaal dat op zijn nationale grondgebied wordt gebruikt, opgeslagen en vervoerd en van kerninstallaties.8. Artikel 6 van het Verdrag wordt vervangen door : 1.De Verdragsluitende Staten nemen passende maatregelen die verenigbaar zijn met hun nationale recht teneinde het vertrouwelijk karakter te beschermen van inlichtingen die zij in vertrouwen uit hoofde van de bepalingen van dit Verdrag van een andere Verdragsluitende Staat ontvangen of in het kader van hun deelname aan een activiteit die wordt verricht ten behoeve van de uitvoering van dit Verdrag. Indien Verdragsluitende Staten in vertrouwen inlichtingen verschaffen aan internationale organisaties of aan Staten die geen partij zijn bij dit Verdrag, worden maatregelen getroffen teneinde te verzekeren dat het vertrouwelijk karakter van dergelijke inlichtingen gewaarborgd wordt. Een Verdragsluitende Partij die inlichtingen in vertrouwen heeft ontvangen van een andere Verdragsluitende Partij mag deze inlichtingen uitsluitend met toestemming van die andere Verdragsluitende Partij aan derden verstrekken. 2. Van Verdragsluitende Staten wordt op grond van dit Verdrag niet verlangd dat zij inlichtingen verschaffen die zij niet mogen doorgeven ingevolge hun nationale wetgeving of wanneer zulks de veiligheid van de betrokken Staat of de externe beveiliging van kernmateriaal of kerninstallaties in gevaar zou brengen.9. Artikel 7, eerste lid, van het Verdrag wordt vervangen door : 1.Het opzettelijk begaan van een van de volgende feiten : a) het zonder vergunning verleend door het bevoegd gezag verkrijgen, voorhanden hebben, gebruiken, vervoeren, veranderen, verspreiden of zich ontdoen van kernmateriaal, indien dit iemands dood tot gevolg heeft of daardoor ernstig lichamelijk letsel voor een ander of aanzienlijke schade aan goederen of het milieu ontstaat, dan wel indien daarvan levensgevaar of gevaar voor ernstig lichamelijk letsel voor een ander of aanzienlijke schade aan goederen of het milieu te duchten is;b) diefstal of roof van kernmateriaal;c) het verduisteren of het zich op enige andere wijze bedrieglijk toe-eigenen van kernmateriaal;d) het zonder vergunning vervoeren, verzenden of verplaatsen van nucleair materiaal naar of vanuit een Staat;e) een rechtstreeks tegen een kerninstallatie gericht handelen, of een handelen dat de exploitatie van een kerninstallatie in de weg staat, indien de dader opzettelijk iemands dood veroorzaakt, iemand ernstig lichamelijk letsel toebrengt of aanzienlijke schade aan goederen of het milieu veroorzaakt, of indien de dader weet dat zijn handelen dit waarschijnlijk tot gevolg heeft, door blootstelling aan straling of het vrijkomen van radioactieve stoffen, tenzij het handelen plaatsvindt in overeenstemming met het nationale recht van de Verdragsluitende Staat op het grondgebied waarvan de kerninstallatie gevestigd is;f) het trachten te bemachtigen van kernmateriaal door middel van of dreiging met geweld of enige andere vorm van intimidatie;g) het uiten van de bedreiging om : i) kernmateriaal te gebruiken teneinde iemands dood te veroorzaken of iemand ernstig lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel aanzienlijke schade aan goederen of het milieu te veroorzaken of het plegen van het onder e) genoemde strafbare feit, of ii) een van de strafbare feiten genoemd onder b) en e) te plegen, teneinde een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, een internationale organisatie of Staat te dwingen iets te doen of na te laten;h) de poging tot het plegen van een van de strafbare feiten genoemd onder a) tot en met e);i) het deelnemen aan een van de strafbare feiten genoemd onder a) tot en met h);j) het handelen van een persoon die een van de strafbare feiten genoemd onder a) tot en met h) organiseert of anderen tot het plegen daarvan opdracht geeft;en k) handelen dat bijdraagt aan het plegen van een van de strafbare feiten genoemd onder a) tot en met h) door een groep personen die optreden met een gemeenschappelijk doel;deze bijdrage dient opzettelijk te zijn, en te worden geleverd : i) hetzij met het oog op de bevordering van de criminele activiteit of het criminele doel van de groep, wanneer een dergelijke activiteit of het doel het plegen van een strafbaar feit inhoudt als genoemd onder a) tot en met g), ii) hetzij in de wetenschap van het oogmerk van de groep een van de strafbare feiten genoemd onder a) tot en met g) te plegen, wordt door iedere Verdragsluitende Staat in zijn nationale wetgeving strafbaar gesteld.10. Na artikel 11 van het Verdrag worden de twee volgende nieuwe artikelen, artikel 11A en artikel 11B, toegevoegd : Artikel 11A Geen van de in artikel 7 omschreven strafbare feiten wordt, ten behoeve van uitlevering of wederzijdse rechtshulp, aangemerkt als een politiek delict, een met een politiek delict samenhangend feit of een feit ingegeven door politieke motieven.Bijgevolg mag een verzoek om uitlevering of wederzijdse rechtshulp op basis van een dergelijk strafbaar feit niet worden geweigerd met als enige reden dat het een politiek delict, een met een politiek delict samenhangend delict of een delict ingegeven door politieke motieven betreft.
Artikel 11B Niets in dit Verdrag wordt zo uitgelegd dat het verplicht tot uitlevering of tot het verlenen van wederzijdse rechtshulp in gevallen waarin de aangezochte Verdragsluitende Staat ernstige redenen heeft om aan te nemen dat het verzoek tot uitlevering vanwege in artikel 7 omschreven strafbare feiten of tot wederzijdse rechtshulp met betrekking tot dergelijke feiten is gedaan met de bedoeling een persoon te vervolgen of te bestraffen op grond van zijn ras, godsdienst, nationaliteit, etnische afkomst of politieke overtuiging of dat inwilliging van het verzoek de positie van betrokkene om een van deze redenen ongunstig zou kunnen beïnvloeden. 11. Na artikel 13 van het Verdrag wordt het volgende nieuwe artikel 13A toegevoegd : Artikel 13A Dit Verdrag laat onverlet de overdracht van nucleaire technologie voor vreedzame doeleinden bedoeld om de externe beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties te versterken.12. Artikel 14, derde lid, van het Verdrag wordt vervangen door : 3.In gevallen waarin een strafbaar feit betrekking heeft op het gebruik, de opslag of het vervoer op het nationale grondgebied van kernmateriaal, waarbij zowel de vermoedelijke dader als het kernmateriaal zich bevinden op het grondgebied van de Verdragsluitende Staat waar het strafbare feit is gepleegd, of in gevallen waarin een strafbaar feit betrekking heeft op een kerninstallatie en de vermoedelijke dader zich bevindt op het grondgebied van de Verdragssluitende Staat waar het strafbare feit is gepleegd, wordt niets in dit Verdrag uitgelegd als een verplichting van deze Verdragsluitende Staat om inlichtingen te verstrekken omtrent de strafrechtelijke procedures met betrekking tot dit strafbare feit. 13. Artikel 16 van het Verdrag wordt vervangen door : 1.Vijf jaar na de inwerkingtreding van de op 8 juli 2005 aangenomen wijziging roept de Depositaris een conferentie van de Verdragsluitende Staten bijeen teneinde de toepassing van het Verdrag te toetsen, alsmede de toereikendheid daarvan ten aanzien van de preambule, het geheel van de bepalingen en de Bijlagen in het licht van de situatie op dat tijdstip. 2. Vervolgens kan de meerderheid van de Verdragsluitende Staten, met tussenpozen van ten minste vijf jaar, conferenties voor hetzelfde doel bijeenroepen door daartoe bij de Depositaris een voorstel in te dienen.14. Voetnoot b) van Bijlage II bij het Verdrag wordt vervangen door de volgende tekst : b) al dan niet in een reactor bestraald materiaal, maar met een stralingsniveau dat overeenkomt met of minder is dan 1 gray/uur (100 rad/uur) op een afstand van 1 meter zonder afscherming.15. Voetnoot e) van Bijlage II bij het Verdrag wordt vervangen door de volgende tekst : e) andere splijtstof die op grond van haar oorspronkelijke gehalte aan splijtbaar materiaal onder categorie I of II valt voor de bestraling, kan één categorie lager worden ingedeeld, zo lang het stralingsniveau van de splijtstof groter is dan 1 gray/uur (100 rad/uur) op een afstand van 1 meter zonder afscherming. Verklaring Verwijzende naar artikel 2A van het wijzigingsprotocol van het Verdrag inzake de Fysieke beveiliging van kernmateriaal, verklaart het Belgisch Koninkrijk dat het de grondbeginselen van de fysieke beveiliging van het kernmateriaal en de nucleaire installaties vermeld in artikel 2A § 3 interpreteert als richtlijnen die de verdragsluitende staat moet volgen wanneer hij de verplichtingen van de §§ 1 en 2 van artikel 2A uitvoert.
Dientengevolge is het Koninkrijk België van oordeel dat de grondbeginselen van de fysieke beveiliging van het kernmateriaal en de nucleaire installaties op zich geen juridische verplichtingen inhouden.
Wijziging van het Verdrag inzake de externe beveiliging van kernmateriaal, aangenomen te Wenen op 8 juli 2005 door de Conferentie van de Staten die partij zijn bij het Verdrag.
Staten/Organisaties
Datum authentificatie
Type instemming
Datum instemming
Datum interne inwerkingtreding
ALGERIJE
Bekrachtiging
25/04/2007
ANTIGUA
Bekrachtiging
17/12/2009
ARGENTINIE
Bekrachtiging
15/11/2011
AUSTRALIE
Bekrachtiging
17/07/2008
BAHREIN
Aanvaarding
09/06/2010
BOSNI" EN HERZEGOVINA
Bekrachtiging
21/06/2010
BULGARIJE
Bekrachtiging
17/03/2006
België
Bekrachtiging
22/01/2013
CHILI
Aanvaarding
12/03/2009
CHINA (VOLKSREPUBLIEK)
Bekrachtiging
14/09/2009
DENEMARKEN
Goedkeuring
19/05/2010
DUITSLAND
Bekrachtiging
21/10/2010
ESTLAND
Bekrachtiging
24/02/2009
FIJI
Goedkeuring
22/06/2008
FINLAND
Aanvaarding
17/06/2011
FRANKRIJK
Goedkeuring
01/02/2013
GABON
Aanvaarding
20/03/2008
GEORGIE
Aanvaarding
05/04/2012
GHANA
Bekrachtiging
12/12/2012
GRIEKENLAND
Bekrachtiging
13/12/2011
HONGARIJE
Bekrachtiging
04/12/2008
INDIA
Bekrachtiging
19/09/2007
INDONESIE
Bekrachtiging
27/05/2010
ISRAEL
Bekrachtiging
16/03/2012
JORDANIE
Aanvaarding
07/10/2009
KAZACHSTAN
Bekrachtiging
26/04/2011
KENIA
Aanvaarding
01/08/2007
KROATIE
Goedkeuring
11/09/2006
LESOTHO
Aanvaarding
18/09/2012
LETLAND
Aanvaarding
23/11/2010
LIBIE
Bekrachtiging
19/07/2006
LIECHTENSTEIN
Bekrachtiging
19/10/2009
LITOUWEN
Bekrachtiging
19/05/2009
LUXEMBURG
Bekrachtiging
24/02/2012
MACEDONIE (VOORMALIGE JOEGOSLAVISCHE REP.)
Bekrachtiging
25/11/2011
MALI
Aanvaarding
27/01/2010
MAURITANIE
Bekrachtiging
28/02/2008
MEXICO
Bekrachtiging
01/08/2012
MOLDAVI"
Bekrachtiging
22/12/2008
NAURU
Goedkeuring
14/06/2010
NEDERLAND
Aanvaarding
17/04/2011
NIGER
Bekrachtiging
28/05/2009
NIGERIA
Bekrachtiging
04/05/2007
NOORWEGEN
Goedkeuring
20/08/2009
OEKRAINE
Bekrachtiging
24/12/2008
OOSTENRIJK
Bekrachtiging
18/09/2006
POLEN
Bekrachtiging
01/06/2007
PORTUGAL
Bekrachtiging
26/11/2010
ROEMENIE
Bekrachtiging
06/02/2007
RUSLAND
Aanvaarding
19/09/2008
SAOEDI-ARABI"
Aanvaarding
21/01/2011
SEYCHELLEN
Aanvaarding
09/01/2006
SLOVENIE
Aanvaarding
01/09/2009
SPANJE
Aanvaarding
09/11/2007
ST. LUCIA
Aanvaarding
08/11/2012
TSJECHISCHE REP. Aanvaarding
30/12/2010
TUNESIE
Aanvaarding
07/06/2010
TURKMENISTAN
Aanvaarding
22/09/2005
VERENIGD KONINKRIJK
Bekrachtiging
08/04/2010
VERENIGDE ARABISCHE EMIRATEN
Aanvaarding
31/07/2009
VIETNAM
Bekrachtiging
03/11/2012
ZWEDEN
Bekrachtiging
23/03/2012
ZWITSERLAND
Bekrachtiging
15/10/2008