Etaamb.openjustice.be
Wet van 13 mei 2003
gepubliceerd op 13 november 2003

Wet houdende instemming met de volgende Internationale Akten :

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2003015108
pub.
13/11/2003
prom.
13/05/2003
ELI
eli/wet/2003/05/13/2003015108/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 MEI 2003. - Wet houdende instemming met de volgende Internationale Akten :


1. Verdrag nr.180 betreffende de werktijden van de zeevarenden en de bemanning van schepen aangenomen te Genève op 22 oktober 1996 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar vierentachtigste zitting; 2. Protocol van 1996 betreffende de koopvaardijschepen (minimumnormen) van 1976, aangenomen te Genève op 22 oktober 1996 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar vierentachtigste zitting (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Het Verdrag nr. 180 betreffende de werktijden van de zeevarenden en de bemanning van schepen aangenomen te Genève op 22 oktober 1996 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar vierentachtigste zitting, zal volkomen uitwerking hebben.

Art. 2.Het Protocol van 1996 betreffende de koopvaardijschepen (minimumnormen) van 1976, aangenomen te Genève op 22 oktober 1996 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar vierentachtigste zitting, zal volkomen uitwerking hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 13 mei 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Werkgelegenheid, belast met Mobiliteit en Vervoer, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 2002-2003. Senaat.

Documenten.

Ontwerp van wet ingediend op 9 januari 2003, nr. 2-1416/1.

Verslag, nr. 2-1416/2.

Parlementaire Handelingen.

Bespreking, vergadering van 13 maart 2003.

Stemming, vergadering van 13 maart 2003.

Kamer.

Documenten.

Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 50-2371/1.

Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning te bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-2371/2.

Parlementaire Handelingen.

Bespreking, vergadering van 3 april 2003.

Stemming, vergadering van 3 april 2003.

VERDRAG BETREFFENDE DE WERKTIJDEN VAN ZEEVARENDEN EN DE PERSONEELSBEZETTING, 1996 De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie, Bijeengeroepen te Genève door de Raad van Bestuur van het Internationaal Arbeidsbureau en aldaar bijeengekomen in haar vierentachtigste zitting op 8 oktober 1996;

Gelet op de bepalingen van het koopvaardijverdrag (minimumnormen), 1976, het daarbij behorende Protocol van 1996 en het Arbeidsinspectieverdrag (zeevarenden) 1996;

Herinnerend aan de terzake dienende bepalingen van de volgende instrumenten van de Internationale Maritieme Organisatie : Het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, zoals gewijzigd, het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978, zoals gewijzigd in 1995, Resolutie A.481 (XII) inzake de beginselen van veilige bemanning, 1981, Resolutie A.741 (18) inzake de internationale code voor de veilige exploitatie van schepen en voor de voorkoming van vervuiling (International Safety Management (ISM Code), 1993 en Resolutie A.772 (18) inzake vermoeidheidsfactoren bij bemanningen en veiligheid, 1993;

Herinnerend aan de inwerkingtreding op 16 november 1994, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het zeerecht, 1982;

Na besloten te hebben tot het aannemen om bepaalde voorstellen aan te passen met betrekking tot de herziening van het Verdrag betreffende het loon van het scheepsvolk, de arbeidsduur aan boord en de bemanning(herzien), 1958, en de aanbeveling betreffende de gages, de arbeidsduur aan boord en de bemanning, 1958, onderwerp dat als tweede punt op de agenda van de zitting voorkomt.

Na vastgesteld te hebben dat deze voorstellen de vorm dienen te krijgen van een internationaal verdrag;

Aanvaardt, de tweeëntwintigste oktober van het jaar negentienhonderd zesennegentig, het volgende verdrag, dat kan worden aangehaald als het « Verdrag betreffende de werktijden van zeevarenden en de bemanning van schepen, 1996 » : DEEL I Toepassingsveld Artikel 1 1. Het huidig verdrag is van toepassing op elk zeeschip, hetzij in openbaar hetzij in private eigendom, dat is geregistreerd op het grondgebied van een lid-Staat waarvoor het Verdrag van kracht is en dat doorgaans wordt gebruikt voor commerciële maritieme activiteiten. Voor de toepassing van het Verdrag wordt een schip dat bij twee Lidstaten geregistreerd is, geacht geregistreerd te zijn op het grondgebied van de lid-Staat waarvan het schip de vlag voert. 2. In die mate dat de bevoegde overheid dit uitvoerbaar acht, en na overleg met de representatieve organisaties van reders in de visserij en van vissers, past deze bevoegde overheid de bepalingen van dit Verdrag toe op de commerciële zeevisserij.3. In geval van twijfel of een schip voor de toepassing van dit Verdrag dient te worden beschouwd als zeeschip of als aangewend voor commerciële maritieme gebruik dan wel voor de commerciële zeevisserij, wordt de zaak beslecht door de bevoegde overheid na overleg met de betrokken organisaties van reders, zeevarenden en van vissers.4. Dit Verdrag is niet van toepassing op houten schepen van traditionele bouw zoals dhows en jonken. Artikel 2 Voor de toepassing van dit Verdrag : a) wordt onder de « bevoegde overheid » verstaan de minister, het overheidsbestuur of andere overheid bevoegd rechtsgeldig reglementen, besluiten of andere richtlijnen van dwingend recht uit te vaardigen met betrekking tot de werktijden of de rusttijden van zeevarenden of de bemanning van schepen;b) wordt onder « arbeidsduur » verstaan de tijd gedurende een zeevarende wordt geacht werkzaamheden te verrichten ten bate van het schip.c) wordt onder de « rusttijd » verstaan de tijd die buiten de arbeidstijd valt;hieronder worden korte onderbrekingen niet begrepen; d) wordt onder « zeevarende » verstaan een persoon die als zodanig wordt gedefinieerd in de nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten en die, in welke hoedanigheid dan ook, in dienst of tewerkgesteld is aan boord van een zeeschip waarop dit Verdrag van toepassing is;e) wordt onder « reder » verstaan de eigenaar van het schip of elke andere instelling of persoon, zoals de scheepsuitbater of de naakte rompbevrachter, die verantwoordelijk is voor de uitbating van het schip en die bij het opnemen van die verantwoordelijkheid aanvaard heeft zich te kwijten van alle daarmee gepaard gaande taken en verplichtingen. DEEL II Werktijden en rusttijden van zeevarenden Artikel 3 Binnen de in artikel 5 genoemde grenzen dient te worden vastgesteld hetzij het maximumaantal uren arbeid binnen een bepaalde periode niet mag worden overschreden, hetzij het minimumaantal uren rust binnen een bepaalde periode moet worden verschaft.

Artikel 4 Elk lid dat dit Verdrag bekrachtigt, erkent dat de standaardnorm voor de werktijden voor zeevarenden, zoals voor andere werknemers, acht uur per dag bedraagt, met één rustdag per week en rust op feestdagen. Dit weerhoudt het Lid er echter niet van schikkingen te aanvaarden of te registreren of het afsluiten van een collectieve overeenkomst waarin de normale werktijden voor zeevarenden worden bepaald op basis van een maatstaf die niet minder gunstig is dan genoemde standaardnorm.

Artikel 5 1. De werk- en rusttijden dienen binnen de volgende grenzen te worden vastgesteld : a) het maximumaantal arbeidsuren mag niet meer bedragen dan : i.14 uren in iedere periode van 24 uur; en ii. 72 uren in iedere periode van zeven dagen; ou b) het minimumaantal uren rust mag niet minder bedragen dan : i.tien uren in iedere periode van 24 uur; en ii. 77 uren in iedere periode van zeven dagen. 2. Het aantal uren rust mag worden verdeeld in niet meer dan twee perioden, waarvan één ten minste 6 uren dient te bedragen.Het interval tussen de opeenvolgende rustperioden mag niet meer bedragen dan 14 uren. 3. Monsteringen, brandweer- en ontruimingsoefeningen en oefeningen voorgeschreven door de nationale wetgeving en door internationale instrumenten dienen dermate gehouden te worden op een wijze dat hierdoor de rustperioden minimaal worden verstoord en er geen onnodige vermoeidheid wordt veroorzaakt.4. In situaties waarin een zeevarende onmiddellijk beschikbaar is, bijvoorbeeld wanneer een machinekamer onbemand is, dient de zeevarende een behoorlijke compensatierust te krijgen indien de normale rustperiode wordt verstoord ingevolge deze werkoproepen.5. Indien er geen collectieve overeenkomsten noch een scheidsrechterlijke beslissing bestaat of indien de bevoegde overheid oordeelt dat de bepalingen in de collectieve overeenkomst of scheidsrechterlijke beslissing ten aanzien van het in het derde of vierde lid gestelde ontoereikend is, dient de bevoegde overheid tot de nodige schikkingen te besluiten teneinde te waarborgen dat de betrokken zeevarenden voldoende rust genieten.6. Niets in het eerste en tweede lid weerhoudt het lid ervan door middel van nationale wetgeving of een procedure voor de bevoegde overheid collectieve overeenkomsten goed te keuren of te registreren die uitzonderingen toestaan binnen de vastgestelde grenzen. Deze uitzonderingen dienen zoveel mogelijk in overeenstemming te zijn met de vastgestelde normen en kunnen rekening houden met freçuentere of langere verlofperioden, of met het toekennen van compensatieverlof voor zeevarenden met wachtdienst of zeevarende werkzaam aan boord van schepen op reizen van korte duur. 7. Elk lid moet eisen dat op een gemakkelijk toegankelijke plaats een lijst van de organisatie van de werkzaamheden aan boord voor elke functie ten minste de volgende gegevens dienen te vermelden : a) het dienstrooster ter zee en in de haven;b) het maximum aantal arbeidsuren of het minimum aantal rusturen dat door de in de vlaggestaat van kracht zijnde wetgeving of collectieve overeenkomsten wordt voorgeschreven.8. Het in het zevende lid bedoelde lijst dient te worden opgesteld in een standaardmodel in de werktaal of -talen van het schip alsook in het Engels. Artikel 6 Geen enkele zeevarende onder de achttien jaar mag nachtarbeid verrichten. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder « nacht » een tijdvak van ten minste negen achtereenvolgende uren, welke tijdsverloop de periode van middernacht tot vijf uur 's ochtends dient te omvatten. Deze bepaling dient niet te worden toegepast indien hierdoor de daadwerkelijke opleiding van zeevarenden in de leeftijd tussen 16 en 18 jaar, overeenkomstig de vastgestelde programma's en roosters, zou worden gehinderd.

Artikel 7 1. Geen enkele bepaling in dit verdrag wordt verondersteld afbreuk te doen aan het recht van de kapitein om van een zeevarende te verlangen dat hij de nodige uren arbeid dient te verrichten in het belang van de onmiddellijke veiligheid van het schip, van personen aan boord of van de lading, of voor het verlenen van hulp aan andere op zee in nood verkerende schepen of personen.2. Overeenkomstig het in het eerste lid bepaalde kan de kapitein de normale werk- of rusttijden opschorten en van een zeevarende eisen dat hij de nodige uren arbeid verricht tot op het ogenblik dat de normale situatie is hersteld.3. Bij normalisatie van de toestand en, indien practisch mogelijk, dient de kapitein er zorg voor te dragen dat zeevarenden die arbeid hebben verricht in een periode waarin zij volgens de lijst rust hebben, een behoorlijke rustperiode wordt verschaft. Artikel 8 1. Het lid dient te verlangen dat lijsten van de dagelijkse werk- en rusttijden van zeevarenden worden bijgehouden ten behoeve van de controle van de naleving van de in artikel 5 genoemde bepalingen.De zeevarende dient een afschrift te ontvangen van de op hem betrekking hebbende overzichten, welke door de kapitein of een door hem gemachtigde persoon, alsmede door de zeevarende dient te worden medeondertekend. 2. De bevoegde overheid dient de procedures voor het bijhouden van deze overzichtslijsten vast te leggen, met inbegrip van het interval tussen de registraties.De bevoegde overheid dient, rekening houdend met eventuele richtlijnen van de Internationale Arbeidsorganisatie, een model op te stellen van de overzichten van de werktijden en rusttijden van zeevarenden, of dient gebruik te maken van een door deze Organisatie opgesteld standaardformulier. Het model dient te worden opgesteld in de in artikel 5, 8e lid, bedoelde taal of talen. 3. Een afschrift van de desbetreffende bepalingen van de nationale wetgeving die betrekking hebben op dit Verdrag alsmede van de desbetreffende collectieve overeenkomsten dient aan boord van het schip te worden bewaard op een voor de bemanning gemakkelijk toegankelijke plaats. Artikel 9 De bevoegde overheid dient de in artikel 8 bedoelde lijsten op vastgestelde tijdstippen na te kijken en te ondertekenen, teneinde zich er van te verzekeren dat de schikkingen betreffende de werk- en rusturen die het voorwerp van dit verdrag uitmaken, worden nageleefd.

Artikel 10 Indien uit de lijsten of uit andere bewijsstukken zou blijken dat inbreuk wordt gepleegd op de bepalingen betreffende de werk- of rusttijden, dient de bevoegde overheid maatregelen te treffen, waaronder, indien nodig, het wijzigen van de samenstelling van de bemanning van het schip, teneinde nieuwe overtredingen te voorkomen.

DEEL III De bemanning van schepen Artikel 11 1. Teneinde de veiligheid te waarborgen zal ieder schip waarop dit Verdrag van toepassing is voldoende bemand zijn in aantal en hoedangheid in overeenstemming met het dokument inzake de minimumbemanning of een gelijkwaardig dokument afgeleverd door de bevoegde overheid.2. Bij de vaststelling, goedkeuring of herziening van de bemanningssterkte dient de bevoegde overheid rekening te houden met : a) de noodzaak, voorzover praktisch uitvoerbaar, langdurige werktijden te vermijden of de duur ervan tot een minimum te beperken en zodoende voldoende rust te verzekeren en de vermoeidheid te beperken;b) de in de preambule genoemde internationale instrumenten, Artikel 12 Geen enkel persoon onder de zestien jaar mag op een schip werk verrichten. DEEL IV Verantwoordelijkheden van reder en kapitein Artikel 13 Met het oog op de eerbiediging van de verplichtingen voortspruitend uit dit Verdrag dient de reder er zich van te vergewissen dat de kapitein de beschikking heeft over alle nodige middelen met inbegrip van voldoende bemanning. De kapitein dient alle nodige maatregelen te treffen om er zorg voor te dragen dat alle uit dit verdrag voortvloeiende vereisten betreffende de werktijden en rusttijden van zeevarenden worden geëerbiedigd.

DEEL V Toepassing Artikel 14 Elk Lid dat het Verdrag bekrachtigt verbindt er zich toe om de daarin vervatte bepalingen in de vorm van nationale wetten en reglementen, behoudens in de gevallen waarin hieraan uitvoering wordt gegeven door middel van collectieve overeenkomsten, scheidsrechterlijke beslissingen of rechterlijke uitspraken, toe te passen.

Artikel 15 Het Lid dient : a) alle nodige maatregelen te treffen, teneinde de effectieve toepassing van de beschikkingen van dit verdrag te verzekeren en te voorzien in gepaste sancties en corrigerende maatregelen;b) te beschikken over de nodige inspectiediensten voor het toezicht op de toepassing van de ingevolge dit Verdrag getroffen maatregelen en deze voor dit doel de nodige middelen ter beschikking te stellen;c) na raadpleging van de organisaties van reders- en zeevarenden, procedures op te stellen teneinde klachten te onderzoeken welke betrekking hebben op elke aangelegenheid voorzien in dit Verdrag. DEEL VI Slotbepalingen Artikel 16 Het huidig Verdrag herziet het Verdrag op de lonen, de arbeidsduur aan boord en de bemanning (herzien), 1958, het verdrag op de lonen, de arbeidsduur aan boord en de bemanning, 1946 en het Verdrag op de arbeidsduur aan boord en de bemanning, 1936.

Vanaf de datum van in werkingtreding van het huidig Verdrag, zullen de hoger vermelde verdragen niet meer openstaan voor ratificatie.

Artikel 17 De uitdrukkelijke ratificaties van het huidig verdrag zullen aan de Directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau medegedeeld worden en door deze geregistreerd worden.

Artikel 18 1. Het huidig Verdrag zal uitsluitend bindend zijn voor deze leden van de Internationale Arbeidsorganisatie waarvan de ratificatie zal geregistreerd zijn door de Directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau.2. Het Verdrag zal in werking treden zes maanden nadat de ratificatie van vijf leden, met inbegrip van drie leden waarvan hun afzonderlijke handelsvloot een bruto-tonnenmaat gelijk aan of hoger dan één miljoen bedraagt, zal geregistreerd zijn bij de Directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau.3. Vervolgens zal dit verdrag voor elk Lid in werking treden zes maanden na de datum waarop zijn ratificatie zal geregistreerd zijn. Artikel 19 1. Elk lid dat het bestaande Verdrag geratificeerd heeft, kan dit opzeggen na het verloop van een periode van tien jaar te rekenen vanaf de datum van het in werking treden van dit Verdrag, bij middel van een akte medegedeeld aan de Directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau en door deze geregistreerd.De opzegging zal slechts uitwerking hebben één jaar na de registratie ervan. 2. Elk lid dat het huidig verdrag geratificeerd heeft en, in de tijdspanne van één jaar na het verloop van de periode van tien jaar zoals voorzien in de voorgaande paragraaf, geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot opzegging voorzien in het voorgaande artikel, zal opnieuw gebonden zijn voor een nieuwe periode van tien jaar en zal, voor de toekomst, het huidige Verdrag kunnen opzeggen na het beëindigen van elke periode van tien jaar onder de voorwaarden voorzien in het huidig artikel. Artikel 20 1. De Directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau zal aan alle leden van de Internationale Arbeidsorganisatie de registraties van alle ratificaties en opzeggingen betekenen die hem door de leden van de Organisatie zullen worden medegedeeld.2. Wanneer de voorwaarden vervat in hogervermeld artikel 18, paragraaf 2, zullen verzameld zijn, zal de Directeur-generaal de aandacht van alle leden van de Organisatie vestigen op de datum waarop het huidige Verdrag zal in werking treden. Artikel 21 De Directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau zal aan de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties, ter registratie overeenkomstig artikel 102 van het charter van de Verenigde Naties, de volledige inlichtingen betreffende alle ratificaties en alle opzeggingsakten die hij zal hebben geregistreerd conform voorgaande artikelen, mededelen.

Artikel 22 Telkenmale zij het nodig acht zal de Raad van Bestuur van het Internationaal Arbeidsbureau aan de Algemene Conferentie een rapport voorleggen over de toepassing van het bestaande verdrag en zal zij onderzoeken of het al dan niet nodig is om het probleem van de gehele of gedeeltelijke herziening van het verdrag op de dagorde van de Conferentie in te schrijven.

Artikel 23 1. Voor het geval zal de Conferentie een nieuw Verdrag zou aanvaarden houdende de gehele of gedeeltelijke herziening van het bestaande verdrag en voorzover dat het nieuwe verdrag er anders mocht over beschikken : a) de ratificatie door een Lid van het nieuwe verdrag houdende herziening volledig rechtsgeldig zal zijn, ondanks het hoger vermeld artikel 19, bij de onmiddellijke opzegging van het bestaande verdrag onder voorbehoud evenwel dat het nieuwe verdrag houdende herziening zou uitwerking hebben;b) vanaf de datum van het in werking treden van het nieuwe verdrag houdende herziening, het bestaande verdrag niet meer zou openstaan voor ratificatie door de leden.2. Het bestaande Verdrag zal in ieder geval naar vorm en inhoud van kracht blijven voor die Leden die het zouden geratificeerd hebben en die het nieuwe verdrag houdende herziening niet zouden ratificeren. Artikel 24 De Franstalige en Engelstalige versies van het huidig verdrag zijn gelijkelijk rechtsgeldig.

PROTOCOL VAN 1996 BIJ HET VERDRAG BETREFFENDE DE KOOPVAARDIJ (MINIMUMNORMEN) AANGENOMEN DOOR DE CONFERENTIE IN HAAR VIERENTACHTIGSTE ZITTING, GENEVE, 22 OKTOBER 1996 Protocol van 1996 bij het Verdrag betreffende de koopvaardij (mininumnormen), 1976 De algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie.

Bijeengeroepen te Genève door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau en aldaar bijeengekomen op 8 oktober 1996 in haar vierentachtigste zitting;

Gelet op de bepalingen van artikel 2 van het verdrag betreffende de koopvaardij (minimumnormen), 1976 (hierna « het hoofdverdrag » te noemen), waarin ondermeer is bepaald dat : « Ieder Lid dat dit verdrag bekrachtigt neemt de verplichting op zich om : a) ten aanzien van schepen die te boek gesteld zijn binnen zijn grondgebied een wetgeving uit te vaardigen met betrekking tot : i) veiligheidsnormen met inbegrip van normen voor de vakbekwaamheid, werktijden en de samenstelling van de bemanning van het schip, teneinde de veiligheid van mensenlevens aan boord van het schip te waarborgen; ii) passende maatregelen op het gebied van de sociale zekerheid; iii) werk- en levensomstandigheden aan boord, voor zover deze, naar de mening van dat Lid, niet vallen onder de collectieve arbeidsovereenkomsten of zijn vastgesteld door bevoegde rechterlijke colleges op een wijze die de betrokken reders en zeevarenden gelijkelijk bindt; en zich ervan te vergewissen, dat de bepalingen van deze wetgeving wezenlijk gelijkwaardig zijn aan de Verdragen of artikelen van Verdragen waarnaar verwezen wordt in de Bijlage bij dit Verdrag, voor zover dat Lid niet anderszins gehouden is uitvoering te geven aan de betrokken Verdragen »;

Gelet ook op de bepalingen van artikel 4, lid 1, van het hoofdverdrag, waarin is bepaald dat : « Indien een Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd en in wiens haven een schip binnenloopt in de gewone uitoefening van zijn dienst of om bedrijfstechnische redenen, een klacht ontvangt of bewijsmateriaal in handen krijgt dat het schip niet voldoet aan de normen van het Verdrag, nadat het van kracht is geworden, kan het een rapport opstellen, gericht aan de regering van het land waarin het schip is te boek gesteld, met een afschrift aan de Directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau, en kan de maatregelen nemen die nodig zijn ter verbetering van alle omstandigheden aan boord die duidelijk gevaar opleveren voor de veiligheid of gezondheid ».

In herinnering brengende het verdrag betreffende discriminatie (beroep en beroepsuitoefening). 1958, waarvan in artikel 1, 1ste lid is bepaald dat : « Voor de toepassing van dit Verdrag omvat de term « discriminatie » : a) elk onderscheid en elke uitsluiting of voorkeur op grond van ras. huidskleur, geslacht, godsdienst, politieke inzichten, nationale afstamming of sociale afkomst, waardoor de gelijkheid van kansen of van behandeling in beroep of in beroepsuitoefening opgeheven of geschaad wordt; b) elk ander onderscheid en elke andere uitsluiting of voorkeur, waardoor de gelijkheid van kansen of van behandeling in beroep of beroepsuitoefening geschaad wordt, als zodanig aangemerkt door het betrokken Lid na overleg met de representatieve organisaties van werkgevers en van werknemers, indien deze bestaan, en met andere in aanmerking komende instanties »; In herinnering brengende de inwerkingtreding, op 16 november 1994, van het Verdrag van de Verenigde Naties over het zeerecht, 1982;

In herinnering brengende het internationaal Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie betreffende de normen voor zeevarenden voor wat betreft opleiding, diplomering en wachtdiensten. zoals dit werd in 1995 geamendeerd.

Besloten hebbende tot het aannemen van bepaalde voorstellen met betrekking tot de gedeeltelijke herziening van het hoofdverdrag. kwestie die als vierde punt op de agenda van de zitting staat;

Besloten hebbende dat die voorstellen de vorm zouden krijgen van een protocol bij het hoofdverdrag.

Aanvaardt heden, de tweeëntwintigste oktober negentienhonderd zesennegentig, het volgende protocol, hierna te noemen Protocol van 1996 bij het verdrag betreffende de koopvaardij (minimumnormen), 1976.

Artikel 1 1. Elk Lid dat dit protocol bekrachtigt, dient de lijst uit te breiden van de verdragen die als bijlage bij het hoofdverdrag zijn opgenomen om er de verdragen uit deel A van de aanvullende bijlage evenals, bij voorkomend geval, die van de in deel B van die bijlage opgesomde verdragen in te voegen, verdragen die het Lid, conform onderstaand artikel 3, aanvaardt.2. De nog niet van kracht zijnde uitbreiding van het verdrag vermeld in deel A van de aanvullende bijlage heeft pas uitwerking wanneer voornoemd verdrag van kracht wordt. Artikel 2 Een Lid kan dit protocol gelijktijdig met het hoofdverdrag of op gelijk welk ander tijdstip na de bekrachtiging van dit hoofdverdrag bekrachtigen door de formele bekrachtiging ervan voor registratie mede te delen aan de Directeur-generaal van de Internationale Arbeidsorganisatie.

Artikel 3 1. Elk Lid dat dit protocol bekrachtigt moet, bij voorkomend geval, in een bij zijn bekrachtigingsinstrument gevoegde verklaring preciseren welk verdrag of welke verdragen die in deel B van de aanvullende bijlage zijn opgesomd door het Lid worden aanvaard.2. Een Lid dat niet alle in deel B van de aanvullende bijlage opgesomde verdragen heeft aanvaard, kan in een latere aan de Directeur-generaal van de Internationale Arbeidsorganisatie medegedeelde verklaring preciseren welk ander verdrag of welke andere verdragen door liet Lid worden aanvaard. Artikel 4 1. Voor de toepassing van de artikelen 1, paragraaf 1, en 3 van dit protocol moet de bevoegde autoriteit de representatieve organisaties van reders en van zeevarenden voorafgaandeljk raadplegen.2. De bevoegde autoriteit moet, zodra dit praktisch uitvoerbaar is, alle bijzonderheden betreffende de bekrachtigingen, verklaringen en opzeggingen waarvan door de Directeur-generaal.Overeenkomstig de bepalingen van onderstaand artikel 8, paragraaf 1, kennis werd gegeven, ter beschikking stellen van de representatieve organisaties van reders en van zeevarenden.

Artikel 5 Voor de toepassing van dit protocol moet het verdrag betreffende de repatiëring van zeevarenden (herzien), 1987, in het geval van een Lid dat dit verdrag heeft aanvaard, worden beschouwd als zijnde de vervanging van het verdrag betreffende de repatriëring van zeevarenden, 1926.

Artikel 6 1. Dit protocol is slechts bindend voor de Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie waarvan de bekrachtiging door de Directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau werd geregistreerd.2. Dit protocol treedt in werking twaalf maanden na de datum waarop de bekrachtiginen zijn geregistreerd van vijf Leden, waarvan er drie zijn met koopvaardijvloten die elk een bruto tonnage van ten minste 1 miljoen hebben.3. Vervolgens treedt dit protocol voor elk Lid in werking twaalf maanden na de datum waarop de bekrachtiging ervan is geregistreerd. Artikel 7 Ieder Lid dat dit protocol heeft bekrachtigd, kan het op elk ogenblik opzeggen wanneer het hoofdverdrag zelf in overeenstemming met artikel 7 ervan voor opzegging vatbaar is, door middel van een aan de Directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau gerichte en door hem geregistreerde verklaring. De opzegging van dit protocol wordt pas van kracht één jaar nadat zij is geregistreerd.

Artikel 8 1. De Directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau zal alle Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie in kennis stellen van de registratie van alle bekrachtigingen, verklaringen en opzeggingen die hem door de Leden van de Organisatie zijn medegedeeld.2. Wanneer de in bovenstaand artikel 6.Tweede lid opgesomde voorwaarden zijn vervuld, zal de Directeur-generaal de aandacht van de Leden van de Organisatie vestigen op de datum waarop dit protocol in werking zal treden.

Artikel 9 De Directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau doet aan de Secretaris-generaal. van de Verenigde Naties mededeling, ter registratie, overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties, van de volledige bijzonderheden omtrent alle bekrachtigingen en opzeggingen die hij overeenkomstig de voorgaande artikelen heeft geregistreerd.

Artikel 10 De Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau brengt, telkens wanneer hij dit nodig acht, aan de Algemene Conferentie verslag uit over de toepassing van dit protocol en onderzoekt of het wenselijk is de gehele of gedeeltelijke herziening van dit protocol op de agenda van de Conferentie te plaatsen.

Artikel 11 Voor de herziening van dit protocol en de sluiting ervan met het oog op bekrachtiging. zijn de bepalingen van artikel 11 van het hoofdverdrag mutatis mutandis van toepassing.

Artikel 12 De Engelse en de Franse tekst van dit verdrag zijn gelijkelijk gezaghebbend.

Aanvullende bijlage DEEL A Verdrag (nr. 133) betreffende de huisvesting van de bemanning aan boord van schepen (aanvullende bepalingen), 1970 en Verdrag (nr. 180) betreffende de arbeidsduur van zeevarenden en de numerieke sterkte van bemanning van schepen, 1996.

DEEL B Verdrag (nr. 108) betreffende de identiteitsbewijzen voor zeelieden, 1958;

Verdrag (nr. 135) betreffende de werknemersvertegenwoordigers, 1971;

Verdrag (nr. 164) betreffende de gezondheidsbescherming en de medische zorg (zeevarenden), 1987;

Verdrag (nr. 166) betreffende de repatriëring van zeevarenden (herzien), 1987.

VERDRAG NR 180 BETREFFENDE DE WERKTIJDEN VAN DE ZEEVARENDEN EN DE BEMANNING VAN SCHEPEN AANGENOMEN TE GENEVE OP 22 OKTOBER 1996 DOOR DE INTERNATIONALE ARBEIDSCONFERENTIE TIJDENS HAAR VIERENTACHTIGSTE ZITTING Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

PROTOCOL VAN 1996 BETREFFENDE DE KOOPVAARDIJSCHEPEN (MINIMUMNORMEN) VAN 1976, AANGENOMEN TE GENEVE OP 22 OKTOBER 1996 DOOR DE INTERNATIONALE ARBEIDSCONFERENTIE TIJDENS HAAR VIERENTACHTIGSTE ZITTING Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^