Etaamb.openjustice.be
Wet van 13 mei 2003
gepubliceerd op 15 maart 2004

Wet houdende instemming met de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lid-Staten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, met de Bijlagen I, II, III, IV, VI, met de Protocollen 1, 2, 3, 4 en 5 en met de Slotakte, gedaan te Luxemburg op 25 juni 2001 (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2003015105
pub.
15/03/2004
prom.
13/05/2003
ELI
eli/wet/2003/05/13/2003015105/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 MEI 2003. - Wet houdende instemming met de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lid-Staten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, met de Bijlagen I, II, III, IV, VI, met de Protocollen 1, 2, 3, 4 en 5 en met de Slotakte, gedaan te Luxemburg op 25 juni 2001 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen, en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, de Bijlagen I, II, III, IV, V en VI, de Protocollen 1, 2, 3, 4 en 5, en de Slotakte, gedaan te Luxemburg op 25 juni 2001, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 13 mei 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Zitting 2002-2003 . Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 13 maart 2003, nr. 2-1470/1. - Verslag namens de commissie, nr. 2-1470/2.

Parlementaire Handelingen . - Bespreking, vergadering van 27 maart 2003. - Stemming, vergadering van 27 maart 2003. Zitting 2002-2003.

Kamer.

Documenten. - Tekst overgezonden door de senaat, nr. 50-2416/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-2416/2.

Parlementaire Handelingen . - Bespreking, vergadering van 4 april 2003. Stemming, vergadering van 4 april 2003.(2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap/het Vlaams Gewest van 21 november 2003 (Belgisch Staatsblad van 17 december 2003), Decreet van de Franse Gemeenschap van 20 februari 2003 (Belgisch Staatsblad van 4 maart 2003), Decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 24 juni 2002 (Belgisch Staatsblad van 7 november 2002), Decreet van het Waalse Gewest van 10 april 2003 (Belgisch Staatsblad van 18 april 2003, Ed.2 en van 22 april 2003), Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 13 juni 2002 (Belgisch Staatsblad van 12 juli 2002) en Ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 18 juli 2002 (Belgisch Staatsblad van 27 augustus 2003).

EUROPEES-MEDITERRANE OVEREENKOMST WAARBIJ EEN ASSOCIATIE TOT STAND WORDT GEBRACHT TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN EN HUN LIDSTATEN, ENERZIJDS, EN DE ARABISCHE REPUBLIEK EGYPTE, ANDERZIJDS HET KONINKRIJK BELGI", HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE HELLEENSE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK SPANJE, DE FRANSE REPUBLIEK, IERLAND, DE ITALIAANSE REPUBLIEK, HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG, HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, DE REPUBLIEK OOSTENRIJK, DE PORTUGESE REPUBLIEK, DE REPUBLIEK FINLAND, HET KONINKRIJK ZWEDEN, HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNI" EN NOORD-IERLAND, verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de EUROPESE GEMEENSCHAP en het Verdrag tot oprichting van de EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR KOLEN EN STAAL, hierna de "lid-Staten" genoemd, en de EUROPESE GEMEENSCHAP en de EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR KOLEN EN STAAL, hierna "de Gemeenschap" genoemd, enerzijds, en de ARABISCHE REPUBLIEK EGYPTE, hierna "Egypte" genoemd, anderzijds, Gelet op het belang van de traditionele banden tussen de Gemeenschap, haar lid-Staten en Egypte en hun gemeenschappelijke waarden, Overwegende dat de Gemeenschap, de lid-Staten en Egypte deze banden wensen te versterken en duurzame betrekkingen op basis van partnerschap en wederkerigheid tot stand wensen te brengen, Gelet op het belang dat de partijen hechten aan de eerbiediging van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, en in het bijzonder aan de eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen en de politieke en economische vrijheden waarop de Associatie is gegrondvest, Verlangende een regelmatige politieke dialoog over bilaterale en internationale kwesties van wederzijds belang in te stellen en te ontwikkelen, Gelet op de verschillen tussen Egypte en de Gemeenschap wat betreft economische en sociale ontwikkeling, en de noodzaak het proces van economisch en sociale ontwikkeling in Egypte te versterken, Verlangende hun economische betrekkingen te versterken en met name hun onderlinge handelsverkeer, investeringen en technische samenwerking te ontwikkelen, en dit proces te ondersteunen door een regelmatige dialoog inzake economische, wetenschappelijke, technologische, culturele, audiovisuele en sociale aangelegenheden, teneinde de kennis van en het begrip voor elkander te bevorderen, Gelet op de keuze van de Gemeenschap en Egypte voor vrijhandel en met name de verbintenis tot naleving van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994 en de andere multilaterale overeenkomsten welke aan de overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie zijn gehecht, Zich bewust van de noodzaak samen te werken teneinde de politieke stabiliteit en de economische ontwikkeling in de regio te bevorderen, door regionale samenwerking aan te moedigen, Ervan overtuigd dat de associatieovereenkomst een nieuw klimaat voor hun betrekkingen zal scheppen, Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen : TITEL I. - Politieke dialoog ARTIKEL I 1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Egypte, anderzijds.2. De doelstellingen van deze overeenkomst zijn : - een passend kader tot stand te brengen voor politieke dialoog met het oog op het versterken van de politieke betrekkingen tussen de partijen; - de voorwaarden vast te leggen voor de geleidelijke liberalisering van het goederen-, diensten- en kapitaalverkeer; de ontwikkeling van evenwichtige economische en sociale betrekkingen tussen de partijen te bevorderen door middel van dialoog en samenwerking; - bij te dragen tot de economische en sociale ontwikkeling van Egypte; - regionale samenwerking aan te moedigen, teneinde de vreedzame coëxistentie en economische en politieke stabiliteit te consolideren; - samenwerking op andere gebieden van wederzijds belang te bevorderen.

ARTIKEL 2 De betrekkingen tussen de partijen en alle bepalingen van deze overeenkomst zijn gegrondvest op de eerbiediging van de democratische beginselen en de fundamentele rechten van de mens, als vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die aan hun binnen- en buitenlands beleid ten grondslag liggen en een wezenlijk onderdeel van de overeenkomst zijn.

ARTIKEL 3 1. Er wordt een regelmatige politieke dialoog tussen de partijen ingesteld.Deze dient hun onderlinge betrekkingen te verstevigen, bij te dragen tot de ontwikkeling van een duurzaam partnerschap en het wederzijdse begrip en de onderlinge solidariteit te versterken. 2. De politieke dialoog en de samenwerking zijn met name gericht op het volgende : - ontwikkeling van een sterker wederzijds begrip en convergentie van de standpunten over internationale vraagstukken, met name over aangelegenheden die belangrijke gevolgen voor een partij kunnen hebben; - versterking van het vermogen van elke partij om het standpunt en de belangen van de andere partij in acht te nemen; - versterking van de regionale veiligheid en stabiliteit; - bevordering van gezamenlijke initiatieven.

ARTIKEL 4 De politieke dialoog heeft betrekking op alle onderwerpen van gemeenschappelijke belang, met name vrede, veiligheid, democratie en regionale ontwikkeling.

ARTIKEL 5 1. De politieke dialoog vindt plaats met regelmatige tussenpozen en telkens wanneer nodig, en wel : a) op ministerieel niveau, voornamelijk in het kader van de Associatieraad;b) op het niveau van enerzijds hoge ambtenaren van Egypte en anderzijds het voorzitterschap van de Raad en de Commissie;c) met optimale gebruikmaking van alle diplomatieke kanalen, in het bijzonder door middel van regelmatige briefings door ambtenaren, overleg bij gelegenheid van internationale vergaderingen en contacten tussen diplomatieke vertegenwoordigers in derde landen;d) via alle andere wegen die een nuttige bijdrage leveren tot het consolideren, ontwikkelen en intensiveren van deze dialoog.2. Een politieke dialoog wordt gevoerd tussen het Europees Parlement en de Volksvergadering van Egypte. TITEL II. - Vrij verkeer van goederen basisbeginselen ARTIKEL 6 De Gemeenschap en Egypte brengen stapsgewijs een vrijhandelszone tot stand in de loop van een overgangsperiode van ten hoogste twaalf jaar, te beginnen bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst, overeenkomstig de bepalingen van deze titel en in overeenstemming met de bepalingen van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel van 1994 en andere multilaterale overeenkomsten inzake de handel in goederen die opgenomen zijn in de bijlagen bij de overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), hierna "GATT" te noemen. HOOFDSTUK 1 INDUSTRIEPRODUCTEN ARTIKEL 7 Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap en Egypte, opgenomen in de hoofdstukken 25 tot en met 97 van de gecombineerde nomenclatuur en het Egyptische douanetarief, met uitzondering van de producten genoemd in bijlage I. ARTIKEL 8 Producten van oorsprong uit Egypte worden bij invoer in de Gemeenschap toegelaten met vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking en zonder kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking.

ARTIKEL 9 1. De douanerechten en heffingen van gelijke werking bij invoer die in Egypte van toepassing zijn op de producten van oorsprong uit de Gemeenschap vermeld in bijlage II, worden geleidelijk afgeschaft overeenkomstig het hiernavolgende tijdschema : - bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 75 % van het basisrecht; - een jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 50 % van het basisrecht; - twee jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 25 % van het basisrecht; - drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle resterende rechten en heffingen ingetrokken. 2. De douanerechten en heffingen van gelijke werking bij invoer die in Egypte van toepassing zijn op de producten van oorsprong uit de Gemeenschap vermeld in bijlage III, worden geleidelijk afgeschaft overeenkomstig het hiernavolgende tijdschema : - drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 90 % van het basisrecht; - vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 75 % van het basisrecht; - vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 60 % van het basisrecht; - zes jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 45 % van het basisrecht; - zeven jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 30 % van het basisrecht; - acht jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 15 % van het basisrecht; - negen jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle resterende rechten en heffingen ingetrokken. 3. De douanerechten en heffingen van gelijke werking bij invoer die in Egypte van toepassing zijn op de producten van oorsprong uit de Gemeenschap vermeld in bijlage IV, worden -geleidelijk afgeschaft overeenkomstig het hiernavolgende tijdschema : - vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 95 % van het basisrecht; - zes jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 90 % van het basisrecht; zeven jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 75 % van het basisrecht; - acht jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 60 % van het basisrecht; - negen jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 45 % van het basisrecht; - tien jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 30 % van het basisrecht; - elf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 15 % van het basisrecht; - twaalf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle resterende rechten en heffingen ingetrokken. 4. De douanerechten en heffingen van gelijke werking bij invoer die in Egypte van toepassing zijn op de producten van oorsprong uit de Gemeenschap vermeld in bijlage V, worden geleidelijk afgeschaft overeenkomstig het hiernavolgende tijdschema : - zes jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 90 % van het basisrecht; - zeven jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 80 % van het basisrecht; - acht jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 70 % van het basisrecht; - negen jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 60 % van het basisrecht; - tien jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 50 % van het basisrecht; - elf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 40 % van het basisrecht; - twaalf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 30 % van het basisrecht; - dertien jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 20 % van het basisrecht; - veertien jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 10 % van het basisrecht; - vijftien jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle resterende rechten en heffingen ingetrokken. 5. De douanerechten en heffingen van gelijke werking bij invoer die in Egypte van toepassing zijn op de producten van oorsprong uit de Gemeenschap, andere dan die genoemd in de bijlage II, III, IV en V, worden afgeschaft volgens het tijdschema dat voor die producten bij besluit van het Associatiecomité zal worden vastgesteld.6. Indien zich met betrekking tot een bepaald product ernstige problemen voordoen, kunnen de overeenkomstig de leden 1, 2, 3 en 4 van toepassing zijnde tijdschema's in overleg worden herzien door het Associatiecomité, met dien verstande dat het tijdschema waarvoor de herziening is aangevraagd voor het betrokken product niet verder verlengd kan worden dan de maximale overgangsperiode.Indien het Associatiecomité geen besluit heeft genomen binnen 30 dagen na de kennisgeving van het verzoek van Egypte om herziening van het tijdschema, kan Egypte het tijdschema voorlopig opschorten voor een periode van maximaal een jaar. 7. Het basisrecht waarop de verlagingen van de leden 1, 2, 3 en 4 worden toegepast, is voor elk betrokken product het recht bedoeld in artikel 18. ARTIKEL 10 De bepalingen betreffende de afschaffing van de douanerechten bij invoer zijn tevens van toepassing op douanerechten van fiscale aard.

ARTIKEL 11 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 9 mag Egypte buitengewone maatregelen van beperkte duur vaststellen, waarbij douanerechten worden verhoogd of opnieuw ingesteld.2. Dergelijke maatregelen mogen uitsluitend worden genomen ten behoeve van jonge industrieën of van sectoren waarin herstructureringen plaatsvinden of die met grote moeilijkheden te kampen hebben, met name wanneer deze moeilijkheden ernstige sociale gevolgen hebben.3. Invoerrechten die krachtens dergelijke uitzonderlijke maatregelen door Egypte worden toegepast ten aanzien van producten van oorsprong uit de Gemeenschap mogen niet meer dan 25 % ad valorem bedragen en dienen een preferentiële marge voor producten van oorsprong uit de Gemeenschap in te houden.De totale waarde van de ingevoerde producten waarop dergelijke maatregelen van toepassing zijn, mag niet meer bedragen van 20 % van de totale invoer van industrieproducten uit de Gemeenschap gedurende het laatste jaar waarvoor statistische gegevens beschikbaar zijn. 4. Deze maatregelen mogen gedurende niet meer dan vijf jaar worden toegepast, tenzij het Associatiecomité de toepassing ervan over een langere periode toestaat.Zij treden uiterlijk bij het verstrijken van de overgangsperiode buiten werking. 5. Deze maatregelen kunnen voor een gegeven product niet langer worden getroffen, indien meer dan drie jaar is verstreken sinds de opheffing van alle rechten en kwantitatieve beperkingen of heffingen en. maatregelen van gelijke werking die op het betrokken product van toepassing waren. 6. Egypte stelt het Associatiecomité in kennis van alle buitengewone maatregelen die het voornemens is te treffen.Op verzoek van de Gemeenschap vindt vooraf overleg plaats over deze maatregelen en de sectoren waarop zij betrekking hebben. Indien het dergelijke maatregelen neemt, legt Egypte aan het comité een tijdschema voor de afschaffing van de overeenkomstig dit artikel ingestelde douanerechten voor. Dit tijdschema dient te voorzien in de geleidelijke afschaffing van deze rechten in gelijke jaarlijkse percentages, beginnende uiterlijk twee jaar nadat zij werden ingesteld. Het Associatiecomité kan een ander tijdschema vaststellen. 7. In afwijking van het bepaalde in lid 4 kan het Associatiecomité, in verband met de problemen bij het opzetten van een nieuwe industrie, Egypte toestaan bij uitzondering de in lid 1 bedoelde maatregelen te handhaven gedurende ten hoogste vier jaar na afloop van de overgangsperiode van twaalf jam. HOOFDSTUK 2 LANDBOUWPRODUCTEN, VISSERIJPRODUCTEN EN BEWERKTE LANDBOUWPRODUCTEN ARTIKEL 12 Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap en Egypte, opgenomen in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur en het Egyptische douanetarief, alsmede op de producten genoemd in bijlage I. ARTIKEL 13 De Gemeenschap en Egypte liberaliseren geleidelijk het onderlinge handelsverkeer in landbouwproducten, visserijproducten en bewerkte landbouwproducten die voor beide partijen van belang zijn.

ARTIKEL 14 1. Voor de invoer in de Gemeenschap van de landbouwproducten van oorsprong uit Egypte genoemd in Protocol nr.1 gelden de regelingen van dat protocol. 2. Voor de invoer in Egypte van de landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap genoemd in Protocol nr.2 gelden de regelingen van dat protocol. 3. Voor de handel in onder dit hoofdstuk vallende verwerkte landbouwproducten gelden de regelingen van Protocol nr.3.

ARTIKEL 15 1. Gedurende het derde uitvoeringsjaar van de overeenkomst onderzoeken de Gemeenschap en Egypte de situatie, teneinde vast te stellen welke maatregelen door de Gemeenschap en Egypte vanaf het begin van het vierde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst moeten worden toegepast om het in artikel 13 genoemde doel te bereiken.2. Onverminderd het bepaalde in lid 1, en de handelsstromen voor landbouwproducten, visserijproducten en bewerkte landbouwproducten tussen de partijen alsmede de bijzondere gevoeligheid van deze producten in aanmerking genomen, onderzoeken de Gemeenschap en Egypte in de Associatieraad per product op basis van wederkerigheid de mogelijkheid om passende wederzijdse concessies in te stellen. ARTIKEL 16 1. Indien ten gevolge van de tenuitvoerlegging van het landbouwbeleid een specifieke regeling wordt ingesteld of indien de bestaande regelingen worden gewijzigd of in geval van wijziging of uitbreiding van de bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van het landbouwbeleid, kan de betrokken partij voor de betrokken producten de in deze overeenkomst vervatte regeling wijzigen.2. De betrokken partij stelt in een dergelijk geval het Associatiecomité op de hoogte.

Op verzoek van de andere partij komt het Associatiecomité bijeen om te voorzien in de belangen van de verzoekende partij. 3. Indien de Gemeenschap of Egypte krachtens lid 1 de regeling van deze overeenkomst voor landbouwproducten wijzigt, wordt voor de invoer van producten van oorsprong uit de andere partij een voordeel toegekend dat vergelijkbaar is met het voordeel waarin deze overeenkomst voorziet.4. Over de toepassing van dit artikel wordt in de Associatieraad overleg gepleegd. HOOFDSTUK 3 GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN ARTIKEL 17 1. In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Egypte worden geen nieuwe kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking ingesteld.2. Ten aanzien van het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Egypte worden kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.3. De Gemeenschap en Egypte passen onderling geen douanerechten bij uitvoer of heffingen van gelijke werking, noch kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking toe. ARTIKEL 18 1. De rechten van toepassing op de onderlinge invoer van de partijen zijn de bij de WTO geconsolideerde rechten of de op 1 januari 1999 toegepaste rechten, indien deze lager zijn.Indien de rechten na 1 januari 1999 erga omnes zijn verlaagd, is het verlaagde recht van toepassing. 2. In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Egypte worden geen nieuwe douanerechten bij invoer of bij uitvoer of heffingen van gelijke werking ingesteld, noch worden de rechten of heffingen welke reeds van toepassing zijn verhoogd, tenzij deze overeenkomst anders bepaalt.3. De partijen stellen elkander in kennis van de door hen per 1 januari 1999 toegepaste rechten. ARTIKEL 19 1. Voor producten van oorsprong uit Egypte geldt bij invoer in de Gemeenschap geen gunstiger regeling dan die welke tussen de lid-Staten onderling geldt.2. De bepalingen van deze overeenkomst zijn van toepassing onverminderd de bijzondere bepalingen inzake de toepassing van het gemeenschapsrecht op de Canarische Eilanden. ARTIKEL 20 1. De partijen onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard die, rechtstreeks of onrechtstreeks, discrimineren tussen producten van de ene partij en soortgelijke producten van oorsprong uit de andere partij.2. Terugbetaling van binnenlandse belasting voor producten die naar een der partijen worden uitgevoerd, mag de bedragen van de op deze producten rustende directe of indirecte belastingen niet overschrijden. ARTIKEL 21 1. Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de instelling van douane-unies, vrijhandelszones of regelingen voor grensverkeer, mits de in deze overeenkomst neergelegde handelsregelingen daardoor niet worden gewijzigd.2. De partijen plegen overleg in de Associatieraad over overeenkomsten tot instelling van douaneunies of vrijhandelszones en desgewenst over andere belangrijke onderwerpen in verband met hun handelspolitiek ten aanzien van derde landen.Een dergelijk overleg vindt met name plaats bij de toetreding van een derde land tot de Unie, teneinde rekening te kunnen houden met de wederzijdse belangen van de partijen.

ARTIKEL 22 Indien een der partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping in de zin van artikel VI van de GATT 1994 plaatsvindt, kan zij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk op grond van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 en haar binnenlandse wetgeving op dit gebied.

ARTIKEL 23 Onverminderd het bepaalde in artikel 34 is de overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen van toepassing in de betrekkingen tussen de partijen.

Tot de in artikel 34, lid 2, bedoelde regels zijn vastgesteld, kan, indien een der partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping in de zin van artikel VI en XVI van de GATT 1994 plaatsvindt, zij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk op grond van de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen en haar binnenlandse wetgeving op dit gebied.

ARTIKEL 24 1. De bepalingen van artikel XIX van de GATT 1994 en van de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen zijn van toepassing in de betrekkingen tussen de partijen.2. Vóór een partij vrijwaringsmaatregelen toepast krachtens artikel XIX van de GATT 1994 en de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, verstrekt zij het Associatiecomité alle terzake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden. Teneinde een dergelijke oplossing te vinden voeren de partijen in het Associatiecomité onverwijld overleg. Indien de partijen niet binnen dertig dagen na de aanvang van dit overleg tot overeenstemming komen over een oplossing waarbij de toepassing van vrijwaringsmaatregelen kan worden vermeden, kan de partij die voornemens is vrijwaringsmaatregelen te nemen, de bepalingen van artikel XIX van de GATT 1994 en de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen toepassen. 3. Indien krachtens dit artikel vrijwaringsmaatregelen worden toegepast, kiezen de partijen bij voorrang maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst het minst verstoren.4. De vrijwaringsmaatregelen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van het Associatiecomité, dat hierover periodiek overleg pleegt, in het bijzonder met het oog op afschaffing van deze maatregelen, zodra de omstandigheden zulks toelaten. ARTIKEL 25 1. Indien als gevolg van de naleving van artikel 17, lid 3 : i) goederen worden wederuitgevoerd naar een derde land ten aanzien waarvan de exporterende partij voor het betrokken product kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen van gelijke werking toepast, of ii) een ernstig tekort aan producten die van wezenlijk belang zijn voor de exporterende partij ontstaat of dreigt te ontstaan, en de bovenbedoelde situaties aanleiding geven of vermoedelijk zullen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende partij, kan deze partij passende maatregelen nemen volgens de procedures van artikel 2.2. De moeilijkheden die voortvloeien uit de in lid 1 bedoelde omstandigheden worden ter beoordeling aan het Associatiecomité voorgelegd.Het Associatiecomité kan alle besluiten nemen die nodig zijn om aan de moeilijkheden een einde te maken. Indien het Associatiecomité niet binnen dertig dagen nadat de zaak aan het comité is voorgelegd een dergelijk besluit heeft genomen, kan de exporterende partij passende maatregelen nemen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken product. Deze maatregelen mogen geen discriminerend karakter hebben en dienen te worden ingetrokken zodra de redenen voor hun toepassing niet meer bestaan.

ARTIKEL 26 Niets in deze overeenkomst vormt een beletsel voor verboden of beperkingen op de invoer, uitvoer of doorvoer die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het leven van mensen en dieren of het behoud van planten, de bescherming van het nationaal cultuurgoed van artistieke, historische of archeologische waarde, of uit hoofde van de bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom, noch voor voorschriften betreffende goud en zilver. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie of een verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.

ARTIKEL 27 Het begrip « producten van oorsprong » voor de toepassing van deze titel en de regelingen voor administratieve samenwerking op dit gebied zijn gedefinieerd in Protocol nr. 4.

ARTIKEL 28 Bij invoer in de Gemeenschap worden de goederen ingedeeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur. Bij invoer in Egypte worden de goederen ingedeeld overeenkomstig het Egyptische douanetarief.

TITEL III. - Recht van vestiging en verlening van diensten ARTIKEL 29 1. De partijen bevestigen opnieuw hun verbintenissen op grond van de Algemene overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS), die aan dé Overeenkomst tot oprichting van de WTO is gehecht, en met name de verbintenis tot wederzijdse toekenning van een meestbegunstigingsbehandeling ten aanzien van de handel in dienstensectoren waarop deze verbintenissen betrekking hebben.2. Overeenkomstig de GATS is deze behandeling niet van toepassing op : a) door een partij toegekende voordelen overeenkomstig de bepalingen van een overeenkomst als gedefinieerd in artikel V van de GATS of maatregelen die genomen zijn op grond van een dergelijke overeenkomst;b) andere voordelen toegekend overeenkomstig de lijst van uitzonderingen op de meestbegunstigingsclausule die door een partij aan de GATS is gehecht. ARTIKEL 30 1. De partijen zullen overwegen de toepassingssfeer van de overeenkomst uit te breiden met het recht van vestiging van vennootschappen van een partij op het grondgebied van de andere partij en de liberalisering van de dienstverlening door vennootschappen van een partij aan ontvangers van diensten in een andere partij.2. De Associatieraad doet de nodige aanbevelingen voor de uitvoering van de in lid 1 vermelde doelstelling. Bij het opstellen van deze aanbevelingen houdt de Associatieraad rekening met de ervaring die is opgedaan met de uitvoering van de meestbegunstigingsbehandeling die de partijen elkander wederzijds toekennen overeenkomstig hun wederzijdse verplichtingen in het kader van de GATS, met name artikel V. 3. De uitvoering van de in lid 1 genoemde doelstelling wordt door de Associatieraad uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst aan een eerste onderzoek onderworpen. TITEL IV. - Kapitaalverkeer en andere economische vraagstukken HOOFDSTUK 1 BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER ARTIKEL 31 Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 33 verbinden de partijen zich ertoe machtiging te verlenen tot alle betalingen op de lopende rekening in volledig converteerbare valuta.

ARTIKEL 32 1. Vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst zien de Gemeenschap en Egypte toe op de liberalisering van het kapitaalverkeer voor rechtstreekse investeringen in ondernemingen die volgens het recht van het gastland zijn opgericht, alsmede de vereffening en repatriëring van deze investeringen en daaruit voortvloeiende winst.2. De partijen voeren overleg om het verkeer van kapitaal tussen de Gemeenschap er.Egypte te vergemakkelijken, en geheel vrij te geven zodra de omstandigheden zulks toelaten.

ARTIKEL 33 Indien een of meer lid-Staten van de Gemeenschap dan wel Egypte in ernstige betalingsbalansproblemen verkeren of dreigen te verkeren, kan de Gemeenschap, respectievelijk Egypte, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van de GATT en de artikelen VIII en XIV van de statuten van het Internationaal Monetair Fonds, beperkingen instellen ten aanzien van de lopende betalingen, indien dergelijke beperkingen strikt noodzakelijk zijn. De Gemeenschap, respectievelijk Egypte, stelt de andere partij hiervan onmiddellijk in kennis en doet deze partij zo spoedig mogelijk een tijdschema toekomen voor de opheffing van deze maatregelen. HOOFDSTUK 2 MEDEDINGING EN ANDERE ECONOMISCHE VRAAGSTUKKEN ARTIKEL 34 1. Onverenigbaar met de goede werking van de overeenkomst zijn, voorzover de handel tussen de Gemeenschap en Egypte daardoor ongunstig kan worden beïnvloed : i) alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen welke ertoe strekken of die ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst; ii) het misbruik van een machtspositie door één of meer ondernemingen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap of van Egypte of op een wezenlijk deel daarvan; iii) alle overheidssteun die de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen door begunstiging van bepaalde ondernemingen of van de productie van bepaalde goederen. 2. De Associatieraad neemt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst een besluit tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van lid 1. In afwachting van de vaststelling van deze bepalingen worden de bepalingen van artikel 23 toegepast voor de tenuitvoerlegging van lid 1, onder iii). 3. Elke partij voorziet in doorzichtigheid ten aanzien van de overheidssteun, met name door ieder jaar aan de andere partij mededeling te doen van het totale bedrag en de verdeling van de verstrekte steun en door op verzoek informatie over steunprogramma's te verstrekken.Indien een partij daarom verzoekt, verstrekt de andere partij informatie over bepaalde afzonderlijke steunmaatregelen van de overheid. 4. Lid 1, onder iii) is niet van toepassing op de landbouwproducten vermeld in titel II, hoofdstuk 2.Op deze producten zijn de WTO-overeenkomst inzake de landbouw en de desbetreffende bepalingen van de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen van toepassing.

S. Indien de Gemeenschap of Egypte van mening is dat een bepaalde praktijk onverenigbaar is met lid 1 kunnen zij passende maatregelen nemen na overleg in het kader van het Associatiecomité of na een termijn van dertig werkdagen volgende op het verzoek om dergelijk overleg, mits : - met de in lid 2 bedoelde uitvoeringsmaatregelen die praktijk niet afdoende kan worden tegengegaan, of - indien deze uitvoeringsbepalingen ontbreken, de praktijk de belangen van de andere partij ernstig schaadt of dreigt te schaden of aan haar nationale industrie, met inbegrip van de dienstverlenende sector, aanmerkelijke schade toebrengt of dreigt toe te brengen, Met betrekking tot praktijken die onverenigbaar zijn met lid 1, onder iii), kunnen, indien de WTOregels erop van toepassing is, deze passende maatregelen alleen worden vastgesteld volgens de procedures en voorwaarden bepaald door de WTO of in een ander in het kader daarvan tot stand gekomen instrument dat voor beide partijen van toepassing is. 6. Niettegenstaande eventueel daarmee strijdige bepalingen die overeenkomstig lid 2 zijn vastgesteld, wisselen de partijen informatie uit met inachtneming van de beperkingen welke voortvloeien uit het beroeps- of zakengeheim. ARTIKEL 35 De lid-Staten en Egypte passen, zonder afbreuk te doen aan de in het kader van de GATT aangegane verplichtingen, alle staatsmonopolies van commerciële aard geleidelijk aan, zodanig dat uiterlijk vanaf het einde van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst tussen onderdanen van de lid-Staten en van Egypte geen discriminatie meer bestaat wat de voorwaarden voor aankoop en verkoop van goederen betreft. Het Associatiecomité wordt in kennis gesteld van de maatregelen die daartoe worden genomen.

ARTIKEL 36 Met betrekking tot overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan speciale of exclusieve rechten zijn toegekend, ziet de Associatieraad erop toe dat vanaf het vijfde jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst geen maatregelen die het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Egypte verstoren en strijdig zijn met de belangen van de partijen, worden vastgesteld of gehandhaafd. Deze bepaling vormt geen beletsel voor de uitvoering, de jure of de facto, van bijzondere taken die aan deze ondernemingen zijn opgedragen.

ARTIKEL 37 1. Overeenkomstig het bepaalde in dit artikel en in bijlage VI zien de partijen toe op adequate en effectieve bescherming van intellectuele-, industriële- en commerciële- eigendomsrechten, overeenkomstig de gebruikelijke internationale normen, met inbegrip van effectieve middelen om deze rechten te doen gelden.2. De tenuitvoerlegging van dit artikel en van bijlage VI wordt regelmatig door de partijen geëvalueerd.Bij problemen op het gebied van intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten die afbreuk doen aan het handelsverkeer, wordt op verzoek van een partij spoedoverleg overleg gevoerd om tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te komen.

ARTIKEL 38 De partijen stellen zich een geleidelijke liberalisering van de overheidsopdrachten ten doel. De Associatieraad voert overleg over de tenuitvoerlegging van deze doelstelling.

TITEL V. - Economische samenwerking ARTIKEL 39 Doelstellingen 1. De partijen verbinden zich ertoe tot wederzijds voordeel hun economische samenwerking te versterken.2. De economische samenwerking heeft als doel : - bevordering van de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van deze overeenkomst; - bevordering van de totstandkoming van evenwichtige economische betrekkingen tussen de partijen; - ondersteuning van de inspanningen van Egypte om duurzame economische en sociale ' ontwikkeling tot stand te brengen.

ARTIKEL 40 Toepassingsgebied 1. De samenwerking is in de eerste plaats gericht op sectoren waar zich interne problemen voordoen of die gevolgen ondervinden van de liberalisering van de gehele Egyptische economie, met name de liberalisering van het handelsverkeer tussen Egypte en de Gemeenschap.2. Voorts wordt bij de samenwerking prioriteit gegeven aan de sectoren die de economieën van Egypte en de Gemeenschap dichter tot elkander brengen, met name sectoren die groei en werkgelegenheid scheppen.3. De samenwerking moedigt maatregelen om de intraregionale samenwerking te stimuleren aan.4. Bij de uitvoering van de verschillende terreinen van de economische samenwerking wordt de bescherming van het milieu en het ecologische evenwicht in acht genomen, voorzover relevant voor die terreinen.5. De partijen kunnen overeenkomen hun economische samenwerking uit te breiden tot sectoren die niet onder de bepalingen van deze titel vallen. ARTIKEL 41 Methoden en procedures.

De economische samenwerking wordt met name verwezenlijkt door middel van : a) een regelmatige economische dialoog tussen de partijen die alle terreinen van het macroeconomisch beleid bestrijkt;b) regelmatige uitwisseling van informatie en ideeën op alle terreinen van de samenwerking;in dit verband worden onder meer bijeenkomsten van ambtenaren en deskundigen gehouden; c) uitwisseling van advies, deskundigheid en scholing;d) gezamenlijke activiteiten als seminars en werkgroepen;e) technische en administratieve bijstand en bijstand op het gebied van regelgeving. ARTIKEL 42 Onderwijs en opleiding De partijen stellen in onderlinge samenwerking welke de meest effectieve methoden zijn om onderwijs en beroepsopleidingen significant te verbeteren, en passen deze methoden toe, met name ten aanzien van overheidsondernemingen en particuliere ondernemingen, handelsgerelateerde dienstverlening, de overheid, technische instellingen, instanties voor normalisatie en certificatie en andere relevante organisaties. In dit verband wordt bijzondere aandacht geschonken aan de toegang voor vrouwen tot hoger onderwijs en opleidingsfaciliteiten.

De samenwerking stimuleert tevens de totstandkoming van betrekkingen tussen gespecialiseerde instanties in de Gemeenschap en Egypte en bevordert de uitwisseling van informatie en ervaring en het gezamenlijk gebruik van technische faciliteiten.

ARTIKEL 43 Wetenschappelijke en technologische samenwerking De samenwerking heeft als doel : a) het bevorderen van duurzame betrekkingen tussen de wetenschappelijke gemeenschap in de Gemeenschap en die in Egypte, met name door middel van : - openstelling van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's van de Gemeenschap voor Egypte, overeenkomstig de geldende bepalingen inzake de deelname van derde landen; - deelname van Egypte aan netwerken voor gedecentraliseerde samenwerking; - bevordering van synergie tussen opleiding en onderzoek; b) het versterken van de onderzoekscapaciteit in Egypte;c) het stimuleren van technologische innovatie, uitwisseling van nieuwe technologieën en verspreiding van kennis. ARTIKEL 44 Milieu l. De samenwerking heeft als doel het voorkomen van de aantasting van het milieu, het terugdringen van verontreiniging en het rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, teneinde duurzame ontwikkeling te waarborgen.2. Specifiek richt de samenwerking zich op de volgende terreinen : - woestijnvorming; - de kwaliteit van het water van de Middellandse Zee en de bestrijding en voorkoming van verontreiniging van de zee; - waterbeheer; - energiebeheer; - afvalbeheer; - verzilting; - beheer van het milieu van gevoelige kustgebieden; - de effecten van industriële ontwikkeling en met name de veiligheid van industriële installaties; - de gevolgen van de landbouw voor de kwaliteit van bodem en water; - milieueducatie en -voorlichting.

ARTIKEL 45 Industriële samenwerking De samenwerking bevordert en stimuleert met name : - het debat over industriebeleid en concurrentie in een open economie; - de industriële samenwerking tussen bedrijven in de Gemeenschap en in Egypte : dit houdt onder meer toegang voor Egypte in tot communautaire netwerken voor samenwerking tussen ondernemingen en tot netwerken voor gedecentraliseerde samenwerking; - de modernisering en herstructurering van de Egyptische industrie; - totstandbrenging van een voor de ontwikkeling van het particuliere bedrijfsleven gunstig klimaat, teneinde groei en diversifiëring van de industriële productie te stimuleren; - overdracht van technologie, innovatie en onderzoek en ontwikkeling; - ontwikkeling van het menselijk potentieel; - toegang tot de kapitaalmarkt ten behoeve van de financiering van productieve investeringen.

ARTIKEL 46 Investeringen en stimulering van investeringen. De samenwerking is gericht op versterking van de instroom van kapitaal, deskundigheid en technologie naar Egypte door onder meer : - op gepaste wijze investeringsmogelijkheden en bronnen van informatie over investeringsregels te identificeren; - informatie te verstrekken over Europese investeringsregelingen (technische bijstand, rechtstreekse financiële ondersteuning, fiscale stimuleringsmaatregelen, investeringsverzekering en dergelijke) voor investeringen buiten de EG, en de Egypte beter in staat te stellen daarvan te profiteren; - een juridisch klimaat tot stand te brengen dat bevorderlijk is voor de onderlinge investeringen, eventueel door sluiting door Egypte en de lid-Staten van overeenkomsten ter bescherming van investeringen en overeenkomsten ter vermijding van dubbele belastingheffing; - de mogelijkheden voor de oprichting van joint ventures te onderzoeken, met name voor het midden- en kleinbedrijf, en voor de sluiting van overeenkomsten tussen de lid-Staten en Egypte; - mechanismen voor de stimulering van investeringen in te stellen.

De samenwerking kan zich uitstrekken tot planning en uitvoering van projecten waarmee ter plaatse de doeltreffende verwerving en gebruik van basistechnologieën, het gebruik van normen, de ontwikkeling van het menselijk potentieel en het scheppen van werkgelegenheid kan worden gedemonstreerd.

ARTIKEL 47 Normalisatie en conformiteitsbeoordeling De partijen streven ernaar de verschillen op het gebied van harmonisatie en conformiteitsbeoordeling te beperken. Specifiek richt de samenwerking in dit verband zich op de volgende terreinen : a) voorschriften op het gebied van normalisatie, metrologie, kwaliteitsnormen en erkenning van conformiteit, met name wat betreft sanitaire en fytosanitaire normen voor landbouwproducten en voedingsmiddelen;b) modernisering van de Egyptische instanties voor conformiteitsbeoordeling, teneinde te zijner tijd overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning van conformiteitsbeoordeling te sluiten;c) het ontwikkelen van structuren voor de bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendom, normalisatie en kwaliteitsnormen. ARTIKEL 48 Aanpassing van wetgeving De partijen doen wat in hun vermogen ligt om hun wetgeving onderling aan te passen, teneinde de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst te vereenvoudigen.

ARTIKEL 49 Financiële diensten De partijen werken samen om hun normen en voorschriften te harmoniseren, onder andere met het oog op : a) versterking en herstructurering van de financiële sector in Egypte;b) verbetering van de boekhoudings- en boekhoudcontrolesystemen, alsmede het toezicht op en de reglementering van het bankwezen, het verzekeringswezen en andere segmenten van de financiële sector in Egypte. ARTIKEL 50 Landbouw en visserij De samenwerking is gericht op : a) modernisering en herstructurering van landbouw en visserij, onder meer door modernisering van infrastructuur en uitrusting, ontwikkeling van technologie voor verpakking, opslag en marketing en verbetering van particuliere distributieketens;b) diversificatie van productie en externe afzetmarkten, onder meer door stimulering van de oprichting van joint ventures in de agro-industriële sector;c) hechtere samenwerking op veterinair en fytosanitair gebied en inzake teelttechnieken teneinde handelsverkeer tussen de partijen te vergemakkelijken.De partijen wisselen hiertoe informatie uit.

ARTIKEL 51 Vervoer De samenwerking is gericht op : - herstructurering en modernisering van weg-, spoorweg-, haven- en luchthaveninfrastructuur die gekoppeld is aan de belangrijkste trans-Europese verbindingen van gemeenschappelijk belang; - definitie en toepassing van exploitatienormen die vergelijkbaar zijn met die welke in de Gemeenschap gangbaar zijn; - vernieuwing van technische installaties voor multimodaal vervoer, containervervoer en overslag; - verbetering van het beheer van luchthavens, de luchtverkeersleiding en de spoorwegen, mede inhoudende samenwerking tussen de verantwoordelijke nationale instanties. - verbetering van navigatiehulpmiddelen.

ARTIKEL 52 Telecommunicatie en informatiemaatschappij De partijen erkennen dat informatie- en communicatietechnologieën een cruciaal element zijn van een moderne samenleving, een vitale factor voor de economische en sociale ontwikkeling en een hoeksteen van de opkomende informatiemaatschappij.

De samenwerkingsactiviteiten van de partijen op dit gebied zijn gericht op : - een dialoog over vraagstukken die verband houden met de verschillende aspecten van de informatiemaatschappij, zoals het telecommunicatiebeleid; - uitwisseling van informatie en mogelijke technische bijstand op het gebied van regelgeving, normalisatie, conformiteitsbeoordeling en certificering in verband met informatietechnologieën en telecommunicatie; - verspreiding van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën en verfijning van nieuwe toepassingen op dit gebied; - uitvoering van gezamenlijke projecten voor onderzoek, technische ontwikkeling of industriële toepassingen op het gebied van informatietechnologieën, communicatie, telematica en de informatiemaatschappij; - deelname van Egyptische organisaties, binnen de gevestigde kaders, aan proefprojecten en Europese programma's; - onderlinge koppeling van netwerken en interoperabiliteit van telematicadiensten in de Gemeenschap en Egypte.

ARTIKEL 53 Energie Bij de samenwerking genieten prioriteit : - bevordering van duurzame energie; - bevordering van energiebesparing en efficiënt energiegebruik; - toegepast onderzoek naar datanetwerken in de economische en sociale sector, met name ten behoeve van de verbinding tussen ondernemingen in de Gemeenschap en in Egypte; - ondersteuning voor de modernisering en ontwikkeling van energienetwerken en koppeling daarvan aan de netwerken van de Gemeenschap.

ARTIKEL 54 Toerisme De prioriteiten voor de samenwerking zijn : - stimulering van investeringen in het toerisme; - verbetering van de kennis van de toeristenindustrie en versterking van de consistentie van beleid dat op het toerisme van invloed is; - betere seizoensspreiding van het toerisme; - bevordering van de samenwerking met regio's en steden in buurlanden; - benadrukking van het belang van het culturele erfgoed voor het toerisme; - zorgen voor een passende wisselwerking tussen toerisme en het milieu; - versterking van het concurrentievermogen van het toerisme door steun voor professionalisering.

ARTIKEL 55 Douane 1. De partijen ontwikkelen de samenwerking op douanegebied teneinde erop toe te zien dat de handelsbepalingen worden nageleefd.Bij de samenwerking hebben prioriteit : a) vereenvoudiging van controles en procedures voor in- en uitklaring van goederen;b) toepassing van het "enig document" en een systeem om de douanevervoerregelingen van de Gemeenschap en Egypte te koppelen.2. Onverminderd het bepaalde in de overeenkomst inzake verdere samenwerking, in het bijzonder wat de bestrijding van drugs en het witwassen van geld betreft, verlenen de douaneadministraties van de partijen elkander administratieve bijstand overeenkomstig Protocol nr. 5.

ARTIKEL 56 Statistiek De samenwerking is met name gericht op harmonisatie van de door de partijen gebruikte methoden, zodat betrouwbare statistieken kunnen worden opgesteld voor alle gebieden die onder deze overeenkomst vallen en voor statistische verwerking in aanmerking komen.

ARTIKEL 57 Witwassen van geld l. De partijen werken samen om te voorkomen dat hun financiële systemen worden gebruikt voor het witwassen van de opbrengst van criminele activiteiten in het algemeen en drugsmisdrijven in het bijzonder.2. De samenwerking op dit gebied omvat mede technische en administratieve bijstand voor het opzetten van effectieve normen voor de bestrijding van witwassen, die met de internationale normen overeenstemmen. ARTIKEL 58 Bestrijding van drugs 1. De samenwerking is met name gericht op : - verbetering van de effectiviteit van beleid en maatregelen ter voorkoming en bestrijding van het aanbod van en de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, almede op bestrijding van het misbruik van deze producten; - bevordering van een gezamenlijke aanpak voor het terugdringen van de vraag. 2. De partijen bepalen gezamenlijk, in overeenstemming met hun respectieve wetgeving, welke strategieën en samenwerkingsmethoden geboden zijn om deze doelstellingen te bereiken.Hun optreden, voor zover niet gemeenschappelijk, wordt gebaseerd op overleg en nauwe coordinatie.

Aan dit optreden kunnen de betrokken overheidsinstellingen en particuliere instellingen deelnemen, alle overeenkomstig hun bevoegdheden, in samenwerking met de bevoegde instanties van Egypte, de Gemeenschap en haar lid-Staten. 3. De samenwerking wordt verwezenlijkt door middel van uitwisseling van informatie en waar nodig gezamenlijke activiteiten met betrekking tot : - oprichting of uitbreiding van instellingen voor sociale dienstverlening en gezondheidszorg en informatiecentra voor de behandeling en sociale reïntegratie van drugsverslaafden; - uitvoering van projecten op het gebied van preventie, voorlichting, opleiding, en epidemiologisch onderzoek; - het opstellen van effectieve normen voor de 'voorkoming van het onrechtmatig gebruik van precursoren en andere essentiële stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, overeenkomend met de internationale normen.

ARTIKEL 59 Bestrijding van terrorisme Overeenkomstig internationale verdragen en hun nationale wetgeving werken de partijen samen op dit gebied, waarbij de nadruk ligt op : - uitwisseling van informatie over middelen en methoden voor de bestrijding van terrorisme; - uitwisseling van ervaringen met betrekking tot de voorkoming van terrorisme; - gezamenlijk onderzoek naar de voorkoming van terrorisme.

ARTIKEL 60 Regionale samenwerking De samenwerking is met name gericht op : - ontwikkeling van de economische infrastructuur; - wetenschappelijk en technologisch onderzoek; - intraregionale handel; - douanezaken; - cultuur; - milieuvraagstukken.

ARTIKEL 61 Bescherming van de consument De samenwerking op dit gebied is gericht op de harmonisatie van de regelingen voor de bescherming van de consument in de Europese Gemeenschap en in Egypte en dient voorzover mogelijk gericht te zijn op : - versterking van de onderlinge compatibiliteit van de consumentenwetgeving, teneinde handelsbelemmeringen te voorkomen; - instelling, ontwikkeling en onderlinge koppeling van systemen voor wederzijdse informatieverstrekking over gevaarlijke voedingsmiddelen en industrieproducten (systemen voor vroeg tijdige waarschuwing); - uitwisseling van informatie en deskundigen; - organisatie van opleidingsregelingen en verlening van technische bijstand.

TITEL VI HOOFDSTUK I DIALOOG EN SAMENWERKING OP SOCIAAL GEBIED ARTIKEL 62 De partijen bevestigen opnieuw het belang dat zij hechten aan billijke behandeling van hun werknemers die legaal op het grondgebied van de andere partij verblijven en werkzaam zijn. De lid-Staten en Egypte komen overeen, indien een van hen daarom verzoekt, besprekingen te openen over onderlinge bilaterale overeenkomsten inzake arbeidsvoorwaarden voor en socialezekerheidsrechten van werknemers uit Egypte en de lid-Staten die legaal verblijven en werkzaam zijn op hun grondgebied.

ARTIKEL 63 1. Tussen de partijen wordt een regelmatige dialoog ingesteld over onderwerpen op sociaal gebied die voor hen van belang zijn.2. In het kader van deze dialoog wordt onderzocht hoe vooruitgang kan worden bewerkstelligd wat betreft het verkeer van werknemers, gelijke behandeling en sociale integratie van onderdanen van Egypte en van de lid-Staten van de Gemeenschap die legaal op het grondgebied van de andere partij verblijven.3. De dialoog heeft met name betrekking op alle vraagstukken betreffende : a) leef- en werkomstandigheden van migrantengemeenschappen;b) migratie;c) illegale migratie;d) activiteiten ter bevordering van de gelijke behandeling van onderdanen van Egypte en van de lid-Staten van de Gemeenschap, wederzijdse kennis van cultuur en beschaving, bevordering van tolerantie en afschaffing van discriminatie. ARTIKEL 64 De dialoog over sociale aangelegenheden wordt gevoerd volgens dezelfde procedures als die waarin in titel I van deze overeenkomst wordt voorzien.

ARTIKEL 65 Teneinde de samenwerking op sociaal gebied tussen de partijen te consolideren, worden activiteiten en programma's uitgevoerd op alle gebieden die voor hen van belang zijn.

Hierbij hebben de volgende onderwerpen prioriteit : a) vermindering van de migratiedruk, met name door het verbeteren van de levensomstandigheden, het scheppen van werkgelegenheid en inkomensgenerende activiteiten en het ontwikkelen van het onderwijs in de gebieden waaruit emigranten afkomstig zijn;b) bevordering van de betrokkenheid van vrouwen bij het economische en sociale ontwikkelingsproces;c) ontwikkeling en versterking van Egyptische programma's voor gezinsplanning en de bescherming van moeder en kind;d) verbetering van het stelsel van sociale zekerheid;e) verbetering van de gezondheidszorg;f) verbetering van de levensomstandigheden in arme gebieden;g) uitvoering en financiering van uitwisselings- en vrijetijdsprogramma's voor gemengde groepen Europese en Egyptische jongeren die in de lid-Staten verblijven ter bevordering van de kennis van elkanders cultuur en van de tolerantie. ARTIKEL 66 De samenwerkingsactiviteiten kunnen worden uitgevoerd in samenwerking met de lid-Staten en bevoegde internationale organisaties.

ARTIKEL 67 De Associatieraad richt voor het einde van het eerste jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst een werkgroep op. Deze wordt belast met de permanente en regelmatige evaluatie van de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de hoofdstukken 1 tot en met 3. HOOFDSTUK 2 SAMENWERKING INZAKE VOORKOMING VAN EN CONTROLE OP ILLEGALE IMMIGRATI EEN ANDERE CONSULAIRE AANGELEGENHEDEN ARTIKEL 68 De partijen werken samen teneinde illegale immigratie te voorkomen en controleren. Hiertoe geldt het volgende : - iedere lid-Staat van de Europese Gemeenschap verbindt zich ertoe eigen onderdanen die illegaal op het grondgebied van Egypte verblijven op verzoek van Egypte zonder verdere formaliteiten over te nemen, zodra de betrokken personen uitdrukkelijk als zodanig zijn geïdentificeerd; - Egypte verbindt zich ertoe eigen onderdanen die illegaal op het grondgebied van een lid-Staat van de Europese Gemeenschap verblijven op verzoek van die lid-Staat zonder verdere formaliteiten over te nemen, zodra de betrokken personen uitdrukkelijk als zodanig zijn geïdentificeerd;

Voor dergelijke doeleinden verstrekken de lid-Staten en Egypte hun onderdanen passende identiteitsdocumenten.

Wat de lid-Staten van de Europese Unie betreft zijn de verplichtingen van dit artikel uitsluitend van toepassing op personen die voor de toepassing van het Gemeenschapsrecht geacht worden hun onderdanen te zijn.

Wat Egypte betreft zijn de verplichtingen van dit artikel uitsluitend van toepassing op personen die overeenkomstig het Egyptische rechtsstelsel en alle relevante wetgeving betreffende het staatsburgerschap geacht worden onderdanen van Egypte te zijn.

ARTIKEL 69 Na de inwerkingtreding van de overeenkomst openen de partijen op verzoek van een van hen onderhandelingen over de sluiting van onderlinge bilaterale overeenkomsten waarin hun specifieke verplichtingen betreffende de overname van hun onderdanen worden geregeld. Indien een partij zulks noodzakelijk acht, bevatten dergelijke overeenkomsten tevens regelingen voor de overname van onderdanen van derde landen. In die regelingen wordt bepaald welke categorieën personen onder de regelingen vallen, alsmede op welke wijze de overname dient te geschieden.

Egypte wordt passende financiële en technische steun verleend voor de tenuitvoerlegging van deze regelingen.

ARTIKEL 70 De Associatieraad onderzoekt welke andere gezamenlijke inspanningen kunnen worden verricht voor de voorkoming van en de controle op illegale immigratie en met betrekking tot andere consulaire aangelegenheden.

HOOFDSTUK 3 SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN CULTUUR, AUDIOVISUELE MEDIA EN INFORMATIE ARTIKEL 71 1. De partijen bevorderen de culturele samenwerking ten aanzien van terreinen van wederzijds belang, in een geest van respect voor elkanders cultuur.Er wordt een duurzame dialoog inzake cultuur ingesteld. De samenwerking is met name gericht op het bevorderen van : - het conserveren en restaureren van historisch en cultureel erfgoed (monumenten en locaties van cultuurhistorische waarde, artefacten, zeldzame boeken en handschriften en dergelijke); - de uitwisseling van tentoonstellingen, theatergroepen, kunstenaars, letterkundigen, intellectuelen, culturele evenementen en dergelijke; - vertalingen; - de opleiding van personen die in de cultuursector werkzaam zijn. 2. De samenwerking op het gebied van de audiovisuele media bevordert coproducties en gezamenlijke opleidingsactiviteiten.De partijen streven ernaar de deelname van Egypte aan communautaire initiatieven op dit gebied te stimuleren. 3. De partijen zijn het erover eens dat cultuurprogramma's van de Gemeenschap en een of meer lid-Staten, alsmede andere activiteiten van wederzijds belang, tot Egypte kunnen worden uitgebreid.4. De partijen stimuleren culturele samenwerking van commerciële aard, met name door middel van gezamenlijke projecten (voor productie, investering en marketing), opleiding en uitwisseling van informatie.5. Bij de vaststelling van samenwerkingsactiviteiten en -programma's en gezamenlijke activiteiten besteden de partijen bijzondere aandacht aan jongeren, aan zelfexpressie en communicatievaardigheden met gebruikmaking van schriftelijke en audiovisuele media, en aan monumentenzorg en verbreiding van cultuur.6. De samenwerking wordt met name verwezenlijkt door middel van : - een regelmatige dialoog tussen de partijen; - regelmatige uitwisseling van informatie en ideeën in alle sectoren van samenwerking, onder meer door middel van bijeenkomsten van ambtenaren en deskundigen; - activiteiten op het gebied van adviesverlening, expertise en opleiding; - gezamenlijke activiteiten als seminars en workshops; - technische en administratieve bijstand en bijstand op het gebied van de regelgeving-, - verspreiding van informatie over samenwerkingsinitiatieven.

TITEL VII. - Financiële samenwerking ARTIKEL 72 Ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst wordt een financieel samenwerkingspakket aan Egypte ter beschikking gesteld volgens de passende procedures en met de vereiste financiële middelen.

De financiële samenwerking is met name gericht op : - het bevorderen van hervormingen die gericht zijn op de modernisering van de economie; - het op peil brengen van de economische infrastructuur; - het bevorderen van particuliere investeringen en activiteiten die werkgelegenheid scheppen; - het opvangen van de gevolgen voor Egypte van de geleidelijke instelling van een vrijhandelsgebied, met name door de industrie te moderniseren en te herstructureren en Egyptes exportcapaciteit te vergroten; - flankerende maatregelen voor beleid in de sociale sector; - het bevorderen van de capaciteit en het vermogen van Egypte op het gebied van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten; - aanvullende maatregelen, waar nodig, ter uitvoering van bilaterale overeenkomsten ter voorkoming en beheersing van illegale immigratie; - flankerende maatregelen ten behoeve van de formulering en tenuitvoerlegging van de concurrentiewetgeving.

ARTIKEL 73 Met het oog op een gecoordineerde benadering van uitzonderlijke macro-economische en financiële problemen die uit de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst zouden kunnen voortvloeien, schenken de partijen bijzondere aandacht aan de ontwikkelingen in het handelsverkeer en de financiële betrekkingen tussen de Gemeenschap en Egypte in het kader van de krachtens titel V ingestelde regelmatige economische dialoog.

TITEL VIII. - Institutionele, algemene en slotbepalingen ARTIKEL 74 Er wordt een Associatieraad opgericht, die éénmaal per jaar, of telkens wanneer de omstandigheden zulks vereisen, op ministerieel niveau bijeenkomt op initiatief van zijn voorzitter, overeenkomstig het reglement van orde.

De Associatieraad behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van de overeenkomst voordoen en alle andere bilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.

ARTIKEL 75 1. De Associatieraad bestaat uit enerzijds leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en anderzijds leden van de regering van Egypte.2. De leden van de Associatieraad kunnen regelingen treffen om zich te doen vertegenwoordigen, overeenkomstig de daartoe in het reglement van orde van deze Associatieraad vast te stellen voorwaarden.3. De Associatieraad stelt zijn reglement van orde vast.4. De Associatieraad wordt beurtelings voorgezeten door een lid van de Raad van de Europese Unie en een lid van de regering van Egypte, zulks overeenkomstig het bepaalde in het reglement van orde van de Associatieraad. ARTIKEL 76 Voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst heeft de Associatieraad beslissingsbevoegdheid in de gevallen die in de overeenkomst worden genoemd.

De besluiten van de Associatieraad zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoéring ervan. De Associatieraad kan tevens alle nuttige aanbevelingen doen.

De besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de partijen.

ARTIKEL 77 l. Er wordt een Associatiecomité opgericht, dat toezicht houdt op het beheer van deze Overeenkomst, onder voorbehoud van de aan de Associatieraad toegekende bevoegdheden.2. De Associatieraad kan alle of een deel van zijn bevoegdheden aan het Associatiecomité delegeren. ARTIKEL 78 1. Het Associatiecomité vergadert op het niveau van hoge ambtenaren en bestaat uit enerzijds vertegenwoordigers van de leden van de Raad van de Europese Unie en van leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, en anderzijds vertegenwoordigers van de regering van Egypte.2. Het Associatiecomité stelt zijn reglement van orde vast.3. Het Associatiecomité wordt beurtelings voorgezeten door een vertegenwoordiger van het Voorzitterschap.van de Raad van de Europese Unie en een vertegenwoordiger van de regering van Egypte.

ARTIKEL 79 1. Het Associatiecomité heeft beslissingsbevoegdheid inzake het beheer van deze overeenkomst en op de terreinen waarop de Associatieraad bevoegdheden aan het Associatiecomité heeft gedelegeerd.2. De besluiten van het Associatiecomité worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de partijen.Deze besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan.

ARTIKEL 80 De Associatieraad kan besluiten werkgroepen of lichamen in te stellen die voor de uitvoering van de overeenkomst nodig zijn. Hij stelt voor alle aldus aan hem ondergeschikte werkgroepen of lichamen de werkopdracht vast.

ARTIKEL 81 De Associatieraad neemt alle nuttige maatregelen ter bevordering van de samenwerking en de contacten tussen het Europees Parlement en de Volksvergadering van Egypte.

ARTIKEL 82 1. Elk der partijen kan ieder geschil dat verband houdt met de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst aan de Associatieraad voorleggen.2. De Associatieraad kan het geschil bij besluit beslechten.3. Beide partijen zijn verplicht de maatregelen te treffen die voor de uitvoering van besluiten als bedoeld in lid 2 noodzakelijk zijn.4. Indien het geschil niet overeenkomstig lid 2 kan worden beslecht, kan elk der partijen de andere partij ervan in kennis stellen dat zij een scheidsrechter heeft aangewezen, waarop de andere partij binnen twee maanden een tweede scheidsrechter dient aan te wijzen.Voor de toepassing van deze procedure worden de Gemeenschap en de lid-Staten geacht één partij bij het geschil te zijn.

De Associatieraad wijst een derde scheidsrechter aan.

De scheidsrechters besluiten bij meerderheid van stemmen.

Elke partij bij het geschil treft de maatregelen die voor de tenuitvoerlegging van het besluit van de scheidsrechters noodzakelijk zijn.

ARTIKEL 83 Niets in deze overeenkomst belet een overeenkomstsluitende partij maatregelen te nemen : a) die zij nodig acht om onthulling van informatie die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist te beletten;b) die verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmaterieel of met onderzoek, ontwikkeling of productie die onmisbaar zijn voor defensiedoeleinden, mits deze maatregelen geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn; c) die zij van vitaal belang acht voor haar eigen veiligheid in geval van ernstige binnenlandse problemen die de openbare orde bedreigen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogsdreiging inhouden, of om verplichtingen na te komen die zij.voor de bewaring van de vrede en de internationale veiligheid is aangegaan.

ARTIKEL 84 Op de door deze overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd eventueel daarin neergelegde bijzondere bepalingen, geldt het volgende : - de regelingen die Egypte ten opzichte van de Gemeenschap toepast mogen geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van de lid-Staten, hun onderdanen of hun vennootschappen; - de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van Egypte toepast mogen geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van Egyptische onderdanen of vennootschappen.

ARTIKEL 85 Ten aanzien van directe belastingen heeft geen der bepalingen van de overeenkomst tot gevolg dat : - de door een partij toegekende voordelen op fiscaal gebied in enige internationale overeenkomst of regeling waardoor deze partij gebonden is worden uitgebreid; - de vaststelling of toepassing door een partij van maatregelen ter voorkoming van fraude of belastingontduiking wordt verhinderd; - afbreuk wordt gedaan aan het recht van een partij de terzake doende bepalingen van haar fiscale wetgeving toe te passen op belastingplichtigen die zich niet in een zelfde situatie bevinden, met name ten aanzien van hun woonplaats.

ARTIKEL 86 1. De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze overeenkomst te voldoen.Zij zien erop toe dat de in de overeenkomst aangegeven doelstellingen worden bereikt. 2. Indien een der partijen van mening is dat de andere partij een verplichting die uit de overeenkomst voortvloeit niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen.Alvorens dit te doen, behalve in geval van wezenlijke inbreuk op deze overeenkomst door de andere partij, verstrekt zij de Associatieraad alle terzake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

Wezenlijke inbreuk op deze overeenkomst houdt in : verbreking van deze overeenkomst in strijd met de algemene regels van het internationale recht of ernstige schending van een essentieel element van deze overeenkomst, waardoor een klimaat wordt geschapen dat niet bevorderlijk is vooroverleg, alsmede situaties waarin uitstel afbreuk zou doen aan de doelstellingen van deze overeenkomst. 3. Bij de keuze van maatregelen als bedoeld in lid 2 wordt voorrang gegeven aan maatregelen die de werking van deze overeenkomst het minst verstoren.De partijen komen voorts overeen dat deze maatregelen in overeenstemming dienen te zijn met het internationale recht en in verhouding dienen te staan tot de schending.

De genomen maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van de Associatieraad gebracht en op verzoek van de andere partij in de Associatieraad besproken. Indien een der partijen in geval van wezenlijke inbreuk op de overeenkomst als bedoeld in lid 2 een maatregel neemt, kan de andere partij een beroep doen op de procedure voor geschillenbeslechting.

ARTIKEL 87 De protocollen 1 tot en met 5 en de bijlagen I tot en met VI vormen een integrerend onderdeel van de overeenkomst.

ARTIKEL 88 Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder "partijen" verstaan : enerzijds Egypte, en anderzijds de Gemeenschap, dan wel de lid-Staten, dan wel de Gemeenschap en de lid-Staten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

ARTIKEL 89 Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

Elk der partijen kan deze overeenkomst door kennisgeving aan de andere partij opzeggen. Zes maanden na de datum van die kennisgeving houdt deze overeenkomst op van toepassing te zijn.

ARTIKEL 90 Deze overeenkomst is van toepassing op enerzijds het grondgebied waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing zijn, overeenkomstig het bepaalde in die verdragen, en anderzijds op het grondgebied van Egypte.

ARTIKEL 91 Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Arabische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

ARTIKEL 92 1. Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de partijen elkander ervan kennisgeving doen dat de in de eerste alinea bedoelde procedures zijn voltooid. 2. Bij inwerkingtreding vervangt deze overeenkomst de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Egypte en de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en Egypte, ondertekend te Brussel op 18 januari 1997. Gedaan te Luxemburg, op 25 juni 2001.

BIJLAGEN EN PROTOCOLLEN Bijlage I : Landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten van de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem, bedoeld in de artikelen 7 en 12 Bijlage II : Industriële producten van oorsprong uit de Gemeenschap waarop bij invoer in Egypte het in artikel 9, lid 1, bedoelde tijdschema voor de afschaffing van de rechten van toepassing is Bijlage III : Industriële producten van oorsprong uit de Gemeenschap waarop bij invoer in Egypte het in artikel 9, lid 2, bedoelde tijdschema voor de afschaffing van de rechten van toepassing is Bijlage IV : Industriële producten van oorsprong uit de Gemeenschap waarop bij invoer in Egypte het in artikel 9, lid 3, bedoelde tijdschema voor de afschaffing van de rechten van toepassing is Bijlage V : Industriële producten van oorsprong uit de Gemeenschap, bedoeld in artikel 9, lid 4, bijlage VI : Intellectuele eigendom, bedoeld in artikel 37 Protocol nr. 1 : Regeling van toepassing bij de invoer in de Gemeenschap van landbouwproducten van oorsprong uit Egypte Protocol nr. 2 : Regeling van toepassing bij de invoer in Egypte van landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap Protocol nr. 3 : Regeling van toepassing op verwerkte landbouwproducten Protocol nr. 4 : Definitie van het begrip "producten van oorsprong" en regelingen voor administratieve samenwerking Protocol nr. 5 : Wederzijdse bijstand tussen administratieve autoriteiten in douanezaken Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

PROTOCOL NR.1 REGELING VAN TOEPASSING BIJ DE INVOER IN DE GEMEENSCHAP VAN LANDBOUWPRODUCTEN VAN OORSPRONG UIT EGYPTE 1. De in de bijlage genoemde producten van oorsprong uit Egypte mogen in de Gemeenschap worden ingevoerd onder de voorwaarden die hierna en in de bijlage zijn vermeld.2. a) De douanerechten worden afgeschaft of verlaangd als aangegeven in kolom A.b) Voor bepaalde producten waarvoor het gemeenschappelijk douanetarief in een douanerecht ad valorem en een specifiek recht voorziet, zijn de in de kolommen A en C vermelde verlagingspercentages uitsluiten op het recht ad valorem van toepassing.3. Voor bepaalde producten worden de douanerechten afgeschaft binnen de grenzen van de tariefcontingenten vermeld in kolom B. Voor ingevoerde hoeveelheden die het contingent overschrijden, wordt het recht van het gemeenschappelijk douanetarief, afhandelijk van het product, volledig toegepast of verlaagd als aangegeven in kolom C. Voor het eerste toepassingsjaar wordt de omvang van de tariefcontingenten berekend in verhouding tot het basisvolume, rekening houdend met het gedeelte van de periode dat op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst reeds is verstreken. 4. Voor producten waarbij in kolom D naar dit punt 4 wordt verwezen, wordt de omvang van de tariefcontingenten vermeld in kolom B jaarlijks verhoogd met 3 % van de omvang van het voorgaande jaar.De eerste verhoging vindt plaats één jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst. 5. De door de Europese Gemeenschap en Egypte overeengekomen invoerprijs, vanaf welke het specifieke recht als vermeld in de lijst van concessies die door de Gemeenschap bij de WTO is aangemeld tot nul wordt verlaagd, bedraagt van 1 december tot en met 31 mei voor verse sinaasappelen, andere pomeransen (bittere oranjeappelen), ingedeeld onder de GN-codes ex 0805 10 10, ex 0805 10 30 en ex 0805 10 50, binnen het tariefcontingent van 34 000 ton dat op de concessie betreffende douanerechten ad valorem douanerechten van toepassing is : - 266 euro per ton van 1 december 1999 tot en met 31 mei 2000; - 264 euro per ton gedurende elke volgende periode van 1 december tot en met 31 mei.

Indien de invoerprijs voor een zending, 2 %, 4 %, 6 % of 8 % lager is dan het overeengekomen invoerprijs, bedraagt het specifieke douanerecht respectievelijk 2 %, 4 %, 6 % of 8 % van deze overeengekomen invoerprijs. Indien de invoerprijs voor een zending langer is dan 92 % van de overeengekomen invoerprijs, is het bij de WTO geconsolideerde specifieke douanerecht van toepassing.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

PROTOCOL NR. 2 REGELING VAN TOEPASSING BIJ DE INVOER IN EGYPTE VAN LANDBOUWPRODUCTEN VAN OORSPRONG UIT DE GEMEENSCHAP 1. De in de bijlage genoemde producten van oorsprong uit de Gemeenschap mogen in Egypte worden ingevoerd onder de voorwaarden die hierna en in de bijlage zijn vermeld.2. De douanerechten bij invoer worden afgeschaft of verlaagd tot de waarde aangegeven in kolom A.3. Voor bepaalde producten worden de rechten afgeschaft of verlaagd binnen de grenzen van de tariefcontingenten vermeld in kolom B. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

PROTOCOL NR. 3 BETREFFENDE DE HANDEL TUSSEN EGYPTE EN DE GEMEENSCHAP IN VERWERKTE LANDBOUWPRODUCTEN ARTIKEL 1 1. Douanerechten en heffingen van gelijke werking bij invoer welke in Egypte van toepassing zijn op verwerkte landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap vermeld in bijlage I bij dit protocol, worden geleidelijk afgeschaft overeenkomstig het hiernavolgende tijdschema : - voor de producten in tabel 1 worden de rechten twee jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft; - voor de producten in tabel 2 worden de rechten als volgt verlaagd : twee jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst : - 5 % van het basisrecht; drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst : - 10 % van het basisrecht; vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst : - 15 % van het basisrecht; - voor de producten in tabel 3 worden de rechten als volgt verlaagd : twee jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst : - 5 % van het basisrecht; drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst : - 15 % van het basisrecht; vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst : - 25 % van het basisrecht. 2. Voor de invoer van in bijlage II bij dit protocol genoemde verwerkte landbouwproducten van oorsprong uit Egypte gelden de daarin vermelde rechten, ongeacht of beperkingen en in het kader van een contingent van toepassing zijn.3. De in de bijlagen I en II bij dit protocol vermelde verlagingen van de douanerechten zijn van toepassing op de in artikel 18 bedoelde basisrechten.4. De Associatieraad kan : de lijst van de onder dit protocol vallende verwerkte landbouwproducten uitbreiden; de in bijlage I en II bij dit protocol vermelde rechten wijzigen; de tariefcontingenten verruimen of afschaffen.

ARTIKEL 2 1. De overeenkomstig artikel 1 toegepaste rechten kunnen bij besluit van het Associatiecomité worden verlaagd : wanneer in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Egypte de op de baisproducten toegepaste rechten worden verlaagd, of naar aanleiding van verlagingen die het gevolg zijn van werderzijdse consessies voor verwerkte landbouwproducten.2. Wat de door de Gemeenschap toegepaste rechten betreft worden de onder het eerste streepje bedoelde verlagingen berekend op basis van het als landbouwelement aangemerkt deel van het recht, dat betrekking heeft op de landbouwproducten zijn gebruikt, en in mindering gebracht op de rechten voor die basislandbouwproducten. ARTIKEL 3 De Gemeenschap en Egypte stellen elkaar in kennis van de administratieve regelingen die zijn vastgesteld voor de onder dit protocol vallende producten.

Deze regelingen dienen een gelijke behandeling van alle betrokken partijen te waarborgen en dienen zo eenvoudig en soepel mogelijk te zijn.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

PROTOCOL Nr. 4 BETREFFENDE DE DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG" EN REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING TITEL IV. - TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN - Artikel 15 Verbod op teruggave of vrijstelling van rechten (gewijzigd) TITEL V. - BEWIJS VAN DE OORSPRONG - Artikel 16 Algemene voorwaarden - Artikel 17 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1 - Artikel 18 Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1 - Artikel 19 Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1 - Artikel 20 Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong - Artikel 21 Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring - Artikel 22 Toegelaten exporteurs - Artikel 23 Geldigheid van het bewijs van oorsprong - Artikel 24 Overlegging van het bewijs van oorsprong - Artikel 25 Invoer in deelzendingen - Artikel 26 Vrijstelling van bewijs van oorsprong - Artikel 27 Ondersteunende documenten - Artikel 28 Bewaring van het bewijs van oorsprong en de ondersteunende documenten - Artikel 29 Verschillen en vormfouten - Artikel 30 In euro uitgedrukte bedragen INHOUD TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN - Artikel 1 Definities TITEL II. - DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG" - Artikel 2 Algemene voorwaarden - Artikel 3 Bilaterale cumulatie van de oorsprong - Artikel 4 Diagonale cumulatie van de oorsprong - Artikel 5 Geheel en al verkregen producten - Artikel 6 Toereikende bewerking of verwerking - Artikel 7 Ontoereikende bewerking of verwerking - Artikel 8 Determinerende eenheid - Artikel 9 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen - Artikel 10 Stellen of assortimenten - Artikel 11 Neutrale elementen TITEL III. - TERRITORIALE VOORWAARDEN - Artikel 12 Territorialiteitsbeginsel - Artikel 13 Rechtstreeks vervoer - Artikel 14 Tentoonstellingen TITEL VI. - REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING - Artikel 31 Wederzijdse bijstand - Artikel 32 Controle van bewijzen van oorsprong - Artikel 33 Beslechting van geschillen - Artikel 34 Sancties - Artikel 35 Vrije zones TITEL VII. - CEUTA EN MELILLA - Artikel 36 Toepassing van het protocol - Artikel 37 Bijzondere voorwaarden TITEL VIII. - SLOTBEPALINGEN - Artikel 38 Wijziging van het protocol - Artikel 39 Tenuitvoerlegging van het protocol - Artikel 40 Goederen in doorvoer of in opslag BIJLAGEN BIJLAGE I : Aantekeningen bij de lijst in bijlage II BIJLAGE II : Oorsprongverlenende be- of verwerkingen BIJLAGE IIA : Oorsprongverlenende be of verwerkingen als bedoeld in artikel 6, lid 2 BIJLAGE III : Producten van oorsprong uit Turkije waarop artikel 4 niet van toepassing is, opgesomd in de volgorde van de indeling in het geharmoniseerde systeem BIJLAGE IV : Certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1 en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1 BIJLAGE V : Factuurverklaring BIJLAGE VI : Gemeenschappelijke verklaringen TITEL I. - Algemene bepalingen ARTIKEL 1 Definities Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder : a) "vervaardiging" : elk type be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;b) "materiaal" : alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen en dergelijke die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;c) "product" : het verkregen product, ook indien dit bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;d) "goederen" : zowel materialen als producten;e) "douanewaarde" : de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);f) "prijs af fabriek" : de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Egypte in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, mits in die prijs de waarde van alle gebruikte materialen is inbegrepen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;g) "waarde van de materialen" : de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of in Egypte is betaald;h) "waarde van de materialen van oorsprong" : de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;i) "toegevoegde waarde" : de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte producten van oorsprong uit andere landen dan die waarin die producten zijn verkregen;j) "hoofdstukken" en "posten" : de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol "geharmoniseerd systeem" of "GS" genoemd;k) "ingedeeld" : de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;l) "zending" : producten die gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van één vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, één factuur;m) "gebieden" : ook de territoriale wateren. TITEL II. - Definitie van het begrip "producten van oorsprong" ARTIKEL 2 Algemene voorwaarden 1. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap : a) geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5 van dit protocol;b) in de Gemeenschap verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6 van dit protocol.2. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit Egypte : a) geheel en al in Egypte verkregen producten, in de zin van artikel 5 van dit protocol;b) in Egypte verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Egypte een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6 van dit protocol. ARTIKEL 3 Bilaterale cumulatie van de oorsprong 1. Materialen van oorsprong uit de Gemeenschap worden beschouwd als materialen van oorsprong uit Egypte, indien ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen.Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7, lid 1, van dit protocol genoemde be- of verwerkingen. 2. Materialen van oorsprong uit Egypte worden beschouwd als materialen van oorsprong uit de Gemeenschap, indien ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen.Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze evenwel een beof verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7, lid 1, van dit protocol genoemde be- of verwerkingen.

ARTIKEL 4 Diagonale cumulatie van de oorsprong 1. Met inachtneming van het bepaalde in de leden 2 en 3 worden materialen die van oorsprong zijn uit Algerije, Cyprus, Israël, Jordanië, Libanon, Malta, Marokko, Syrië, Tunesië, Turkije;of de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, in de zin van de overeenkomsten tussen de Gemeenschap en Egypte en die landen, beschouwd als materialen van oorsprong uit de Gemeenschap dan wel Egypte, indien ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen "toereikende be- of verwerkingen" hebben ondergaan.

De in dit artikel bedoelde cumulatie geldt niet voor materialen van oorsprong uit Turkije die in de lijst van bijlage III bij dit protocol zijn vermeld. 2. Producten die op grond van lid 1 de oorsprong hebben verkregen worden uitsluitend als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Egypte beschouwd, wanneer de aldaar toegevoegde waarde hoger is dan de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de in lid 1 genoemde andere landen.Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het in lid 1 genoemde land waar de meeste waarde is toegevoegd aan de gebruikte materialen van oorsprong. Bij het bepalen van de oorsprong wordt geen rekening gehouden met materialen van oorsprong uit de in lid 1 genoemde andere landen die in de Gemeenschap of in Egypte een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan. 3. De in dit artikel bedoelde cumulatieregels zijn uitsluitend van toepassing op materialen die hun oorsprongs-karakter hebben verkregen krachtens oorsprongsregels welke identiek zijn met die van dit protocol.De Gemeenschap en Egypte verstrekken elkaar, door tussenkomst van de Europese Commissie, nadere bijzonderheden over de overeenkomsten en de daarin opgenomen oorsprongsregels die met de in lid 1 genoemde andere landen zijn gesloten. 4. Zodra aan de eisen van lid 3 is voldaan en een datum voor de inwerkingtreding van deze bepalingen is vastgesteld, leeft iedere partij de op haar rustende kennisgevingsverplichtingen na. ARTIKEL 5 Geheel en al verkregen producten 1. Als geheel en al in de Gemeenschap of in Egypte verkregen worden beschouwd : a) aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen producten;b) aldaar geoogste producten van het plantenrijk;c) aldaar geboren en opgefokte levende dieren;d) producten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren;e) voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;f) producten van de zeevisserij en andere door hun schepen buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of van Egypte uit de zee gewonnen producten;g) producten uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd;h) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;i) afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;j) producten, gewonnen uit de zeebodem of -ondergrond buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;k) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.2. De termen "hun schepen" en "hun fabrieksschepen" in lid l, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen : a) die in een lid-Staat van de Gemeenschap of in Egypte zijn ingeschreven of geregistreerd;b) die de vlag van een lid-Staat van de Gemeenschap of van Egypte voeren;c) die voor ten minste 50 percent toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of van Egypte of aan een onderneming die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn een lid-Staat van de Gemeenschap of van Egypte, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen van deze staten toebehoort;d) waarvan de kapitein en de officieren onderdaan zijn van een lid-Staat van de Gemeenschap of van Egypte;en e) waarvan de bemanning voor ten minste 75 percent uit onderdanen van lid-Staten van de Gemeenschap of van Egypte bestaat. ARTIKEL 6 Toereikende bewerking of verwerking 1. Niet geheel en al verkregen producten worden geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan in de zin van artikel 2, indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage Il is voldaan. Deze voorwaarden geven voor alle onder deze overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om het karakter van product van oorsprong te verkrijgen, en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 worden in bijlage IIA vermelde producten die niet geheel en al zijn verkregen, geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan, indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage IIA is voldaan. Het bepaalde in dit lid is gedurende drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst van toepassing. 3. In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt : a) wanneer de totale waarde ervan niet hoger is dan 10 percent van de prijs af fabriek van het product;b) wanneer in de lijst een of meer percentages zijn gegeven voor de maximumwaarde van de materialen die niet van oorsprong zijn, en deze percentages door de toepassing van dit lid niet worden overschreden. Dit lid is niet van toepassing op producten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem. 4. De leden 1, 2 en 3 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 7. ARTIKEL 7 Ontoereikende bewerking of verwerking 1. Behoudens het bepaalde in lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan : a) behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren (luchten, uitspreiden, drogen, koelen, in water zetten waaraan zout, zwaveldioxide of andere producten zijn toegevoegd, verwijderen van beschadigde gedeelten en soortgelijke behandelingen);b) eenvoudige behandelingen zoals stofvrij maken, zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van stellen en assortimenten van artikelen), wassen, verven en snijden;c) i) veranderen van verpakkingen, splitsen en samenvoegen van colli; ii) eenvoudig verpakken in flessen, zakken, etuis, dozen of blikken, bevestigen op kaartjes of plankjes en dergelijke, en alle andere handelingen in verband met de opmaak; d) het aanbrengen van merken, etiketten of soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op hun verpakkingen;e) eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten, indien een of meer bestanddelen van het mengsel niet voldoen aan de voorwaarden van dit protocol om als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Egypte te worden beschouwd;f) eenvoudig samenvoegen van delen tot een volledig product;g) twee of meer van de onder a) tot en met f) vermelde behandelingen tezamen;h) het slachten van dieren.2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Egypte heeft ondergaan tezamen genomen. ARTIKEL 8 Determinerende eenheid 1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd. Hieruit volgt : a) wanneer een product dat uit een groep of verzameling van artikelen bestaat onder één post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, is het geheel de determinerende eenheid;b) wanneer een zending bestaat uit een aantal identieke producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, moet elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk worden genomen.2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong. ARTIKEL 9 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn inbegrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.

ARTIKEL 10 Stellen en assortimenten Stellen en assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem worden als van oorsprong beschouwd, indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 procent van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.

ARTIKEL 11 Neutrale elementen Om te bepalen of een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong na te gaan van : a) energie en brandstof, b) fabrieksuitrusting;c) machines en werktuigen;d) goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen. TITEL III. - Territoriale voorwaarden ARTIKEL 12 Territorialiteitsbeginsel 1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden voor het verkrijgen van het karakter van product van oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Egypte zijn voldaan, behoudens het bepaalde in artikel 4.2. Behoudens het bepaalde in artikel 4 worden producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Egypte die naar een ander land worden uitgevoerd en teruggezonden, niet als van oorsprong beschouwd tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat : a) de teruggekeerde goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen;en b) dat zij tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren. ARTIKEL 13 Rechtstreeks vervoer 1. De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Egypte of over het grondgebied van een in artikel 4 genoemd ander land zijn vervoerd.Producten die één zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, mits ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.

Producten van oorsprong mogen via een pijpleiding door een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Egypte worden vervoerd. 2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer : a) één vervoersdocument dat in het land van uitvoer is opgesteld ter dekking van het vervoer door het land van doorvoer;of b) een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat, waarin : i) de producten nauwkeurig zijn omschreven; ii) de data zijn vermeld waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder opgave van de naam van de gebruikte schepen, of van de andere gebruikte vervoermiddelen; en iii) een verklaring betreffende de voorwaarden waarop de producten in het land van doorvoer verbleven; of c) bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk. ARTIKEL 14 Tentoonstellingen 1. De overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander dan een in artikel 4 genoemd land zijn verzonden en die na de tentoonstelling zijn verkocht en in de Gemeenschap of in Egypte worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat : a) een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Egypte naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;b) deze exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze afgestaan aan een geadresseerde in de Gemeenschap of Egypte;c) de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden;en d) de producten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend.Op dit bewijs zijn de naamen het adres van de tentoonstelling vermeld. Indien nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden verlangd ten aanzien van de aard van de producten en de voorwaarden waaronder zij zijn tentoongesteld. 3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven. TITEL IV. - Teruggave of vrijstelling van rechten ARTIKEL 15 Verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten 1. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Egypte of een van de andere in artikel 4 genoemde landen waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Egypte niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor terugbetaling of algehele of gedeeltelijke vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Egypte van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging worden gebruikt, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient steeds bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 9 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke artikelen niet van oorsprong zijn.5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is.Zij doen geen afbreuk aan het stelsel van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst. 6. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing gedurende de zes jaar die volgen op de inwerkingtreding van de overeenkomst.7. Na de inwerkingtreding van de bepalingen van dit artikel mag Egypte, in afwijking van lid 1, regelingen toepassen voor de vrijstelling of teruggave van douanerechten en heffingen van gelijke werking op materialen, die bij de vervaardiging van producten van oorsprong zijn gebruikt, onder het volgende voorbehoud : a) een douanerecht van 5 %, of een lager recht indien dit in Egypte van toepassing is, wordt geheven op producten die onder de hoofdstukken 25 tot en met 49 en 64 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld;b) een douanerecht van 10 %, of een lager recht indien dit in Egypte van toepassing is, wordt geheven op producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld. Voor het einde van de overgangsperiode bedoeld in artikel 6 van de overeenkomst wordt de. toepassing van de bepalingen van dit artikel geëvalueerd.

TITEL V. - Bewijs van oorsprong ARTIKEL 16 Algemene voorwaarden 1. Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Egypte worden ingevoerd en op producten van oorsprong uit Egypte die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van : a) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage IV is opgenomen; of b) in de in artikel 21, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur, waarvan de tekst in bijlage V is opgenomen, op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument en waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden (hierna "factuurverklaring" genoemd).2. In afwijking van lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 26 bedoelde gevallen onder de toepassing van deze overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd. ARTIKEL 17 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 1. Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger. 2. Hiervoor vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlage IV opgenomen. De formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist. 3. Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, dienen steeds bereid te zijn, op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, alle nodige documenten over te leggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. 4. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een lid-Staat van de Europese Gemeenschap of van Egypte, indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Egypte of uit een van de andere in artikel 4 genoemde landen en tevens aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. 5. De met de afgifte belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.Zij kunnen in dit verband bewijsmateriaal opvragen, de administratie van de exporteur inzien en elke andere controle verrichten die zij dienstig achten. Deze douaneautoriteiten zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn. 6. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat. 7. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.

ARTIKEL 18 Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 1. In afwijking van artikel 17, lid 7, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft worden afgegeven, indien a) dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd;of b) ten genoegen van de douaneautoriteiten is aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wel is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard. 2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, onder opgave van de redenen vair zijn aanvraag. 3. Vóór de douaneautoriteiten tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaan, dienen zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier. 4. Op een achteraf afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

ARTIKEL 19 Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan de exporteur de douaneautoriteiten die het certificaat hebben afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn. 2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3.De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, is vanaf die datum geldig.

ARTIKEL 20 Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of in Egypte onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Egypte. Dit certificaat of deze certificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.

ARTIKEL 21 Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring 1. Factuurverklaringen als bedoeld in artikel 16, lid 1, onder b), kunnen worden opgesteld door : a) toegelaten exporteurs in de zin van artikel 22;of door b) alle exporteurs, voor zendingen bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6.000 euro bedraagt. 2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Egypte of uit een van de in artikel 4 genoemde landen, en tevens aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt moet steeds bereid zijn op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage V is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen taalversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer.De factuurverklaring mag ook met de hand, met inkt en in blokletters, worden geschreven. 5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig ondertekend.Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze eigenhandig had ondertekend. 6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop ze betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden. ARTIKEL 22 Toegelaten exporteurs 1. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen exporteurs die veelvuldig producten verzenden waarop deze overeenkomst van toepassing is, vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten.Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet een exporteur naar het oordeel van de douaneautoriteiten de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol. 2. De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van de door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.3. De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer toe, dat op de factuurverklaringen moet worden vermeld.4. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.5. De vergunning kan door de douaneautoriteiten te allen tijde worden ingetrokken.Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet langer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt.

ARTIKEL 23 Geldigheid van het bewijs van oorsprong 1. Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer.Het moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer. 2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.3. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht. ARTIKEL 24 Overlegging van het bewijs van oorsprong Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures.

Deze autoriteiten kunnen een vertaling van het bewijs van oorsprong verlangen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van de overeenkomstig voldoen.

ARTIKEL 25 Invoer in deelzendingen Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

ARTIKEL 26 Vrijstelling van bewijs van oorsprong 1. Producterg die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat het nodig is een formeel bewijs van oorsprong over te leggen, mits aan zulke producten ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat.Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld. 2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de geadresseerde, de reiziger of de leden van zijn gezin, mits noch de aard noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijzen. 3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedragen dan EUR 500 voor kleine zendingen of EUR 1.200 producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.

ARTIKEL 27 Ondersteunende documenten De in artikel 17, lid 3, en artikel 21, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een factuurverklaring worden gedekt, producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, Egypte of een van de andere in artikel 4 genoemde landen en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn : a) een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen;b) in de Gemeenschap of in Egypte afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;c) in de Gemeenschap of in Egypte afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit be- of verwerking in de Gemeenschap of in Egypte blijkt; d) certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of factuurverklaringen waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit protocol in de Gemeenschap of in Egypte zijn afgegeven of opgesteld, of die in een van de in artikel 4 genoemde landen zijn opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels in dit protocol.

ARTIKEL 28 Bewaring van het bewijs van oorsprong en de ondersteunende documenten 1. Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, dienen de in artikel 17, lid 3, bedoelde ondersteunende documenten ten minste drie jaar te bewaren. 2. Exporteurs die een factuurverklaring opstellen, dienen een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 21, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar te bewaren. 3. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven, bewaren het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende ten minste drie jaar. 4. De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en factuurverklaringen die bij hen worden ingediend gedurende ten minste drie jaar.

ARTIKEL 29 Verschillen en vormfouten 1. Worden geringe verschillen vastgesteld tussen de gegevens in het bewijs van oorsprong en de gegevens in de documenten die in verband met de formaliteiten bij invoer bij het douanekantoor worden ingediend, dan is het bewijs van oorsprong daardoor niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.2. Kennelijke vormfouten zoals typefouten op het bewijs van oorsprong maken dit document niet ongeldig, indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de in daarin vermelde gegevens. ARTIKEL 30 In euro uitgedrukte bedragen l. Het land van uitvoer stelt de tegenwaarde vast in zijn nationale valuta van de in euro uitgedrukte bedragen en deelt deze via de Europese Commissie aan de landen van invoer mede.2. Indien deze bedragen hoger zijn dan de overeenkomstige door het land van invoer vastgestelde bedragen, worden ze door laatstgenoemd land aanvaard indien de producten gefactureerd zijn in de valuta van het land van uitvoer.Indien de producten gefactureerd zijn in de valuta van een lid-Staat van de Gemeenschap of van een van de in artikel 3 genoemde andere landen, aanvaardt het land van invoer het door het betrokken land medegedeelde bedrag. 3. De te gebruiken tegenwaarde van de euro in een nationale valuta is de tegenwaarde van de euro in die nationale valuta op de eerste werkdag van oktober 1999.4. In euro uitgedrukte bedragen en de tegenwaarde daarvan in de nationale valuta van de lidstaten van de Gemeenschap en Egypte worden op verzoek van de Gemeenschap of Egypte door het Associatiecomité herzien.Bij deze herziening ziet het Associatiecomité erop toe dat de bedragen in de nationale valuta's niet dalen. Voorts onderzoekt het comité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dit verband besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.

TITEL VI. - Regelingen voor administratieve samenwerking ARTIKEL 31 Wederzijdse bijstand 1. De douaneautoriteiten van de lid-Staten van de Gemeenschap en van Egypte doen elkaar via de Europese Commissie afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen. 2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en Egypte elkaar via de bevoegde douane-instanties bijstand bij de controle op de echtheid van de certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en de factuurverklaringen en de juistheid van de daarop vermelde gegevens.

ARTIKEL 32 Controle van bewijzen van oorsprong 1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd, en tevens wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol. 2. Ten behoeve van de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, eventueel onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn. 3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer.Deze zijn in dit verband gerechtigd bewijsmateriaal op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij dienstig achten. 4. Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doen zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd.In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Egypte of een van de in artikel 4 genoemde landen beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. 6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen, of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden. ARTIKEL 33 Beslechting van geschillen Geschillen ten aanzien van de in artikel 32 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden tussen de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Associatiecomité voorgelegd.

In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.

ARTIKEL 34 Sancties Sancties worden getroffen tegen eenieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of doet opstellen met het doel producten onder de preferentiële regeling te doen vallen.

ARTIKEL 35 Vrije zones 1. De Gemeenschap en Egypte nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bevaren. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geven de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Egypte die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 af, mits deze be- of verwerking met de bepalingen van dit protocol overeenstemt.

TITEL VII. - Ceuta en Melilla ARTIKEL 36 Toepassing van het protocol 1. De in artikel 2 gebruikte term "Gemeenschap" heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla.2. Producten van oorsprong uit Egypte die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol nr.2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Egypte past op onder de overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toe als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd. 3. Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla is dit protocol van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 37. ARTIKEL 37 Bijzondere voorwaarden 1. Mits rechtstreeks vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, worden beschouwd als : 1) producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla : a) geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;b) in Ceuta en Melilla verkregen producten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits : i) deze producten een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6, of ii) deze producten van oorsprong zijn uit Egypte of uit de Gemeenschap in de zin van dit protocol, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, lid 1, bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen;2) producten van oorsprong uit Egypte : a) geheel en al in Egypte verkregen producten;b) in Egypte verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits : i) deze producten een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6, of ii) deze producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de Gemeenschap in de zin van dit protocol, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, lid 1, bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen.2. Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd. 3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt "Egypte" en "Ceuta en Melilla" in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt dit bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring. 4. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla. TITEL VIII. - Slotbepalingen ARTIKEL 38 Wijziging van het protocol De Associatieraad kan besluiten bepalingen van dit protocol te wijzigen.

ARTIKEL 39 Tenuitvoerlegging van het protocol De Gemeenschap en Egypte nemen ieder voor zich de maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van dit protocol.

ARTIKEL 40 Goederen in doorvoer of in opslag De overeenkomst kan worden toegepast op goederen die aan de bepalingen van dit protocol voldoen en die op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst onderweg zijn of die in de Gemeenschap of in Egypte of tijdelijk zijn opgeslagen of zich daar in een douane-entrepot of vrije zone bevinden, mits binnen vier maanden na die datum een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij de douaneautoriteiten van de staat van invoer wordt ingediend dat achteraf door de bevoegde instanties van de staat van uitvoer is opgesteld, tezamen met de documenten waaruit blijkt dat de goederen rechtstreeks zijn vervoerd.

Bijlage I bij Protocol nr. 4 AANTEKENINGEN BIJ DE LIJST IN BIJLAGE II Aantekening 1 In deze lijst zijn de be- en verwerkingen omschreven waardoor producten als voldoende be- of verwerkt worden beschouwd in de zin van artikel 6 van het protocol.

Aantekening 2 1. In de eerste twee kolommen van de lijst wordt het verkregen product omschreven.Kolom 1 bevat het nummer van de post of het hoofdstuk volgens het geharmoniseerde systeem en kolom 2 de omschrijving van de goederen die volgens dat systeem onder die post of dat hoofdstuk vallen. Voor iedere post of ieder hoofdstuk in de kolommen 1 en 2 wordt in kolom-3 of 4 een regel gegeven. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door "ex" betekent dat de regel in kolom 3 of 4 alleen geldt voor het gedeelte van die post of dat hoofdstuk dat in kolom 2 is omschreven. 2. Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van het product in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan is de regel daarnaast in kolom 3 of 4 van toepassing op alle producten die volgens het geharmoniseerd systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder elk van de in kolom 1 gegroepeerde posten zijn ingedeeld.3. Wanneer in de lijst verschillende regels worden gegeven voor verschillende producten die onder dezelfde post vallen, wordt na elk streepje dat deel van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 of 4 vermelde voorwaarde van toepassing is.4. Wanneer voor een in kolom 1 en 2 vermeld product zowel in kolom 3 als in kolom 4 een regel wordt gegeven, kan de exporteur kiezen welke regel, die in kolom 3 of die in kolom 4, wordt toegepast.Indien in kolom 4 geen oorsprongsregel wordt gegeven, moet de regel in kolom 3 worden toegepast.

Aantekening 3 5. Op producten die de oorsprong hebben verkregen en die bij de vervaardiging van andere producten worden gebruikt, is artikel 6 van het protocol van toepassing, ongeacht of de oorsprong verkregen werd in de fabriek waar deze producten worden gebruikt of in een andere fabriek in de Gemeenschap of in Egypte. Voorbeeld Een motor van post 8407 waarvoor de regel geldt dat de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die daarin worden verwerkt niet hoger mag zijn dan 40 % van de prijs af fabriek, is vervaardigd van "ander gelegeerd staal, enkel ruw voorgesmeed" van post ex 7224.

Indien dit smeedijzer in de Gemeenschap van niet van oorsprong zijnde ingots werd vervaardigd, heeft het reeds de oorsprong verkregen krachtens de regel voor post ex 7224. Bij de waardeberekening van de motor telt het dan als materiaal van oorsprong, of het nu in dezelfde fabriek werd vervaardigd of in een andere fabriek in de Gemeenschap.

De waarde van de niet van oorsprong zijnde ingots wordt dus niet meegerekend bij het berekenen van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn. 6. De regels in de lijst geeft de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is;meer beof verwerking verleent eveneens de oorsprong; omgekeerd kan minder be- of verwerking geen oorsprong verlenen. Mag een niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald productiestadium worden gebruikt, dan kan hetzelfde materiaal in een vroeger productiestadium ook worden gebruikt. Hetzelfde materiaal in een later productiestadium mag evenwel niet worden gebruikt. 7. Onverminderd aantekening 3.2 geldt dat, wanneer volgens de regel "materialen van een willekeurige post" mogen worden gebruikt, ook materialen van dezelfde post als het product mogen worden gebruikt, voorzover de regel verder geen beperkingen inhoudt. "Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post met inbegrip van andere materialen van post... " houdt evenwel in dat materialen van dezelfde post als het product slechts gebruikt mogen worden als de omschrijving ervan verschilt van die van het product in kolom 2. 8. Wanneer volgens een regel in de lijst een product van meer dan een materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat een of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt.Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt.

Voorbeeld Volgens de regel voor weefsels van de posten 5208 tot en met 5212 mogen natuurlijke vezels en andere materialen, waaronder chemische, worden gebruikt. Dit betekent niet dat beide moeten worden gebruikt; het ene of het andere materiaal of beide kunnen worden gebruikt. 9. Wanneer volgens een regel in de lijst een product van een bepaald materiaal vervaardigd moet worden, betekent dit evenwel niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard niet aan de regel kunnen voldoen.(Zie ook aantekening 6.2 met betrekking tot textielstoffen).

Voorbeeld De regel voor post 1904 sluit het gebruik van granen en graanderivaten uitdrukkelijk uit. Minerale zouten, chemicaliën en andere additieven die niet van granen zijn vervaardigd, mogen evenwel worden gebruikt.

Deze regel is evenwel niet van toepassing op producten die niet kunnen worden vervaardigd uit het in de lijst genoemde materiaal, maar die wel kunnen worden vervaardigd uit een materiaal van dezelfde aard in een vroeger productiestadium.

Voorbeeld Indien voor een kledingstuk van ex hoofdstuk 62, van gebonden textielvlies, het gebruik van uitsluitend garen dat niet van oorsprong is, is toegestaan, is het niet mogelijk uit te gaan van stof van gebonden textielvlies ook al kan gebonden textielvlies normalerwijze niet van garen worden vervaardigd. In een dergelijk geval moet het uitgangsmateriaal zich in het stadium vóór garen bevinden, dit wil zeggen in het vezelstadium. 10. Indien een regel in de lijst twee of meer percentages geeft als maximumwaarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die kunnen worden gebruikt, dan mogen deze percentages niet bij elkaar worden opgeteld.De maximumwaarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, mag het hoogste van de opgegeven percentages nooit overschrijden. Bovendien mogen de afzonderlijke percentages voor bepaalde materialen niet worden overschreden.

Aantekening 4 11. De term "natuurljke vezels" in de ljst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen.Tenzij anders vermeld omvat de term "natuurlijke vezels" vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen. 12. De term "natuurlijke vezels" omvat paardenhaar van post 0503, zijde van de posten 5002 en 5003 en wol, fijn of grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en andere plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305.13. De termen "textielmassa", "chemische stoffen" en "materialen voor het vervaardigen van papier" in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens.14. De term "synthetische en kunstmatige stapelvezels" in de lijst heeft betrekking op kabel van synthetische of kunstmatige filamenten, op synthetische of kunstmatige stapelvezels en op synthetisch of kunstmatig afval van de posten 5501 tot en met 5507. Aantekening 5 15. Indien voor een bepaald product in de lijst naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt en die, samen genomen, ten hoogste 10 % van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken.(Zie ook de aantekeningen 5.3 en 5.4). 16. De in punt 5.1 genoemde tolerantie is evenwel uitsluitend van toepassing op gemengde producten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd. Basistextielmaterialen zijn : - zijde, - wol, - grof haar, - fijn haar, - paardenhaar (crin), - katoen, - papier en materiaal voor het vervaardigen van papier, - vlas, - hennep, - jute en andere bastvezels, - sisal en andere textielvezels van het geslacht Agave, - kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels, - synthetische filamenten, - kunstmatige filamenten, - synthetische stapelvezels van polypropyleen, - synthetische stapelvezels van polyester, - synthetische stapelvezels van polyamide, - synthetische stapelvezels van polyacrylonitriel, - synthetische stapelvezels van polyimide, - synthetische stapelvezels van polytetrafluorethyleen, - synthetische stapelvezels van polyfenyleensulfide, - synthetische stapelvezels van polyvinylchloride, - andere synthetische stapelvezels, kunstmatige stapelvezels van viscose, - andere kunstmatige stapelvezels, - garen van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, al dan niet omwoeld, - garen van polyurethaan met soepele segmenten van polyester, al dan niet omwoeld, - producten van post 5605 (metaalgarens) met strippen bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een doorzichtig of gekleurd kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof, - andere producten van post 5605.

Voorbeeld Garen van post 5205, vervaardigd van katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, is een gemengd garen.

Derhalve mogen niet van oorsprong zijnde stapelvezels die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa is vereist) worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het garen. Voorbeeld Een weefsel van wol van post 5112, vervaardigd van garens van wol van post 5 107 en van synthetische garens van stapelvezels van post 5509, is een gemengd weefsel. Derhalve mogen synthetische garens die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa is vereist) of garens van wol, die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging is vereist uit natuurlijke vezels die niet gekaard zijn of gekamd, noch op andere wijze bewerkt met het oog op het spinnen), of een combinatie van deze twee soorten garens worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het weefsel.

Voorbeeld Getufte textielstoffen van post 5802, vervaardigd van garens van katoen van post 5205 en van weefsels van katoen van post 5210, is slechts een gemengd product wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd product is, vervaardigd van onder twee verschillende posten ingedeelde garens, of wanneer de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn.

Voorbeeld Indien de getufte textielstof is vervaardigd van katoengarens van post 5205 en synthetisch weefsel van post 5407, zijn de gebruikte garens uiteraard van twee verschillende soorten basistextielmateriaal gemaakt en is de getufte textielstof bijgevolg een gemengd product.

Voorbeeld Een getuft tapijt, vervaardigd van zowel kunstmatige garens als katoengarens en met een grondlaag van jute, is een gemengd product omdat drie basistextielmaterialen zijn gebruikt. Derhalve mogen alle niet van oorsprong zijnde materialen die in een later productiestadium zijn dan de regel toelaat, worden gebruikt, mits hun totale gewicht niet meer bedraagt dan 10 % van het gewicht van de textielmaterialen van het tapijt. Zo zouden in dit productiestadium zowel de jutegrondlaag als de kunstmatige garens ingevoerd kunnen zijn, mits aan de voorwaarden inzake het gewicht wordt voldaan. 17. Voor producten die garens bevatten "van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld", bedraagt de tolerantie voor dit garen ten hoogste 20 %.18. Voor weefsels met "strippen bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof, bedraagt de tolerantie voor de strippen 30 %. Aantekening 6 19. Wordt voor een bepaald textielproduct in de lijst in een voetnoot naar deze aantekening verwezen, dan mogen textielmaterialen, met uitzondering van voeringen en tussenvoeringen, die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor de betreffende geconfectioneerde producten, worden gebruikt mits zij onder een andere post vallen dan het product en de waarde ervan niet meer bedraagt dan 8 % van de prijs af fabriek van het product. 20. Onverminderd aantekening 6.3 mogen materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld vrij worden gebruikt, ongeacht of zij textiel bevatten.

Voorbeeld Wanneer volgens een regel in de lijst voor een bepaald textielartikel, zoals een broek, garen moet worden gebruikt, sluit dit het gebruik van artikelen van metaal (bijvoorbeeld knopen) niet uit, omdat deze niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld. Om dezelfde reden is het gebruik van bijvoorbeeld ritssluitingen toegelaten, al bevatten deze normalerwijze ook textiel. 21. Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn. Aantekening 7 22. Onder "aangewezen behandeling" in de zin van de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 wordt verstaan : a) vacuumdistillatie, b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing 1, c) kraken, d) reforming, e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen, f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen : behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, rokend zwavelzuur of zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, geactiveerde aarde, actieve koolstof of bauxiet, g) polymeriseren, h) alkyleren, i) isomeriseren. Zie aanvullende aantekening (GN) 4 b) bij hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur. 23. Onder "aangewezen behandeling" in de zin van de posten 2710 tot en met 2712 wordt verstaan : a) vacuumdistillatie, b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing 1, c) kraken, d) reforming, e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen, f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen : behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, rokend zwavelzuur of zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, geactiveerde aarde, actieve koolstof of bauxiet, g) polymeriseren, h) alkyleren, ij) isomeriseren, k) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710 : ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde producten met tenminste 85 % wordt verlaagd (methode ASTM D 1266-59 T), 1) uitsluitend voor producten van post 2710 : ontparaffineren.anders dan door enkel filtreren, Zie aanvullende aantekening (GN) 4 b) bij hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur. m) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710 : behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 °C wordt teweeggebracht.Eindbehandeling met waterstof van smeeroliën van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bijvoorbeeld hydrofinishing of ontkleuren) wordt daarentegen niet als een aangewezen behandeling aangemerkt, n) uitsluitend voor stookolie van post ex 2710 : atmosferische distillatie, mits deze producten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 % van het volume ervan overdistilleren bij 300 °C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86, o) uitsluitend voor andere zware oliën dan gasolie of stookolie van post 2710 : behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading.24. Voor de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 wordt geen oorsprong verkregen door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van producten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen. Bijlage II bij Protocol nr. 4 LIJST VAN OORSPRONGVERLENENDE BE- OF VERWERKINGEN Niet alle in de lijst genoemde producten vallen onder de overeenkomst.

De lijst dient tezamen met de andere onderdelen van de overeenkomst te worden gelezen.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage IV bij Protocol nr. 4 Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 Aanwijzingen voor het drukken 1. Het formaat van het formulier is 210 X 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 m m meer is toegestaan. Het te gebruiken is wit, zodanig gelijmd dat het goed beschrijfbaar is en houtvrij, met een gewicht van ten minste 25g/m2. Het is voorzien van een groene geguillocheerde onderdruk die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt. 2. De bevoegde instanties van de lid-Staten van de Gemeenschap en van Egypte kunnen zich het recht voorbehouden de certificaten zelf te drukken of ze laten drukken door daartoe erkende drukkerijen.In het laatste geval moet elk formulier naar deze erkenning worden verwezen.

Elk formulier dient te zijn voorzien van de naam en het adres van de drukker of van een merkteken aan de hand waarvan deze geïdentificeerd kan worden. De certificaten worden van een al dan niet gedrukt volgnummer voorzien.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage VI bij Protocol nr. 4 GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE EEN OVERGANGSPERIODE VOOR DOCUMENTEN DIE BETREKKING HEBBEN OP HET BEWIJS VAN OORSPRONG 1. Gedurende twaalf maanden na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en EUR.2, afgegeven krachtens de op 18 januari 1977 ondertekende Samenwerkingsovereenkomst, door de bevoegde douaneautoriteiten van de Gemeenschap en van Egypte aanvaard als geldig bewijs van oorsprong in de zin van protocol nr. 4. 2. Verzoeken om controle achteraf van bovengenoemde documenten worden door de bevoegde douaneautoriteiten van de Gemeenschap en van Egypte ingewilligd gedurende twee jaar na de afgifte van het desbetreffende bewijs van oorsprong.De controles worden uitgevoerd in overeenstemming met titel VI van protocol nr. 4 bij deze overeenkomst.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE HET PRINSDOM ANDORRA l. Producten van oorsprong uit Andorra die vallen onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem, worden door Egypte aanvaard als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.2. Protocol nr.4 is van overeenkomstige toepassing op de definitie van de oorsprong van deze producten.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE DE REPUBLIEK SAN MARINO 1. Producten van oorsprong uit San Marino worden door Egypte aanvaard als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.2. Protocol nr.4 is van overeenkomstige toepassing op de definitie van de oorsprong van deze producten.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING INZAKE CUMULATIE VAN DE OORSPRONG De Gemeenschap en Egypte erkennen de belangrijke bijdrage die cumulatie van de oorsprong levert tot het stimuleren van de ontwikkeling in de richting van een vrijhandelsgebied waarvan alle deelnemers aan het proces van Barcelona deel uitmaken.

De Gemeenschap streeft ernaar met de partnerlanden in het Middellandse-Zeegebied, in het bijzonder op hun verzoek met de landen van de Maghreb en de Mashrak, overeenkomsten te sluiten inzake toepassing van cumulatie van de oorsprong, zodra de betrokken partners bereid zijn gelijkluidende oorsprongsregels toe te passen.

De partijen verklaren voorts dat verschillen met betrekking tot het type cumulatie dat in de deelnemende landen reeds van kracht is, geen belemmering vormen voor het bereiken van dit doel. Onmiddellijk na de ondertekening van de overeenkomst vangen de partijen, met dit doel voor ogen, een onderzoek aan naar de mogelijkheden tot cumulatie met de betrokken landen gedurende de overgangsperiode, met name voor sectoren waarvoor de betrokken mediterrane landen gelijkluidende oorsprongsregels toepassen.

De Gemeenschap zal de betrokken partnerlanden bijstand verlenen om tot cumulatie van de oorsprongsregels te komen.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING INZAKE DE VERWERKINGSEISEN VERVAT IN BIJLAGE II Beide partijen stemmen in met de verwerkingseisen die in de bijlagen II en IIA bij de overeenkomst zijn vervat.

Een beperkt aantal met redenen omklede verzoeken van Egypte om afwijking zal door de Gemeenschap evenwel in behandeling worden genomen, mits deze verzoeken niet van zodanige aard zijn dat afbreuk wordt gedaan aan het streven naar cumulatie van de oorsprong uit de landen van het Middellandse-Zeegebied.

PROTOCOL Nr. 5 INZAKE WEDERZIJDSE BIJSTAND TUSSEN ADMINISTRATIEVE AUTORITEITEN IN DOUANEZAKEN ARTIKEL 1 Definities Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder : a) "douanewetgeving" : de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die op het grondgebied van de partijen van toepassing zijn op de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder andere douaneregelingen of -procedures, met inbegrip van verbods-, beperkings- en controlemaatregelen;b) "verzoekende autoriteit" : een bevoegde administratieve autoriteit die door een der partijen is aangewezen en die een verzoek om bijstand op grond van dit protocol indient;c) "aangezochte autoriteit" : een bevoegde administratieve autoriteit die door een der partijen is aangewezen en die een verzoek om bijstand op grond van dit protocol ontvangt;d) "persoonsgegevens" : alle gegevens betreffende een natuurlijke persoon van wie de identiteit bekend is of kan worden vastgesteld;e) "met de douanewetgeving strijdige handeling" : elke overtreding of poging tot overtreding van de douanewetgeving. ARTIKEL 2 Toepassingsgebied 1. De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar op de onder hun bevoegdheid vallende gebieden bijstand, op de wijze en op de voorwaarden als bij dit protocol vastgesteld, met het oog op correcte toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder bij het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van handelingen in strijd met deze wetgeving.2. De bijstand in douanezaken waarin dit protocol voorziet, geldt voor alle administratieve autoriteiten van de partijen die voor de toepassing van dit protocol bevoegd zijn.Deze bijstand doet geen afbreuk aan de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken en geldt niet voor gegevens die zijn verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van gerechtelijke autoriteiten worden uitgeoefend, tenzij deze autoriteiten hiermee instemmen. 3. Dit protocol heeft geen betrekking op bijstand bij de invordering van rechten, heffingen en boetes. ARTIKEL 3 Bijstand op verzoek 1. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verschaft de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft om erop toe te zien dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, met inbegrip van informatie betreffende voorgenomen of vastgestelde handelingen die met deze wetgeving in strijd zijn of zouden kunnen zijn.2. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede : a) of goederen die uit het grondgebied van een der partijen zijn uitgevoerd op correcte wijze op het grondgebied van een andere partij zijn ingevoerd, in voorkomend geval met vermelding van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst;b) of goederen die op het grondgebied van een der partijen zijn ingevoerd op correcte wijze uit het grondgebied van de andere partij zijn uitgevoerd, in voorkomend geval met vermelding van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.3. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar wet- en regelgeving, de nodige maatregelen met het oog op bijzonder toezicht op : a) natuurlijke personen of rechtspersonen ten aanzien van wie een gegrond vermoeden bestaat dat zij handelingen verrichten of hebben verricht die met de douanewetgeving in strijd zijn;b) plaatsen waar goederen op zodanige wijze zijn of zouden kunnen zijn opgeslagen dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij handelingen die in strijd zijn met de douanewetgeving;c) goederen die op zodanige wijze worden of zouden kunnen worden vervoerd dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt;d) vervoermiddelen die op zodanige wijze worden of zouden kunnen worden gebruikt dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt. ARTIKEL 4 Bijstand op eigen initiatief De partijen verlenen elkaar, in overeenstemming met hun wet- en regelgeving, op eigen initiatief bijstand indien zij dit noodzakelijk achten voor de juiste toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder indien zij informatie hebben verkregen over : - activiteiten die met deze wetgeving in strijd zijn of lijken te zijn en die voor de andere partij van belang zouden kunnen zijn; - nieuwe middelen of methoden die worden gebruikt bij overtredingen van de douanewetgeving; - goederen die het voorwerp vormen van handelingen in strijd met de douanewetgeving; - natuurlijke personen of rechtspersonen ten aanzien van wie een gegrond vermoeden bestaat dat zij handelingen verrichten of hebben verricht die met de douanewetgeving in strijd zijn; - middelen van vervoer waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij gebruikt zijn of kunnen worden om handelingen te verrichten die met de douanewetgeving in strijd zijn.

ARTIKEL 5 Verstrekking van documenten en kennisgeving van besluiten Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit overeenkomstig haar wet- en regelgeving alle maatregelen die nodig zijn voor : - verstrekking van documenten of - kennisgeving van besluiten die van de verzoekende autoriteit uitgaan en verband houden met de toepassing van dit protocol, aan een geadresseerde die op het grondgebied van de aangezochte autoriteit verblijft of gevestigd is.

Verzoeken om verstrekking van documenten of kennisgeving van besluiten worden schriftelijk aan de aangezochte autoriteit gericht in een officiële taal van die autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbare taal.

ARTIKEL 6 Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand l. Verzoeken op grond van dit protocol worden schriftelijk gedaan en gaan vergezeld van de bescheiden die voor de behandeling ervan noodzakelijk zijn.In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken mondeling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd. 2. Overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken moeten de volgende gegevens bevatten : a) de naam van de verzoekende autoriteit;b) de gevraagde maatregel;c) het voorwerp en de reden van het verzoek;d) de toepasselijke wet- en regelgeving en andere rechtselementen;e) zo nauwkeurige en volledig mogelijke gegevens betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft;f) een overzicht van de relevante feiten en van het onderzoek dat reeds is uitgevoerd.3. Verzoeken moeten worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze autoriteit aanvaardbare taal.Deze eis is niet van toepassing op documenten die bij het in lid 1 bedoelde verzoek zijn gevoegd. 4. Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling worden verzocht.Er kunnen echter reeds voorzorgsmaatregelen worden genomen.

ARTIKEL 7 Behandeling van verzoeken 1. Om aan een verzoek om bijstand te voldoen, gaat de aangezochte autoriteit, binnen de perken van haar bevoegdheden en met de middelen waarover zij beschikt, te werk alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde partij handelt, door reeds beschikbare informatie te verstrekken en het nodige onderzoek te verrichten of te doen verrichten.Deze bepaling is tevens van toepassing op instanties aan welke de aangezochte autoriteit het verzoek doorzendt, indien deze autoriteit niet zelfstandig kan handelen. 2. Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wet- en regelgeving van de aangezochte partij.3. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een der partijen kunnen met instemming van de andere partij en op de door deze gestelde voorwaarden, in de kantoren van de aangezochte autoriteit of van een andere betrokken instantie als bedoeld in lid 1, gegevens verzamelen over handelingen die met de douanewetgeving in strijd zijn of kunnen zijn en die de verzoekende autoriteit voor de toepassing van dit protocol nodig heeft.4. Ambtenaren van een partij kunnen, met instemming van de andere partij en op de door deze gestelde voorwaarden, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van laatstgenoemde wordt verricht. ARTIKEL 8 Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt 1. De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het ingestelde onderzoek aan de verzoekende autoriteit mede in de vorm van documenten, gewaarmerkte kopieën van documenten, rapporten en dergelijke.2. Deze informatie kan met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking worden verstrekt.3. De originelen van dossiers en documenten worden uitsluitend op verzoek verstrekt, wanneer gewaarmerkte afschriften niet toereikend zijn.Deze originelen worden ten spoedigste geretourneerd.

ARTIKEL 9 Gevallen waarin geen bijstand behoeft te worden verleend 1. Bijstand kan worden geweigerd of er kunnen voorwaarden of eisen aan worden verbonden, wanneer een partij van oordeel is dat bijstand op grond van dit protocol : a) de soevereiniteit zou kunnen aantasten van Egypte of van de lidstaat die om bijstand is verzocht;b) de openbare orde, de veiligheid of andere wezenlijke belangen in gevaar zou kunnen brengen;in hei bijzonder in de in artikel 10, lid 2, bedoelde gevallen; of c) tot schending van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim zou leiden.2. De aangezochte autoriteit kan de bijstand uitstellen indien deze een lopend onderzoek, een lopende strafvervolging of procedure zou verstoren.In dat geval pleegt de aangezochte autoriteit overleg met de verzoekende autoriteit om na te gaan of de bijstand kan worden verleend op door de aangezochte autoriteit te stellen voorwaarden. 3. Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek.De aangezochte autoriteit is vrij te bepalen hoe zij op een dergelijk verzoek reageert. 4. Indien bijstand wordt geweigerd, dient het besluit daartoe en de redenen daarvoor terstond aan de verzoekende autoriteit te worden medegedeeld. ARTIKEL 10 Uitwisseling van informatie en geheimhouding 1. Alle informatie die ter uitvoering van dit protocol in welke vorm dan ook wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter, overeenkomstig de regelgeving van elk van de partijen.De verstrekte gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming die de desbetreffende wetgeving van de partij die ze heeft ontvangen aan dergelijke gegevens biedt, dan wel de desbetreffende bepalingen die op de instellingen van de Gemeenschap van toepassing zijn. 2. Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden doorgegeven indien de partij die deze ontvangt zich ertoe verbindt deze gegevens op een wijze te beschermen die ten minste gelijkwaardig is aan de wijze waarop de partij die de gegevens verstrekt deze beschermt. Te dien einde stellen de partijen elkaar in kennis van hun terzake geldende voorschriften, met inbegrip van, in voorkomend geval, de rechtsvoorschriften van de lidstaten van de Gemeenschap. 3. Het gebruik van op grond van dit protocol verkregen informatie in gerechtelijke en administratieve procedures in verband met overtredingen van de douanewetgeving wordt geacht voor de doeleinden van dit protocol te geschieden.De partijen kunnen derhalve bij de bewijsvoering, in verslagen en getuigenissen en bij procedures die bij rechtbanken aanhangig worden gemaakt, gebruik maken van informatie die op grond van dit protocol is verkregen en documenten waarin op grond van dit protocol inzage is gegeven. De bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt of inzage heeft gegeven tot deze documenten wordt van dergelijk gebruik in kennis gesteld. 4. De verkregen informatie wordt uitsluitend voor de toepassing van dit protocol gebruikt.Indien een van der partijen dergelijke informatie voor andere doeleinden wenst te gebruiken, dient zij vooraf om de schriftelijke toestemming te verzoeken van de autoriteit die de informatie heeft verstrekt. Dergelijke informatie mag uitsluitend op de door deze autoriteit vastgestelde voorwaarden worden gebruikt.

ARTIKEL 11 Deskundigen en getuigen Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd, binnen de perken van de hem verleende machtiging, als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of administratieve procedures die betrekking hebben op aangelegenheden waarop dit protocol van toepassing is, en daarbij de voor deze procedures noodzakelijke voorwerpen, bescheiden of gewaarmerkte kopieën over te leggen. In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld over welke aangelegenheid en in welke functie of hoedanigheid de betrokken ambtenaar zal worden ondervraagd.

ARTIKEL 12 Kosten van de bijstand De partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die ter uitvoering van dit protocol zijn gemaakt, met uitzondering, in voorkomend geval, van de uitgaven voor deskundigen, getuigen, tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.

ARTIKEL 13 Tenuitvoerlegging 1. Met de tenuitvoerlegging van dit protocol zijn enerzijds de douaneautoriteiten van Egypte en anderzijds de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de lidstaten belast.Zij stellen alle praktische maatregelen en regelingen voor de toepassing van dit protocol vast, daarbij de voorschriften op het gebied van de gegevensbescherming in aanmerking nemend. Zij kunnen de bevoegde autoriteiten aanbevelingen doen over wijzigingen die naar hun oordeel in dit protocol moeten worden aangebracht. 2. De partijen plegen overleg over en stellen elkaar in kennis van alle uitvoeringsbepalingen die op grond van dit protocol worden vastgesteld. ARTIKEL 14 Andere overeenkomsten 1. Rekening houdend met de respectieve bevoegdheden van de Europese Gemeenschap en van haar lidstaten, geldt voor de bepalingen van dit protocol het volgende : - zij hebben geen gevolgen voor de verplichtingen van de partijen op bond van andere internationale overeenkomsten of verdragen; - zij worden geacht een aanvulling te vormen op overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die zijn of kunnen worden gesloten tussen afzonderlijke lidstaten en Egypte; - zij hebben geen gevolgen voor de communautaire bepalingen betreffende de uitwisseling tussen de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de douaneautoriteiten van de lidstaten van gegevens die op grond van dit protocol zijn verkregen en die van belang kunnen zijn voor de Gemeenschap. 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 hebben de bepalingen van dit protocol voorrang op de bepalingen van bilaterale overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die tussen afzonderlijke lidstaten en Egypte zijn of kunnen worden gesloten, indien de bepalingen van laatstgenoemde overeenkomsten met die van dit protocol strijdig zijn.3. In geval van problemen in verband met de toepassing van dit protocol plegen de partijen onderling overleg in het Associatiecomité om deze op te lossen. SLOTAKTE De gevolmachtigden van : HET KONINKRIJK BELGIE, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE HELLEENSE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK SPANJE, DE FRANSE REPUBLIEK, IERLAND, DE ITALIAANSE REPUBLIEK, HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG, HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, DE REPUBLIEK OOSTENRIJK, DE PORTUGESE REPUBLIEK, DE REPUBLIEK FINLAND, HET KONINKRIJK ZWEDEN, HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNI" EN NOORD-IERLAND, Verdragsluitende Partijen bij het Verdrag tot oprichting van de EUROPESE GEMEENSCHAP en het Verdrag tot oprichting van de EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR KOLEN EN STAAL, hierna "de lidstaten" te noemen, en van de EUROPESE GEMEENSCHAP en de EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR KOLEN EN STAAL, hierna "de Gemeenschap" te noemen, enerzijds, en de gevolmachtigden van de ARABISCHE REPUBLIEK EGYPTE, hierna "Egypte te noemen, anderzijds, bijeengekomen te Luxemburg op 25 juni 2001 voor de ondertekening van de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten; enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, hierna de "Euro-mediterrane overeenkomst" te noemen, hebben de volgende teksten aangenomen : De Euro-mediterrane overeenkomst, de bijlagen daarbij en de volgende protocollen : Protocol nr. 1 betreffende de regelingen die bij de invoer in de Gemeenschap van landbouwproducten van oorsprong uit Egypte van toepassing zijn, Protocol nr. 2 betreffende de regelingen die bij de invoer in Egypte van landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap van toepassing zijn, Protocol nr. 3 betreffende de regeling van toepassing op verwerkte landbouwproducten, Protocol nr. 4 betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en regelingen voor administratieve samenwerking, Protocol nr. 5 betreffende wederzijdse bijstand tussen administratieve autoriteiten in douanezaken.

De gevolmachtigden van de lidstaten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van Egypte hebben de volgende gemeenschappelijke verklaringen aangenomen, die aan deze Slotakte zijn gehecht : Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 3, lid 2, van de Overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 14 van de Overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 18 van de Overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 34 van de Overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 37 en bijlage VI van de Overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 39 van de Overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende titel VI, hoofdstuk 1, van de Overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende de bescherming van persoonsgegevens.

De gevolmachtigden van de lidstaten en de gevolmachtigden van Egypte nemen kennis van de volgende unilaterale verklaringen van de Europese Gemeenschap : Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 11 van de Overeenkomst Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 19 van de Overeenkomst Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 21 van de Overeenkomst Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 34 van de Overeenkomst.

De gevolmachtigden van de lidstaten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van Egypte hebben tevens nota genomen van de volgende aan deze Slotakte gehechte overeenkomst in de vorm van een briefwisseling : Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Gemeenschap en Egypte betreffende de invoer in de Gemeenschap van verse afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen van post 0603 10 van het gemeenschappelijk douanetarief.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE ARTIKEL 3, LID 2.

De partijen zijn het erover eens dat de politieke dialoog en de samenwerking tevens betrekking hebben op vraagstukken in verband met de bestrijding van terrorisme.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE ARTIKEL 14 De partijen komen overeen dat zij onderhandelingen zullen voeren over wederzijdse verlening van concessies voor de handel in vis en visserijproducten, op basis van wederkerigheid en wederzijds belang.

Er wordt naar gestreefd uiterlijk één jaar na de ondertekening van de overeenkomst tot overeenstemming te komen over de details.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE ARTIKEL 18 Bij ernstige moeilijkheden die ontstaan zijn door de omvang van de invoer, kunnen de bepalingen inzake overleg tussen de partijen worden toegepast, indien nodig met spoed.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE ARTIKEL 34 De partijen erkennen dat Egypte thans werkt aan de formulering van de concurrentiewetgeving. Deze zal de noodzakelijke voorwaarden scheppen voor overeenstemming over de uitvoerinjsbepalingen bedoeld in artikel 34, lid 2. Zolang de formulering van de eigen wetgeving niet is voltooid, neemt Egypte de in de Europese Unie ontwikkelde concurrentieregels in acht. Zolang de in artikel 34, lid 2, bedoelde uitvoeringsbepalingen niet zijn vastgesteld, kunnen de partijen bij ernstige moeilijkheden de kwestie ter overweging voorleggen aan de Associatieraad.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE ARTIKEL 37 EN BIJLAGE VI In het kader van de overeenkomst omvat intellectuele eigendom inzonderheid het volgende : auteursrechten, met inbegrip van de auteursrechten op computerprogramma's, en naburige rechten, octrooien, industriële tekeningen en modellen, geografische aanduidingen, met inbegrip van benamingen van oorsprong, fabrieks- en handelsmerken en dienstmerken, schema's (topografieën) van geïntegreerde schakelingen, alsmede bescherming tegen oneerlijke mededinging, als bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom (Akte van Stockholm, 1967) en bescherming van niet openbaargemaakte informatie inzake knowhow.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE ARTIKEL 39 De partijen komen overeen dat in geval van ernstige verstoring van het evenwicht in hun handelsbalans, waardoor hun handelsbetrekkingen zouden kunnen worden verstoord, elk der partijen kan verzoeken om overleg in het Associatiecomité, teneinde in overeenstemming met het bepaalde in artikel 39 de totstandkoming van evenwichtige economische betrekkingen tussen de partijen te bevorderen en middelen te onderzoeken om de situatie te verbeteren door het evenwicht duurzaam te herstellen.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE TITEL VI, HOOFDSTUK 1 De partijen komen overeen te streven naar vergemakkelijking van de afgifte van visa aan te goeder trouw zijnde personen die betrokken zijn bij de uitvoering van de overeenkomst, zoals onder andere zakenlieden, investeerders, academici, personen in opleiding en overheidsfunctionarissen. Gezinsleden van personen die legaal op het grondgebied van de andere partij verblijven komen eveneens in aanmerking.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE DE BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS De partijen komen overeen dat de bescherming van persoonsgegevens wordt gewaarborgd voor alle terreinen waarop persoonsgegevens zullen worden uitgewisseld.

VERKLARINGEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VERKLARING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP BETREFFENDE ARTIKEL 11 Wanneer om overleg wordt verzocht op grond van artikel 11 is de Gemeenschap bereid tot overleg binnen dertig dagen nadat Egypte het Associatiecomité van de buitengewone maatregel in kennis heeft gesteld.

Dergelijk overleg moet waarborgen dat de betrokken maatregelen in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 1 1. De Gemeenschap zal zich niet tegen vaststelling van de maatregelen verzetten, indien aan deze voorwaarden is voldaan.

VERKLARING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP BETREFFENDE ARTIKEL 19 De in artikel 19, lid 2, bedoelde bijzondere bepalingen die de Gemeenschap toepast ten aanzien van de Canarische eilanden zijn die welke zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad van 26 juni 1991.

VERKLARING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP BETREFFENDE ARTIKEL 21 De Gemeenschap is bereid op verzoek van Egypte bijeenkomsten te houden op het niveau van ambtenaren, teneinde informatie te verstrekken over wijzigingen die zich in haar handelsbetrekkingen met derde landen kunnen hebben voorgedaan.

VERKLARING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP BETREFFENDE ARTIKEL 34 De Gemeenschap verklaart dat zij, tot de Associatieraad de in artikel 34, lid 2, bedoelde regels inzake eerlijke concurrentie heeft vastgesteld, in het kader van de interpretatie van artikel 34, lid 1, alle handelwijzen die in strijd zijn met dat artikel zal beoordelen aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de regels die vervat zijn in de artikelen 81, 82 en 87 van het Verdrag tot,oprichting van de Europese Gemeenschap, de artikelen 65 en 66 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal voor producten die onder dat Verdrag vallen, alsmede de communautaire regelgeving inzake overheidssteun, met inbegrip van het afgeleide recht.

Ten aanzien van de landbouwproducten bedoeld in titel II, hoofdstuk 3, verklaart de Gemeenschap dat zij alle handelwijzen die in strijd zijn met artikel 34, lid 1, onder i), zal beoordelen aan de hand van de criteria die de Gemeenschap heeft vastgesteld op grond van de artikelen 36 en 37 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name die welke zijn vastgesteld bij Verordening nr. 26162 van de Raad, zoals gewijzigd, en alle handelwijzen die in strijd zijn met artikel 34, lid 1, onder iii), aan de hand van de criteria die de Gemeenschap heeft vastgesteld op grond van de artikelen 36 en 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

VERKLARING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP De bepalingen van de overeenkomst die binnen de toepassingssfeer van Deel III, Titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen, binden het Verenigd Koninkrijk en Ierland als afzonderlijke overeenkomstsluitende partijen, en niet als deel van de Europese Gemeenschap, totdat het Verenigd Koninkrijk of Ierland (naar gelang van het geval) de Arabische Republiek Egypte ervan in kennis stelt dat het Verenigd Koninkrijk of Ierland is gebonden als deel van de Europese Gemeenschap overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht. Hetzelfde geldt voor Denemarken, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan die verdragen is gehecht.

OVEREENKOMST IN DE VORM VAN EEN BRIEFWISSELING TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN EGYPTE BETREFFENDE DE INVOER IN DE GEMEENSCHAP VAN VERSE AFGESNEDEN BLOEMEN, BLOESEMS EN BLOEMKNOPPEN VAN POST 0603 10 VAN HET GEMEENSCHAPPELIJKE DOUANETARIEF - het communautaire prijsniveau wordt vastgesteld aan de hand van de producentenprijzen op representatieve markten van de belangrijkste productielidstaten; - het prijsniveau wordt iedere twee weken vastgesteld en gecorrigeerd voor de respectieve hoeveelheden. Deze bepaling geldt zowel voor de communautaire prijzen als voor de Egyptische prijzen; - bij de vaststelling van zowel de communautaire producentenprijzen als de invoerprijzen van Egyptische producten wordt onderscheid gemaakt tussen grootbloemige en kleinbloemige rozen en tussen eenbloemige en veelbloemige anjers; - indien het Egyptische prijsniveau voor een product minder dan 85 % van het communautaire prijsniveau bedraagt, wordt de tariefpreferentie opgeschort. De Gemeenschap stelt de tariefpreferentie opnieuw in, zodra een Egyptisch prijsniveau van 85 % of meer van het communautaire prijsniveau is vastgesteld.

Ik moge u verzoeken te bevestigen dat uw regering met de inhoud van deze brief instemt. Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.

Namens de Europese Gemeenschap : A. Brief van de Gemeenschap Mijnheer, Door de Gemeenschap en Egypte is het volgende overeengekomen : Protocol nr. 1 bij de Europees-mediterrane overeenkomst voorziet in afschaffing van de douanerechten bij invoer in de Gemeenschap van afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen, vers, vallende onder post 0603 10 van het Gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Egypte, met inachtneming van een limiet van 3000 ton.

Egypte verbindt zich tot naleving van onderstaande voorwaarden ten aanzien van de invoer in de Gemeenschap van rozen en anjers die voor de afschaffing van deze rechten in aanmerking komen : - het prijsniveau voor de invoer in de Gemeenschap moet ten minste 85 % bedragen van het communautaire prijsniveau voor dezelfde producten gedurende dezelfde perioden; - het prijsniveau van de Egyptische producten wordt vastgesteld aan de hand van de prijzen van de ingevoerde producten op representatieve invoermarkten van de Gemeenschap; - het communautaire prijsniveau wordt vastgesteld aan de hand van de producentenprijzen op representatieve markten van de belangrijkste productielidstaten; - het prijsniveau wordt iedere twee weken vastgesteld en gecorrigeerd voor de respectieve hoeveelheden. Deze bepaling geldt zowel voor de communautaire prijzen als voor de Egyptische prijzen; - bij de vaststelling van zowel de communautaire producentenprijzen als de invoerprijzen van Egyptische producten wordt onderscheid gemaakt tussen grootbloemige en kleinbloemige rozen en tussen eenbloemige en veelbloemige anjers; - indien het Egyptische prijsniveau voor een product minder dan 85 % van het communautaire prijsniveau bedraagt, wordt de tariefpreferentie opgeschort. De Gemeenschap stelt de tariefpreferentie opnieuw in, zodra een Egyptisch prijsniveau van 85 % of meer van het communautaire prijsniveau is vastgesteld.

Ik moge u verzoeken te bevestigen dat uw regering met de inhoud van deze brief instemt. ».

Ik heb de eer te bevestigen dat mijn regering met de inhoud van uw brief instemt.

Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.

Voor de Regering van de Arabische Republiek Egypte : B. Brief van Egypte Mijnheer, Ik heb de eer u de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden, welke als volgt luidt : « Door de Gemeenschap en Egypte is het volgende overeengekomen : Protocol nr. 1 bij de Europees-mediterrane overeenkomst voorziet in afschaffing van de douanerechten bij invoer in de Gemeenschap van afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen, vers, vallende onder post 0603 10 van het Gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Egypte, met inachtneming van een limiet van 3000 ton.

Egypte verbindt zich tot naleving van onderstaande voorwaarden ten aanzien van de invoer in de Gemeenschap van rozen en anjers die voor de afschaffing van deze rechten in aanmerking komen : - het prijsniveau voor de invoer in de Gemeenschap moet ten minste 85 % bedragen van het communautaire prijsniveau voor dezelfde producten gedurende dezelfde perioden; - het prijsniveau van de Egyptische producten wordt vastgesteld aan de hand van de prijzen van de ingevoerde producten op representatieve invoermarkten van de Gemeenschap.

EUROPEES-MEDITARRANE OVEREENKOMST WAARBIJ EEN ASSOCIATIE TOT STAND WORDT GEBRACHT TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN EN UN LIDSTATEN, ENDERZIJDS, EN DE ARABISCHE REPUBLIEK EGYPTE, ANDERZIJDS, EN BIJLAGEN I, II, III, IV, V EN VI, PROTOCOLLEN 1, 2, 3, 4 EN 5, EN SLOTAKTIE, GEDAAN TE LUXEMBURG OP 25 JUNI 2001.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^