Etaamb.openjustice.be
Wet van 13 mei 2003
gepubliceerd op 14 januari 2004

Wet houdende instemming met de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lid-Staten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds, met de Bijlagen 1, 2, 3, 4, 5 en 6, met de Protocollen 1, 2, 3, 4, 5 en 6, en met de Slotakte, gedaan te Valencia op 22 april 2002 (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2003015101
pub.
14/01/2004
prom.
13/05/2003
ELI
eli/wet/2003/05/13/2003015101/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 MEI 2003. - Wet houdende instemming met de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lid-Staten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds, met de Bijlagen 1, 2, 3, 4, 5 en 6, met de Protocollen 1, 2, 3, 4, 5 en 6, en met de Slotakte, gedaan te Valencia op 22 april 2002 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lid-Staten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds, de Bijlagen 1, 2, 3, 4, 5 en 6, de Protocollen 1, 2, 3, 4, 5 en 6, en de Slotakte, gedaan te Valencia op 22 april 2002, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, op 13 mei 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota Senaat. (1) Zitting 2002-2003. Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 13 februari 2003, nr. 2-1471/1.

Parlementaire Handelingen . - Bespreking, vergadering van 27 maart 2003. Stemming, vergadering van 27 maart 2003. Kamer.

Zitting 2002-2003.

Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 50-2417/1.

Verslag namens de commissie 50-2417/2. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-2417/3.

Parlementaire Handelingen . - Stemming, vergadering van 4 april 2003. (2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 5 december 2003 (Belgisch Staatsblad van 26 mei 2003), Decreet van de Franse Gemeenschap van 8 mei 2003 (Belgisch Staatsblad van 26 mei 2003), Decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 28 april 2003 (Belgisch Staatsblad van 18 december 2003), Decreet van het Waalse Gewest van 6 juni 2003 (Belgisch Staatsblad van 23 en 24 juni 2003), Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 13 februari 2003 (Belgisch Staatsblad van 4 maart 2003) en Ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 9 januari 2003 (Belgisch Staatsblad van 24 april 2003). EUROPEES-MEDITERRANE OVEREENKOMST WAARBIJ EEN ASSOCIATIE TOT STAND WORDT GEBRACHT TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN HAAR LID-STATEN, ENERZIJDS, EN DE DEMOCRATISCHE VOLKSREPUBLIEK ALGERIJE, ANDERZIJDS HET KONINKRIJK BELGIE, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE HELLEENSE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK SPANJE, DE FRANSE REPUBLIEK, IERLAND, DE ITALIAANSE REPUBLIEK, HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG, HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, DE REPUBLIEK OOSTENRIJK, DE PORTUGESE REPUBLIEK, DE REPUBLIEK FINLAND, HET KONINKRIJK ZWEDEN, HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIE EN NOORD-IERLAND, partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hierna "lid-Staten" genoemd, en DE EUROPESE GEMEENSCHAP, hierna "Gemeenschap" genoemd, enerzijds, en DE DEMOCRATISCHE VOLKSREPUBLIEK ALGERIJE, hierna "Algerije" genoemd, anderzijds, GELET OP de nabijheid en de onderlinge afhankelijkheid van de Gemeenschap, haar lid-Staten en Algerije, gegrondvest op hun historische banden en gemeenschappelijke waarden;

OVERWEGENDE dat de Gemeenschap, de lid-Staten en Algerije deze banden wensen te versterken en duurzame betrekkingen op basis van wederkerigheid, solidariteit, partnerschap en gezamenlijke ontwikkeling tot stand wensen te brengen;

GELET op het belang dat de partijen hechten aan de eerbiediging van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, en in het bijzonder aan de eerbiediging van de mensenrechten en de politieke en economische vrijheden waarop de associatie is gegrondvest;

ZICH BEWUST van het belang van de betrekkingen in de algemene Europees-mediterrane context, enerzijds, en van de doelstelling van integratie van de landen van de Maghreb, anderzijds;

WENSENDE de doelstellingen van hun associatie volledig te verwezenlijken door uitvoering van de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomst en zo de niveaus van economische en sociale ontwikkeling van de Gemeenschap en van Algerije nader tot elkaar te brengen;

ZICH BEWUST van het belang van deze overeenkomst, die gebaseerd is op wederzijdse belangen, wederzijdse concessies, samenwerking en dialoog;

VERLANGENDE politiek overleg over bilaterale en internationale kwesties van wederzijds belang in te stellen en te verdiepen;

ZICH BEWUST van de dreiging die het terrorisme en de internationale georganiseerde criminaliteit vormen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van partnerschap en stabiliteit in de regio;

GELET op de bereidheid van de Gemeenschap om Algerije aanzienlijke steun te verlenen in zijn streven naar hervorming en aanpassing op economisch vlak en naar sociale ontwikkeling;

GELET op de keuze van zowel de Gemeenschap als Algerije voor vrijhandel in overeenstemming met de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel GATT), zoals voortgekomen uit de Uruguay-ronde;

VERLANGENDE samenwerking in te stellen die steunt op een regelmatige dialoog op economisch, wetenschappelijk, technologisch, sociaal, cultureel en audiovisueel gebied en op het gebied van het milieu, met het oog op beter wederzijds begrip;

BEVESTIGEND dat de bepalingen van deze overeenkomst die binnen de toepassingssfeer van deel III, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen, het Verenigd Koninkrijk en Ierland binden als afzonderlijke verdragsluitende partijen, en niet als deel van de Gemeenschap, totdat het Verenigd Koninkrijk of Ierland (al naargelang van het geval) Algerije ervan in kennis stelt dat het Verenigd Koninkrijk of Ierland is gebonden als deel van de Gemeenschap overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht. Hetzelfde geldt voor Denemarken met betrekking tot het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan die verdragen is gehecht;

OVERTUIGD dat deze overeenkomst een gunstig kader is voor de ontwikkeling van een partnerschap dat gebaseerd is op particulier initiatief en een gunstig klimaat zal scheppen voor de ontwikkeling van hun economische handels- en investeringsbetrekkingen, factoren die van doorslaggevend belang zijn voor de steun voor de economische herstructurering en de technologische modernisering, HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN ARTIKEL 1 1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar lid-Staten, enerzijds, en Algerije, anderzijds.2. De doelstellingen van deze overeenkomst zijn : - een passend kader tot stand te brengen voor de politieke dialoog tussen de partijen met het oog op het versterken van hun betrekkingen en hun samenwerking op alle terreinen die zij van belang achten; - het handelsverkeer en evenwichtige sociale en economische betrekkingen tussen de partijen te bevorderen en de voorwaarden te scheppen voor geleidelijke liberalisering van het goederen-, diensten- en kapitaalverkeer; - het personenverkeer te bevorderen, met name in het kader van de administratieve procedures; - de integratie in de Maghreb aan te moedigen door bevordering van handel en samenwerking tussen alle Maghreb-landen onderling en tussen die landen en de Gemeenschap en hun lid-Staten; - de samenwerking op economisch, sociaal, cultureel en financieel gebied te bevorderen.

ARTIKEL 2 Eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten, zoals deze zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, vormt de grondslag van het binnenlandse en buitenlandse beleid van de partijen en is een essentieel element van deze overeenkomst.

TITEL I POLITIEKE DIALOOG ARTIKEL 3 1. Er wordt een regelmatige politieke en veiligheidsdialoog tussen de partijen ingesteld.Door middel van deze dialoog kunnen tussen de partners duurzame, op solidariteit gebaseerde betrekkingen tot stand worden gebracht, die zullen bijdragen tot welvaart, stabiliteit en veiligheid in het Middellandse Zeegebied en een klimaat van begrip en tolerantie tussen culturen zullen scheppen. 2. De dialoog en de politieke samenwerking beogen met name : a) de partijen nader tot elkaar te brengen door het ontwikkelen van beter wederzijds begrip en door regelmatig overleg over internationale vraagstukken van wederzijds belang;b) elke partij in staat te stellen het standpunt en de belangen van de andere partij in overweging te nemen;c) te werken aan de handhaving van de veiligheid en de stabiliteit in de Europees-mediterrane regio;d) het uitwerken van gemeenschappelijke initiatieven mogelijk te maken. ARTIKEL 4 De politieke dialoog heeft betrekking op alle onderwerpen van wederzijds belang en met name op de noodzakelijke voorwaarden voor het waarborgen van vrede, veiligheid en regionale ontwikkeling door het bevorderen van de samenwerking.

ARTIKEL 5 In het kader van de politieke dialoog worden regelmatig en telkens wanneer nodig bijeenkomsten gehouden, met name : a) op ministerieel niveau, voornamelijk in het kader van de Associatieraad;b) op het niveau van hoge ambtenaren die enerzijds Algerije vertegenwoordigen en anderzijds het voorzitterschap van de Raad en de Commissie;c) met optimale gebruikmaking van de diplomatieke kanalen, in het bijzonder door middel van regelmatige briefings, overleg ter gelegenheid van internationale vergaderingen en contacten tussen diplomatieke vertegenwoordigers in derde landen;d) indien nodig met alle andere middelen die kunnen bijdragen tot de intensivering en doelmatigheid van deze dialoog. TITEL II VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN ARTIKEL 6 De Gemeenschap en Algerije brengen geleidelijk een vrijhandelszone tot stand in de loop van een overgangsperiode van ten hoogste twaalf jaar, te beginnen bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst, overeenkomstig de hierna omschreven bepalingen en in overeenstemming met de bepalingen van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 en andere multilaterale overeenkomsten inzake de handel in goederen die opgenomen zijn in de bijlagen bij de overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), hierna « GATT » genoemd. HOOFDSTUK 1 INDUSTRIEPRODUCTEN ARTIKEL 7 Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap en uit Algerije, opgenomen in de hoofdstukken 25 tot en met 97 van de gecombineerde nomenclatuur en van het Algerijnse douanetarief, met uitzondering van de producten genoemd in bijlage 1.

ARTIKEL 8 Producten van oorsprong uit Algerije worden bij invoer in de Gemeenschap toegelaten met vrijstelling van douanerechten en heffingen van gelijke werking.

ARTIKEL 9 1. De douanerechten en heffingen met gelijke werking die van toepassing zijn op de invoer in Algerije van de producten van oorsprong uit de Gemeenschap die vermeld zijn in bijlage 2 worden bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.2. De douanerechten en heffingen met gelijke werking die van toepassing zijn op de invoer in Algerije van de producten van oorsprong uit de Gemeenschap die vermeld zijn in bijlage 3 worden geleidelijk afgeschaft volgens onderstaand tijdschema : - twee jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 80 % van het basisrecht; - drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 70 % van het basisrecht; - vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 60 % van het basisrecht; - vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 40 % van het basisrecht; - zes jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 20 % van het basisrecht; - zeven jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle resterende rechten en heffingen afgeschaft. 3. De douanerechten en heffingen met gelijke werking die van toepassing zijn op de invoer in Algerije van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, met uitzondering van de in de bijlagen 2 en 3 vermelde goederen, worden geleidelijk afgeschaft volgens onderstaand tijdschema : - twee jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 90 % van het basisrecht; - drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 80 % van het basisrecht; - vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 70 % van het basisrecht; - vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 60 % van het basisrecht; - zes jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 50 % van het basisrecht; - zeven jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 40 % van het basisrecht; - acht jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 30 % van het basisrecht; - negen jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 20 % van het basisrecht; - tien jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 10 % van het basisrecht; - elf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 5 % van het basisrecht; - twaalf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle resterende rechten en heffingen afgeschaft. 4. Indien zich met betrekking tot een bepaald product ernstige problemen voordoen, kan het overeenkomstig de leden 2 en 3 opgestelde tijdschema in overleg worden herzien door het Associatiecomité, met dien verstande dat het tijdschema waarvoor herziening wordt gevraagd voor het betrokken product niet verder verlengd kan worden dan de maximale overgangsperiode als bedoeld in artikel 6.Indien het Associatiecomité niet binnen dertig dagen na de kennisgeving van het verzoek van Algerije om herziening van het tijdschema een besluit heeft genomen, kan Algerije het tijdschema voorlopig opschorten voor de duur van ten hoogste één jaar. 1. Het basisrecht waarop de verlagingen van de leden 2 en 3 worden toegepast, is voor elk betrokken product het recht bedoeld in artikel 18. ARTIKEL 10 De bepalingen betreffende de afschaffing van de douanerechten bij invoer zijn tevens van toepassing op douanerechten van fiscale aard.

ARTIKEL 11 1. Algerije mag in de vorm van verhoging of herinvoering van douanerechten buitengewone maatregelen van beperkte duur nemen die afwijken van het bepaalde in artikel 9. Dergelijke maatregelen mogen uitsluitend worden genomen ten behoeve van jonge industrieën of van bepaalde sectoren waarin herstructureringen plaatsvinden of die met grote moeilijkheden te kampen hebben, vooral wanneer deze moeilijkheden ernstige sociale gevolgen hebben.

De invoerrechten die krachtens deze maatregelen door Algerije worden toegepast ten aanzien van producten van oorsprong uit de Gemeenschap mogen niet meer dan 25 % ad valorem bedragen en dienen een preferentie voor producten van oorsprong uit de Gemeenschap in te houden. De totale waarde van de ingevoerde producten waarop dergelijke maatregelen van toepassing zijn, mag niet meer bedragen van 15 % van de totale invoer van industrieproducten uit de Gemeenschap gedurende het laatste jaar waarvoor statistische gegevens beschikbaar zijn.

Deze maatregelen mogen gedurende niet meer dan vijf jaar worden toegepast, tenzij het Associatiecomité toepassing gedurende een langere periode toestaat. Zij treden uiterlijk bij het verstrijken van de in artikel 6 bedoelde overgangsperiode buiten werking.

Deze maatregelen kunnen voor een gegeven product niet langer worden getroffen, indien meer dan drie jaar is verstreken sinds de opheffing van alle rechten en kwantitatieve beperkingen of heffingen en maatregelen van gelijke werking die op het betrokken product van toepassing waren.

Algerije stelt het Associatiecomité in kennis van alle buitengewone maatregelen die het voornemens is te treffen. Op verzoek van de Gemeenschap vindt vooraf overleg plaats over deze maatregelen en de sectoren waarop zij betrekking hebben. Indien het dergelijke maatregelen neemt, legt Algerije aan het comité een tijdschema voor de afschaffing van de overeenkomstig dit artikel ingestelde douanerechten voor. Dit tijdschema dient te voorzien in geleidelijke afschaffing van deze rechten in gelijke jaarlijkse percentages, beginnende uiterlijk twee jaar nadat zij worden ingesteld. Het Associatiecomité kan een ander tijdschema vaststellen. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1, vierde alinea, kan het Associatiecomité, in verband met de problemen bij het opzetten van een nieuwe industrie, bij uitzondering Algerije toestaan krachtens lid 1 reeds genomen maatregelen te handhaven voor de duur van ten hoogste drie jaar na de overgangsperiode bedoeld in artikel 6. HOOFDSTUK 2 LANDBOUWPRODUCTEN, VISSERIJPRODUCTEN EN BEWERKTE LANDBOUWPRODUCTEN ARTIKEL 12 Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap en uit Algerije, opgenomen in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur en het Algerijnse douanetarief, alsmede op de producten genoemd in bijlage 1.

ARTIKEL 13 De Gemeenschap en Algerije liberaliseren geleidelijk het onderlinge handelsverkeer in landbouwproducten, visserijproducten en bewerkte landbouwproducten die voor beide partijen van belang zijn.

ARTIKEL 14 1. Voor de invoer in de Gemeenschap van de landbouwproducten van oorsprong uit Algerije genoemd in protocol 1 gelden de bepalingen van dat protocol.2. Voor de invoer in Algerije van de landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap genoemd in protocol 2 gelden de bepalingen van dat protocol.3. Voor de invoer in de Gemeenschap van de visserijproducten van oorsprong uit Algerije genoemd in protocol 3 gelden de bepalingen van dat protocol.4. Voor de invoer in Algerije van de visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap genoemd in protocol 4 gelden de bepalingen van dat protocol.5. Voor de handel in onder dit hoofdstuk vallende verwerkte landbouwproducten gelden de bepalingen van protocol 5. ARTIKEL 15 1. Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst onderzoeken de Gemeenschap en Algerije de situatie met het oog op de vaststelling van de liberaliseringsmaatregelen die door de Gemeenschap en Algerije na het zesde jaar volgende op de inwerkingtreding van deze overeenkomst zullen worden toegepast overeenkomstig de in artikel 13 vermelde doelstelling.2. Onverminderd de in lid 1 opgenomen bepalingen en rekening houdend met de handelsstromen voor landbouwproducten, visserijproducten en bewerkte landbouwproducten tussen de partijen en de bijzondere gevoeligheid van deze producten, onderzoeken de Gemeenschap en Algerije binnen de Associatieraad per product op basis van wederkerigheid de mogelijkheid om elkaar nieuwe concessies te verlenen. ARTIKEL 16 1. Indien ten gevolge van de tenuitvoerlegging van hun landbouwbeleid een specifieke regeling wordt ingesteld of indien de bestaande regelingen worden gewijzigd of in geval van wijziging of uitbreiding van de bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van hun landbouwbeleid, kunnen de Gemeenschap en Algerije voor de betrokken producten de in deze overeenkomst vervatte regeling wijzigen.2. De partij die tot een dergelijke wijziging overgaat, stelt daarvan het Associatiecomité in kennis.Op verzoek van de andere partij komt het Associatiecomité bijeen om op passende wijze te voorzien in de belangen van de verzoekende partij. 3. Indien de Gemeenschap of Algerije krachtens lid 1 de regeling van deze overeenkomst voor landbouwproducten wijzigt, wordt voor de invoer van producten van oorsprong uit de andere partij een voordeel toegekend dat vergelijkbaar is met het voordeel waarin deze overeenkomst voorziet.4. ver de wijziging van de in deze overeenkomst bepaalde regeling wordt op verzoek van de andere overeenkomstsluitende partij overleg gepleegd in de Associatieraad. HOOFDSTUK 3 GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN ARTIKEL 17 1. In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Algerije worden geen nieuwe douanerechten bij invoer of bij uitvoer of heffingen van gelijke werking ingesteld, noch worden de rechten of heffingen die reeds van toepassing zijn verhoogd.2. In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Algerije worden geen nieuwe kwantitatieve invoerbeperkingen of uitvoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking ingesteld.3. Ten aanzien van het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Algerije worden kwantitatieve invoerbeperkingen en uitvoerbeperkingen en maatregelen van gelijke werking bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.4. Het voorlopige aanvullende recht dat van toepassing is op de producten genoemd in bijlage 4 wordt door Algerije uiterlijk op 1 januari 2006 afgeschaft.Dit recht wordt met ingang van 1 januari 2002 lineair verlaagd met 12 punten per jaar.

Indien Algerije bij de toetreding tot de WTO verbintenissen aangaat die voorzien in een kortere termijn voor de afschaffing van dit voorlopige aanvullende recht, is die kortere termijn van toepassing.

ARTIKEL 18 1. Het basisrecht waarop de verlagingen bedoeld in artikel 9, leden 2 en 3, en in artikel 14 worden toegepast, is voor elk betrokken product het recht dat ten opzichte van de Gemeenschap daadwerkelijk wordt toegepast op 1 januari 2002.2. Indien Algerije toetreedt tot de WTO, zijn de rechten die van toepassing zijn op de onderlinge invoer van de partijen gelijkwaardig aan de bij de WTO geconsolideerde rechten of aan het recht dat ten tijde van de toetreding daadwerkelijk wordt toegepast, indien dit lager is.Indien de rechten na de toetreding tot de WTO erga omnes worden verlaagd, is het verlaagde recht van toepassing. 3. Lid 2 is van toepassing op elke erga omnes toegepaste rechtenverlaging die na de afronding van de onderhandelingen wordt ingevoerd.4. De partijen stellen elkander in kennis van de door hen per 1 januari 2002 toegepaste basisrechten. ARTIKEL 19 Voor producten van oorsprong uit Algerije geldt bij invoer in de Gemeenschap geen gunstiger regeling dan die welke tussen de lid-Staten onderling geldt.

De bepalingen van deze overeenkomst zijn van toepassing onverminderd het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad van 26 juni 1991 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische Eilanden.

ARTIKEL 20 1. Beide partijen onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard die, rechtstreeks of onrechtstreeks, discrimineren tussen de producten van de ene partij en soortgelijke producten van oorsprong uit de andere partij.2. Voor producten die naar een der partijen worden uitgevoerd mogen de terugbetaalde bedragen aan binnenlandse belastingen niet hoger zijn dan de bedragen van de op deze producten rustende directe of indirecte belastingen. ARTIKEL 21 1. Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de oprichting van douane-unies, vrijhandelszones of regelingen voor grensverkeer, mits de in deze overeenkomst neergelegde handelsregelingen daardoor niet worden gewijzigd.2. De partijen plegen in het Associatiecomité overleg over overeenkomsten tot oprichting van douane-unies of vrijhandelszones en desgewenst over andere belangrijke onderwerpen in verband met hun handelspolitiek ten aanzien van derde landen.Dergelijk overleg vindt met name plaats bij toetreding van een derde land tot de Gemeenschap, teneinde rekening te kunnen houden met de onderlinge belangen van de Gemeenschap en Algerije als omschreven in deze overeenkomst.

ARTIKEL 22 Indien een der partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping in de zin van artikel VI van de GATT 1994 plaatsvindt, kan zij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk op grond van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 en haar binnenlandse wetgeving op dit gebied en volgens de voorwaarden en procedures van artikel 26.

ARTIKEL 23 De WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen is van toepassing in de betrekkingen tussen de partijen.

Indien een der partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij subsidiëring in de zin van de artikelen VI en XVI van de GATT 1994 voorkomt, kan zij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk op grond van de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen en haar eigen wetgeving op dit gebied.

ARTIKEL 24 1. Tenzij in dit artikel anders wordt bepaald, zijn de bepalingen van artikel XIX van de GATT 1994 en van de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen van toepassing in de betrekkingen tussen de partijen.2. Iedere partij stelt onmiddellijk het Associatiecomité in kennis van elke maatregel die zij neemt of voornemens is te nemen met betrekking tot de toepassing van een vrijwaringsmaatregel.Dit houdt onder meer in dat iedere partij het Associatiecomité onmiddellijk of uiterlijk één week tevoren een schriftelijke mededeling doet toekomen waarin alle relevante gegevens zijn opgenomen over : - de opening van een vrijwaringsonderzoek; - de eindresultaten van het onderzoek.

De te verstrekken gegevens zijn onder andere een uiteenzetting van de procedure op grond waarvan het onderzoek zal worden verricht en een indicatie van het tijdschema voor de hoorzittingen en andere passende gelegenheden voor de betrokken partijen om hun standpunt kenbaar te maken.

Bovendien doet iedere partij het Associatiecomité tevoren een schriftelijke mededeling toekomen waarin alle relevante gegevens zijn opgenomen over het besluit tot toepassing van voorlopige vrijwaringsmaatregelen; deze mededeling moet ten minste één week voor de datum van toepassing van die maatregelen zijn ontvangen. 3. Bij de kennisgeving van de eindresultaten van het onderzoek en vóór vrijwaringsmaatregelen worden toegepast krachtens artikel XIX van de GATT 1994 en de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, legt de partij die voornemens is deze vrijwaringsmaatregelen toe te passen de situatie voor aan het Associatiecomité, dat een volledig onderzoek instelt om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.4. Teneinde een dergelijke oplossing te vinden voeren de partijen in het Associatiecomité onverwijld overleg.Indien de partijen niet binnen dertig dagen na de aanvang van dit overleg tot overeenstemming komen over een oplossing waarbij de toepassing van vrijwaringsmaatregelen kan worden vermeden, kan de partij die voornemens is vrijwaringsmaatregelen te nemen, de bepalingen van artikel XIX van de GATT 1994 en de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen toepassen. 5. Indien krachtens dit artikel vrijwaringsmaatregelen worden toegepast, kiezen de partijen bij voorrang maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst het minst verstoren.De genomen maatregelen mogen niet verder reiken dan wat noodzakelijk is om de ontstane problemen op te lossen en geen afbreuk doen aan het preferentieniveau of de preferentiemarge die krachtens deze overeenkomst worden toegekend. 6. Wanneer een partij voornemens is vrijwaringsmaatregelen te nemen op grond van dit artikel, biedt zij de andere partij compensatie aan in de vorm van liberalisering van het handelsverkeer wat betreft de invoer uit de andere partij.Deze compensatie ondervangt zoveel mogelijk de ongunstige handelseffecten die de maatregelen voor de andere partij met ingang van de datum van toepassing hebben. Het aanbod wordt gedaan vóór de vrijwaringsmaatregelen worden vastgesteld, op hetzelfde tijdstip dat kennisgeving wordt gedaan en de situatie aan het Associatiecomité wordt voorgelegd overeenkomstig lid 3. Indien de partij ten aanzien van wier producten vrijwaringsmaatregelen worden genomen, het compensatieaanbod onvoldoende acht, kunnen de partijen bij het in lid 3 bedoelde overleg andere vormen van handelscompensatie overeenkomen. 7. Indien de partijen niet binnen dertig dagen na de aanvang van dit overleg tot overeenstemming komen over de compensatie, kan de partij ten aanzien van wier producten vrijwaringsmaatregelen worden genomen, compenserende tariefmaatregelen nemen waarvan het handelseffect de op grond van dit artikel genomen vrijwaringsmaatregel zoveel mogelijk ondervangt. ARTIKEL 25 Indien als gevolg van de toepassing van artikel 17, lid 3, i) goederen worden wederuitgevoerd naar een derde land ten aanzien waarvan de exporterende partij voor het betrokken product kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen van gelijke werking toepast, of ii) een ernstig tekort aan producten die van wezenlijk belang zijn voor de exporterende partij ontstaat of dreigt te ontstaan, en de bovenbedoelde situaties aanleiding geven of vermoedelijk zullen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende partij, kan deze partij passende maatregelen nemen volgens de voorwaarden en procedures van artikel 26.Deze maatregelen mogen geen discriminerend karakter hebben en dienen te worden ingetrokken zodra zij niet langer gerechtvaardigd zijn.

ARTIKEL 26 1. Indien de Gemeenschap of Algerije de invoer van producten die tot de in artikel 24 bedoelde problemen zouden kunnen leiden aan een administratieve procedure onderwerpt die ten doel heeft snel informatie te verschaffen over de ontwikkeling van de handelsstromen, dan stelt de betrokken partij de andere partij hiervan in kennis. In de in de artikelen 22 en 25 bedoelde gevallen verstrekt de Gemeenschap of Algerije, naar gelang van het geval, voordat de in de genoemde artikelen bedoelde maatregelen worden genomen of in de gevallen waarop lid 2, onder c), van dit artikel van toepassing is, zo spoedig mogelijk het Associatiecomité alle nuttige gegevens om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de werking van deze overeenkomst het minst verstoren. 2. Voor de toepassing van lid 1, tweede alinea, geldt het hiernavolgende : a) de exporterende partij wordt van de in artikel 22 bedoelde dumping in kennis gesteld zodra de autoriteiten van de importerende partij een onderzoek hebben geopend.Indien binnen dertig dagen na de kennisgeving van deze zaak geen einde is gemaakt aan de dumping in de zin van artikel VI van de GATT en geen andere bevredigende oplossing is gevonden, kan de importerende partij passende maatregelen nemen. b) Problemen die voortvloeien uit de in artikel 25 bedoelde omstandigheden worden voorgelegd aan het Associatiecomité. Het Associatiecomité kan elke beslissing nemen die nodig is om aan de problemen een einde te maken. Indien het Associatiecomité niet binnen dertig dagen nadat de zaak aan het comité is voorgelegd een dergelijk besluit heeft genomen, kan de exporterende partij passende maatregelen nemen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken product. c) Wanneer uitzonderlijke omstandigheden die tot onmiddellijk optreden nopen voorafgaande kennisgeving of onderzoek onmogelijk maken, kan de Gemeenschap of Algerije, al naargelang van het geval, in de omstandigheden bedoeld in de artikelen 22 en 25 onmiddellijk de vrijwaringsmaatregelen toepassen die strikt noodzakelijk zijn om het probleem op te lossen.De andere partij wordt hiervan onmiddellijk in kennis gesteld.

ARTIKEL 27 Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor verboden of beperkingen op de invoer, uitvoer of doorvoer die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen en dieren of het behoud van planten, de bescherming van het nationaal artistiek, historisch en archeologisch erfgoed, of de bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendom, of voor voorschriften betreffende goud en zilver. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie of een verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.

ARTIKEL 28 Het begrip « producten van oorsprong » voor de toepassing van deze titel en de regelingen voor administratieve samenwerking op dit gebied zijn gedefinieerd in protocol 6.

ARTIKEL 29 Bij invoer in de Gemeenschap worden de goederen ingedeeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur. Bij invoer in Algerije worden de goederen ingedeeld overeenkomstig het Algerijnse douanetarief.

TITEL III HANDEL IN DIENSTEN ARTIKEL 30 Wederzijdse verbintenissen 1. De Europese Gemeenschap en haar lid-Staten behandelen Algerije overeenkomstig de verplichting vervat in artikel II, lid 1, van de Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten, hierna "GATS" genoemd.2. De Europese Gemeenschap en haar lid-Staten behandelen Algerijnse dienstverleners niet minder gunstig dan soortgelijke dienstverleners overeenkomstig de aan de GATS gehechte lijst van specifieke verbintenissen van de Gemeenschap en haar lid-Staten.3. Deze behandeling is niet van toepassing op voordelen die een partij toekent op grond van een overeenkomst van het type als gedefinieerd in artikel V van de GATS, op maatregelen ter uitvoering van een dergelijke overeenkomst of op andere voordelen die worden toegekend overeenkomstig de lijst van vrijstellingen van meestbegunstiging die door de Europese Gemeenschap en haar lid-Staten bij de GATS is gevoegd.4. Algerije kent aan dienstverleners uit de Europese Gemeenschap en haar lid-Staten een niet minder gunstige behandeling toe dan de behandeling omschreven in de artikelen 31 tot en met 33. ARTIKEL 31 Grensoverschrijdende dienstverlening Algerije kent aan dienstverleners uit de Gemeenschap die diensten verlenen op het grondgebied van Algerije, anders dan door middel van commerciële aanwezigheid of de aanwezigheid van natuurlijke personen als bedoeld in de artikelen 32 en 33, geen minder gunstige behandeling toe dan aan vennootschappen uit derde landen.

ARTIKEL 32 Commerciële aanwezigheid 1. a) Algerije kent ten aanzien van de vestiging van vennootschappen uit de Gemeenschap op zijn grondgebied geen minder gunstige behandeling toe dan de behandeling die het toekent aan vennootschappen uit derde landen.b) Algerije kent ten aanzien van de werkzaamheden van dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap die overeenkomstig zijn wetgeving op zijn grondgebied zijn gevestigd, een niet minder gunstige behandeling toe dan de behandeling die wordt toegekend aan de eigen vennootschappen en filialen of aan Algerijnse dochterondernemingen of filialen van vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is.2. De behandeling bedoeld in lid 1, onder a) en b), wordt aan in Algerije gevestigde vennootschappen, dochterondernemingen en filialen toegekend met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst, alsmede aan vennootschappen, dochterondernemingen en filialen die zich na die datum in Algerije vestigen. ARTIKEL 33 Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen 1. Een op het grondgebied van Algerije respectievelijk de Gemeenschap gevestigde vennootschap uit de Gemeenschap respectievelijk Algerije heeft het recht, met inachtneming van de wetgeving van het gastland van vestiging, werknemers die onderdaan zijn van een lid-Staat van de Gemeenschap respectievelijk van Algerije tijdelijk in dienst te nemen of deze door een van haar dochterondernemingen of filialen tijdelijk in dienst te laten nemen, indien dergelijke werknemers een sleutelpositie in de zin van lid 2 bekleden en zij uitsluitend een dienstverband hebben met deze vennootschappen, dochterondernemingen of filialen.De geldigheidsduur van de verblijfsvergunning en werkvergunning van deze werknemers is beperkt tot de duur van hun dienstverband. 2. Werknemers met een sleutelpositie die in dienst zijn van bovengenoemde vennootschappen, hierna « organisaties » genoemd, zijn « binnen de organisatie overgeplaatste personen » als omschreven onder c) van dit lid, mits de organisatie een rechtspersoon is en de betrokkenen gedurende ten minste de onmiddellijk aan de overplaatsing voorafgaande twaalf maanden rechtstreeks in dienst waren van deze organisatie of daarin partners (doch geen aandeelhouders met een meerderheidsbelang) waren.Het betreft de volgende categorieën personen : a) personen met een hogere leidinggevende functie binnen een organisatie die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de vestiging, onder het algemene toezicht en de leiding van de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde personen, en met name de volgende functies bekleden : - leiding geven aan de vestiging of aan een afdeling of onderafdeling van de vestiging; - toezicht houden op en controleren van de werkzaamheden van andere werknemers met een toezichthoudende, leidinggevende of technische functie; - indienstneming en ontslag van werknemers, of het aanbevelen van indienstneming of ontslag van werknemers of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid, zulks op grond van de aan hen verleende bevoegdheden; b) binnen een organisatie werkzame personen die beschikken over buitengewone kennis die van wezenlijk belang is voor de dienstverlening, de onderzoeksuitrusting, de technische werkzaamheden of het management van de vestiging.Afgezien van de voor het functioneren van de betrokken vestiging vereiste specifieke kennis, kan deze kennis bestaan in de bekwaamheid bepaalde werkzaamheden uit te voeren of bepaalde activiteiten uit te oefenen waarvoor specifieke technische vaardigheden vereist zijn, evenals in voorkomend geval het lidmaatschap van een erkende beroepsgroep; c) een « binnen de organisatie overgeplaatste persoon », dat wil zeggen een natuurlijke persoon die voor een organisatie op het grondgebied van een partij werkzaam is en die tijdelijk wordt overgeplaatst in het kader van economische activiteiten op het grondgebied van de andere partij;de betrokken organisatie dient haar hoofdvestiging op het grondgebied van een partij te hebben en de overplaatsing dient te geschieden naar een vestiging (dochteronderneming of filiaal) van deze organisatie die op het grondgebied van de andere partij daadwerkelijk soortgelijke economische activiteiten uitoefent. 3. De toegang tot en het tijdelijke verblijf op het grondgebied van Algerije respectievelijk de Gemeenschap van onderdanen van de lid-Staten respectievelijk onderdanen van Algerije worden toegestaan voor vertegenwoordigers van vennootschappen met een hogere leidinggevende functie als gedefinieerd in lid 2, onder a), die belast zijn met het opzetten van een vestiging in Algerije van een vennootschap uit de Gemeenschap respectievelijk een vestiging in de Gemeenschap van een Algerijnse vennootschap, mits : - deze vertegenwoordigers zich niet bezig houden met rechtstreekse verkoop of dienstverlening, en - de vennootschap geen andere vertegenwoordigers, kantoren, filialen of dochterondernemingen in een lid-Staat van de Gemeenschap of in Algerije heeft. ARTIKEL 34 Vervoer 1. Het bepaalde in de artikelen 30 tot en met 33 is niet van toepassing op vervoer door de lucht, over de binnenwateren en over land en op nationale cabotage in het zeevervoer, onder voorbehoud van het bepaalde in de leden 2 tot en met 6 van dit artikel.2. Ten aanzien van de activiteiten van scheepvaartondernemingen in verband met de verlening van internationale zeevervoersdiensten, met inbegrip van het intermodale vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt, staat iedere partij de vestiging en de werkzaamheden op haar grondgebied toe van dochterondernemingen en filialen van scheepvaartondernemingen van de andere partij, onder voorwaarden die niet minder gunstig zijn dan die welke worden toegepast ten aanzien van de eigen scheepvaartondernemingen of dochterondernemingen en filialen van scheepvaartondernemingen uit derde landen, indien deze gunstiger zijn.Deze activiteiten omvatten onder meer : a) marketing en verkoop van zeevervoersdiensten en aanverwante diensten door middel van rechtstreeks contact met cliënten, omvattende alle diensten van prijsopgave tot facturering, ongeacht of deze diensten worden verricht of aangeboden door de dienstverlener zelf of door dienstverleners waarmee de verkoper van de diensten een permanent handelsakkoord heeft gesloten;b) aankoop en gebruik voor eigen rekening of voor rekening van een cliënt (alsmede wederverkoop aan de cliënt) van vervoersdiensten en aanverwante diensten, met inbegrip van inkomende vervoersdiensten, ongeacht met welke vervoerswijze, met name over de binnenwateren, over de weg en via de spoorwegen, die noodzakelijk zijn voor geïntegreerde dienstverlening;c) het opstellen van vervoersdocumenten en van douanedocumenten of andere documenten betreffende de oorsprong en de aard van de vervoerde goederen;d) het verstrekken van handelsinformatie, ongeacht op welke wijze, zoals door middel van geautomatiseerde informatiesystemen en elektronische gegevensuitwisseling (met inachtneming van niet-discriminerende beperkingen betreffende telecommunicatie);e) het sluiten van handelsovereenkomsten met een lokale partner, met inbegrip van participatie in het kapitaal van de onderneming en het in dienst nemen van plaatselijk personeel of buitenlands personeel, met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomst;f) het optreden namens ondernemingen, het organiseren van de afroep van aanvragen om scheepsruimte of, indien nodig, het overnemen van vracht.3. De partijen verbinden zich tot daadwerkelijke toepassing van het beginsel van vrije toegang tot de internationale maritieme markt en het internationaal maritiem vervoer op commerciële basis. De wetgeving van elk van de partijen is echter van toepassing op de voorrechten van de nationale vlag ten aanzien van nationale cabotage, reddingsdiensten, sleepdiensten en loodsdiensten.

Bovenstaande bepalingen doen geen afbreuk aan rechten en verplichtingen voortvloeiende uit het Verdrag van de Verenigde Naties inzake een gedragscode voor lijnvaartconferences, die voor een partij bij deze overeenkomst van toepassing zijn. Niet bij conferences aangesloten maatschappijen kunnen vrij met de leden van een conference concurreren, zolang zij zich aan het beginsel van eerlijke concurrentie op commerciële basis houden.

De partijen bevestigen dat zij vrije concurrentie beschouwen als een essentiële vereiste voor het handelsverkeer in droge en vloeibare bulkgoederen. 4. De partijen verbinden zich ertoe bij de toepassing van de beginselen van lid 3 : a) in toekomstige bilaterale overeenkomsten met derde landen geen bepalingen op te nemen inzake vrachtverdeling met betrekking tot droge en vloeibare bulkgoederen en regelmatig vervoer.Dergelijke bepalingen inzake regelmatig vervoer zijn echter niet uitgesloten in die uitzonderlijke gevallen waarin lijnvaartmaatschappijen van de ene of de andere partij bij deze overeenkomst anders geen reële kans zouden krijgen om aan het vervoer van en naar het betrokken derde land deel te nemen; b) bij de inwerkingtreding van de overeenkomst alle eenzijdige maatregelen en administratieve, technische en andere belemmeringen op te heffen die een verkapte beperking zouden kunnen inhouden of discriminerende effecten zouden kunnen hebben voor het vrij verrichten van diensten in het internationale zeevervoer.5. Elke partij verleent onder meer aan voor het vervoer van goederen, personen of beide bestemde schepen die de vlag van de andere partij voeren of door onderdanen of vennootschappen van de andere partij worden geëxploiteerd, geen minder gunstige behandeling dan die welke zij aan haar eigen schepen verleent, ten aanzien van de toegang tot havens, het gebruik van de infrastructuur en van de maritieme hulpdiensten van deze havens, de daarmee verband houdende vergoedingen en belastingen, het gebruik van de douane-infrastructuur, de toewijzing van ligplaatsen en het gebruik van installaties voor het laden en lossen.6. Met het oog op een gecoördineerde ontwikkeling van het vervoer tussen de partijen, in overeenstemming met hun handelsbehoeften, kunnen de voorwaarden betreffende de wederzijdse toegang tot elkaars markten en de verlening van diensten in het vervoer door de lucht, over de weg, per spoor en over de binnenwateren indien nodig worden vastgelegd in specifieke overeenkomsten, waarover tussen de partijen na de inwerkingtreding van onderhavige overeenkomst zal worden onderhandeld. ARTIKEL 35 Binnenlandse regelgeving 1. Het bepaalde in titel III vormt geen beletsel voor de toepassing door een partij van maatregelen die noodzakelijk zijn te voorkomen dat haar regelgeving betreffende de toegang van derde landen tot haar markt wordt ontdoken door middel van de bepalingen van deze overeenkomst.2. Het bepaalde in deze titel is van toepassing onder voorbehoud van beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid.Het is niet van toepassing op activiteiten op het grondgebied van de partijen die, ook indien tijdelijk, verband houden de uitoefening van het openbaar gezag. 3. Het bepaalde in deze titel vormt geen beletsel voor de toepassing door een partij van bijzondere regels inzake de vestiging en werkzaamheden op haar grondgebied van filialen van vennootschappen van de andere partij die op haar grondgebied geen rechtspersoonlijkheid bezitten, wanneer die gerechtvaardigd zijn op grond van juridische of technische verschillen tussen bedoelde filialen en filialen van vennootschappen die op haar grondgebied rechtspersoonlijkheid bezitten, of, waar het financiële diensten betreft, om prudentiële redenen.Het verschil in behandeling mag niet verder reiken dan wat strikt noodzakelijk is op grond van deze juridische of technische verschillen of, waar het financiële diensten betreft, om deze prudentiële redenen. 4. Ten aanzien van financiële diensten vormt geen van de bepalingen van deze overeenkomst voor een partij een beletsel om prudentiële maatregelen te treffen, zoals om investeerders, depositohouders, verzekeringsnemers of personen jegens wie door een verlener van financiële diensten een fiduciaire verplichting is aangegaan te beschermen of om de integriteit en stabiliteit van het financiële systeem te waarborgen.Wanneer dergelijke maatregelen niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze overeenkomst, mogen zij door een partij niet worden aangewend om zich aan de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te onttrekken. 5. Geen van de bepalingen van deze overeenkomst mag op zodanige wijze worden geïnterpreteerd dat een partij wordt verplicht tot het verstrekken van informatie over de zaken en de boekhouding van cliënten, dan wel vertrouwelijke informatie die in het bezit is van overheidsinstanties.6. Wat het verkeer van natuurlijke personen die een dienst verlenen betreft, belet geen van de bepalingen van deze overeenkomst de partijen hun wet- en regelgeving betreffende toelating en verblijf, werkgelegenheid, arbeidsvoorwaarden, vestiging van natuurlijke personen en het verrichten van diensten toe te passen, mits zij dat niet op zodanige wijze doen dat de voor een partij uit een specifieke bepaling van de overeenkomst voortvloeiende voordelen tenietgedaan of beperkt worden.Deze bepalingen doen geen afbreuk aan de toepassing van lid 2.

ARTIKEL 36 Definities In deze overeenkomst wordt verstaan onder : a) "dienstverlener" : een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die een dienst verleent vanaf het grondgebied van een partij naar het grondgebied van de andere partij, op het grondgebied van een partij ten behoeve van de gebruiker van een dienst van de andere partij, door middel van commerciële aanwezigheid op het grondgebied van de andere partij en de aanwezigheid van natuurlijke personen op het grondgebied van de andere partij;b) "vennootschap uit de Gemeenschap" respectievelijk "Algerijnse vennootschap" : een volgens het recht van een lid-Staat respectievelijk Algerije opgerichte vennootschap die haar statutaire zetel, centrale administratie of belangrijkste vestiging op het grondgebied van de Gemeenschap respectievelijk Algerije heeft. Indien een volgens het recht van de Gemeenschap respectievelijk Algerije opgerichte vennootschap uitsluitend haar statutaire zetel op het grondgebied van de Gemeenschap respectievelijk Algerije heeft, wordt deze vennootschap als vennootschap uit de Gemeenschap respectievelijk Algerijnse vennootschap beschouwd, indien uit haar transacties een werkelijke en permanente band met de economie van een van de lid-Staten respectievelijk van Algerije blijkt; c) "dochteronderneming" van een vennootschap : een vennootschap die daadwerkelijk door de eerste vennootschap wordt bestuurd;d) "filiaal" van een vennootschap : een handelszaak zonder rechtspersoonlijkheid die kennelijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moedermaatschappij, een eigen management heeft en over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, zodanig dat laatstgenoemden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat er indien nodig een rechtsverhouding is met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het buitenland bevindt, geen rechtstreeks contact behoeven te hebben met deze moedermaatschappij, maar hun transacties kunnen afhandelen met de handelszaak die het agentschap vormt;e) "vestiging" : het recht voor de onder b) gedefinieerde vennootschappen uit de Gemeenschap respectievelijk Algerijnse vennootschappen op toegang tot en uitoefening van economische activiteiten door oprichting van dochterondernemingen en filialen in Algerije respectievelijk de Gemeenschap;f) "werkzaamheden" : het verrichten van economische activiteiten;g) "economische activiteiten" : activiteiten met een industrieel of commercieel karakter of activiteiten van personen die een vrij beroep uitoefenen;h) "onderdaan van de Gemeenschap" respectievelijk "Algerijnse onderdaan" : een natuurlijke persoon die een onderdaan is van een lid-Staat respectievelijk van Algerije. Wat het internationale vervoer over zee betreft, met inbegrip van het intermodale vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt, zijn de bepalingen van deze titel eveneens van toepassing op buiten de Gemeenschap respectievelijk Algerije gevestigde onderdanen van de Gemeenschap respectievelijk Algerijnse onderdanen, en op buiten de Gemeenschap respectievelijk Algerije gevestigde scheepvaartondernemingen die worden bestuurd door onderdanen van een lid-Staat respectievelijk Algerijnse onderdanen, indien hun vaartuigen in die lid-Staat respectievelijk in Algerije in overeenstemming met de desbetreffende wetgeving zijn ingeschreven.

ARTIKEL 37 Algemene bepalingen 1. De partijen onthouden zich van maatregelen of handelwijzen die de voorwaarden voor de vestiging of de werkzaamheden van elkaars vennootschappen beperkter maken dan op de dag voorafgaande aan de ondertekening van deze overeenkomst het geval was.2. De partijen gaan na of de bovengenoemde bepalingen verder kunnen worden uitgewerkt met het oog op de totstandkoming van een overeenkomst inzake economische integratie, als gedefinieerd in artikel V van de GATS.Bij het opstellen van zijn aanbevelingen houdt de Associatieraad rekening met de ervaring die is opgedaan met de uitvoering van de meestbegunstigingsbehandeling en de wederzijdse verplichtingen van de partijen in het kader van de GATS, met name artikel V. Bij zijn onderzoek houdt de Associatieraad tevens rekening met de vorderingen die zijn gemaakt bij de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de partijen die van toepassing is op de betrokken activiteiten.

De Associatieraad verricht uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst een eerste onderzoek naar de verwezenlijking van deze doelstelling.

TITEL IV BETALINGEN, KAPITAAL, CONCURRENTIE EN ANDERE ECONOMISCHE BEPALINGEN HOOFDSTUK 1 BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER ARTIKEL 38 Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 40 verbinden de partijen zich ertoe alle betaalverrichtingen in vrij convertibele valuta toe te staan die verband houden met lopende transacties.

ARTIKEL 39 1. Vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst zien de Gemeenschap en Algerije toe op het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot rechtstreekse investeringen in Algerije in ondernemingen die volgens het geldende recht zijn opgericht, alsmede de vereffening en repatriëring van het resultaat van deze investeringen en daaruit voortvloeiende winst.2. De partijen voeren overleg en werken samen om de noodzakelijke voorwaarden te scheppen om het verkeer van kapitaal tussen de Gemeenschap en Algerije te vergemakkelijken en uiteindelijk geheel vrij te maken. ARTIKEL 40 Indien één of meer lid-Staten van de Gemeenschap of Algerije in ernstige betalingsbalansproblemen verkeren of dreigen te geraken, kan de Gemeenschap respectievelijk Algerije, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel en de artikelen VIII en XIV van de statuten van het Internationaal Monetair Fonds, voor beperkte tijd beperkingen instellen ten aanzien van lopende transacties, die niet verder mogen reiken dan wat noodzakelijk is om de betalingsbalanssituatie te verbeteren. De Gemeenschap of Algerije, al naargelang van het geval, licht de andere partij hierover onmiddellijk in en doet deze partij zo spoedig mogelijk een tijdschema toekomen voor de opheffing van de maatregelen. HOOFDSTUK 2 BEPALINGEN INZAKE DE MEDEDINGING EN ANDERE ECONOMISCHE VRAAGSTUKKEN ARTIKEL 41 1. Onverenigbaar met de goede werking van de overeenkomst zijn, voorzover de handel tussen de Gemeenschap en Algerije daardoor ongunstig kan worden beïnvloed : a) alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen welke ertoe strekken of die ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;b) het misbruik van een machtspositie door één of meer ondernemingen : - op het gehele grondgebied van de Gemeenschap of op een wezenlijk deel daarvan; - op het gehele grondgebied van Algerije of op een wezenlijk deel daarvan. 2. De partijen werken administratief samen bij de tenuitvoerlegging van hun respectieve mededingingswetgeving en wisselen informatie uit met inachtneming van de beperkingen welke voortvloeien uit het beroeps- of zakengeheim, overeenkomstig de procedures van bijlage 5 bij deze overeenkomst.3. Indien de Gemeenschap of Algerije van mening is dat een bepaalde praktijk onverenigbaar is met lid 1 en die praktijk de belangen van de andere partij ernstig schaadt of dreigt te schaden, kunnen passende maatregelen worden genomen na overleg in het Associatiecomité of na een termijn van dertig werkdagen volgende op het verzoek om een dergelijk overleg. ARTIKEL 42 De lid-Staten en Algerije passen, zonder afbreuk te doen aan de in het kader van de GATT aangegane verplichtingen, alle staatsmonopolies van commerciële aard geleidelijk aan, zodanig dat uiterlijk vanaf het einde van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst tussen onderdanen van de lid-Staten en Algerijnse onderdanen geen discriminatie meer bestaat wat de voorwaarden voor aankoop en verkoop van goederen betreft. Het Associatiecomité wordt in kennis gesteld van de maatregelen die daartoe worden genomen.

ARTIKEL 43 Met betrekking tot overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan speciale of exclusieve rechten zijn toegekend, ziet de Associatieraad erop toe dat vanaf het vijfde jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst geen maatregelen die het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Algerije verstoren op een wijze die strijdig is met de belangen van de partijen, worden vastgesteld of gehandhaafd. Deze bepaling vormt geen beletsel voor de uitvoering de jure of de facto van bijzondere taken die aan deze ondernemingen zijn opgedragen.

ARTIKEL 44 1. De partijen waarborgen een adequate en effectieve bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendomsrechten, overeenkomstig de hoogste internationale normen, met inbegrip van effectieve middelen om deze rechten te doen gelden.2. De tenuitvoerlegging van dit artikel en van bijlage 6 wordt regelmatig door de partijen onderzocht.In geval van problemen op het gebied van intellectuele, industriële en commerciële eigendomsrechten die het handelsverkeer beïnvloeden, wordt op verzoek van een partij dringend overleg gevoerd, teneinde tot wederzijds bevredigende oplossingen te komen.

ARTIKEL 45 De partijen verbinden zich ertoe de noodzakelijke maatregelen te nemen ter bescherming van persoonsgebonden gegevens, teneinde belemmeringen voor het vrije verkeer van dergelijke gegevens tussen de partijen op te heffen.

ARTIKEL 46 1. De partijen stellen zich een wederzijdse en geleidelijke liberalisering van de overheidsopdrachten ten doel.2. De Associatieraad neemt de nodige maatregelen voor de uitvoering van lid 1. TITEL V ECONOMISCHE SAMENWERKING ARTIKEL 47 Doelstellingen 1. De partijen verbinden zich ertoe hun economische samenwerking te versterken, in hun wederzijds belang en in de geest van partnerschap waarop deze overeenkomst is gebaseerd.2. De economische samenwerking heeft als doel Algerije te steunen in zijn activiteiten ter bevordering van duurzame economische en sociale ontwikkeling.3. Deze economische samenwerking geschiedt in het kader van de doelstellingen die zijn vastgesteld in de verklaring van Barcelona. ARTIKEL 48 Toepassingsgebied 1. De samenwerking is in de eerste plaats gericht op terreinen waar zich interne beperkingen en problemen voordoen of die de gevolgen ondergaan van de liberalisering van de gehele Algerijnse economie, met name de liberalisering van het handelsverkeer tussen Algerije en de Gemeenschap.2. Voorts wordt bij de samenwerking voorrang gegeven aan sectoren die de economieën van Algerije en de Gemeenschap dichter bij elkaar brengen, met name sectoren die groei en werkgelegenheid scheppen, en aan ontwikkeling van de handelsstromen tussen Algerije en de Gemeenschap, met name door diversificatie van de Algerijnse uitvoer te bevorderen.3. De samenwerking bevordert de economische integratie van de landen van de Maghreb door uitvoering van maatregelen die bijdragen tot de ontwikkeling van de betrekkingen tussen deze landen.4. Bij de tenuitvoerlegging van de verschillende terreinen van economische samenwerking is de bescherming van milieu en ecologisch evenwicht een essentieel element van de samenwerking.5. De partijen kunnen in onderling overleg andere terreinen voor economische samenwerking vaststellen. ARTIKEL 49 Middelen en procedures De economische samenwerking wordt met name verwezenlijkt door middel van : a) een regelmatige economische dialoog tussen de partijen die alle terreinen van het macro-economisch beleid bestrijkt;b) uitwisseling van informatie en bevordering van communicatie;c) activiteiten op het gebied van adviesverlening, expertise en opleiding;d) gezamenlijke activiteiten;e) technische en administratieve bijstand en bijstand op het gebied van de regelgeving;f) ondersteuning van partnerschap en directe investeringen van met name particuliere ondernemingen, alsmede van privatiseringsprogramma's. ARTIKEL 50 Regionale samenwerking Met het oog op een optimale impact van deze overeenkomst, in het licht van de totstandkoming van het Europees-mediterrane partnerschap en op het niveau van de Maghreb, bevorderen de partijen alle activiteiten met een regionaal effect of waarbij andere derde landen betrokken zijn, met name op de volgende terreinen : a) economische integratie;b) ontwikkeling van de economische infrastructuur;c) milieu;d) wetenschappelijk en technologisch onderzoek;e) onderwijs en opleiding;f) cultuur;g) douanezaken;h) regionale instellingen en de uitvoering van gemeenschappelijke of geharmoniseerde programma's en beleid. ARTIKEL 51 Samenwerking op wetenschappelijk, technisch en technologisch gebied De samenwerking is gericht op : a) het bevorderen van duurzame banden tussen de wetenschappelijke gemeenschap van de twee partijen, met name door middel van : - openstelling van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's van de Gemeenschap voor Algerije, overeenkomstig de bepalingen van de Gemeenschap inzake de deelname van derde landen; - deelname van Algerije aan netwerken voor gedecentraliseerde samenwerking; - bevordering van synergie tussen opleiding en onderzoek; b) het versterken van de onderzoekscapaciteit in Algerije;c) het stimuleren van technologische innovatie, uitwisselen van nieuwe technologieën en verspreiden van kennis, het uitvoeren van projecten voor onderzoek en technische ontwikkeling en het benutten van de resultaten van wetenschappelijk en technisch onderzoek;d) het stimuleren van activiteiten die een regionale synergie teweegbrengen. ARTIKEL 52 Milieu 1. De partijen bevorderen samenwerking gericht op bestrijding van de afbraak van het milieu, beheersing van de vervuiling en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen om duurzame ontwikkeling tot stand te brengen en de kwaliteit van het milieu en de bescherming van de volksgezondheid te waarborgen.2. De samenwerking is met name gericht op : - vraagstukken in verband met woestijnvorming; - rationeel beheer van de watervoorraden; - verzilting; - de gevolgen van de landbouw voor de kwaliteit van bodem en water; - passend gebruik van energie en vervoer; - het milieueffect van de industriële ontwikkeling in het algemeen en de veiligheid van industriële installaties in het bijzonder; - het beheer van afval, met name giftige afvalstoffen; - geïntegreerd beheer van gevoelige gebieden; - beheersing op en preventie van stedelijke en industriële vervuiling en verontreiniging van de zee; - het gebruik van geavanceerde instrumenten voor milieubeheer en -toezicht, in het bijzonder statistische en andere milieu-informatiesystemen. - technische bijstand, met name met het oog op het behoud van de biologische diversiteit.

ARTIKEL 53 Industriële samenwerking De samenwerking is gericht op : a) het bevorderen of ondersteunen van maatregelen om directe investeringen en partnerschap tussen ondernemingen in Algerije te stimuleren;b) het bevorderen van rechtstreekse samenwerking tussen het bedrijfsleven van de partijen, ook in het kader van de toegang van Algerije tot communautaire netwerken voor samenwerking tussen bedrijven of tot gedecentraliseerde samenwerkingsnetwerken;c) het steunen van de inspanningen van de Algerijnse openbare en particuliere sector ter modernisering en herstructurering van de industrie, met inbegrip van de agro-industrie;d) het bevorderen van de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf;e) het bevorderen van de totstandkoming van een gunstig klimaat voor het particulier initiatief, teneinde de voor lokale en exportmarkten bestemde productie te stimuleren en te diversifiëren;f) het optimaal benutten van het menselijk potentieel en het potentieel van de industrie van Algerije door betere toepassing van het beleid voor innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling;g) het begeleiden van de herstructurering van de industriesector en het moderniseringsprogramma, teneinde met het oog op de instelling van de vrijhandelszone het concurrentievermogen van de producten te verbeteren;h) het bijdragen tot de ontwikkeling van de uitvoer van Algerijnse industrieproducten. ARTIKEL 54 Bevordering en bescherming van investeringen De samenwerking is gericht op het scheppen van gunstige omstandigheden voor investeringsstromen en wordt met name verwezenlijkt door middel van : a) het instellen van geharmoniseerde en vereenvoudigde procedures, regelingen voor gezamenlijke investeringen (met name in het midden- en kleinbedrijf) en de identificatie van de informatie over investeringsmogelijkheden;b) het instellen van een juridisch kader ter bevordering van investeringen, indien nodig door sluiting tussen Algerije en de lid-Staten van overeenkomsten ter bescherming van investeringen en overeenkomsten ter vermijding van dubbele belastingheffing;c) technische bijstand voor activiteiten op het gebied van promotie en garantie van nationale binnenlandse en buitenlandse investeringen. ARTIKEL 55 Normalisatie en conformiteitsbeoordeling De samenwerking heeft ten doel de verschillen op het gebied van normen en certificatie te verkleinen.

De samenwerking wordt met name verwezenlijkt door middel van : - bevordering van de toepassing van Europese normen en procedures en technieken voor conformiteitsbeoordeling; - modernisering van de Algerijnse instanties voor conformiteitsbeoordeling en metrologie, alsmede verlening van bijstand om de noodzakelijke voorwaarden te scheppen om te zijner tijd overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning te kunnen sluiten; - samenwerking op het gebied van kwaliteitszorg; - verlening van bijstand aan de Algerijnse structuren op het gebied van normalisatie en kwaliteit en intellectuele, industriële en commerciële eigendom.

ARTIKEL 56 Aanpassing van wetgeving De samenwerking is gericht op aanpassing van de wetgeving van Algerije aan de wetgeving van de Gemeenschap op de door deze overeenkomst bestreken terreinen.

ARTIKEL 57 Financiële diensten De samenwerking heeft ten doel de financiële dienstverlening te verbeteren en te ontwikkelen.

Zij krijgt met name gestalte door : - uitwisseling van informatie over financiële regelgeving en praktijk en door opleidingsactiviteiten, met name ten aanzien van de oprichting van kleine en middelgrote ondernemingen; - ondersteuning van de hervorming van het bankwezen en het financiële stelsel in Algerije en de ontwikkeling van de effectenmarkt.

ARTIKEL 58 Landbouw en visserij De samenwerking is gericht op modernisering en herstructurering, waar dat nodig is, van de landbouw, de bosbouw en de visserij.

De samenwerking is met name gericht op : - ondersteuning van het beleid voor ontwikkeling en diversificatie van de productie; - voedselzekerheid; - geïntegreerde rurale ontwikkeling, met name verbetering van basisdiensten en ontwikkeling van ondersteunende economische activiteiten; - bevordering van milieuvriendelijke landbouw en visserij; - beoordeling en rationeel beheer van de natuurlijke hulpbronnen; - totstandbrenging van nauwere banden, op basis van vrijwilligheid, tussen ondernemingen, consortia, beroepsorganisaties en bedrijfsschappen die de landbouw, de visserij en de agro-industrie vertegenwoordigen; - technische bijstand en opleiding; - harmonisatie van fytosanitaire en veterinaire normen en controle; - samenwerking tussen plattelandsregio's en uitwisseling van ervaring en kennis op het gebied van rurale ontwikkeling; - ondersteuning van de privatisering; - beoordeling en rationeel beheer van de visbestanden; - ondersteuning van onderzoeksprogramma's.

ARTIKEL 59 Vervoer Deze samenwerking heeft als doel : - ondersteuning van de herstructurering en modernisering van het vervoer; - verbetering van het verkeer van personen en goederen; - definitie en toepassing van exploitatienormen die vergelijkbaar zijn met die welke in de Gemeenschap gangbaar zijn.

Bij de samenwerking genieten prioriteit : - het wegvervoer, mede inhoudende geleidelijke verbetering van het transitoverkeer; - het beheer van spoorwegen, havens en luchthavens, alsmede de samenwerking tussen de verantwoordelijke nationale instanties; - de modernisering van weg-, spoorweg-, haven- en luchthaveninfrastructuur die gekoppeld is aan de belangrijkste trans-Europese verbindingen van gemeenschappelijk belang en verkeersroutes van regionaal belang, alsmede van navigatiehulpmiddelen; - de vernieuwing van de technische installaties overeenkomstig de normen van de Gemeenschap voor wegvervoer en spoorwegvervoer, intermodaal vervoer, containerisatie en overslag; - technische bijstand en opleiding.

ARTIKEL 60 Telecommunicatie en informatiemaatschappij Specifiek richt de samenwerking in dit verband zich op de volgende terreinen : - een dialoog over vraagstukken die verband houden met de verschillende aspecten van de informatiemaatschappij, zoals het telecommunicatiebeleid; - uitwisseling van informatie en mogelijke technische bijstand op het gebied van regelgeving, normalisatie, conformiteitsbeoordeling en certificering in verband met informatietechnologieën en telecommunicatie; - verspreiding van geavanceerde informatie- en telecommunicatietechnologieën, onder meer satelliettechnologie en informatiediensten en -technologieën; - bevordering en uitvoering van gezamenlijke projecten voor onderzoek en technologische of industriële ontwikkeling op het gebied van informatietechnologieën, communicatie, telematica en de informatiemaatschappij; - de mogelijkheid van deelname van Algerijnse organisaties aan proefprojecten en Europese programma's op de betrokken gebieden, overeenkomstig hun specifieke procedures; - onderlinge koppeling en interoperabiliteit van netwerken en telematicadiensten in de Gemeenschap en in Algerije; - technische bijstand voor planning en beheer van het radiofrequentiespectrum met het oog op gecoördineerd en efficiënt gebruik van radiocommunicatie in de Europees-mediterrane regio.

ARTIKEL 61 Energie en mijnbouw De samenwerking op het gebied van energie en mijnbouw is gericht op : a) institutionele modernisering en modernisering van wet- en regelgeving met het oog op het reglementeren van activiteiten en stimuleren van investeringen;b) technische en technologische modernisering om energiebedrijven en mijnen voor te bereiden op de eisen van de markteconomie en hun concurrentievermogen te versterken;c) ontwikkeling van partnerschap tussen Algerijnse en Europese ondernemingen met betrekking tot exploratie, productie, verwerking, distributie en diensten op het gebied van energie en mijnbouw. Prioriteitsgebieden voor de samenwerking zijn daarom : - aanpassing van het institutionele kader en de wet- en regelgeving voor activiteiten in de sectoren energie en mijnbouw aan de regels van de markteconomie door middel van technische, administratieve en juridische bijstand; - ondersteuning van de herstructurering van overheidsbedrijven in de sectoren energie en mijnbouw; - ontwikkeling van partnerschap op het gebied van : - de exploratie, productie en verwerking van olie en gas; - de productie van elektriciteit; - de distributie van olieproducten; - de productie van apparatuur en verlening van diensten ten behoeve van de productie van energieproducten; - benutting en verwerking van mijnbouwproducten; - ontwikkeling van de distributie van gas, olie en elektriciteit; - ondersteuning van de inspanningen voor modernisering en ontwikkeling van energienetwerken en de koppeling ervan met de netwerken van de Europese Gemeenschap; - opzetten van gegevensbanken op het gebied van energie en mijnbouw; - ondersteuning en stimulering van particuliere investeringen in de sectoren energie en mijnbouw; - milieu, ontwikkeling van duurzame energiebronnen en efficiënt energiegebruik; - bevordering van de overdracht van technologie op het gebied van energie en mijnbouw.

ARTIKEL 62 Toerisme en ambachtelijke productie De samenwerking op dit gebied richt zich voornamelijk op : - intensivering van de uitwisseling van informatie over toeristisch verkeer en toerismebeleid, kuurtoerisme en ambachtelijke productie; - intensivering van opleidingsactiviteiten op het gebied van hoteladministratie en -management alsmede opleidingen voor andere toeristische beroepen en ambachten; - stimulering van de uitwisseling van ervaringen met het oog op de evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het toerisme; - bevordering van het toerisme onder jongeren; - hulp aan Algerije om zijn potentieel op het gebied van toerisme, thermale baden en ambachten te ontwikkelen en het imago van zijn toeristische producten te verbeteren; - ondersteuning van de privatisering.

ARTIKEL 63 Samenwerking op douanegebied 1. De samenwerking is gericht op de naleving van de regeling voor vrijhandel.Zij beoogt met name : a) vereenvoudiging van douanecontroles en -procedures;b) toepassing van één administratief document dat vergelijkbaar is met het enig document van de Gemeenschap en mogelijke koppeling van de regelingen voor douanevervoer van de Gemeenschap en Algerije. Indien nodig kan technische bijstand worden verleend. 2. Onverminderd de andere vormen van samenwerking waarin deze overeenkomst voorziet, in het bijzonder met betrekking tot de bestrijding van drugs en het witwassen van geld, verlenen de administratieve autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen elkaar wederzijdse bijstand overeenkomstig de bepalingen van protocol 7. ARTIKEL 64 Statistische samenwerking De samenwerking op dit gebied dient zich met name te richten op de vergelijkbaarheid en het nuttig gebruik van statistieken over onder meer buitenlandse handel, overheidsfinanciën en betalingsbalans, bevolking, migratie, vervoer en communicatie, en in het algemeen alle terreinen waarop deze overeenkomst betrekking heeft. Daartoe dienen met name de door de partijen gebruikte methoden te worden geharmoniseerd. Indien nodig kan technische bijstand worden verleend.

ARTIKEL 65 Samenwerking op het gebied van consumentenbescherming 1. De samenwerking op dit gebied dient gericht te zijn op de verenigbaarheid van hun stelsels voor de bescherming van de consument.2. De samenwerking wordt in het bijzonder gericht op de volgende terreinen : a) uitwisseling van informatie betreffende wetgeving en expertise, met name tussen behartigers van de belangen van consumenten;b) organisatie van studiebijeenkomsten en opleidingsactiviteiten;c) opzetten van permanente systemen voor wederzijdse informatie over gevaarlijke producten, dat wil zeggen producten die schadelijk voor de gezondheid of onveilig zijn;d) betere voorlichting aan de consument over prijzen en kenmerken van aangeboden producten en diensten;e) institutionele hervorming;f) technische bijstand;g) ontwikkeling van de Algerijnse laboratoria voor vergelijkende analyses en keuringen en bijstand ten behoeve van het opzetten van een gedecentraliseerd informatiesysteem voor de consument;h) bijstand ten behoeve van het organiseren en opzetten van een waarschuwingsnetwerk, dat aan het Europese netwerk moet worden gekoppeld. ARTIKEL 66 Rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de Algerijnse economie stellen de partijen de procedures en uitvoeringsmethoden vast voor de economische samenwerking die in het kader van deze titel wordt overeengekomen, teneinde het moderniseringsproces van de Algerijnse economie te ondersteunen en de instelling van de vrijhandelszone te begeleiden.

Voor de vaststelling en beoordeling van de behoeften en de vaststelling van de procedures voor de tenuitvoerlegging van de economische samenwerkingsactiviteiten wordt een kader ingesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 98 van deze overeenkomst.

In het hierboven bedoelde kader komen de partijen overeen welke maatregelen met voorrang dienen te worden genomen.

TITEL VI SAMENWERKING OP SOCIAAL EN CULTUREEL GEBIED HOOFDSTUK 1 BEPALINGEN INZAKE WERKNEMERS ARTIKEL 67 1. Elke lid-Staat past op werknemers van Algerijnse nationaliteit die werkzaam zijn op zijn grondgebied een regeling toe die wordt gekenmerkt door het ontbreken van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit tussen deze werknemers en de eigen onderdanen met betrekking tot arbeidsvoorwaarden, loon en ontslag.2. De bepalingen van lid 1 zijn wat betreft arbeidsvoorwaarden en loon van toepassing op alle Algerijnse werknemers die gemachtigd zijn tijdelijk een beroepsactiviteit in loondienst uit te oefenen op het grondgebied van een lid-Staat.3. Algerije past dezelfde regeling toe op de op zijn grondgebied werkzame werknemers die onderdaan zijn van de lid-Staten. ARTIKEL 68 1. Behoudens het bepaalde in de volgende leden geldt voor werknemers van Algerijnse nationaliteit en de met hen samenwonende gezinsleden op het gebied van de sociale zekerheid een regeling die wordt gekenmerkt door het ontbreken van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit tussen deze werknemers en de eigen onderdanen van de lid-Staten waar zij werkzaam zijn. Het begrip sociale zekerheid dekt alle takken van sociale zekerheid die betrekking hebben op uitkeringen bij ziekte en zwangerschap, pensioenen bij invaliditeit, ouderdomspensioenen, pensioenen voor nabestaanden, uitkeringen bij arbeidsongevallen en beroepsziekten, uitkeringen bij overlijden, werkloosheidsuitkeringen en kinderbijslag.

Deze bepaling kan echter niet tot gevolg hebben dat de andere coördinatieregelingen waarin de op artikel 42 van het EG-verdrag gebaseerde communautaire regelgeving voorziet, worden toegepast in andere dan de in artikel 70 van deze overeenkomst vervatte voorwaarden. 2. Voor deze werknemers worden de tijdvakken van verzekering, van arbeid of van woonplaats die zij in de verschillende lid-Staten vervuld hebben samengeteld met betrekking tot ouderdoms-, invaliditeits- en overlevingspensioenen en -renten, kinderbijslag, uitkeringen bij ziekte en zwangerschap, alsmede gezondheidszorg voor de werknemer en zijn binnen de Gemeenschap woonachtige gezin.3. Deze werknemers komen in aanmerking voor gezinsbijslagen voor de leden van hun gezin die binnen de Gemeenschap woonachtig zijn.4. Deze werknemers mogen ouderdoms- en overlevingspensioenen en -renten, pensioenen en renten wegens arbeidsongevallen of beroepsziekten en invaliditeitspensioenen en -renten ingevolge arbeidsongevallen of beroepsziekten vrij overmaken naar Algerije, tegen de koers die geldt krachtens de wetgeving van de lid-Staat of de lid-Staten die de desbetreffende bedragen moeten betalen, met uitzondering van bijzondere uitkeringen waarvoor geen bijdrage is betaald.5. Algerije past een soortgelijke regeling als vermeld in de leden 1, 3 en 4 toe op de op zijn grondgebied werkzame werknemers die onderdaan zijn van een lid-Staat en hun gezinsleden. ARTIKEL 69 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op onderdanen van een partij die legaal op het grondgebied van het gastland verblijven of werken.

ARTIKEL 70 1. Voor het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt de Associatieraad de nodige bepalingen vast teneinde de toepassing van de in artikel 68 vervatte beginselen te verzekeren.2. De Associatieraad stelt de regels vast voor een administratieve samenwerking die de nodige waarborgen inzake beheer en controle biedt voor de toepassing van het bepaalde in lid 1. ARTIKEL 71 De door de Associatieraad overeenkomstig artikel 70 vastgestelde bepalingen doen geen afbreuk aan rechten en verplichtingen welke voortvloeien uit de bilaterale overeenkomsten tussen Algerije en de lid-Staten, indien deze voor Algerijnse onderdanen of onderdanen van de lid-Staten een gunstiger regeling inhouden. HOOFDSTUK 2 DIALOOG OP SOCIAAL GEBIED ARTIKEL 72 1. Tussen de partijen wordt een regelmatige dialoog ingesteld over elk onderwerp op sociaal gebied dat voor hen van belang is.2. In het kader van deze dialoog wordt onderzocht hoe vooruitgang kan worden bewerkstelligd wat betreft het verkeer van werknemers, gelijke behandeling en sociale integratie van onderdanen van Algerije en van de lid-Staten van de Gemeenschap die legaal op het grondgebied van de andere partij verblijven.3. De dialoog heeft met name betrekking op alle problemen betreffende : a) leef- en werkomstandigheden van werknemers en daarvan afhankelijke personen;b) migratie;c) clandestiene immigratie en de voorwaarden voor terugkeer van personen die niet voldoen aan de bepalingen van de wetgeving inzake verblijf en vestiging die in het gastland van toepassing is;d) activiteiten en programma's ter bevordering van de gelijke behandeling van onderdanen van Algerije en van de lid-Staten van de Gemeenschap, wederzijdse kennis van cultuur en beschaving, bevordering van tolerantie en afschaffing van discriminatie. ARTIKEL 73 De dialoog op sociaal gebied wordt gevoerd op dezelfde niveaus en volgens dezelfde procedures als die van titel I van deze overeenkomst, die tevens als kader ervoor kan dienen. HOOFDSTUK 3 SAMENWERKING OP SOCIAAL GEBIED ARTIKEL 74 1. De partijen erkennen het belang van sociale ontwikkeling, een essentiële component van alle economische ontwikkeling.Bijzondere prioriteit wordt toegekend aan de eerbiediging van fundamentele sociale rechten. 2. Teneinde de samenwerking op sociaal gebied tussen de partijen te consolideren, worden activiteiten en programma's uitgevoerd op alle gebieden die voor hen van belang zijn. Hierbij hebben de volgende onderwerpen prioriteit : a) verbetering van de levensomstandigheden en bevordering van de werkgelegenheid en de ontwikkeling van het onderwijs, met name in de emigratiegebieden;b) reïntegratie van personen die gerepatrieerd zijn wegens illegaal verblijf volgens de wetgeving van de betrokken staat;c) productieve investeringen en oprichting van bedrijven in Algerije door Algerijnse werknemers die legaal in de Gemeenschap zijn gevestigd;d) bevordering van de rol van vrouwen in het sociale en economische ontwikkelingsproces, met name door middel van onderwijs en de media, zulks overeenkomstig het Algerijnse beleid op dit gebied;e) steun voor Algerijnse programma's voor gezinsplanning en de bescherming van moeder en kind;f) verbetering van het stelsel van sociale bescherming en de gezondheidszorg;g) implementatie en financiering van uitwisselings- en vrijetijdsbestedingsprogramma's voor gemengde groepen van Europese en Algerijnse jongeren die in de lid-Staten verblijven, met het oog op de bevordering van de kennis van elkaars cultuur en de stimulering van tolerantie.h) verbetering van de levensomstandigheden in arme gebieden;i) bevordering van de sociaal-professionele dialoog;j) bevordering van de eerbiediging van de mensenrechten in sociaal-professioneel verband;k) bevordering van de ontwikkeling van de huisvestingssector, met name wat betreft sociale huisvesting;l) verzachting van de negatieve gevolgen van aanpassing van de economische en sociale structuren;m) verbetering van het stelsel voor beroepsonderwijs. ARTIKEL 75 De samenwerkingsactiviteiten kunnen worden uitgevoerd in samenwerking met de lid-Staten en bevoegde internationale organisaties.

ARTIKEL 76 De Associatieraad richt vóór het einde van het eerste jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst een werkgroep op. Deze wordt belast met de permanente en regelmatige evaluatie van de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de hoofdstukken 1 tot en met 3. HOOFDSTUK 4 SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN CULTUUR EN ONDERWIJS ARTIKEL 77 Deze overeenkomst is gericht op bevordering van de uitwisseling van informatie en samenwerking op het gebied van cultuur, rekening houdend met de bilaterale activiteiten van de lid-Staten.

Deze samenwerking beoogt ondermeer een beter begrip en respect voor elkaars cultuur.

Bijzondere aandacht wordt geschonken aan bevordering van gezamenlijke activiteiten op allerlei gebieden, zoals de pers en de audiovisuele sector, en aan stimulering van de uitwisseling van jongeren.

De samenwerking kan de volgende terreinen bestrijken : - vertalingen van literaire werken; - behoud en herstel van historische en culturele monumenten; - opleiding van personen die in de cultuursector werkzaam zijn; - uitwisseling van kunstenaars en kunstwerken; - organisatie van culturele evenementen; - voorlichting en informatie over belangrijke culturele evenementen; - bevordering van de samenwerking op audiovisueel gebied, met name wat betreft opleiding en coproductie; - verspreiding van literaire, technische en wetenschappelijke periodieken en werken.

ARTIKEL 78 De samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding is gericht op : a) het verbeteren van het onderwijs- en opleidingsstelsel, waaronder de beroepsopleiding;b) het bevorderen van met name de toegang van vrouwen tot het onderwijs, met inbegrip van het technisch en hoger onderwijs en beroepsopleidingen;c) het ontwikkelen van het deskundigheidsniveau van leidinggevend personeel in de openbare en de particuliere sector;d) het bevorderen van duurzame banden tussen gespecialiseerde instellingen van de partijen met het oog op de uitwisseling van ervaring en methoden. TITEL VII FINANCIELE SAMENWERKING ARTIKEL 79 Ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst wordt Algerije financiële samenwerking geboden volgens de passende procedures en met de vereiste financiële middelen.

De procedures worden vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst in overleg tussen de partijen vastgesteld met behulp van de meest geschikte instrumenten.

Naast de in titel V en titel VI genoemde terreinen heeft deze samenwerking in het bijzonder betrekking op : - bevordering van hervormingen ter modernisering van de economie, mede inhoudende rurale ontwikkeling; - modernisering van de economische infrastructuur; - bevordering van particuliere investeringen en activiteiten die werkgelegenheid scheppen; - verwerking van de gevolgen voor de Algerijnse economie van de geleidelijke instelling van een vrijhandelszone, met name vanuit het oogpunt van de modernisering en omschakeling van de industrie; - begeleiding van het beleid in de sociale sectoren.

ARTIKEL 80 In het kader van de communautaire instrumenten ter ondersteuning van de programma's voor structurele aanpassing in de landen van het Middellandse Zeegebied streven de Gemeenschap en Algerije, met het oog op het herstellen van het algemene financiële evenwicht en het scheppen van een economisch klimaat dat gunstig is voor versnelling van de groei en verbetering van het welzijn van de Algerijnse bevolking, in nauwe samenwerking met de andere donoren, in het bijzonder de internationale financiële instellingen, naar aanpassing van de instrumenten ter begeleiding van het ontwikkelingsbeleid en het beleid om de Algerijnse economie te liberaliseren.

ARTIKEL 81 Met het oog op een gecoördineerde benadering van uitzonderlijke macro-economische en financiële problemen die uit de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst zouden kunnen voortvloeien, schenken de partijen bijzondere aandacht aan de ontwikkelingen in het handelsverkeer en de financiële betrekkingen tussen de Gemeenschap en Algerije in het kader van de krachtens titel V ingestelde regelmatige economische dialoog.

TITEL VIII SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN ARTIKEL 82 Institutionele opbouw en versterking van de rechtsstaat In het kader van de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken schenken de partijen bijzondere aandacht aan institutionele versterking met betrekking tot de toepassing van het recht en het functioneren van de justitie. Dit omvat mede de consolidatie van de rechtsstaat.

In dit kader zien de partijen er tevens op toe dat de rechten van de onderdanen van de twee partijen zonder enige vorm van discriminatie op het gebied van de andere partij worden geëerbiedigd.

De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op verschillen in behandeling op grond van nationaliteit.

ARTIKEL 83 Verkeer van personen Teneinde het verkeer van personen tussen de partijen te vergemakkelijken, zien deze overeenkomstig de geldende communautaire en nationale wetgeving toe op welwillende toepassing en afhandeling van de formaliteiten voor de afgifte van visa, en komen zij overeen binnen het kader van hun bevoegdheden te onderzoeken of de procedures voor de afgifte van visa aan personen die aan de uitvoering van de overeenkomst deelnemen, kunnen worden vereenvoudigd en versneld. Het Associatiecomité onderzoekt periodiek de tenuitvoerlegging van dit artikel.

ARTIKEL 84 Samenwerking op het gebied van de voorkoming en beheersing van illegale immigratie; overname 1. De partijen bevestigen opnieuw het belang dat zij hechten aan de totstandkoming van samenwerking tot wederzijds voordeel met betrekking tot de uitwisseling van informatie over illegale migratiestromen en besluiten samen te werken teneinde illegale immigratie te voorkomen en controleren.Daartoe komen zij het volgende overeen : - Algerije enerzijds en alle lid-Staten van de Gemeenschap anderzijds verbinden zich ertoe hun onderdanen die illegaal op het grondgebied van de andere partij verblijven over te nemen nadat de noodzakelijke identificatieprocedures zijn afgehandeld; - voor dergelijke doeleinden verstrekken Algerije en de lid-Staten van de Gemeenschap hun onderdanen de noodzakelijke identiteitsdocumenten. 2. De partijen streven naar vereenvoudiging van het legale verkeer en verblijf van hun onderdanen, en komen daartoe overeen op verzoek van een partij onderhandelingen te openen over overeenkomsten inzake bestrijding van illegale immigratie en overnameovereenkomsten.De laatstgenoemde overeenkomsten betreffen tevens, indien een der partijen dat nodig acht, de overname van onderdanen van derde landen die rechtstreeks van het grondgebied van een der partijen afkomstig zijn. De uitvoeringsmaatregelen voor de overeenkomsten worden in voorkomend geval door de partijen vastgesteld in de overeenkomsten zelf of in protocollen betreffende de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten. 3. De Associatieraad onderzoekt welke andere gezamenlijke inspanningen kunnen worden verricht voor de voorkoming van en de controle op illegale immigratie en de opsporing van valse documenten. ARTIKEL 85 Samenwerking op juridisch en justitieel gebied 1. De partijen komen overeen dat samenwerking op juridisch en justitieel gebied van essentieel belang is en een noodzakelijke aanvulling vormt op de andere vormen van samenwerking waarin deze overeenkomst voorziet.2. De samenwerking kan in voorkomend geval de sluiting van overeenkomsten op deze gebieden inhouden.3. De samenwerking op civielrechtelijk gebied betreft in het bijzonder : - versterking van de wederzijdse bijstand ten behoeve van de samenwerking bij de beslechting van geschillen of zaken van civielrechtelijke, handelsrechtelijke of familierechtelijke aard; - uitwisseling van ervaringen met betrekking tot beheer en verbetering van de civiele rechtspraak. 4. De samenwerking op strafrechtelijk gebied betreft : - versterking van de bestaande regelingen voor wederzijdse bijstand en uitlevering; - ontwikkeling van uitwisseling op het gebied van met name de samenwerking op strafrechtelijk gebied, de bescherming van individuele rechten en vrijheden, de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en de verbetering van de efficiency van het strafrecht. 5. De samenwerking omvat onder meer de instelling van gespecialiseerde opleidingsfaciliteiten. ARTIKEL 86 Voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit 1. De partijen werken samen bij de preventie en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, met name op de volgende gebieden : mensenhandel, exploitatie voor seksuele doeleinden, illegale handel in verboden, vervalste of illegaal gekopieerde producten, illegale transacties van met name industrieel afval of radioactief materiaal, corruptie, handel in gestolen auto's, handel in vuurwapens en explosieven, computercriminaliteit en de smokkel van cultuurgoederen. De partijen werken nauw samen om passende mechanismen en normen tot stand te brengen. 2. De technische en administratieve samenwerking op dit gebied omvat opleiding en de versterking van de doeltreffendheid van de autoriteiten en structuren die belast zijn met bestrijding en preventie van criminaliteit en vaststelling van maatregelen op het gebied van misdaadpreventie. ARTIKEL 87 Bestrijding van het witwassen van geld 1. De partijen zijn het eens over de noodzaak van samenwerking om te voorkomen dat hun financiële systemen worden gebruikt voor het witwassen van de opbrengst van criminele activiteiten in het algemeen en drugsmisdrijven in het bijzonder.2. De samenwerking op dit gebied omvat administratieve en technische bijstand met het oog op de vaststelling en implementatie van geschikte normen ter bestrijding van het witwassen van geld, die gelijkwaardig zijn aan die van de Gemeenschap en internationale fora op dit gebied, met name de Financial Action Task Force (FATF).3. De samenwerking heeft als doel : a) de opleiding van medewerkers van de diensten die belast zijn met voorkoming, opsporing en bestrijding van het witwassen van geld en medewerkers van het justitieel apparaat;b) steunverlening voor de oprichting van gespecialiseerde instellingen op dit gebied en versterking van de bestaande instellingen. ARTIKEL 88 Bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat De partijen komen overeen passende maatregelen te nemen ter voorkoming en bestrijding van alle vormen en verschijningen van discriminatie op grond van ras, etnische origine en godsdienst, met name op het gebied van onderwijs en opleiding, werkgelegenheid en huisvesting.

Met het oog hierop zullen maatregelen op het gebied van voorlichting en educatie worden opgezet.

De partijen zien er in dit verband met name op toe dat juridische en/of administratieve procedures toegankelijk zijn voor iedereen die het slachtoffer meent te zijn van de hierboven bedoelde discriminatie.

De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op verschillen in behandeling op grond van nationaliteit.

ARTIKEL 89 Bestrijding van drugs en drugsverslaving 1. De samenwerking is gericht op : a) verbetering van de effectiviteit van beleid en maatregelen ter voorkoming en bestrijding van de teelt, de productie, het aanbod en de consumptie van en de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;b) het terugdringen van het misbruik van die producten.2. De partijen bepalen gezamenlijk, in overeenstemming met hun respectieve wetgeving, welke strategieën en samenwerkingsmethoden geboden zijn om deze doelstellingen te bereiken.Hun optreden, voorzover niet gemeenschappelijk, wordt gebaseerd op overleg en nauwe coördinatie.

Aan dit optreden kunnen bevoegde openbare en particuliere instellingen en internationale organisaties deelnemen in samenwerking met de regering van Algerije en de betrokken instellingen van de Gemeenschap en haar lid-Staten. 3. De samenwerking wordt met name verwezenlijkt door middel van : a) oprichting of uitbreiding van instellingen voor sociale gezondheidszorg en informatiecentra voor de behandeling en sociale reïntegratie van drugsverslaafden;b) uitvoering van projecten op het gebied van preventie, voorlichting, opleiding en epidemiologisch onderzoek;c) het opstellen van normen voor de voorkoming van het onrechtmatig gebruik van precursoren en andere essentiële stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, gelijkwaardig met de normen van de Gemeenschap en van de betrokken internationale organen;d) ondersteuning van de oprichting van gespecialiseerde diensten voor de bestrijding van de illegale handel in drugs.4. De partijen stimuleren regionale en subregionale samenwerking. ARTIKEL 90 Bestrijding van terrorisme De partijen komen overeen, met inachtneming van de internationale overeenkomsten waarbij zij partij zijn en van hun respectieve wet- en regelgeving, met het oog op de voorkoming en bestraffing van terroristische daden samen te werken : - in het kader van de volledige tenuitvoerlegging van Resolutie 1373 van de Veiligheidsraad en andere relevante resoluties; - door uitwisseling van informatie over terroristische groeperingen en hen ondersteunende netwerken, in overeenstemming met het nationale en internationale recht; - door uitwisseling van ervaringen met middelen en methoden voor de bestrijding van het terrorisme en op het gebied van techniek en opleiding.

ARTIKEL 91 Bestrijding van corruptie 1. De partijen komen overeen te zullen samenwerken, op basis van de op dit gebied bestaande internationale instrumenten, bij het bestrijden van corruptie in internationale handelstransacties : - door effectieve, concrete maatregelen te nemen tegen alle vormen van corruptie, omkoping en andere illegale praktijken bij internationale handelstransacties, ongeacht of deze door natuurlijke personen of door rechtspersonen worden gepleegd; - door wederzijdse bijstand bij strafrechtelijke onderzoeken naar gevallen van corruptie. 2. De samenwerking omvat tevens technische bijstand op het gebied van de opleiding van medewerkers en rechterlijke ambtenaren die belast zijn met bestrijding en preventie van corruptie, alsmede ondersteuning van initiatieven om de bestrijding van deze vorm van criminaliteit te organiseren. TITEL IX INSTITUTIONELE, ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN ARTIKEL 92 Er wordt een Associatieraad opgericht, die indien mogelijk eenmaal per jaar op ministerieel niveau bijeenkomt op initiatief van zijn voorzitter, overeenkomstig het reglement van orde.

De Associatieraad behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van de overeenkomst voordoen en alle andere bilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.

ARTIKEL 93 1. De Associatieraad bestaat uit, enerzijds, leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, anderzijds, leden van de Regering van Algerije.2. De leden van de Associatieraad mogen regelingen treffen om zich te doen vertegenwoordigen, overeenkomstig de daartoe in het reglement van orde van deze Associatieraad vast te stellen voorwaarden.3. De Associatieraad stelt zijn reglement van orde vast.4. De Associatieraad wordt beurtelings voorgezeten door een lid van de Raad van de Europese Unie en een lid van de regering van Algerije, zulks overeenkomstig het bepaalde in het reglement van orde van de Associatieraad. ARTIKEL 94 De Associatieraad heeft, voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst, in de in deze overeenkomst genoemde gevallen beslissingsbevoegdheid.

Deze besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. De Associatieraad kan ook alle nuttige aanbevelingen doen.

De besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen partijen.

ARTIKEL 95 1. Er wordt een Associatiecomité opgericht, dat toezicht houdt op het beheer van deze overeenkomst, onder voorbehoud van de aan de Associatieraad toegekende bevoegdheden.2. De Associatieraad kan zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk aan het Associatiecomité delegeren. ARTIKEL 96 1. Het Associatiecomité vergadert op het niveau van hoge ambtenaren en bestaat uit, enerzijds, vertegenwoordigers van de leden van de Raad van de Europese Unie en van leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, en, anderzijds, vertegenwoordigers van de regering van Algerije.2. Het Associatiecomité stelt zijn reglement van orde vast.3. Het Associatiecomité vergadert in de Gemeenschap of in Algerije. ARTIKEL 97 Het Associatiecomité heeft beslissingsbevoegdheid inzake het beheer van deze overeenkomst en op de terreinen waarop de Associatieraad bevoegdheden aan het Associatiecomité heeft gedelegeerd.

Besluiten worden in overleg tussen de partijen genomen en zijn bindend voor de partijen, die gehouden zijn de maatregelen te nemen die voor de uitvoering ervan nodig zijn.

ARTIKEL 98 De Associatieraad kan besluiten werkgroepen of lichamen in te stellen die voor de uitvoering van deze overeenkomst nodig zijn.

ARTIKEL 99 De Associatieraad kan alle nuttige maatregelen nemen ter bevordering van de samenwerking en de contacten tussen het Europees Parlement en de parlementaire instellingen van Algerije en tussen het Economisch en Sociaal Comité van de Gemeenschap en de gelijkwaardige instelling van Algerije.

ARTIKEL 100 1. Elke partij kan ieder geschil dat verband houdt met de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst aan de Associatieraad voorleggen.2. De Associatieraad kan het geschil bij besluit beslechten.3. Elke partij is verplicht de voor de uitvoering van het in lid 2 bedoelde besluit vereiste maatregelen te treffen.4. Indien het geschil niet overeenkomstig lid 2 kan worden beslecht, kan elk van beide partijen de andere ervan in kennis stellen dat zij een scheidsrechter heeft aangewezen, waarop de andere partij binnen twee maanden een tweede scheidsrechter moet aanwijzen.Voor de toepassing van deze procedure worden de Gemeenschap en de lid-Staten geacht één partij bij het geschil te zijn.

De Associatieraad wijst een derde scheidsrechter aan.

De scheidsrechters beslissen bij meerderheid van stemmen.

Elke partij bij het geschil is verplicht de voor de uitvoering van het besluit van de scheidsrechters vereiste maatregelen te treffen.

ARTIKEL 101 Niets in de overeenkomst belet een overeenkomstsluitende partij maatregelen te nemen : a) die zij nodig acht om de onthulling van informatie die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist, te beletten;b) die verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmaterieel of met onderzoek, ontwikkeling of productie die vereist zijn voor defensiedoeleinden, mits deze maatregelen geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;c) die zij van vitaal belang acht voor haar veiligheid in geval van ernstige binnenlandse problemen die de openbare orde bedreigen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogsdreiging inhouden, of om verplichtingen na te komen die zij voor de bewaring van de vrede en de internationale veiligheid is aangegaan. ARTIKEL 102 Op de door deze overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd eventueel daarin neergelegde bijzondere bepalingen, geldt het volgende : - de regelingen die Algerije ten opzichte van de Gemeenschap toepast, mogen geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van de lid-Staten, hun onderdanen of hun vennootschappen; - de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van Algerije toepast mogen geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van Algerijnse onderdanen of vennootschappen.

ARTIKEL 103 Geen van de bepalingen van deze overeenkomst heeft tot gevolg dat : - de door een partij toegekende voordelen op fiscaal gebied in enige internationale overeenkomst of regeling waardoor deze partij gebonden is, worden uitgebreid; - de vaststelling of toepassing door een partij van maatregelen ter voorkoming van fraude of belastingontduiking wordt verhinderd; - afbreuk wordt gedaan aan het recht van een partij om de terzake doende bepalingen van haar fiscale wetgeving toe te passen op belastingplichtigen die zich niet in dezelfde situatie bevinden, onder andere ten aanzien van hun woonplaats.

ARTIKEL 104 1. De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze overeenkomst te voldoen.Zij zien erop toe dat de in de overeenkomst aangegeven doelstellingen worden bereikt. 2. Indien een van de partijen van mening is dat de andere partij een verplichting van de overeenkomst niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen.Alvorens dit te doen, behalve in bijzonder dringende gevallen, verstrekt zij de Associatieraad alle terzake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de goede werking van de overeenkomst het minst verstoren. Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van de Associatieraad gebracht, en op verzoek van de andere partij wordt in de Associatieraad overleg gepleegd.

ARTIKEL 105 De protocollen 1 tot en met 7 en de bijlagen 1 tot en met 6 vormen een integrerend onderdeel van deze overeenkomst.

ARTIKEL 106 Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder « partijen » verstaan : enerzijds de Gemeenschap, dan wel de lid-Staten, dan wel de Gemeenschap en de lid-Staten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, en anderzijds Algerije.

ARTIKEL 107 Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

Elk der partijen kan deze overeenkomst door kennisgeving aan de andere partij opzeggen. Zes maanden na de datum van die kennisgeving houdt deze overeenkomst op van toepassing te zijn.

ARTIKEL 108 Deze overeenkomst is van toepassing op enerzijds het grondgebied waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, onder de voorwaarden waarin dat verdrag voorziet, en anderzijds het grondgebied van Algerije.

ARTIKEL 109 Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Arabische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

ARTIKEL 110 1. Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de partijen elkaar kennisgeving doen van de voltooiing van de in de eerste alinea bedoelde procedures. 2. Bij haar inwerkingtreding vervangt deze overeenkomst de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Democratische Volksrepubliek Algerije en de overeenkomst tussen de lid-Staten van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Democratische Volksrepubliek Algerije, die op 26 april 1976 te Algiers werden ondertekend. LANDBOUWPRODUCTEN EN VERWERKTE LANDBOUWPRODUCTEN VAN DE HOOFDSTUKKEN 25 TOT 97 VAN HET GEHARMONISEERD SYSTEEM, BEDOELD IN DE ARTIKELEN 7 EN 14 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

BIJLAGE 5 Uitvoeringsbepalingen voor artikel 41 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 1. Doelstellingen Praktijken die in strijd zijn met artikel 41, lid, punten a) en b), van deze overeenkomst worden behandeld volgens de toepasselijke wetgeving, op zodanige wijze dat schadelijke effecten voor het handelsverkeer en de economische ontwikkeling, alsmede mogelijke negatieve gevolgen van die praktijken voor de gewichtige belangen van de andere partij, worden vermeden. De mededingingsautoriteiten van de partijen zijn bevoegd over deze gevallen te beslissen op grond van het mededingingsrecht van de partijen, ook wanneer dat wordt toegepast op ondernemingen die zich buiten hun grondgebied bevinden, maar waarvan de activiteiten op hun grondgebied een effect hebben.

Het doel van de bepalingen van deze bijlage is het bevorderen van samenwerking en coördinatie tussen de partijen bij de toepassing van het mededingingsrecht, teneinde te voorkomen dat door concurrentiebeperkingen de voordelen waartoe de geleidelijke liberalisering van het handelsverkeer tussen de Europese Gemeenschap en Algerije moet leiden, worden verminderd of teniet worden gedaan. 2. Definities In het kader van deze regels wordt verstaan onder : a) « mededingingsrecht » : i) voor de Europese Gemeenschap (hierna de Gemeenschap genoemd) : de artikelen 81 en 82 van het EG-verdrag, Verordening (EEG) nr.4064/89 en het door de Gemeenschap vastgestelde afgeleide recht; ii) voor Algerije : Ordonnance nr. 95-06 van 23 shabaan 1415 (stemt overeen met 25 januari 1995) inzake mededinging, alsmede de uitvoeringsbepalingen daarvan; iii) alle bepalingen tot wijziging of intrekking van bovengenoemde bepalingen; b) « mededingingsautoriteit » : i) voor de Gemeenschap : de Commissie van de Europese Gemeenschappen, bij de uitvoering van de bevoegdheden die haar door het mededingingsrecht van de Gemeenschap zijn verleend; ii) voor Algerije : de Conseil de la Concurrence; c) « uitvoeringsmaatregelen » : alle activiteiten van de mededingingsautoriteit van een partij ter uitvoering van het mededingingsrecht, in de vorm van onderzoek of procedures, die tot oplegging van sancties of corrigerende maatregelen kunnen leiden;d) « concurrentiebeperkende handeling » : elke activiteit die op grond van het mededingingsrecht van een partij niet is toegestaan en kan leiden tot oplegging van sancties of corrigerende maatregelen. Hoofdstuk II Samenwerking en coördinatie 3. Kennisgeving 3.1 De mededingingsautoriteit van iedere partij stelt de mededingingsautoriteit in kennis van de uitvoeringsmaatregelen die zij neemt, indien : a) de kennisgevende partij oordeelt dat deze maatregelen van belang zijn voor de uitvoeringsmaatregelen van de andere partij;b) de genomen maatregelen van significante invloed kunnen zijn op de gewichtige belangen van de andere partij;c) de genomen maatregelen betrekking hebben op concurrentiebeperkingen die rechtstreekse significante gevolgen kunnen hebben op het grondgebied van de andere partij;d) de genomen maatregelen betrekking hebben op concurrentiebeperkende handelingen die voornamelijk op het grondgebied van de andere partij hebben plaatsgevonden;e) de genomen maatregelen een handeling op het grondgebied van de andere partij aan bepaalde voorwaarden onderwerpen of verbieden. 3.2 De kennisgeving geschiedt zo veel mogelijk, indien dat niet in strijd is met het mededingingsrecht van de partijen en geen lopend onderzoek schaadt, in de beginfase van de procedure, zodat de mededingingsautoriteit die de kennisgeving ontvangt haar standpunt kenbaar kan maken. De kennisgevende mededingingsautoriteit houdt bij het nemen van haar besluit rekening met het commentaar dat zij heeft ontvangen. 3.3 De kennisgevingen bedoeld in punt 3.1 van dit hoofdstuk moeten zodanig gedetailleerd zijn, dat een beoordeling in het licht van de belangen van de andere partij mogelijk is. 3.4 De partijen verbinden zich ertoe al het mogelijke te doen, afhankelijk van de administratieve middelen waarover zij beschikken, om de genoemde kennisgevingen te doen. 4. Uitwisseling van informatie en vertrouwelijkheid 4.1 De partijen wisselen informatie uit om de toepassing van hun mededingingsrecht te vergemakkelijken en bij te dragen tot een betere kennis van elkaars wet- en regelgeving. 4.2 Op de uitwisseling van informatie zijn de normen inzake vertrouwelijkheid van de wetgeving van de partijen van toepassing.

Vertrouwelijke gegevens waarvan de verspreiding uitdrukkelijk verboden is of de partijen schade zou kunnen toebrengen, mogen uitsluitend worden medegedeeld met de uitdrukkelijke toestemming van de bron waarvan de gegevens afkomstig zijn. Iedere mededingingsautoriteit doet al het mogelijke om gegevens die haar op grond van deze regels door de andere mededingingsautoriteit als vertrouwelijk zijn medegedeeld, geheim te houden, en gaat, voor zover dit mogelijk is, niet in op verzoeken van derden om mededeling van die gegevens, tenzij de mededingingsautoriteit die de gegevens heeft verstrekt, daartoe toestemming heeft verleend. 5. Coördinatie van de uitvoeringsmaatregelen 5.1 Iedere mededingingsautoriteit kan de andere mededingingsautoriteit mededelen dat zij de uitvoeringsmaatregelen ten aanzien van een bepaalde zaak wenst te coördineren. Deze coördinatie belet de mededingingsautoriteiten niet zelfstandig besluiten te nemen. 5.2 Bij het bepalen van de mate van coördinatie houden de mededingingsautoriteiten rekening met : a) de resultaten die de coördinatie zou kunnen opleveren;b) de vraag of aanvullende gegevens moeten worden verkregen;c) de kostenbesparing voor de betrokken mededingingsautoriteiten en economische subjecten, en d) de termijnen die van toepassing zijn op grond van hun wetgeving. 6. Overleg wanneer de gewichtige belangen van een partij worden geschaad op het grondgebied van de andere partij 6.1 Wanneer een mededingingsautoriteit meent dat een of meer ondernemingen die zich op het grondgebied van een partij bevinden, zich schuldig maken of hebben gemaakt aan concurrentiebeperkende handelingen, ongeacht van welke oorsprong, die de belangen van de partij die zij vertegenwoordigt ernstig schaden, kan zij verzoeken om overleg met de mededingingsautoriteit van de andere partij; deze mogelijkheid doet geen afbreuk aan eventuele maatregelen op grond van haar concurrentierecht en vormt voor de betrokken mededingingsautoriteit geen beperking van haar recht om in laatste instantie te beslissen. De aangezochte mededingingsautoriteit kan op grond van haar wetgeving passende corrigerende maatregelen nemen. 6.2 Voor zover mogelijk houdt iedere partij, overeenkomstig haar wetgeving, bij het nemen van uitvoeringsmaatregelen rekening met de gewichtige belangen van de andere partij. Wanneer een mededingingsautoriteit meent dat een uitvoeringsmaatregel die door de mededingingsautoriteit van de andere partij op grond van haar mededingingsrecht is genomen, de gewichtige belangen van de partij die zij vertegenwoordigt kan schaden, maakt zij haar standpunt over de maatregel kenbaar aan de andere mededingingsautoriteit en verzoekt zij om overleg. Zonder dat dit afdoet aan de voortzetting van haar maatregelen ter toepassing van haar mededingingsrecht en onverminderd haar volledige vrijheid om in laatste instantie te beslissen, onderzoekt de aangezochte autoriteit zorgvuldig en welwillend het standpunt van de verzoekende mededingingsautoriteit, met name voorstellen voor andere middelen om het beoogde doel van de uitvoeringsmaatregel te bereiken. 7. Technische samenwerking 7.1 De partijen zorgen in overeenstemming met de hun ter beschikking staande middelen voor technische samenwerking om van elkaars ervaring te kunnen leren en de toepassing van hun mededingingsrecht en hun mededingingsbeleid te versterken. 7.2 De samenwerking heeft betrekking op de volgende activiteiten : a) opleidingsactiviteiten om ambtenaren in staat te stellen praktijkervaring op te doen b) studiebijeenkomsten voor met name ambtenaren;c) studies inzake het mededingingsrecht en het mededingingsbeleid, teneinde de ontwikkeling daarvan te bevorderen.8. Wijziging en bijwerking van deze regels Deze uitvoeringsbepalingen kunnen door het Associatiecomité worden gewijzigd. BIJLAGE 6 INTELLECTUELE, INDUSTRI"LE EN COMMERCI"LE EIGENDOM 1. Voor het einde van het vierde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst treden Algerije en de Europese Gemeenschappen en/of hun lid-Staten toe, indien dit nog niet gebeurd is, tot de volgende multilaterale verdragen en zorgen zij voor adequate en doeltreffende toepassing van de daaruit voortvloeiende verplichtingen : ? Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties (Rome 1961) (Verdrag van Rome); ? Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening (1977, gewijzigd 1980) (Verdrag van Boedapest); ? Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (Marrakesh 15 april 1994), met inachtneming van de overgangsperiode voor ontwikkelingslanden waarin in artikel 65 wordt voorzien; ? Protocol bij de Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken (Madrid 1989) (Protocol bij de Schikking van Madrid); ? Verdrag inzake het merkenrecht (Genève 1994); ? WIPO-verdrag inzake auteursrecht (Genève 1996); ? WIPO-verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen (Genève 1996). 2. De partijen blijven de adequate en doeltreffende toepassing waarborgen van de verplichtingen die voortvloeien uit de hiernavolgende multilaterale overeenkomsten : ? Overeenkomst van Nice betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken (Genève 1977) (Overeenkomst van Nice); ? Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (Octrooiensamenwerkingsverdrag) (1970, geamendeerd 1979, gewijzigd 1984); ? Overeenkomst van Parijs voor de bescherming van de industriële eigendom (Akte van Stockholm van 1967) (Unie van Parijs) (Overeenkomst van Parijs); ? Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs van 24 juli 1971) (Berner Conventie); ? Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken (Akte van Stockholm 1969, geamendeerd 1979) (Schikking van Madrid); intussen bevestigen de partijen het belang dat zij hechten aan de verplichtingen die uit de voornoemde multilaterale verdragen voortvloeien. Het Associatiecomité kan besluiten dat dit punt op andere multilaterale verdragen op dit gebied van toepassing is. 3. Voor het einde van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst treden Algerije en de Europese Gemeenschap en/of haar lid-Staten toe, indien dit nog niet gebeurd is, tot het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekproducten (Akte van Genève 1991) (UPOV) en zorgen zij voor adequate en doeltreffende toepassing van de daaruit voortvloeiende verplichtingen. Indien beide partijen daarmee instemmen, kan de toetreding tot dit verdrag worden vervangen voor de toepassing van een adequaat en doeltreffend eigen systeem voor de bescherming van kweekproducten.

PROTOCOL 1 BETREFFENDE DE REGELING DIE VAN TOEPASSING IS BIJ DE INVOER IN DE GEMEENSCHAP VAN LANDBOUWPRODUCTEN UIT ALGERIJE ARTIKEL 1 1. De in de bijlage bij dit protocol genoemde producten van oorsprong uit Algerije mogen in de Gemeenschap worden ingevoerd onder de voorwaarden die hierna en in die bijlage zijn vermeld.2. De douanerechten bij invoer worden afgeschaft of verlaagd volgens de percentages die voor de betrokken producten in kolom a zijn vermeld. Voor bepaalde producten waarvoor het gemeenschappelijk douanetarief in een douanerecht ad valorem en in een specifiek douanerecht voorziet, zijn de in de kolommen a en c vermelde verlagingspercentages uitsluitend van toepassing op de douanerechten ad valorem. 3. Voor bepaalde producten worden de douanerechten afgeschaft binnen de grenzen van de tariefcontingenten die voor elk van deze producten in kolom b zijn vermeld. Voor ingevoerde hoeveelheden die de contingenten overschrijden, worden de douanerechten volledig toegepast. 4. Voor bepaalde andere van douanerechten vrijgestelde producten zijn referentiehoeveelheden vastgesteld, vermeld in kolom d . Indien de invoer van een bepaald product in een referentiejaar de referentiehoeveelheid overschrijdt, kan de Gemeenschap, op basis van een balans van het handelsverkeer die zij jaarlijks opstelt, voor het volgende referentiejaar voor het betrokken product een communautair tariefcontingent openen voor een hoeveelheid die gelijk is aan deze referentiehoeveelheid. In een dergelijk geval wordt het recht van het gemeenschappelijk douanetarief volledig toegepast voor ingevoerde hoeveelheden die het contingent overschrijden.

ARTIKEL 2 Voor het eerste toepassingsjaar wordt de omvang van de tariefcontingenten berekend in verhouding tot het basisvolume, rekening houdend met het gedeelte van de periode dat op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst reeds is verstreken.

ARTIKEL 3 1. Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 2 wordt het preferentiële recht naar beneden afgerond op de eerste decimaal.2. Wanneer de berekening van het preferentiële recht volgens lid 1 tot een van de onderstaande percentages leidt, wordt het betrokken preferentiële recht gelijkgesteld met vrijstelling van rechten : a) voor rechten ad valorem : 1 % of minder;b) voor specifieke rechten : 1 euro of minder per bedrag. ARTIKEL 4 1. Wijn van verse druiven van oorsprong uit Algerije, die is aangeduid als wijn met gecontroleerde benaming van oorsprong, dient vergezeld te gaan van een certificaat van oorsprong volgens het model dat in bijlage 2 bij dit protocol is opgenomen, of van een document V I 1 of V I 2, ingevuld overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van Verordening (EG) nr.883/2001 van de Commissie van 24 april 2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad met betrekking tot het handelsverkeer van producten van de wijnbouwsector met derde landen (PB L 128 van 10.5.2001, blz. 1). 2. Overeenkomstig de Algerijnse wetgeving dragen de in lid 1 bedoelde wijnen de volgende benamingen : Aïn Bessem-Bouira, Médéa, Coteaux du Zaccar, Dahra, Coteaux de Mascara, Monts du Tessalah, Coteaux de Tlemcen. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld PROTOCOL Nr. 5 INZAKE DE HANDEL IN BEWERKTE LANDBOUWPRODUCTEN TUSSEN ALGERIJE EN DE GEMEENSCHAP ARTIKEL 1 Bij de invoer in de Gemeenschap van bewerkte landbouwproducten van oorsprong uit Algerije worden de in bijlage 1 vermelde douanerechten en heffingen met gelijke werking geheven.

ARTIKEL 2 Bij de invoer in Algerije van bewerkte landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap worden de in bijlage 2 vermelde douanerechten en heffingen met gelijke werking geheven.

ARTIKEL 3 De in de bijlagen 1 en 2 vermelde rechtenverlagingen worden vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst toegepast op het basisrecht zoals dat is vastgesteld in artikel 18 van de overeenkomst.

ARTIKEL 4 De overeenkomstig de leden 1 en 2 toegepaste douanerechten kunnen worden verlaagd wanneer in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Algerije de heffingen op basislandbouwproducten verlaagd worden of wanneer deze verlagingen het gevolg zijn van wederzijdse concessies op het gebied van bewerkte landbouwproducten.

De in de eerste alinea bedoelde verlaging, de lijst van betrokken producten en in voorkomend geval de tariefcontingenten waarvoor de verlagingen gelden, worden door de Associatieraad vastgesteld.

ARTIKEL 5 De Gemeenschap en Algerije stellen elkaar in kennis van de administratieve regelingen die zijn vastgesteld voor de onder dit protocol vallende producten.

Deze regelingen dienen een gelijke behandeling van alle betrokken partijen te waarborgen en dienen zo eenvoudig en flexibel mogelijk te zijn.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld PROTOCOL 6 BETREFFENDE DE DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG" EN REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING INHOUD TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN - Artikel 1 Definities TITEL II OMSCHRIJVING VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG" - Artikel 2 Algemene voorwaarden - Artikel 3 Bilaterale cumulatie van de oorsprong - Artikel 4 Cumulatie met materialen van oorsprong uit Marokko of Tunesië - Artikel 5 Cumulatie van be- of verwerkingen - Artikel 6 Geheel en al verkregen producten - Artikel 7 Toereikende bewerking of verwerking - Artikel 8 Ontoereikende bewerking of verwerking - Artikel 9 Determinerende eenheid - Artikel 10 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen - Artikel 11 Stellen en assortimenten - Artikel 12 Neutrale elementen TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN - Artikel 13 Territorialiteitsbeginsel - Artikel 14 Rechtstreeks vervoer - Artikel 15 Tentoonstellingen TITEL IV TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN - Artikel 16 Verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten TITEL V BEWIJS VAN OORSPRONG - Artikel 17 Algemene voorwaarden - Artikel 18 Procedure voor de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 - Artikel 19 Afgifte achteraf van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 - Artikel 20 Afgifte van duplicaten van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 - Artikel 21 Afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van eerder opgestelde of afgegeven bewijzen van oorsprong - Artikel 22 Voorwaarden voor het opstellen van factuurverklaringen - Artikel 23 Toegelaten exporteurs - Artikel 24 Geldigheid van bewijzen van oorsprong - Artikel 25 Overlegging van bewijzen van oorsprong - Artikel 26 Invoer in deelzendingen - Artikel 27 Vrijstelling van bewijs van oorsprong - Artikel 28 Leveranciersverklaring en inlichtingenblad - Artikel 29 Bewijsstukken - Artikel 30 Bewaring van bewijs van oorsprong en bewijsstukken - Artikel 31 Verschillen en vormfouten - Artikel 32 In euro uitgedrukte bedragen TITEL VI REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING - Artikel 33 Wederzijdse bijstand - Artikel 34 Controle van bewijzen van oorsprong - Artikel 35 Beslechting van geschillen - Artikel 36 Sancties - Artikel 37 Vrije zones TITEL VII CEUTA EN MELILLA - Artikel 38 Toepassing van het protocol - Artikel 39 Bijzondere voorwaarden TITEL VIII SLOTBEPALINGEN - Artikel 40 Wijziging van het protocol - Artikel 41 Comité Douanesamenwerking - Artikel 42 Tenuitvoerlegging van het protocol - Artikel 43 Regelingen met Marokko en Tunesië - Artikel 44 Goederen in doorvoer of in opslag BIJLAGEN - Bijlage I Aantekeningen bij de lijst in Bijlage II - Bijlage II Lijst van oorsprongverlenende be- of verwerkingen - Bijlage III Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 - Bijlage IV Factuurverklaring - Bijlage V Model van de leveranciersverklaring - Bijlage VI Inlichtingenblad - Bijlage VII Gemeenschappelijke verklaringen TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN ARTIKEL 1 Definities Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder : a) "vervaardiging" : elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;b) "materiaal" : alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen en dergelijke die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;c) "product" : het verkregen product, ook indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;d) "goederen" : zowel materialen als producten;e) "douanewaarde" : de waarde zoals bepaald volgens de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);f) "prijs af fabriek" : de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Algerije in wiens onderneming de laatste be- of verwerking is verricht, mits in die prijs de waarde van alle gebruikte materialen is inbegrepen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;g) "waarde van de materialen" : de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of in Algerije is betaald;h) "waarde van de materialen van oorsprong" : de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;i) "toegevoegde waarde" : de prijs af fabriek van de producten, verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen van oorsprong uit andere landen dan die waarin die producten zijn verkregen;j) "hoofdstukken" en "posten" : de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol "geharmoniseerd systeem" of "GS" genoemd;k) "ingedeeld" : de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;l) "zending" : producten die gelijktijdig door een exporteur naar dezelfde geadresseerde worden verzonden of die vergezeld gaan van één vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, één factuur;m) "gebieden" : ook de territoriale wateren. TITEL II OMSCHRIJVING VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG" ARTIKEL 2 Algemene voorwaarden 1. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap : a) geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 6;b) in de Gemeenschap verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 7.2. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit Algerije : a) geheel en al in Algerije verkregen producten in de zin van artikel 6;b) in Algerije verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Algerije een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 7. ARTIKEL 3 Bilaterale cumulatie van de oorsprong 1. Materialen van oorsprong uit de Gemeenschap worden beschouwd als materialen van oorsprong uit Algerije, indien ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen.Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits zij een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 8, lid 1, genoemde be- of verwerkingen. 2. Materialen van oorsprong uit Algerije worden beschouwd als materialen van oorsprong uit de Gemeenschap, indien ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen.Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits zij een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 8, lid 1, genoemde be- of verwerkingen.

ARTIKEL 4 Cumulatie met materialen van oorsprong uit Marokko of Tunesië 1. In afwijking van artikel 2, lid 1, onder b), en onder voorbehoud van de leden 3 en 4 worden materialen van oorsprong uit Marokko en Tunesië in de zin van protocol 4 bij de overeenkomsten tussen de Gemeenschap en deze landen beschouwd als materialen van oorsprong uit de Gemeenschap en is het niet noodzakelijk dat deze in de Gemeenschap een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits zij evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 8 genoemde be- of verwerkingen.2. In afwijking van artikel 2, lid 1, onder b), en onder voorbehoud van de leden 3 en 4 worden materialen van oorsprong uit Marokko en Tunesië in de zin van protocol 4 bij de overeenkomsten tussen de Gemeenschap en deze landen beschouwd als materialen van oorsprong uit Algerije en is het niet noodzakelijk dat deze in Algerije een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits zij evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 8, lid 1, genoemde be- of verwerkingen.3. De bepalingen van de leden 1 en 2 betreffende materialen van oorsprong uit Tunesië zijn uitsluitend van toepassing indien in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Tunesië en tussen Algerije en Tunesië dezelfde oorsprongsregels gelden.4. De bepalingen van de leden 1 en 2 betreffende materialen van oorsprong uit Marokko zijn uitsluitend van toepassing indien in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Marokko en tussen Algerije en Marokko dezelfde oorsprongsregels gelden. ARTIKEL 5 Cumulatie van be- of verwerkingen 1. Voor de toepassing van artikel 2, lid 1, onder b), worden in Algerije uitgevoerde be- en verwerkingen en, indien aan de voorwaarden van artikel 4, lid 3 of lid 4, is voldaan, in Marokko of Tunesië uitgevoerde be- en verwerkingen geacht in de Gemeenschap te hebben plaatsgevonden, wanneer de daarbij verkregen producten later in de Gemeenschap worden be- of verwerkt.2. Voor de toepassing van artikel 2, lid 2, onder b), worden in de Gemeenschap uitgevoerde be- en verwerkingen en, indien aan de voorwaarden van artikel 4, lid 3 of lid 4, is voldaan, in Marokko of Tunesië uitgevoerde be- en verwerkingen geacht in Algerije te hebben plaatsgevonden, wanneer de daarbij verkregen producten later in Algerije worden be- of verwerkt.3. Wanneer bij toepassing van de leden 1 en 2 producten van oorsprong in twee of meer van de in deze leden bedoelde landen of in de Gemeenschap zijn verkregen, worden ze geacht van oorsprong te zijn uit de staat of de Gemeenschap waar de laatste be- of verwerking heeft plaatsgevonden, voorzover deze meer inhoudt dan de in artikel 8 genoemde be- of verwerkingen. ARTIKEL 6 Geheel en al verkregen producten 1. Als geheel en al in de Gemeenschap of in Algerije verkregen worden beschouwd : a) aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen minerale producten;b) aldaar geoogste producten van het plantenrijk;c) aldaar geboren en opgefokte levende dieren;d) producten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren;e) voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;f) producten van de zeevisserij en andere buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of van Algerije door hun schepen uit de zee gewonnen producten;g) producten die uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen zijn vervaardigd;h) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;i) afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;j) producten, gewonnen uit de zeebodem of -ondergrond buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;k) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.2. De termen "hun schepen" en "hun fabrieksschepen" in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen : a) die in een lid-Staat van de Gemeenschap of in Algerije zijn ingeschreven of geregistreerd;b) die de vlag van een lid-Staat van de Gemeenschap of van Algerije voeren;c) die voor ten minste 50 percent toebehoren aan onderdanen van lid-Staten van de Gemeenschap of van Algerije of aan een onderneming die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn een lid-Staat van de Gemeenschap of van Algerije, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen van deze staten toebehoort;d) waarvan de kapitein en de officieren onderdaan zijn van een lid-Staat van de Gemeenschap of van Algerije;en e) waarvan de bemanning voor ten minste 75 % bestaat uit onderdanen van lid-Staten of van Algerije. ARTIKEL 7 Toereikende bewerking of verwerking 1. Niet geheel en al verkregen producten worden geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan in de zin van artikel 2, indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan. Deze voorwaarden geven voor alle onder deze overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen bij de vervaardiging van deze producten moeten ondergaan en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt a) wanneer de totale waarde ervan niet meer dan 10 % bedraagt van de prijs af fabriek van het product;b) wanneer een in de lijst vermelde maximumwaarde voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet wordt overschreden. Dit lid is niet van toepassing op producten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem. 3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing behoudens het bepaalde in artikel 8. ARTIKEL 8 Ontoereikende bewerking of verwerking 1. Behoudens het bepaalde in lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen beschouwd als ontoereikend om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 7 is voldaan : a) behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren (luchten, uitspreiden, drogen, koelen, in water zetten waaraan zout, zwaveldioxide of andere producten zijn toegevoegd, verwijderen van beschadigde gedeelten en soortgelijke behandelingen);b) eenvoudige behandelingen zoals stofvrij maken, zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van stellen en assortimenten van artikelen), wassen, verven en snijden;c) i) veranderen van verpakkingen, splitsen en samenvoegen van colli; ii) eenvoudig verpakken in flessen, zakken, etuis, dozen of blikken, bevestigen op kaartjes of plankjes en dergelijke, en alle andere handelingen in verband met de opmaak; d) het aanbrengen van merken, etiketten en soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op hun verpakkingen;e) eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten, indien een of meer bestanddelen van het mengsel niet voldoen aan de voorwaarden van dit protocol om als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Algerije te worden beschouwd;f) eenvoudig samenvoegen van delen tot een volledig product;g) twee of meer van de onder a) tot en met f) vermelde behandelingen tezamen;h) het slachten van dieren.2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- en verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Algerije heeft ondergaan tezamen genomen. ARTIKEL 9 Determinerende eenheid 1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd. Hieruit volgt : a) wanneer een product dat uit een groep of verzameling van artikelen bestaat onder één post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, is het geheel de determinerende eenheid;b) wanneer een zending bestaat uit een aantal identieke producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, moet elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk worden genomen.2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong. ARTIKEL 10 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn inbegrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.

ARTIKEL 11 Stellen en assortimenten Stellen en assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 procent van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.

ARTIKEL 12 Neutrale elementen Om de oorsprong van een product te bepalen behoeft niet te worden nagegaan wat de oorsprong is van bij de vervaardiging van dat product gebruikte : a) energie en brandstof;b) fabrieksuitrusting;c) machines en werktuigen;d) goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen. TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN ARTIKEL 13 Territorialiteitsbeginsel 1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van het karakter van product van oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Algerije zijn voldaan, behoudens het bepaalde in de artikelen 4 en 5.2. Behoudens het bepaalde in de artikelen 4 en 5 worden producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Algerije die naar een ander land worden uitgevoerd en teruggezonden, niet als van oorsprong beschouwd tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat : a) de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen;en b) de goederen tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren. ARTIKEL 14 Rechtstreeks vervoer 1. De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Algerije of over het grondgebied van een in de artikelen 4 en 5 genoemd ander land zijn vervoerd.Producten die één enkele zending vormen, kunnen evenwel via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, mits zij in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.

Producten van oorsprong mogen via een pijpleiding door een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Algerije worden vervoerd. 2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer : a) hetzij een enkel vervoersdocument onder dekking waarvan het vervoer vanuit het land of gebied van uitvoer of via het land van doorvoer heeft plaatsgevonden;b) hetzij een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat dat de volgende gegevens bevat : i) een nauwkeurige omschrijving van de goederen; ii) de data waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder vermelding van de gebruikte schepen of andere vervoermiddelen; en iii) een verklaring betreffende de voorwaarden waarop de producten in het land van doorvoer verbleven; of c) hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk. ARTIKEL 15 Tentoonstellingen 1. De overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander dan de in de artikelen 4 en 5 genoemd landen zijn verzonden en die na de tentoonstelling zijn verkocht en in de Gemeenschap of in Algerije worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat : a) een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Algerije naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;b) deze exporteur de producten heeft verkocht of overgedragen aan een geadresseerde in de Gemeenschap of in Algerije;c) de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden, en d) dat de goederen vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend.Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd betreffende de aard van de goederen en de omstandigheden waaronder zij zijn tentoongesteld. 3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven. TITEL IV TERUGGAVE EN VRIJSTELLING VAN RECHTEN ARTIKEL 16 Verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten 1. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Algerije of een van de andere in de artikelen 4 en 5 genoemde landen waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Algerije niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor terugbetaling of algehele of gedeeltelijke vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Algerije van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging worden gebruikt, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient steeds bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 9, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 10 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 11, wanneer dergelijke artikelen niet van oorsprong zijn.5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop deze overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het stelsel van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst. 6. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing gedurende de zes jaar die volgen op de inwerkingtreding van deze overeenkomst.7. Na de inwerkingtreding van de bepalingen van dit artikel mag Algerije, in afwijking van lid 1, regelingen toepassen voor de vrijstelling of teruggave van douanerechten en heffingen van gelijke werking op materialen die bij de vervaardiging van producten van oorsprong zijn gebruikt, onder het volgende voorbehoud : a) een douanerecht van 5 %, of een lager recht indien dit in Algerije van toepassing is, wordt geheven op producten die onder de hoofdstukken 25 tot en met 49 en 64 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld;b) een douanerecht van 10 %, of een lager recht indien dit in Algerije van toepassing is, wordt geheven op producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld. Voor het einde van de overgangsperiode bedoeld in artikel 6 van de overeenkomst wordt de toepassing van de bepalingen van dit artikel geëvalueerd.

TITEL V BEWIJS VAN OORSPRONG ARTIKEL 17 Algemene voorwaarden 1. Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Algerije worden ingevoerd en op producten van oorsprong uit Algerije die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van : a) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III is opgenomen; of b) in de in artikel 22, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur (hierna "factuurverklaring" genoemd) op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden.De tekst van deze factuurverklaring is opgenomen in bijlage IV. 2. In afwijking van lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 27 bedoelde gevallen onder de toepassing van deze overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd. ARTIKEL 18 Procedure voor de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 1. Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden afgegeven door de douaneautoriteiten van het land of gebied overzee van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger. 2. Hiervoor vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlage III van dit protocol opgenomen. De formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De goederen moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten.

Indien dit vak niet geheel is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet ingevulde gedeelte doorgekruist. 3. Exporteurs die om afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, moeten op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar het certificaat wordt afgegeven, te allen tijde alle vereiste documenten over kunnen leggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. 4. Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden afgegeven door de douaneautoriteiten van een lid-Staat van de Europese Gemeenschap of van Algerije, indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Algerije of uit een van de andere in artikel 4 of artikel 5 genoemde landen, en tevens aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. 5. De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Zij kunnen daarvoor bewijsmateriaal opvragen, de administratie van de exporteur inzien en elke andere controle verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn. 6. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat. 7. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen daadwerkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.

ARTIKEL 19 Afgifte achteraf van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 1. In afwijking van artikel 18, lid 7, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, indien a) dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd;of b) ten genoegen van de douaneautoriteiten is aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wel is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard. 2. Bij toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de goederen waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, alsmede de reden van zijn aanvraag. 3. Vóór de douaneautoriteiten tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaan, dienen zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier. 4. Op achteraf afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

ARTIKEL 20 Afgifte van duplicaten van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hebben afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn. 2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3.De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1. 4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, is vanaf die datum geldig.

ARTIKEL 21 Afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van eerder opgestelde of afgegeven bewijzen van oorsprong Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of in Algerije onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door één of meer certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Algerije. Deze vervangingscertificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat toezicht houdt op de goederen.

ARTIKEL 22 Voorwaarden voor het opstellen van factuurverklaringen 1. Factuurverklaringen als bedoeld in artikel 17, lid 1, onder b), kunnen worden opgesteld door : a) toegelaten exporteurs in de zin van artikel 23;b) alle exporteurs, voor zendingen bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 euro bedraagt.2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Algerije of uit een van de in de artikelen 4 en 5 genoemde landen, en tevens aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen taalversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer.Indien de factuurverklaring met de hand wordt opgesteld, moet dit met inkt en in blokletters geschieden. 5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig ondertekend.Toegelaten exporteurs als bedoeld in artikel 23 behoeven deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits zij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doen toekomen waarin zij de volle verantwoordelijkheid op zich nemen voor alle op hun naam opgestelde factuurverklaringen, alsof zij deze eigenhandig hadden ondertekend. 6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de goederen waarop zij betrekking heeft, doch dient binnen twee jaar na de invoer van deze producten in het land van invoer te worden aangeboden. ARTIKEL 23 Toegelaten exporteurs 1. Aan exporteurs die veelvuldig goederen verzenden waarop deze overeenkomst van toepassing is en die naar het oordeel van de douaneautoriteiten de nodige garanties bieden in verband met de controle op de oorsprong van de goederen en de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol, kan door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer vergunning worden verleend factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken goederen;deze exporteurs worden "toegelaten exporteurs" genoemd. 2. De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.3. De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer toe, dat in de factuurverklaringen wordt vermeld.4. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken.Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet meer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet, of de vergunning oneigenlijk gebruikt.

ARTIKEL 24 Geldigheid van bewijzen van oorsprong 1. Bewijzen van oorsprong zijn vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer en moeten binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.3. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht. ARTIKEL 25 Overlegging van bewijzen van oorsprong Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures.

Deze autoriteiten kunnen eisen dat het bewijs van oorsprong wordt vertaald. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze overeenkomst voldoen.

ARTIKEL 26 Invoer in deelzendingen Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten als bedoeld in algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

ARTIKEL 27 Vrijstelling van bewijs van oorsprong 1. Goederen die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, voorzover aan zulke goederen ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat.Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld. 2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van goederen die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de geadresseerde, de reiziger of de leden van hun gezin, mits noch de aard, noch de hoeveelheid van de goederen op commerciële doeleinden wijzen. 3. Bovendien mag de totale waarde van de betrokken goederen niet meer bedragen dan 500 euro voor kleine zendingen en 1.200 euro voor de inhoud van de persoonlijke bagage van reizigers.

ARTIKEL 28 Leveranciersverklaring en inlichtingenblad 1. Indien een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven of een factuurverklaring wordt opgesteld voor producten van oorsprong, bij de vervaardiging waarvan goederen zijn gebruikt die in één of meer van de landen bedoeld in artikel 5 een be- of verwerking hebben ondergaan zonder het karakter van product van oorsprong te hebben verkregen, dient rekening te worden gehouden met de leveranciersverklaring betreffende deze goederen, overeenkomstig het bepaalde in dit artikel. De leveranciersverklaring, waarvan een model in bijlage V is opgenomen, wordt door de exporteur in het land van herkomst opgesteld op de handelsfactuur voor de goederen of op een bijlage bij die factuur. 2. Het betrokken douanekantoor kan de exporteur evenwel verzoeken om overlegging van het inlichtingenblad dat overeenkomstig lid 3 is afgegeven en waarvan het model in bijlage VII van dit protocol is opgenomen, hetzij om de echtheid en de juistheid van de gegevens in de in lid 1 bedoelde verklaring te controleren, hetzij om aanvullende gegevens te verkrijgen.3. Het inlichtingenblad betreffende de be- of verwerkte producten wordt op verzoek van de exporteur van die producten door het bevoegde douanekantoor van de staat van uitvoer van deze producten afgegeven, hetzij in de in lid 2 bedoelde gevallen, hetzij op initiatief van de exporteur.Het inlichtingenblad wordt in twee exemplaren opgemaakt.

Een exemplaar wordt aan de aanvrager gegeven, die het aan de exporteur van het eindproduct doet toekomen, of aan het douanekantoor waarbij een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 voor deze producten is aangevraagd. Het tweede exemplaar wordt door het douanekantoor van afgifte gedurende ten minste drie jaar bewaard.

ARTIKEL 29 Bewijsstukken De in artikel 18, lid 3, en artikel 22, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een factuurverklaring worden gedekt, producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, Algerije of een van de andere in de artikelen 4 en 5 genoemde landen en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn : a) een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de goederen te verkrijgen;b) in de Gemeenschap of in Algerije afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;c) in de Gemeenschap of in Algerije afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit be- of verwerking in de Gemeenschap of in Algerije blijkt; d) certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of factuurverklaringen waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit protocol in de Gemeenschap of in Algerije zijn afgegeven of opgesteld, of die in een van de in de artikelen 4 en 5 genoemde landen zijn opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels van dit protocol; e) leveranciersverklaringen en inlichtingenbladen waaruit blijkt welke be- of verwerkingen de bij de vervaardiging van de betrokken goederen gebruikte materialen hebben ondergaan, die in de landen bedoeld in artikel 4 overeenkomstig het bepaalde in dit protocol zijn opgesteld. ARTIKEL 30 Bewaring van bewijs van oorsprong en bewijsstukken 1. Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, dienen de in artikel 18, lid 3 bedoelde bewijsstukken ten minste drie jaar te bewaren. 2. Exporteurs die een factuurverklaring opstellen, dienen een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 22, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar te bewaren. 3. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven, bewaren het in artikel 18, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende ten minste drie jaar. 4. De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en factuurverklaringen die bij hen worden ingediend gedurende ten minste drie jaar.

ARTIKEL 31 Verschillen en vormfouten 1. Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het EUR.1-certificaat of de factuurverklaring niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het document wel degelijk met de aangebrachte goederen overeenstemt. 2. Kennelijke vormfouten, zoals typefouten op het bewijs van oorsprong, maken dit document niet ongeldig, indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de in daarin vermelde gegevens. ARTIKEL 32 In euro uitgedrukte bedragen 1. Voor de toepassing van artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, wordt, wanneer producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de lid-Staten van de Gemeenschap, van Algerije of van de andere landen bedoeld in de artikelen 4 en 5 jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.2. Artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, zijn van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.3. De te gebruiken tegenwaarde van de euro in een nationale valuta is de tegenwaarde van de euro in die valuta op de eerste werkdag van oktober.De tegenwaarde wordt de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor 15 oktober medegedeeld en is van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie van de Europese Gemeenschappen stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende tegenwaarden. 4. Een land mag het bedrag dat is verkregen door omrekening van een in euro uitgedrukt bedrag in de nationale valuta naar boven of naar beneden afronden.Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 procent afwijken van het door omrekening verkregen bedrag. Een land kan de tegenwaarde in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven, indien ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, de omrekening van dit bedrag vóór afronding leidt tot een stijging van minder dan 15 procent van die tegenwaarde.

De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt. 5. De in euro uitgedrukte bedragen kunnen door het Associatiecomité op verzoek van de Gemeenschap of Algerije worden herzien.Bij deze herziening onderzoekt het Associatiecomité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dit verband besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.

TITEL VI REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING ARTIKEL 33 Wederzijdse bijstand 1. De douaneautoriteiten van de lid-Staten van de Gemeenschap en van Algerije doen elkaar via de Europese Commissie afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen. 2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en Algerije elkaar via de bevoegde douane-instanties bijstand bij de controle op de echtheid van de certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en de factuurverklaringen en de juistheid van de daarop vermelde gegevens.

ARTIKEL 34 Controle van bewijzen van oorsprong 1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd, alsmede wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol. 2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, de factuur, indien die is voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, onder vermelding van de formele of materiële redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn. 3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer.Zij kunnen daarvoor bewijsmateriaal opvragen, de administratie van de exporteur inzien en elke andere controle verrichten die zij dienstig achten. 4. Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, stellen zij de importeur voor de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd.In die mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Algerije of een van de in artikel 4 genoemde landen beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. 6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen, of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.7. De controle achteraf van de in artikel 28 bedoelde inlichtingenbladen wordt uitgevoerd in de in lid 1 bedoelde gevallen en volgens methoden die overeenkomen met in de leden 2 tot en met 6 genoemde methoden. ARTIKEL 35 Beslechting van geschillen Geschillen ten aanzien van de in artikel 34 bedoelde controles die de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die met deze controle zijn belast niet onderling kunnen regelen, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Comité Douanesamenwerking voorgelegd.

Op de regeling van geschillen tussen de importeur en de douaneautoriteiten van de staat van invoer is in alle gevallen de wetgeving van de staat van invoer van toepassing.

ARTIKEL 36 Sancties Sancties worden getroffen tegen ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel goederen onder de preferentiële regeling te doen vallen.

ARTIKEL 37 Vrije zones 1. De Gemeenschap en Algerije nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bevaren. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geven de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Algerije die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 af, mits deze be- of verwerking in overeenstemming is met de bepalingen van dit protocol.

TITEL VII CEUTA EN MELILLA ARTIKEL 38 Toepassing van het protocol 1. De in artikel 2 gebruikte term "Gemeenschap" heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla.2. Producten van oorsprong uit Algerije die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol nr.2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Algerije past op onder deze overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toe als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd. 3. Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla is dit protocol van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 9. ARTIKEL 39 Bijzondere voorwaarden 1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 14, worden beschouwd als : 1) producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla : a) geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;b) in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits : i) deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 7;of ii) deze producten van oorsprong zijn uit Algerije of uit de Gemeenschap en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 8, lid 1, bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen; 2) producten van oorsprong uit Algerije : a) geheel en al in Algerije verkregen producten;b) in Algerije verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits : i) deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 7;of ii) deze producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de Gemeenschap in de zin van dit protocol, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 8, lid 1, bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen. 2. Ceuta en Melilla worden als één grondgebied beschouwd. 3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt "Algerije" en "Ceuta en Melilla" in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt de oorsprong bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring. 4. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla. TITEL VIII SLOTBEPALINGEN ARTIKEL 40 Wijziging van het protocol De Associatieraad kan besluiten de toepassing van de bepalingen van dit protocol te wijzigen op verzoek van een van beide partijen of van het Comité Douanesamenwerking.

ARTIKEL 41 Comité Douanesamenwerking 1. Er wordt een Comité Douanesamenwerking ingesteld, dat belast is met de tenuitvoerlegging van de administratieve samenwerking met het oog op de correcte en uniforme toepassing van dit protocol en dat met elke andere taak op douanegebied kan worden belast.2. Het Comité bestaat uit enerzijds douanedeskundigen van de lid-Staten en met douanezaken belaste ambtenaren van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en anderzijds douanedeskundigen van Algerije. ARTIKEL 42 Tenuitvoerlegging van het protocol De Gemeenschap en Algerije nemen ieder voor zich de maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van dit protocol.

ARTIKEL 43 Regelingen met Marokko en Tunesië De partijen bij deze overeenkomst nemen de nodige maatregelen om met Marokko en Tunesië regelingen met het oog op de toepassing van dit protocol te treffen. Zij stellen elkaar van deze maatregelen in kennis.

ARTIKEL 44 Goederen in doorvoer of in opslag Deze overeenkomst kan worden toegepast op goederen die aan de bepalingen van dit protocol voldoen en die op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst onderweg zijn, of in de Gemeenschap of in Algerije of tijdelijk zijn opgeslagen of zich daar in een douane-entrepot of vrije zone bevinden, mits binnen vier maanden na die datum een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij de douaneautoriteiten van de staat van invoer wordt ingediend dat achteraf door de bevoegde instanties van de staat van uitvoer is opgesteld, tezamen met de documenten waaruit blijkt dat de goederen rechtstreeks zijn vervoerd.

PROTOCOL Nr. 6 BIJLAGE I Aantekeningen bij de lijst in Bijlage II Aantekening 1 : In deze lijst zijn de be- en verwerkingen omschreven waardoor producten als voldoende be- of verwerkt worden beschouwd in de zin van artikel 7 van het protocol.

Aantekening 2 : 2.1 De eerste twee kolommen in de lijst beschrijven het verkregen product. Kolom 1 geeft het in het geharmoniseerde systeem gebruikte postnummer of het hoofdstuknummer en kolom 2 geeft de in dat systeem voor die post of dat hoofdstuk gebruikte omschrijving van de goederen.

Voor iedere post of ieder hoofdstuk in de kolommen 1 en 2 wordt in kolom 3 of 4 een regel gegeven. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door "ex" betekent dat de regel in kolom 3 of 4 alleen geldt voor het gedeelte van de post dat in kolom 2 is omschreven. 2.2 Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van het product in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan is de regel daarnaast in kolom 3 of 4 van toepassing op alle producten die volgens het geharmoniseerd systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder elk van de in kolom 1 gegroepeerde posten zijn ingedeeld. 2.3 Wanneer de lijst verschillende regels geeft voor verschillende producten die onder één post zijn ingedeeld, is bij ieder streepje dat gedeelte van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 of 4 vermelde regel van toepassing is. 2.4 Wanneer zowel in kolom 3 als in kolom 4 een regel is gegeven voor het in de kolommen 1 en 2 omschreven product, kan de exporteur kiezen welke regel - die in kolom 3 of die in kolom 4 - hij toepast. Indien in kolom 4 geen regel is gegeven, moet de regel in kolom 3 worden toegepast.

Aantekening 3 : 3.1 Op producten die de oorsprong hebben verkregen en die bij de vervaardiging van andere producten worden gebruikt, is artikel 7 van het protocol van toepassing, ongeacht of de oorsprong verkregen werd in de fabriek waar deze producten worden gebruikt of in een andere fabriek in de Gemeenschap of in Algerije.

Voorbeeld : Een motor van post 8407 waarvoor de regel geldt dat de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die daarin worden verwerkt niet hoger mag zijn dan 40 % van de prijs af fabriek, is vervaardigd van "ander gelegeerd staal, enkel ruw voorgesmeed" van post ex 7224.

Indien dit smeedijzer in de Gemeenschap van niet van oorsprong zijnde ingots werd vervaardigd, heeft het reeds de oorsprong verkregen krachtens de regel voor post ex 7224. Bij de waardeberekening van de motor telt het dan als materiaal van oorsprong, of het nu in dezelfde fabriek werd vervaardigd of in een andere fabriek in de Gemeenschap.

De waarde van de niet van oorsprong zijnde ingots wordt dus niet meegerekend bij het berekenen van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn. 3.2 De regel in de lijst geeft de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is. Een verdergaande be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong, maar een minder vergaande be- of verwerking kan geen oorsprong verlenen. Mag een niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald productiestadium worden gebruikt, dan kan hetzelfde materiaal in een vroeger productiestadium dus ook worden gebruikt, maar niet hetzelfde materiaal in een later productiestadium. 3.3 Onverminderd aantekening 3.2 geldt dat wanneer volgens de regel "materialen van een willekeurige post" mogen worden gebruikt, ook materialen van dezelfde post als het product mogen worden gebruikt, voorzover de regel verder geen beperkingen inhoudt. "Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post met inbegrip van andere materialen van post " betekent echter dat materialen van dezelfde post als het product slechts gebruikt mogen worden als de omschrijving ervan verschilt van die van het product in kolom 2. 3.4 Wanneer volgens een regel in de lijst een product van meer dan een materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat één of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt.

Voorbeeld : Volgens de regel voor weefsels van de posten 5208 tot en met 5212 mogen natuurlijke vezels en andere materialen, waaronder chemische, worden gebruikt. Dit betekent niet dat beide moeten worden gebruikt; het ene of het andere materiaal of beide kunnen worden gebruikt. 3.5 Wanneer volgens een regel in de lijst een product van een bepaald materiaal vervaardigd moet worden, betekent dit echter niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard niet aan de regel kunnen voldoen (zie ook aantekening 6.2 met betrekking tot textielstoffen).

Voorbeeld : De regel voor post 1904 sluit het gebruik van granen en graanderivaten uitdrukkelijk uit. Minerale zouten, chemicaliën en andere additieven die niet van granen zijn vervaardigd, mogen echter wel worden gebruikt.

Deze regel geldt echter niet voor producten die niet kunnen worden vervaardigd uit het in de lijst genoemde materiaal, maar wel uit een materiaal van dezelfde aard in een vroeger productiestadium.

Voorbeeld : Indien voor een kledingstuk van ex hoofdstuk 62, van gebonden textielvlies, het gebruik van uitsluitend garen dat niet van oorsprong is, is toegestaan, is het niet mogelijk uit te gaan van stof van gebonden textielvlies - ook al kan gebonden textielvlies normalerwijze niet van garen worden vervaardigd. In een dergelijk geval moet het uitgangsmateriaal zich in het stadium vóór garen bevinden, dat wil zeggen in het vezelstadium. 3.6 Indien een regel in de lijst twee of meer percentages geeft als maximumwaarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die kunnen worden gebruikt, dan mogen deze percentages niet bij elkaar worden opgeteld. De maximumwaarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, mag het hoogste van de opgegeven percentages nooit overschrijden. Bovendien mogen de afzonderlijke percentages voor bepaalde materialen niet worden overschreden.

Aantekening 4 : 4.1 De term "natuurlijke vezels" in de lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen. Tenzij anders vermeld omvat de term "natuurlijke vezels" vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen. 4.2 De term "natuurlijke vezels" omvat paardenhaar van post 0503, zijde van de posten 5002 en 5003, wol en fijn en grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en andere plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305. 4.3 De termen "textielmassa", "chemische stoffen" en "materialen voor het vervaardigen van papier" in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens. 4.4 De term "synthetische en kunstmatige stapelvezels" in de lijst heeft betrekking op kabels van synthetische of kunstmatige filamenten, op synthetische of kunstmatige stapelvezels en op synthetisch of kunstmatig afval van de posten 5501 tot en met 5507.

Aantekening 5 5.1 Indien voor een bepaald product in de lijst naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt en die, samen genomen, ten hoogste 10 % van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie ook de aantekeningen 5.3 en 5.4). 5.2 De in aantekening 5.1 genoemde tolerantie is evenwel slechts van toepassing op gemengde producten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd.

Basistextielmaterialen zijn : - zijde, - wol, - grof haar, - fijn haar, - paardenhaar (crin), - katoen, - papier en materiaal voor het vervaardigen van papier, - vlas, - hennep, - jute en andere bastvezels, - sisal en andere textielvezels van het geslacht Agave, - kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels, - synthetische filamenten, - kunstmatige filamenten, - synthetische stapelvezels van polypropyleen, - synthetische stapelvezels van polyester, - synthetische stapelvezels van polyamide, - synthetische stapelvezels van polyacrylonitriel, - synthetische stapelvezels van polyimide, - synthetische stapelvezels van polytetrafluorethyleen, - synthetische stapelvezels van polyfenyleensulfide, - synthetische stapelvezels van polyvinylchloride, - andere synthetische stapelvezels, - kunstmatige stapelvezels van viscose, - andere kunstmatige stapelvezels, - garens van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, al dan niet omwoeld, - garens van polyurethaan met soepele segmenten van polyester, al dan niet omwoeld, - producten van post 5605 (metaalgarens) met strippen bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een doorzichtig of gekleurd kleefmiddel tussen twee strippen kunststof is aangebracht, - andere producten van post 5605.

Voorbeeld : Garens van post 5205, vervaardigd van katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, zijn gemengde garens.

Derhalve mogen niet van oorsprong zijnde synthetische stapelvezels die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke vervaardiging uit chemische stoffen of textielmassa is vereist) worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het garen.

Voorbeeld : Een weefsel van wol van post 5112, vervaardigd van garens van wol van post 5107 en van synthetische garens van stapelvezels van post 5509, is een gemengd weefsel. Derhalve mogen synthetische garens die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa is vereist) of garens van wol die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke vervaardiging is vereist uit natuurlijke vezels die niet gekaard zijn of gekamd, noch anderszins met het oog op het spinnen bewerkt) of een combinatie van deze twee soorten garens worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het weefsel.

Voorbeeld : Getufte textielstoffen van post 5802, vervaardigd van garens van katoen van post 5205 en van weefsels van katoen van post 5210, zijn slechts een gemengd product wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd product is, vervaardigd van onder twee verschillende posten ingedeelde garens, of wanneer de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn.

Voorbeeld : Indien de getufte textielstof is vervaardigd van katoengarens van post 5205 en synthetisch weefsel van post 5407, zijn de gebruikte garens uiteraard van twee verschillende soorten basistextielmateriaal gemaakt en is de getufte textielstof bijgevolg een gemengd product.

Voorbeeld : Een getuft tapijt, vervaardigd van zowel kunstmatige garens als katoengarens en met een grondlaag van jute, is een gemengd product omdat drie basistextielmaterialen zijn gebruikt. Het gebruik van niet van oorsprong zijnd materiaal in een later stadium van de vervaardiging dan de regel bepaalt, is toegestaan, mits het totaalgewicht ervan niet meer bedraagt dan 10 % van het gewicht van de textielmaterialen van het tapijt. Dus kunnen in dit productiestadium zowel de jutegrondlaag als de kunstmatige garens ingevoerd zijn, mits aan de voorwaarden inzake het gewicht wordt voldaan. 5.3 Voor producten die garens bevatten "van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld", bedraagt de tolerantie voor dit garen 20 % . 5.4 Voor weefsels met "strippen bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof", bedraagt de tolerantie voor de strippen 30 % .

Aantekening 6 : 6.1 Wordt voor een textielproduct in de lijst in een voetnoot naar deze aantekening verwezen, dan mogen textielmaterialen, met uitzondering van voeringen en tussenvoeringen, die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor de betreffende geconfectioneerde producten, worden gebruikt als zij onder een andere post vallen dan het product en de waarde ervan niet meer bedraagt dan 8 % van de prijs af fabriek van het product. 6.2 Onverminderd het bepaalde in aantekening 6.3 mogen materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld vrij worden gebruikt, ongeacht of zij textiel bevatten.

Voorbeeld : Wanneer volgens een regel in de lijst voor een bepaald textielartikel, zoals een broek, garen moet worden gebruikt, dan sluit dit het gebruik van artikelen van metaal, zoals knopen, niet uit, omdat deze niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld. Om dezelfde reden is het gebruik van bijvoorbeeld ritssluitingen toegelaten, al bevatten deze normalerwijze ook textiel. 6.3 Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

Aantekening 7 : 7.1 Onder "aangewezen behandeling" in de zin van de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 wordt verstaan : a) vacuümdistillatie, b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing, c) kraken, d) reforming, e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen, f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen : behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet, g) polymeriseren, h) alkyleren, i) isomeriseren. 7.2 Onder "aangewezen behandeling" in de zin van de posten 2710, 2711 en 2712 wordt verstaan : a) vacuümdistillatie, b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing, c) kraken, d) reforming, e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen, f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen : behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet, g) polymeriseren, h) alkyleren, ij) isomeriseren, k) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710 : ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde producten met ten minste 85 % wordt verlaagd (methode ASTM D 1 266-59 T), l) uitsluitend voor producten van post 2710 : ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren, m) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710 : behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 °C wordt teweeggebracht.Eindbehandeling met waterstof van smeeroliën van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bijvoorbeeld "hydrofinishing" of ontkleuren), wordt daarentegen niet als een aangewezen behandeling aangemerkt, n) uitsluitend voor stookolie van post ex 2710 : atmosferische distillatie, mits deze producten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 % van het volume ervan overdistilleren bij 300 °C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86, o) uitsluitend voor andere zware oliën dan gasolie of stookolie van post ex 2710 : behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading, p) olieafscheiding door gefractioneerde kristallisatie, uitsluitend voor de producten van ex 2712, andere dan vaseline, ozokeriet, montaanwas, turfwas en paraffine, met een oliegehalte van minder dan 0,75 gewichtspercenten. 7.3 Voor de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 wordt geen oorsprong verkregen door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van producten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld PROTOCOL 6 BIJLAGE VII GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Prinsdom Andorra 1. Producten van oorsprong uit Andorra die vallen onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem, worden door Algerije aanvaard als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.2. Protocol 6 is van overeenkomstige toepassing op de definitie van de oorsprong van deze producten. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Republiek San Marino 1. Producten van oorsprong uit San Marino worden door Algerije aanvaard als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.2. Protocol 6 is van overeenkomstige toepassing op de definitie van de oorsprong van deze producten. Gemeenschappelijke verklaring inzake cumulatie van de oorsprong De Gemeenschap en Algerije erkennen het belang van cumulatie van de oorsprong en bevestigen dat zij voornemens zijn een stelsel in te voeren voor diagonale cumulatie van de oorsprong tussen partners die ermee instemmen gelijke oorsprongsregels toe te passen. Deze diagonale cumulatie wordt ingevoerd ofwel voor alle mediterrane partners die aan het proces van Barcelona deelnemen, ofwel voor deze partners en de deelnemers aan het pan-Europese cumulatiestelsel. Dit is afhankelijk van de resultaten van de werkzaamheden van de werkgroep Euro-Med betreffende de oorsprongsregels.

De Gemeenschap en Algerije zullen hiertoe zo spoedig mogelijk overleg openen om de procedures voor de toetreding van Algerije tot het gekozen stelsel van diagonale cumulatie vast te stellen. Protocol 6 zal dienovereenkomstig worden gewijzigd.

PROTOCOL 7 INZAKE WEDERZIJDSE ADMINISTRATIEVE BIJSTAND IN DOUANEZAKEN ARTIKEL 1 Definities Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder : a) "douanewetgeving" : de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die op het grondgebied van de partijen van toepassing zijn op de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder andere douaneregelingen of -procedures, met inbegrip van verbods-, beperkings- en controlemaatregelen;b) "verzoekende autoriteit" : een bevoegde administratieve autoriteit die door een der partijen is aangewezen en die een verzoek om bijstand op grond van dit protocol indient;c) "aangezochte autoriteit" : een bevoegde administratieve autoriteit die door een der partijen is aangewezen en die een verzoek om bijstand op grond van dit protocol ontvangt;d) "persoonsgegevens" : alle gegevens betreffende een natuurlijke persoon van wie de identiteit bekend is of kan worden vastgesteld;e) "met de douanewetgeving strijdige handeling" : elke overtreding of poging tot overtreding van de douanewetgeving. ARTIKEL 2 Toepassingsgebied 1. De partijen verlenen elkaar op de onder hun bevoegdheid vallende gebieden bijstand, op de wijze en op de voorwaarden als bij dit protocol vastgesteld, met het oog op correcte toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder bij het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van handelingen in strijd met deze wetgeving.2. De bijstand in douanezaken waarin dit protocol voorziet, geldt voor alle administratieve autoriteiten van de partijen die voor de toepassing van dit protocol bevoegd zijn.Deze bijstand doet geen afbreuk aan de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken en geldt niet voor gegevens die zijn verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van gerechtelijke autoriteiten worden uitgeoefend, tenzij deze autoriteiten hiermee instemmen. 3. Dit protocol heeft geen betrekking op bijstand bij de invordering van rechten, heffingen en boetes. ARTIKEL 3 Bijstand op verzoek 1. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verschaft de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft om erop toe te zien dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, met inbegrip van informatie betreffende voorgenomen of vastgestelde handelingen die met deze wetgeving in strijd zijn of zouden kunnen zijn.2. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede : a) of goederen die uit het grondgebied van een der partijen zijn uitgevoerd op correcte wijze op het grondgebied van een andere partij zijn ingevoerd, in voorkomend geval met vermelding van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst;b) of goederen die op het grondgebied van een der partijen zijn ingevoerd op correcte wijze uit het grondgebied van de andere partij zijn uitgevoerd, in voorkomend geval met vermelding van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.3. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar wet- en regelgeving, de nodige maatregelen met het oog op toezicht op : a) natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij de douanewetgeving overtreden of overtreden hebben;b) plaatsen waar goederen op zodanige wijze zijn of zouden kunnen zijn opgeslagen dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij handelingen die in strijd zijn met de douanewetgeving;c) goederen die op zodanige wijze worden of zouden kunnen worden vervoerd dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt;d) vervoermiddelen die op zodanige wijze worden of zouden kunnen worden gebruikt dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt. ARTIKEL 4 Bijstand op eigen initiatief De partijen verlenen elkaar, in overeenstemming met hun wet- en regelgeving, op eigen initiatief bijstand indien zij dit noodzakelijk achten voor de juiste toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder indien zij informatie hebben verkregen over : - activiteiten die met deze wetgeving in strijd zijn of lijken te zijn en die voor een andere partij van belang zouden kunnen zijn; - nieuwe middelen of methoden die worden gebruikt bij overtredingen van de douanewetgeving; - goederen die het voorwerp vormen van handelingen in strijd met de douanewetgeving; - natuurlijke personen of rechtspersonen ten aanzien van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij handelingen verrichten of hebben verricht die met de douanewetgeving in strijd zijn; - middelen van vervoer waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij gebruikt zijn of kunnen worden om handelingen te verrichten die met de douanewetgeving in strijd zijn.

ARTIKEL 5 Toezending van documenten en kennisgeving van besluiten Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit overeenkomstig haar wet- en regelgeving alle maatregelen die nodig zijn voor : - verstrekking van documenten of - kennisgeving van besluiten die van de verzoekende autoriteit uitgaan en onder het toepassingsgebied van dit protocol vallen, aan een geadresseerde die op het grondgebied van de aangezochte autoriteit verblijft of gevestigd is.

Verzoeken om verstrekking van documenten of kennisgeving van besluiten worden schriftelijk aan de aangezochte autoriteit gericht in een officiële taal van die autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbare taal.

ARTIKEL 6 Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand 1. Verzoeken in het kader van dit protocol worden schriftelijk gedaan en gaan vergezeld van de bescheiden die voor de behandeling ervan noodzakelijk zijn.In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken mondeling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd. 2. De overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken bevatten de hiernavolgende gegevens : a) de naam van de verzoekende autoriteit;b) de gevraagde maatregel;c) het voorwerp en de reden van het verzoek;d) de toepasselijke wet- en regelgeving en andere rechtselementen;e) zo nauwkeurige en volledig mogelijke gegevens betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft;f) een overzicht van de relevante feiten en van het onderzoek dat reeds is uitgevoerd.3. De verzoeken worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze aanvaardbare taal.Deze eis is niet van toepassing op documenten die bij het in lid 1 bedoelde verzoek zijn gevoegd. 4. Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling worden verzocht.Er kunnen echter reeds voorzorgsmaatregelen worden genomen.

ARTIKEL 7 Behandeling van verzoeken 1. De aangezochte autoriteit behandelt verzoeken om bijstand, binnen de grenzen van haar bevoegdheden en met de middelen waarover zij beschikt, alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde partij handelde, door reeds beschikbare informatie te verstrekken en het nodige onderzoek te verrichten of te doen verrichten.Deze bepaling is tevens van toepassing op instanties aan welke de aangezochte autoriteit het verzoek op grond van dit protocol doorzendt, indien deze autoriteit niet zelfstandig kan handelen. 2. Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wet- en regelgeving van de aangezochte partij.3. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een der partijen kunnen met instemming van de andere partij en op de door deze gestelde voorwaarden, in de kantoren van de aangezochte autoriteit of van een andere betrokken instantie als bedoeld in lid 1, gegevens verzamelen over handelingen die met de douanewetgeving in strijd zijn of kunnen zijn, en die de verzoekende autoriteit voor de toepassing van dit protocol nodig heeft.4. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een partij kunnen met de toestemming van de andere betrokken partij en op de door deze gestelde voorwaarden, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van de laatstgenoemde wordt verricht. ARTIKEL 8 Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt 1. De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het ingestelde onderzoek aan de verzoekende autoriteit schriftelijk mede en legt alle relevante documenten, gewaarmerkte kopieën van documenten of andere stukken over.2. Deze informatie kan met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking worden verstrekt.3. Originelen van documenten worden uitsluitend op verzoek verstrekt, wanneer gewaarmerkte afschriften niet toereikend zijn.Deze originelen worden ten spoedigste geretourneerd.

ARTIKEL 9 Gevallen waarin geen bijstand behoeft te worden verleend 1. Bijstand kan worden geweigerd of er kunnen voorwaarden of eisen aan worden verbonden, wanneer een partij van oordeel is dat bijstand op grond van deze overeenkomst : a) de soevereiniteit van Algerije of van een lid-Staat van de Gemeenschap waaraan op grond van dit protocol om bijstand wordt gevraagd zou kunnen schenden;of b) de openbare orde, de veiligheid of andere wezenlijke belangen in gevaar zou kunnen brengen, in het bijzonder in de in artikel 10, lid 2, bedoelde gevallen;of c) tot schending van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim zou leiden.2. De aangezochte autoriteit kan de bijstand uitstellen indien deze een lopend onderzoek, een lopende strafvervolging of procedure zou verstoren.In dat geval pleegt de aangezochte autoriteit overleg met de verzoekende autoriteit om na te gaan of de bijstand kan worden verleend op door de aangezochte autoriteit te stellen voorwaarden. 3. Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek.De aangezochte autoriteit is vrij te bepalen hoe zij op een dergelijk verzoek reageert. 4. Indien bijstand wordt geweigerd, dient het besluit daartoe en de redenen daarvoor terstond aan de verzoekende autoriteit te worden medegedeeld. ARTIKEL 10 Uitwisseling van informatie en geheimhouding 1. Alle informatie die ter uitvoering van dit protocol in welke vorm dan ook wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter of mag niet dan met beperking en worden verspreid, overeenkomstig de regelgeving van elk van de partijen.De verstrekte gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming die de desbetreffende wetgeving van de partij die ze heeft ontvangen aan dergelijke gegevens biedt, dan wel de desbetreffende bepalingen die op de instellingen van de Gemeenschap van toepassing zijn. 2. Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden doorgegeven indien de partij die deze ontvangt zich ertoe verbindt deze gegevens op een wijze te beschermen die ten minste gelijkwaardig is aan de wijze waarop de partij die de gegevens verstrekt deze in het betrokken geval beschermt.Te dien einde stellen de partijen elkaar in kennis van hun terzake geldende voorschriften, met inbegrip van, in voorkomend geval, de rechtsvoorschriften van de lid-Staten van de Gemeenschap. 3. De verkregen informatie wordt uitsluitend voor de toepassing van dit protocol gebruikt.Indien een partij dergelijke informatie voor andere doeleinden wenst te gebruiken, dient zij vooraf om de schriftelijke toestemming te verzoeken van de autoriteit die de informatie heeft verstrekt. Dergelijke informatie mag uitsluitend op de door deze autoriteit vastgestelde voorwaarden worden gebruikt. 4. Het gebruik van op grond van dit protocol verkregen informatie in gerechtelijke en administratieve procedures in verband met overtredingen van de douanewetgeving wordt geacht voor de doeleinden van dit protocol te geschieden.De partijen kunnen dan bij de bewijsvoering, in verslagen en getuigenissen en bij procedures die bij rechtbanken aanhangig worden gemaakt, gebruik maken van informatie die op grond van dit protocol is verkregen en documenten waarin op grond van dit protocol inzage is gegeven. De bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt of inzage heeft gegeven tot deze documenten wordt van dergelijk gebruik in kennis gesteld.

ARTIKEL 11 Deskundigen en getuigen Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd om binnen de grenzen van de hem verleende machtiging als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of administratieve procedures die betrekking hebben op aangelegenheden waarop dit protocol van toepassing is, en daarbij de voor deze procedures noodzakelijke voorwerpen, bescheiden of gewaarmerkte kopieën over te leggen. In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld over welke aangelegenheid en in welke functie of hoedanigheid de betrokken ambtenaar zal worden ondervraagd.

ARTIKEL 12 Kosten van de bijstand De partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die ter uitvoering van dit protocol zijn gemaakt, met uitzondering, in voorkomend geval, van de uitgaven voor deskundigen, getuigen, tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.

ARTIKEL 13 Tenuitvoerlegging 1. Met de tenuitvoerlegging van dit protocol zijn, enerzijds, de douaneautoriteiten van Algerije en, anderzijds, de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de lid-Staten belast.Deze instanties stellen alle praktische maatregelen en bepalingen voor de toepassing van dit protocol vast, rekening houdend met de voorschriften op het gebied van de gegevensbescherming. Zij kunnen de bevoegde autoriteiten aanbevelingen doen over wijzigingen die naar hun oordeel in dit protocol moeten worden aangebracht. 2. De partijen plegen overleg over en stellen elkaar in kennis van alle uitvoeringsbepalingen die op grond van dit protocol worden vastgesteld. ARTIKEL 14 Andere overeenkomsten 1. Rekening houdend met de respectieve bevoegdheden van de Europese Gemeenschap en van haar lid-Staten, geldt voor de bepalingen van dit protocol het volgende : - zij hebben geen gevolgen voor de verplichtingen van de partijen op grond van andere internationale overeenkomsten of verdragen; - zij worden geacht een aanvulling te vormen op overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die tussen afzonderlijke lid-Staten en Algerije zijn gesloten of kunnen worden gesloten; - zij hebben geen gevolgen voor de communautaire bepalingen betreffende de uitwisseling tussen de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de douaneautoriteiten van de lid-Staten van gegevens die in het kader van dit protocol zijn verkregen en die van belang kunnen zijn voor de Gemeenschap. 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 hebben de bepalingen van dit protocol voorrang op de bepalingen van bilaterale overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die tussen afzonderlijke lid-Staten en Algerije zijn gesloten of kunnen worden gesloten, indien de bepalingen van laatstgenoemde overeenkomsten met die van dit protocol strijdig zijn.3. In geval van problemen in verband met de toepassing van dit protocol plegen de partijen overleg om de gerezen moeilijkheden op te lossen in het bij artikel 41 van Protocol 6 bij de associatieovereenkomst ingestelde Comité Douanesamenwerking. SLOTAKTE De gevolmachtigden van : HET KONINKRIJK BELGIE, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE HELLEENSE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK SPANJE, DE FRANSE REPUBLIEK, IERLAND, DE ITALIAANSE REPUBLIEK, HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG, HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, DE REPUBLIEK OOSTENRIJK, DE PORTUGESE REPUBLIEK, DE REPUBLIEK FINLAND, HET KONINKRIJK ZWEDEN, HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIE EN NOORD-IERLAND, partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, hierna "lid-Staten" genoemd, en van DE EUROPESE GEMEENSCHAP, hierna "de Gemeenschap" genoemd, enerzijds, en de gevolmachtigden van de DEMOCRATISCHE VOLKSREPUBLIEK ALGERIJE, hierna "Algerije" genoemd, anderzijds, bijeengekomen te Valencia op 22/04/2002, voor de ondertekening van de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lid-Staten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds, hierna "de overeenkomst" genoemd, HEBBEN BIJ DE ONDERTEKENING DE VOLGENDE TEKSTEN AANGENOMEN : de overeenkomst, de hierna genoemde bijlagen 1 tot en met 6 : BIJLAGE 1 Landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten van de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem, bedoeld in de artikelen 7 en 14 BIJLAGE 2 Producten bedoeld in artikel 9, lid 1 BIJLAGE 3 Producten bedoeld in artikel 9, lid 2 BIJLAGE 4 Producten bedoeld in artikel 17, lid 4 BIJLAGE 5 Uitvoeringsbepalingen voor artikel 41 BIJLAGE 6 Betreffende intellectuele, industriële en commerciële eigendom en de hierna genoemde protocollen 1 tot en met 7 : Protocol 1 Betreffende de regeling die van toepassing is bij de invoer in de Gemeenschap van landbouwproducten uit Algerije Protocol 2 Betreffende de regeling die van toepassing is bij de invoer in Algerije van landbouwproducten uit de Gemeenschap Protocol 3 Betreffende de regeling die van toepassing is bij de invoer in de Gemeenschap van visserijproducten uit Algerije Protocol 4 Betreffende de regeling die van toepassing is bij de invoer in Algerije van visserijproducten uit de Gemeenschap Protocol 5 Inzake de handel in bewerkte landbouwproducten tussen Algerije en de Europese Gemeenschap Protocol 6 Betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en regelingen voor administratieve samenwerking Protocol 7 Wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken De gevolmachtigden van de lid-Staten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van Algerije hebben de volgende gemeenschappelijke verklaringen aangenomen, die aan deze slotakte zijn gehecht : GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 44 van de overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende het verkeer van personen Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 84 van de overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 104 van de overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 110 van de overeenkomst VERKLARINGEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende Turkije Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende de toetreding van Algerije tot de WTO Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 41 van de overeenkomst Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 84, lid 1, eerste streepje, van de overeenkomst Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 88 van de overeenkomst (racisme en vreemdelingenhaat) VERKLARING VAN ALGERIJE Verklaring van Algerije betreffende artikel 9 van de overeenkomst Verklaring van Algerije betreffende de douane-unie tussen de Europese Gemeenschap en Turkije Verklaring van Algerije betreffende artikel 41 van de overeenkomst Verklaring van Algerije betreffende artikel 91 van de overeenkomst GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 44 van de overeenkomst De partijen komen overeen dat in het kader van de overeenkomst intellectuele, industriële en commerciële eigendom inzonderheid het volgende omvat : auteursrechten, met inbegrip van de auteursrechten op computerprogramma's, en naburige rechten, rechten met betrekking tot gegevensbanken, fabrieks- en handelsmerken, geografische aanduidingen, met inbegrip van benamingen van oorsprong, industriële tekeningen en modellen, octrooien, schema's (topografieën) van geïntegreerde schakelingen, alsmede bescherming van niet-openbaargemaakte informatie en bescherming tegen oneerlijke mededinging als bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs voor de bescherming van industriële eigendom (Akte van Stockholm 1967), alsmede de bescherming van vertrouwelijke gegevens inzake knowhow.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende het verkeer van personen De partijen onderzoeken de opportuniteit van de totstandkoming van overeenkomsten inzake het uitzenden van Algerijnse werknemers om een tijdelijke arbeidsplaats te vervullen.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 84 van de overeenkomst De partijen verklaren dat het begrip « onderdanen van derde landen die rechtstreeks van het grondgebied van een der partijen afkomstig zijn » nader zal worden uitgewerkt in het kader van de overeenkomsten bedoeld in artikel 84, lid 2.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 104 van de overeenkomst 1. Voor de interpretatie en de praktische tenuitvoerlegging van de overeenkomst komen de partijen overeen dat "bijzonder dringende gevallen", als bedoeld in artikel 104 van de overeenkomst, gevallen zijn van wezenlijke inbreuk op de overeenkomst door een van de partijen.Wezenlijke inbreuk op de overeenkomst houdt in : verbreking van de overeenkomst in strijd met de algemene regels van het internationale recht; schending van de essentiële elementen van de overeenkomst bedoeld in artikel 2. 2. De partijen komen overeen dat de maatregelen bedoeld in artikel 104 van de overeenkomst maatregelen zijn die in overeenstemming zijn met het internationale recht.Indien een partij een maatregel neemt in een bijzonder dringend geval als bedoeld in artikel 104, kan de andere partij een beroep doen op de procedure voor geschillenbeslechting.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 110 van de overeenkomst In deze overeenkomst is rekening gehouden met de voordelen die voor Algerije voortvloeien uit de regelingen die Frankrijk toekent op grond van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende goederen van oorsprong en van herkomst uit bepaalde landen, waarop bij invoer in de lid-Staten een bijzondere regeling van toepassing is. Deze bijzondere regeling dient derhalve bij de inwerkingtreding van de overeenkomst als ingetrokken te worden beschouwd.

VERKLARINGEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende Turkije De Gemeenschap wijst erop dat Turkije, overeenkomstig de douane-unie die tussen de Gemeenschap en Turkije is ingesteld, verplicht is zich ten aanzien van landen die geen lid zijn van de Gemeenschap aan te passen aan het gemeenschappelijk douanetarief, en geleidelijk ook aan het stelsel van douanepreferenties van de Gemeenschap, door de noodzakelijke maatregelen te nemen en met de betrokken landen overeenkomsten te sluiten op basis van wederzijds voordeel. De Gemeenschap verzoekt Algerije daarom zo snel mogelijk onderhandelingen met Turkije te openen.

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende de toetreding van Algerije tot de WTO De Europese Gemeenschap en haar lid-Staten uiten hun steun voor de snelle toetreding van Algerije tot de WTO en komen overeen daartoe alle nodige bijstand te verlenen.

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 41 van de overeenkomst De Gemeenschap verklaart dat zij in het kader van de interpretatie van artikel 41, lid 1, van de overeenkomst, alle met dat artikel strijdige praktijken zal beoordelen aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de regels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de afgeleide wetgeving.

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 84, lid 1, eerste streepje, van de overeenkomst Wat de lid-Staten van de Europese Unie betreft zijn de verplichtingen van artikel 84, lid 1, eerste streepje, uitsluitend van toepassing op personen die voor de toepassing van het Gemeenschapsrecht geacht worden hun onderdanen te zijn.

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 88 van de overeenkomst (racisme en vreemdelingenhaat) De bepalingen van artikel 88 zijn van toepassing zonder afbreuk te doen aan de bepalingen en voorwaarden betreffende de toelating tot het grondgebied van de lid-Staten van de Europese Unie en het verblijf op dat grondgebied van onderdanen van derde landen en stateloze personen, of aan de behandeling die verbonden is aan de juridische status van de betrokken onderdanen van derde landen en stateloze personen.

VERKLARINGEN VAN ALGERIJE Verklaring van Algerije betreffende artikel 9 van de overeenkomst Algerije is van oordeel dat toename van de Europese rechtstreekse investeringen in Algerije een van de wezenlijke doelstellingen van de associatieovereenkomst is. Algerije verzoekt de Gemeenschap en haar lid-Staten steun te verlenen aan de concrete verwezenlijking van deze doelstelling, met name in het kader van de liberalisering van het handelsverkeer en de afschaffing van de douanerechten. De Associatieraad onderzoekt dit vraagstuk indien daaraan behoefte is.

Verklaring van Algerije betreffende de douane-unie tussen de Europese Gemeenschap en Turkije Algerije neemt nota van de Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende Turkije. Algerije merkt op dat deze verklaring voortvloeit uit het bestaan van een douane-unie tussen die twee partijen en zal dit vraagstuk te zijner tijd in overweging nemen.

Verklaring van Algerije betreffende artikel 41 van de overeenkomst Bij de toepassing van zijn concurrentiewetgeving zal Algerije zich inspireren op de richtsnoeren van het concurrentiebeleid zoals die door de Europese Unie zijn ontwikkeld.

Verklaring van Algerije betreffende artikel 91 van de overeenkomst Algerije is van oordeel dat opheffing van het bankgeheim een wezenlijk onderdeel is van de bestrijding van corruptie.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De datum van de inwerkingtreding zal later gepubliceerd worden.

^