gepubliceerd op 01 oktober 2002
Wet houdende instemming met de Overeenkomst nr. 182 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende het verbod van de ergste vormen van kinderarbeid en de onmiddellijke actie met het oog op de afschaffing ervan, gedaan te Genève op 17 juni 1999 (2)
12 SEPTEMBER 2001. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst nr. 182 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende het verbod van de ergste vormen van kinderarbeid en de onmiddellijke actie met het oog op de afschaffing ervan, gedaan te Genève op 17 juni 1999 (1) (2)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.De Overeenkomst nr. 182 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende het verbod van de ergste vormen van kinderarbeid en de onmiddellijke actie met het oog op de afschaffing ervan, gedaan te Genève op 17 juni 1999, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 12 september 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 2000-2001. Senaat.
Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 27 april 2001, nr. 2-731/1. - Verslag namens de commissie, nr. 2-731/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadring van 14 juni 2001. - Stemming, vergadering van 14 juni 2001.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-1305/1. - Verslag namens de commissie, nr. 50-1305/2. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-1305/3.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 3 juli 2001. - Stemming, vergadering van 3 juli 2001. (2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap/het Vlaams Gewest van 21 december 2001 (Belgisch Staatsblad van 29 januari 2002), Decreet van de Franse Gemeenschap van 25 april 2002 (Belgisch Staatsblad van ........................................), Decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 8 oktober 2001 (Belgisch Staatsblad van 10 november 2001), 1998) en Ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 10 januari 2002 (Belgisch Staatsblad van .................................).
VERDRAG NR. 182 BETREFFENDE HET VERBOD VAN DE ERGSTE VORMEN VAN KINDERARBEID EN DE ONMIDDELLIJKE ACTIE MET HET OOG OP DE AFSCHAFFING ERVAN De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie, Samengeroepen te Genève door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau en in vergadering op 1 juni 1999, in haar zevenentachtigste vergadering;
Overwegende de noodzaak om nieuwe instrumenten goed te keuren met het oog op het verbod en de afschaffing van de ergste vormen van kinderarbeid als belangrijkste prioriteit van de nationale en internationale actie, voornamelijk van de internationale samenwerking en bijstand, om het verdrag en de aanbeveling betreffende de minimumleeftijd voor toegang tot de arbeidsmarkt, 1973, aan te vullen die fundamentele instrumenten blijven inzake kinderarbeid;
Overwegende dat de effectieve afschaffing van de ergste vormen van kinderarbeid een onmiddellijke globale actie vereist die rekening houdt met het belang van gratis basisonderwijs en de noodzaak om de betrokken kinderen te onttrekken aan al deze vormen van arbeid en hun heraanpassing en sociale integratie waarborgen, waarbij de noden van hun families in overweging worden genomen;
Herinnerend aan de resolutie betreffende de afschaffing van kinderarbeid die werd goedgekeurd door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieëntachtigste zitting, in 1996;
Erkennend dat kinderarbeid voor een groot stuk veroorzaakt wordt door armoede en dat de oplossing op lange termijn schuilt in de volgehouden economische groei die leidt tot sociale vooruitgang en in het bijzonder tot de vermindering van de armoede en tot universeel onderwijs;
Herinnerend aan het Verdrag betreffende de rechten van het kind dat werd goedgekeurd op 20 november 1989 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties;
Herinnerend aan de Verklaring van de IAO betreffende de fundamentele beginselen en het recht op werk en de follow-up ervan, die werd goedgekeurd door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar zesentachtigste zitting, in 1998;
Eraan herinnerend dat bepaalde van de ergste vormen van kinderarbeid gedekt worden door andere internationale instrumenten, meer bepaald het Verdrag over de gedwongen arbeid, 1930, en het Bijkomende Verdrag van de Verenigde Naties betreffende de afschaffing van de slavernij, van de slavenhandel en van de instellingen en praktijken die gelijk staan aan slavernij, 1956;
Na beslist te hebben verscheidene voorstellen betreffende kinderarbeid goed te keuren, een probleem dat het vierde agendapunt vormt van de zitting;
Na beslist te hebben dat deze voorstellen de vorm zouden aannemen van een internationaal verdrag, Keurt vandaag, op 17 juni negentienhonderd negenennegentig het volgende verdrag goed dat het Verdrag over de ergste vormen van kinderarbeid, 1999, zal worden genoemd.
Artikel 1 Elk Lid dat dit verdrag ratificeert, moet onmiddellijke en doeltreffende maatregelen nemen om dringend het verbod en de afschaffing van de ergste vormen van kinderarbeid te waarborgen.
Artikel 2 In dit verdrag is de term « kind » van toepassing op alle personen van minder dan 18 jaar.
Artikel 3 In dit verdrag omvat de uitdrukking « de ergste vormen van kinderarbeid » : a) alle vormen van slavernij of analoge praktijken, zoals de verkoop van en de handel in kinderen, de onderworpenheid voor schulden en de lijfeigenschap evenals de verplichte of gedwongen arbeid, met inbegrip van de gedwongen of verplichte aanwerving van kinderen om ze in te zetten in gewapende conflicten;b) het gebruik, de aanwerving of het aanbieden van een kind voor prostitutie, voor de vervaardiging van pornografisch materiaal of pornografische voorstellingen;c) het gebruik, de aanwerving of het aanbieden van een kind voor ongeoorloofde praktijken, meer bepaald voor de productie en het verhandelen van verdovende middelen, zoals de relevante internationale verdragen bepalen;d) de werken die, omwille van hun aard of omstandigheden waarin ze worden uitgeoefend, de gezondheid, de veiligheid of de moraliteit van het kind schade kunnen berokkenen. Artikel 4 1. De vormen van arbeid die bedoeld worden in artikel 3 d) moeten bepaald worden door de nationale wetgeving of de bevoegde overheid, na raadpleging van de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties en rekening houdend met de relevante internationale normen en in het bijzonder met de paragrafen 3 en 4 van de aanbeveling over de ergste vormen van kinderarbeid, 1999.2. De bevoegde overheid moet, na overleg met de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties de aldus vastgestelde vormen van arbeid lokaliseren.3. De lijst van de conform paragraaf 1 van dit artikel vastgestelde vormen van arbeid moet periodiek onderzocht en, indien nodig, herzien worden in overleg met de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties. Artikel 5 Elk Lid moet, na overleg met de werkgevers- en werknemersorganisaties, geschikte mechanismen oprichten of aanduiden om te waken over de toepassing van de bepalingen, die dit verdrag uitwerking geven.
Artikel 6 1. Elke Lid moet actieprogramma's opstellen en uitvoeren om de ergste vormen van kinderarbeid bij voorrang af te schaffen.2. Deze actieprogramma's moeten uitgewerkt en toegepast worden in overleg met de bevoegde openbare instellingen en de werkgevers- en werknemersorganisaties, waarbij zo nodig rekening moet worden gehouden met de standpunten van de andere betrokken groepen. Artikel 7 1. Elk Lid moet alle noodzakelijke maatregelen nemen om de daadwerkelijke tenuitvoerlegging en de naleving van de bepalingen te waarborgen die dit verdrag uitwerking geven met inbegrip van het voorzien en het toepassen van strafrechtelijke sancties of,zo nodig, van andere sancties.2. Elk Lid moet, rekening houdend met het belang van onderwijs met het oog op de afschaffing van de kinderarbeid, binnen een vastgestelde termijn efficiënte maatregelen nemen om : a) te verhinderen dat kinderen worden aangeworven voor de ergste vormen van kinderarbeid;b) te voorzien in geschikte en noodzakelijke rechtstreekse hulp om kinderen te onttrekken aan de ergste vormen van kinderarbeid en hun heraanpassing en sociale intergratie te waarborgen;c) de toegang te waarborgen tot gratis basisonderwijs en, wanneer dit mogelijk en passend is, tot de beroepsopleiding voor alle kinderen die onttrokken worden aan de ergste vormen van kinderarbeid;d) de kinderen te identificeren die in het bijzonder blootgesteld zijn aan risico's en in rechtstreeks contact te treden met hen;e) rekening te houden met de bijzondere situatie van meisjes.3. Elk Lid moet de bevoegde overheid aanduiden die belast is met de tenuitvoerlegging van de bepalingen die dit verdrag uitwerking geven. Artikel 8 De Leden moeten gepaste maatregelen nemen om elkaar te helpen om uitwerking te geven aan de bepalingen van dit verdrag door een samenwerking en/of een versterkte internationale bijstand met inbegrip van maatregelen ter ondersteuning van de economische en sociale ontwikkeling, van programma's ter uitroeiing van de armoede en van universeel onderwijs.
Artikel 9 De formele ratificaties van dit verdrag worden meegedeeld aan de Directeur-Generaal van het Internationale Arbeidsbureau en worden door hem opgetekend.
Artikel 10 1. Dit verdrag bindt uitsluitend de Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie wier ratificatie zal worden opgetekend door de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau.2. Het zal in werking treden twaalf maanden nadat de ratificaties van twee Leden zullen worden opgetekend door de Directeur-Generaal.3. Vervolgens zal dit verdrag in werking treden voor elk Lid twaalf maanden na de datum waarop zijn ratificatie zal worden opgetekend. Artikel 11 1. Elk Lid dat dit verdrag heeft geratificeerd, kan het opzeggen na een periode van tien jaar na de datum van de eerste inwerkingtreding van het verdrag via een akte die wordt overgemaakt aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau en door hem wordt opgetekend.De opzegging zal pas in werking treden een jaar nadat ze werd opgetekend. 2. Elk Lid dat dit verdrag heeft geratificeerd en dat, in de periode van één jaar na het verstrijken van de periode van tien jaar die is opgenomen in de vorige paragraaf, geen gebruik maakt van de mogelijkheid tot opzegging die is voorzien in dit artikel, zal gebonden zijn voor een nieuwe periode van tien jaar en zal, vervolgens, dit verdrag pas kunnen opzeggen na het verstrijken van elke periode van tien jaar volgens de voorwaarden die bepaald zijn in dit artikel. Artikel 12 1. De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau zal aan alle Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie de optekening betekenen van alle ratificaties en alle akten tot opzegging die hem worden overgemaakt door de Leden van de Organisatie.2. Bij de betekening aan de Leden van de Organisatie van de optekening van de tweede ratificatie die hem wordt overgemaakt, zal de Directeur-Generaal de aandacht van de Leden van de Organisatie vestigen op de datum waarop dit verdrag in werking zal treden. Artikel 13 De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau zal de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, voor optekening en conform artikel 102 van het Charter van de Verenigde Naties, volledige inlichtingen overmaken betreffende alle ratificaties en alle opzeggingsakten die hij zal hebben opgetekend overeenkomstig deze artikels.
Artikel 14 Telkens als hij het noodzakelijk acht, zal de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau de Algemene Conferentie een verslag voorleggen over de toepassing van dit verdrag en zal hij, als daar reden toe is, onderzoeken of het probleem van de totale of gedeeltelijke herziening ervan op de agenda van de Conferentie moet worden gezet.
Artikel 15 1. Indien de Conferentie een nieuwe verdrag zou goedkeuren houdende de totale of gedeeltelijke herziening van dit verdrag en tenzij het nieuwe verdrag anders beschikt : a) zou de ratificatie door een Lid van het nieuwe verdrag houdende herziening van rechtswege en in weerwil van bovengenoemd artikel 11, de onmiddellijke opzegging van dit verdrag betekenen, onder voorbehoud dat het nieuwe verdrag houdende herziening in werking is getreden;b) zou dit verdrag, vanaf de datum van de inwerkingtreding van het nieuwe verdrag houdende herziening, niet meer kunnen geratificeerd worden door de Leden.2. Dit verdrag zou in elk geval in zijn vorm van kracht blijven voor de Leden die het geratificeerd zouden hebben en die het verdrag houdende herziening niet zouden ratificeren. Artikel 16 De Engelse en Franse versie van de tekst van dit verdrag zijn gelijkelijk gezaghebbend.
De voorafgaande tekst is de autentieke tekst van het verdrag dat unaniem werd aangenomen door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie op haar 87e zittijd die te Genève plaatsvond en die gesloten werd verklaard op 17 juni 1999.
TOT STAVING waarvan hun handtekening hebben geplaatst op 18 juni.
De Voorzitter van de Conferentie, ALHAJI MUHAMMAD MUNUNI De Directeur Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau, JUAN SOMAVIA
Overeenkomst nr. 182 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende het verbod van de ergste vormen van kinderarbeid en de onmiddellijke actie met het oog op de afschaffing ervan, gedaan te Genève op 17 juni 1999 LIJST DER GEBONDEN STATEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld