gepubliceerd op 21 november 2016
Wet houdende instemming met het Protocol tot wijziging van het Verdrag van 31 maart 1965 betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof, gedaan te Luxemburg op 15 oktober 2012 (2)
11 SEPTEMBER 2016. - Wet houdende instemming met het Protocol tot wijziging van het Verdrag van 31 maart 1965 betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof, gedaan te Luxemburg op 15 oktober 2012 (1)(2)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van Volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.Het Protocol tot wijziging van het Verdrag van 31 maart 1965 betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof, gedaan te Luxemburg op 15 oktober 2012, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 11 september 2016.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, D. REYNDERS De Minister van Justitie, K. GEENS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) : Stukken : 54-1904/1 Integraal verslag : / (2) Datum inwerkingtreding : 01/12/2016
Protocol tot wijziging van het Verdrag van 31 maart 1965 betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof Het Koninkrijk België, Het Groothertogdom Luxemburg, Het Koninkrijk der Nederlanden, Verwijzend naar het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof, ondertekend te Brussel op 31 maart 1965, hierna te noemen "het Verdrag", zoals gewijzigd door het Protocol van 10 juni 1981 en het Protocol van 23 november 1984; Verwijzend naar het Verdrag tot herziening van het op 3 februari 1958 gesloten Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, ondertekend te 's-Gravenhage op 17 juni 2008;
Verwijzend naar punt 4 van Aanbeveling 733/2 van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad van 18 juni 2005 tot herziening van het Verdrag van 31 maart 1965 betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof, waarin wordt voorgesteld het Benelux-Gerechtshof de bevoegdheid te verlenen als beroeps- en cassatierechter voor besluiten van de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom op te treden;
Verwijzend naar het Antwoord op deze Aanbeveling van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van 20 november 2008, waarin steun voor punt 4 van de Aanbeveling wordt uitgesproken;
Constaterend dat het Benelux-Gerechtshof zijn bevoegdheden uitoefent in het kader van zijn taak de gelijkheid te bevorderen bij de toepassing van rechtsregels die gemeen zijn aan de Beneluxlanden;
Constaterend dat het Benelux-Gerechtshof op basis van het Verdrag de bevoegdheden heeft kennis te nemen van vragen betreffende de uitleg van rechtsregels, de regeringen van de Beneluxlanden te adviseren en kennis te nemen van relevante administratiefrechtelijke beroepen;
Constaterend dat, ingevolge artikel 350 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de bepalingen van dit Verdrag geen beletsel vormen voor het bestaan en de voltooiing van een regionale unie tussen België, Luxemburg en Nederland, voor zover de doelstellingen van deze unie niet bereikt zijn door toepassing van de bedoelde Verdragen;
Overwegend dat het zinvol is om, door wijziging van het Verdrag, de mogelijkheid in algemene zin te openen voor het Benelux-Gerechtshof om ter uitvoering van zijn voornoemde taak rechtsprekende bevoegdheid uit te oefenen ten aanzien van rechtsregels voor zover die daartoe in verdragen tussen de Beneluxlanden worden aangewezen;
Komen overeen te dien einde een Protocol te sluiten tot wijziging van het Verdrag, dat luidt als volgt : Artikel I Artikel 1 van het Verdrag wordt vervangen door de volgende bepaling : "Artikel 1 1. Er wordt een Benelux-Gerechtshof opgericht, hierna genoemd het Hof.2. Het Hof heeft tot taak de gelijkheid te bevorderen bij de toepassing van rechtsregels die gemeen zijn aan de Beneluxlanden.Ter uitvoering van deze taak beschikt het Hof over : a) de bevoegdheid kennis te nemen van vragen betreffende de uitleg van rechtsregels;b) rechtsprekende bevoegdheid;c) adviserende bevoegdheid.3. De bevoegdheden bedoeld in lid 2, onder (a) en (c), worden uitgeoefend ten aanzien van rechtsregels welke, hetzij bij verdrag, hetzij bij een beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Unie zijn aangewezen.4. De bevoegdheid bedoeld in lid 2, onder (b), wordt uitgeoefend op specifieke gebieden die daartoe zijn aangewezen in een verdrag.Ten aanzien van deze verdragen winnen de Beneluxlanden het advies in van het Hof. 5. Het Hof heeft tevens de bevoegdheid om op grond van en met inachtneming van Aanvullende Protocollen bij dit Verdrag kennis te nemen van administratiefrechtelijke beroepen inzake de rechtsbescherming van personen in dienst van de Benelux Unie, de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom of een Benelux Gemeenschappelijke Dienst.6. De in lid 3 bedoelde beschikking van het Comité van Ministers kan bepalen dat hoofdstuk III, onderdeel A, en/of hoofdstuk III, onderdeel C, van dit Verdrag niet van toepassing zijn.7. Het Comité van Ministers kan, eveneens bij beschikking, bepalingen, welke door hem als gemeenschappelijke rechtsregels zijn aangewezen, van de toepassing van dit Verdrag, dan wel van hoofdstuk III, onderdeel A, en/of hoofdstuk III, onderdeel C, daarvan, uitsluiten.8. De in de leden 6 en 7 bedoelde beschikkingen worden genomen nadat terzake advies is ingewonnen van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad.Zij worden vóór het tijdstip van hun inwerkingtreding in elk der drie Staten bekendgemaakt in de vorm welke aldaar voor de bekendmaking van verdragen is voorgeschreven." Artikel II Artikel 2 van het Verdrag wordt vervangen door de volgende bepaling : "Artikel 2 1. Het Hof heeft zijn permanente zetel in Luxemburg, waar de zittingen worden gehouden.2. Het Hof kan ook zitting houden op een andere plaats in een van de drie landen.3. Het Hof wordt bijgestaan door een griffie.Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 3bis, lid 2, van dit Verdrag vervullen de beambten van de griffie hun functie naast die van personeelslid van het Benelux Secretariaat-Generaal, en zijn, als dusdanig, toegewezen aan de zetel van het Benelux Secretariaat-Generaal." Artikel III In artikel 3 van het Verdrag worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. Lid 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : "1.Het Hof is samengesteld uit : a) ten minste negen raadsheren op basis van artikel 3, lid 2, onder wie de President, de eerste vice-president en de tweede vice-president, en ten minste negen plaatsvervangende raadsheren.De raadsheren en plaatsvervangende raadsheren worden benoemd uit de leden van de Hoge Raad der Nederlanden en uit de leden van het Hof van Cassatie van België. Voor Luxemburg kunnen zij benoemd worden uit de leden van het Cour Supérieure de Justice en het Cour Administrative. b) ten minste zes rechters en ten minste zes plaatsvervangende rechters op basis van artikel 3, lid 2, benoemd uit de leden van de Gerechtshoven van Nederland, van de Hoven van beroep van België en van het Cour d'appel van Luxemburg. Het Parket van het Hof is samengesteld uit drie advocaten-generaal, onder wie een eerste advocaat-generaal als Hoofd van het Parket, en uit plaatsvervangende advocaten-generaal. Zij worden benoemd uit de leden van de Parketten bij de in artikel 3, lid 1, onder (a), bedoelde rechtscolleges." 2. In lid 2, eerste zin, worden de woorden "De rechters, zes plaatsvervangende rechters en de advocaten-generaal" vervangen door de woorden "De raadsheren, de plaatsvervangende raadsheren, de rechters, de plaatsvervangende rechters, de advocaten-generaal en de plaatsvervangende advocaten-generaal". In de tweede zin van dit lid worden de woorden "raadsheren en plaatsvervangende" gevoegd tussen de woorden "plaatsvervangende" en "rechters".
In de laatste zin worden de woorden "Luxemburgse" en "echter" geschrapt. 3. In lid 3, eerste zin, worden de woorden "In geval" vervangen door het woord "Indien". In lid 3 worden in de tweede zin toegevoegd, na het woord "Indien", de woorden "een raadsheer, een plaatsvervangend raadsheer of". 4. In lid 5, eerste zin, worden de woorden "bij het Beneluxhof" vervangen door de woorden "van het Hof en tevens van de Eerste Kamer". In lid 5 wordt in de tweede zin het woord "rechter" vervangen door het woord "raadsheer". 5. Lid 6 wordt lid 8.De leden 6 en 7 worden toegevoegd, luidende als volgt : "6. De rechters kiezen uit hun midden volgens nationaliteit bij toerbeurt voor een periode van drie jaar de President, de eerste vice-president en de tweede vice-president van de Tweede Kamer. De verkiezing van de President van deze Kamer vindt plaats onmiddellijk na de verkiezing van de President van het Hof.
Een aangevangen doch onderbroken mandaat van drie jaar moet worden voltooid door een rechter van dezelfde nationaliteit. 7. Het voorzitterschap van de Derde Kamer wordt bepaald in overeenstemming met de Aanvullende Protocollen bedoeld in artikel 1, lid 5." 6. In lid 8 wordt het woord "Beneluxhof" vervangen door het woord "Hof". Artikel IV Artikel 3bis van het Verdrag komt als volgt te luiden : "Artikel 3bis 1. Het Hof wordt bijgestaan door een griffier en eventueel een of meer substituut-griffiers.De griffier dient doctor in de rechten, meester in de rechten (Nederland), licentiaat in de rechten (België), of houder van een als daaraan gelijkwaardig erkend diploma (Luxemburg) te zijn dan wel master in de rechten op basis van een diploma dat is behaald bij een universiteit, een instelling voor hoger onderwijs of een andere instelling met eenzelfde opleidingsniveau, die overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een lidstaat van de Europese Unie is aangewezen. Ten aanzien van de substituut-griffiers kan ook een ander universitair einddiploma worden aanvaard. 1bis.Een waarnemend griffier kan de taak van de griffier of substituut-griffiers waarnemen. Deze wordt aangetrokken uit de griffiers van de rechtscolleges genoemd in artikel 3, lid 1, onder (a), en door de President van het Hof benoemd op voordracht van het Hoofd van het Parket na instemming van het rechtscollege waarvoor betrokkene werkzaam is en waar deze verder zijn functie blijft uitoefenen. 2. De griffier en de substituut-griffiers worden benoemd door het Comité van Ministers in overeenstemming met de President van het Hof en het Hoofd van het Parket;zij worden bij voorkeur gekozen uit de personeelsleden van het Secretariaat-Generaal van de Benelux Unie.
In dat geval vervullen zij de functie van griffier of substituut-griffier naast hun functie bij het Secretariaat-Generaal, met inachtneming van de regeling bedoeld in het zevende lid van dit artikel. Hun benoeming tot griffier of substituut-griffier behoeft de instemming van de Secretaris-Generaal. 3. Vanaf het ogenblik dat het aantal door het Hof te behandelen zaken het vervullen van de functie van griffier of substituut-griffier naast hun functie bij het Secretariaat-Generaal onmogelijk maakt, zal een griffie worden ingesteld op de zetel van het Hof te Luxemburg. De Benelux Raad zal, eenmaal per jaar, op basis van een door het Hof opgesteld rapport, zich buigen over de ontwikkeling van het aantal door het Hof behandelde zaken teneinde zich over het ogenblik waarop de griffie te Luxemburg zal worden geopend, uit te spreken. 4. De griffier en de substituut-griffiers worden op voordracht van het Hoofd van het Parket door het Comité van Ministers van hun functie ontheven in het belang van de dienst.Waarnemend griffiers worden op voordracht van het Hoofd van het Parket door de President van hun functie ontheven in het belang van de dienst. Het Hoofd van het Parket geeft van zijn voornemen tot het doen van deze voordracht kennis aan de betrokken griffier, substituut-griffier of waarnemend griffier. Het Hoofd van het Parket gaat tot deze voordracht niet over dan na de griffier, substituut-griffier of waarnemend griffier te hebben gehoord. Tegen de beslissing van het Comité van Ministers dan wel van de President kan de griffier of substituut-griffier respectievelijk waarnemend griffier, binnen twee maanden nadat deze aan hem is medegedeeld, beroep instellen bij de Eerste Kamer van het Hof, zoals bedoeld in artikel 4quinquies, lid 1, onder (a). Het Hof beoordeelt het beroep in volle omvang. 5. Indien de algemene vergadering vaststelt dat de functie van de griffier of één of meer substituut-griffiers niet of niet meer gelijktijdig met andere of bepaalde andere functies kan worden uitgeoefend, stelt de President het Comité van Ministers daarvan in kennis.Indien het Comité van Ministers zich verenigt met het gevoelen van de algemene vergadering, neemt het de maatregelen die het nodig acht om de bezwaren weg te nemen. 6. De griffier, de substituut-griffiers en de waarnemend griffiers, de leden van de aan de griffie verbonden vertaaldienst en het griffiepersoneel zijn onderworpen aan het disciplinair gezag van het Hof.De algemene vergadering stelt de op hen toepasselijke tuchtregeling vast en legt deze ter goedkeuring voor aan het Comité van Ministers. 7. Voor zover diezelfde personen personeelslid zijn van het Secretariaat-Generaal, stelt het Comité van Ministers, op voorstel van de algemene vergadering, een regeling vast betreffende de verdeling van het gezag tussen het Hof en de Secretaris-Generaal, deze laatste gehoord." Artikel V In artikel 4 van het Verdrag worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. In lid 3 wordt het woord "griffiers" vervangen door de woorden "griffier en de substituut-griffiers".2. In lid 5, eerste zin, worden de woorden "alsmede de waarnemend griffiers" toegevoegd na het woord " Parket". In lid 5, derde zin worden de woorden "hoofdgriffier, van de beide andere griffiers" vervangen door de woorden "griffier, van de substituut-griffiers".
In de laatste zin wordt "artikel 14" vervangen door "artikel 13".
Artikel VI In artikel 4bis van het Verdrag wordt het woord "Benelux-Gerechtshof" vervangen door het woord "Hof" en wordt het woord "hiertoe" geschrapt.
Artikel VII In artikel 4ter, lid 1, van het Verdrag wordt het woord "Benelux-Gerechtshof" vervangen door het woord "Hof".
Artikel VIII In artikel 4quater van het Verdrag worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. In lid 1 worden volgende woorden tussen de woorden "De" en "rechters" toegevoegd : "raadsheren, de plaatsvervangende raadsheren, de ".In dezelfde zin wordt het woord "griffiers" vervangen door de woorden "griffier, de substituut-griffiers en de waarnemend griffiers". 2. Er wordt een lid 1bis toegevoegd, luidende als volgt : "1bis.De Eerste Kamer kan de immuniteit van de raadsheren, de plaatsvervangende raadsheren, de rechters, de plaatsvervangende rechters, de advocaten-generaal, de plaatsvervangende advocaten-generaal en de griffier opheffen. De President van het Hof kan de immuniteit van de substituut-griffiers en de waarnemend griffiers opheffen." 3. In lid 2 worden de woorden "de leden van het hoogste nationale rechtscollege" vervangen door de woorden "een persoon, die overeenkomstig dit Verdrag, een vergelijkbare functie vervult in het land van berechting". Artikel IX Na artikel 4quater van het Verdrag wordt toegevoegd een artikel 4quinquies, luidende als volgt : "Artikel 4quinquies 1. Het Hof bestaat uit : a) een Eerste Kamer, waarin de raadsheren en plaatsvervangende raadsheren bedoeld in artikel 3, lid 1, onder (a), zitting hebben;b) een Tweede Kamer, eventueel bestaande uit Afdelingen, waarin de rechters en plaatsvervangende rechters bedoeld in artikel 3, lid 1, onder (b), zitting hebben;c) een Derde Kamer, waarin de raadsheren, plaatsvervangende raadsheren, rechters en plaatsvervangende rechters bedoeld in artikel 3, lid 1, onder (a) en (b), zitting hebben. 2. Voor zover niet bepaald in de Aanvullende Protocollen bedoeld in artikel 1, lid 5, bepaalt het Reglement van Orde de nadere regels van samenstelling van de Kamers." Artikel X Artikel 5 van het Verdrag komt als volgt te luiden : "Artikel 5 1. Aan de zittingen van de Eerste Kamer wordt in beginsel deelgenomen door negen raadsheren, van elk land drie.In gevallen voorzien in het Reglement van Orde kan het Hof echter zitting houden met drie raadsheren, van elk land één, dan wel met vijf raadsheren. In zaken bedoeld in hoofdstuk III, onderdeel A, treedt bij voorkeur de advocaat-generaal op die behoort tot het land waar het bodemgeschil aanhangig is. 1bis. Aan zittingen van de Tweede Kamer wordt deelgenomen door drie rechters, van elk land één. 1ter. Aan zittingen van de Derde Kamer wordt deelgenomen door drie leden van de Derde Kamer, van elk land één. 2. Voor het overige zal bij Reglement van Orde al hetgeen betreft de samenstelling van het Hof bij zittingen, de onderlinge rangorde der leden, de vakanties, de taken en de werkwijze van de algemene vergadering, het optreden van het Parket, de wijze van stemmen, de inrichting van de rol, de vaststelling der zittingsdagen en de werkzaamheden van de griffie nader worden geregeld.3. (a) De leden van het Hof en van het Parket, die in welke instantie ook als lid van een nationaal rechterlijk college hebben medegewerkt aan een uitspraak gegeven in een zaak die voor het Hof wordt gebracht, onttrekken zich aan de behandeling van die zaak of kunnen aan de behandeling van die zaak worden onttrokken.Als zodanig wordt niet beschouwd de uitspraak, waarbij de nationale rechter zich ertoe heeft bepaald de uitspraak op te schorten overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van dit Verdrag. (b) De rechters en de leden van het Parket die hebben medegewerkt aan een uitspraak gegeven in een zaak zoals bedoeld in artikel 9bis onttrekken zich aan de behandeling van een zaak zoals bedoeld in artikel 9ter of kunnen aan de behandeling van die zaak worden onttrokken.4. De Minister van Justitie van elk der drie landen kan zich, in zaken als bedoeld in hoofdstuk III, onderdeel A, rechtstreeks schriftelijk wenden tot het Parket bij het Hof.Hij kan langs die weg het Hof een uiteenzetting doen geworden van zijn zienswijze omtrent een geschilpunt, mits hij daarvan afschrift doet toekomen aan de Ministers van Justitie der beide andere landen. De leden van het Parket zijn niet verplicht de door de Minister uitgesproken mening te verdedigen. 5. De advocaten-generaal vervangen elkander, ongeacht het land waartoe zij behoren.Ingeval van ontstentenis van al deze functionarissen wijst het Hof een van zijn leden of plaatsvervangende leden aan om hun werkzaamheden tijdelijk te verrichten." Artikel XI 1. Het opschrift van HOOFDSTUK III van het Verdrag, "Rechtspraak" wordt vervangen door het opschrift "Bevoegdheid". 2. Voor artikel 6 van het Verdrag wordt een opschrift toegevoegd "A. Vragen betreffende de uitleg van rechtsregels".
Artikel XII In artikel 6 van het Verdrag worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. Lid 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : "In de hierna omschreven gevallen neemt de Eerste Kamer bedoeld in artikel 4quinquies kennis van vragen betreffende de uitleg van rechtsregels, bedoeld in artikel 1, voorzover deze zijn gerezen in zaken aanhangig bij een rechtscollege van één der drie landen dat zitting houdt binnen het grondgebied in Europa." 2. In lid 2 worden de woorden "krachtens artikel 1 aangewezen" vervangen door de woorden "in artikel 1 bedoelde".Het woord "Beneluxhof" wordt vervangen door het woord "Hof". 3. In lid 3 wordt het woord "Beneluxhof" vervangen door het woord "Hof".4. In lid 4, onder 1°, worden de woorden "de oplossing van" vervangen door de woorden "het antwoord op".In de laatste zin wordt het woord "Beneluxhof" tweemaal vervangen door het woord "Hof" en worden de woorden "op dezelfde vraag gegeven antwoord" vervangen door de woorden "omtrent die vraag van uitleg gegeven beslissing of advies". 5. In lid 5 wordt het woord "Beneluxhof" tweemaal vervangen door het woord "Hof".6. In lid 6 wordt het woord "Beneluxhof" vervangen door het woord "Hof". Artikel XIII In artikel 7 van het Verdrag worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. In lid 1, van het Verdrag, wordt het woord "griffier" tweemaal vervangen door het woord "griffie".2. In lid 2 wordt het woord "Beneluxhof" vervangen door het woord "Hof".3. In lid 3 wordt het woord "Beneluxhof" vervangen door het woord "Hof". Artikel XIV In artikel 8 van het Verdrag wordt het woord "Beneluxhof" vervangen door het woord "Hof".
Artikel XV In artikel 9 van het Verdrag worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. In lid 1 wordt het woord "Beneluxhof" vervangen door het woord "Hof".2. In lid 2 wordt het woord "Beneluxhof" vervangen door het woord "Hof". Artikel XVI Na artikel 9 van het Verdrag wordt een opschrift toegevoegd "B. Rechtsprekende bevoegdheid" bestaande uit de artikelen 9bis, 9ter en 9quater, luidende als volgt : "Artikel 9bis De Tweede Kamer bedoeld in artikel 4quinquies, lid 1, onder (b), neemt kennis in volle omvang van zaken die op grond van artikel 1, lid 4, daartoe zijn aangewezen.
Artikel 9ter 1. Tegen de uitspraken, bedoeld in artikel 9bis, kan een tot rechtsvragen beperkte voorziening worden ingesteld bij de Eerste Kamer bedoeld in artikel 4quinquies, lid 1, onder (a).2. De grenzen van deze voorziening en de gevolgen daarvan worden nader bepaald in het Reglement op de procesvoering.3. Deze voorziening heeft opschortende werking. Artikel 9quater De Derde Kamer bedoeld in artikel 4quinquies, lid 1, onder (c), neemt kennis van beroepen bedoeld in artikel 1, lid 5." Artikel XVII Na artikel 9quater wordt het opschrift "HOOFDSTUK IV Adviezen" vervangen door het opschrift "C. Adviezen". Artikel XVIII In artikel 10 van het Verdrag worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. In lid 1 worden de woorden "het Hof" vervangen door de woorden "de Eerste Kamer" en de woorden "krachtens artikel 1 aangewezen" vervangen door de woorden "in artikel 1 bedoelde".2. In lid 2, eerste zin, worden, na de woorden "ter zake aan", de woorden "het Hof" vervangen door de woorden "de Eerste Kamer".In de tweede zin worden de woorden "Het Hof" vervangen door de woorden "De Eerste Kamer". 3. In lid 3 worden de woorden "of een arbitrage" geschrapt.De woorden "het Hof" worden vervangen door de woorden "de Eerste Kamer." en de tekst die daarop volgt wordt geschrapt. 4. In lid 4 worden de woorden "Het Hof" vervangen door de woorden "De Eerste Kamer". Artikel XIX HOOFDSTUK V van het Verdrag, betreffende het College van Scheidsrechters, wordt opgeheven. De nummering van de daarop volgende hoofdstukken en artikelen wordt hieraan aangepast. Artikel XX HOOFDSTUK VI van het Verdrag, met het opschrift "Rechtspleging en gerechtskosten", wordt HOOFDSTUK IV. Artikel XXI Artikel 12 van het Verdrag wordt artikel 11, waaraan de volgende wijzigingen worden aangebracht : 1. In lid 1 wordt het woord "Beneluxhof" vervangen door het woord "Hof".2. Na lid 3 wordt een lid 3bis toegevoegd, luidende als volgt : "3bis.De procedures bedoeld in de artikelen 9bis en 9ter worden ingesteld door indiening van een daartoe strekkend verzoekschrift bij de griffie van het Hof. Het Reglement van Orde van het Hof en het Reglement op de procesvoering bepalen de nadere regels die voor deze procedures gelden." 3. In lid 4 worden de woorden "door de President van het Hof" vervangen door de woorden ", naar gelang de zaak, door de President van de Eerste of Tweede Kamer". Na lid 4 wordt een lid 4bis toegevoegd, luidende als volgt : "4bis. Een verdrag bedoeld in artikel 1, lid 4, kan bepalen, dat een instelling die een besluit heeft genomen dat onderwerp vormt van een zaak die aanhangig is bij de Tweede Kamer, opmerkingen kan indienen na voorafgaande raadpleging van de Beneluxlanden. De instelling zal geen opmerkingen indienen indien zwaarwegende belangen van een van de Beneluxlanden zich hiertegen verzetten." 4. De leden 5 tot en met 8 worden vervangen door het volgende : "5.Voor het Hof mogen optreden : a) iedere advocaat die is ingeschreven bij de balie van een lidstaat van de Europese Unie;b) eenieder die op grond van een in artikel 1, lid 4, bedoeld verdrag wordt toegelaten;c) eenieder die voor een bepaalde zaak door het Hof als gemachtigde wordt toegelaten. Deze personen, die voor het Hof verschijnen, genieten, onverminderd het ten deze toepasselijke tuchtrecht, de voor de onafhankelijke uitoefening van hun functies nodige rechten en waarborgen, overeenkomstig de bepalingen van het Reglement op de procesvoering.
Ten aanzien van hen bezit het Hof, overeenkomstig de bepalingen van bedoeld reglement, de bevoegdheden welke op dit gebied gewoonlijk aan de rechter worden toegekend. 5bis. Ten aanzien van getuigen geniet het Hof dezelfde bevoegdheden als op dit gebied in de regel aan de rechter zijn toegekend; het Hof kan tevens geldboeten opleggen, een en ander overeenkomstig de bepalingen van het Reglement op de procesvoering.
De tenuitvoerlegging van beslissingen van het Hof waarbij geldboeten worden opgelegd geschiedt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de staat op wiens grondgebied zij plaatsvindt. De formule van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van de titel, aangebracht door de nationale autoriteit die door de nationale regering van elk land der Benelux wordt aangewezen. Van de aanwijzing geeft zij kennis aan het Hof en de Secretaris-Generaal. 6. De beraadslagingen van het Hof zijn en blijven geheim.De beslissingen van het Hof zijn met redenen omkleed, zij vermelden de namen van de raadsheren of rechters die haar genomen hebben en worden in openbare zitting uitgesproken. Tegen de beslissingen staat generlei voorziening open, onverminderd de toepassing van artikel 9ter. 7. De talen die door en voor het Hof worden gebruikt zijn in de regel het Nederlands en het Frans.De procesvoering, de pleidooien en de uitspraak vinden plaats in de taal die voor de rechter bij wie het bodemgeschil aanhangig is gebezigd wordt, onderscheidenlijk in de taal waarin de voorziening op basis van artikel 9bis is aangebracht. Bij de processtukken moet steeds een vertaling in de andere taal worden gevoegd.
Het Hof kan ten aanzien van de pleidooien afwijking van deze regel toestaan. Indien pleidooien zijn gehouden moet uiterlijk terstond na afloop daarvan een pleitnota worden overgelegd.
Wanneer de beslissing waarbij uitleg wordt gevraagd, onderscheidenlijk de voorziening op basis van artikel 9bis, in de Duitse taal is gesteld, beveelt het Hof dat de verdere procesvoering en de uitspraak hetzij in het Nederlands hetzij in het Frans plaatsvinden. De pleidooien kunnen in een der drie talen worden gehouden.
Wanneer de voorziening is ingesteld tegen een beslissing die in een andere taal is gewezen dan het Nederlands, het Frans of het Duits, moet de voorziening in het Frans of in het Nederlands worden ingesteld. Het Hof kan ten aanzien van de pleidooien toelaten dat zij in de taal worden gehouden waarin de bestreden beslissing is gesteld. 8. Aan de griffie van het Hof is een vertaaldienst verbonden.Deze dienst verstrekt kosteloos alle hierboven bedoelde vertalingen." Artikel XXII Artikel 13 van het Verdrag wordt artikel 12, waaraan de volgende wijzigingen worden aangebracht : 1. In artikel 12, lid 1, wordt het woord "rechtsprekende" geschrapt en worden na het woord "uitoefent" de volgende woorden toegevoegd "op basis van artikel 1, lid 2, onder (a)".2. Na lid 2 wordt een lid 2bis toegevoegd, luidende als volgt : "2bis.In de zaken waar het Hof uitspraak doet op grond van zijn bevoegdheid bedoeld in artikel 1, lid 2, onder (b), stelt het de kosten vast en veroordeelt het de in het ongelijk gestelde partij in de kosten. De kosten omvatten onder meer de honoraria van de raadsleden binnen de grenzen bepaald door het Reglement op de procesvoering. Het Hof kan eveneens de kosten omslaan.
De instellingen die, op grond van artikel 11, lid 4bis, opmerkingen indienen, dragen hun eigen kosten." 3. In lid 3 wordt het woord "Beneluxhof" vervangen door het woord "Hof". Artikel XXIII HOOFDSTUK VII van het Verdrag, met het opschrift "Financiële bepaling", wordt HOOFDSTUK V. Artikel XXIV Artikel 14 van het Verdrag wordt artikel 13, waar tussen de woorden "een" en "post" het woord "afzonderlijke" wordt toegevoegd en waarin het woord "Economische" wordt geschrapt.
Artikel XXV HOOFDSTUK VIII van het Verdrag, met het opschrift "Slotbepalingen" wordt HOOFDSTUK VI. Artikel XXVI Artikel 15 van het Verdrag wordt artikel 14, luidende als volgt : "Artikel 14 1. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag slechts van toepassing voor het Europese deel van Nederland. 2. De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden kan de toepassing van dit Verdrag uitbreiden tot Aruba, Curaçao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland bij een daartoe strekkende verklaring, te richten tot het Secretariaat-Generaal van de Benelux Unie." Artikel XXVII Artikel 16 van het Verdrag wordt artikel 15.
Artikel XXVIII 1. Dit Protocol zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen worden neergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Benelux Unie, die de andere Hoge Verdragsluitende Partijen van de ontvangst van de akten in kennis stelt.2. Dit Protocol treedt in werking op de eerste dag van de derde maand volgende op de neerlegging van de derde akte van bekrachtiging.De Secretaris-Generaal deelt de Hoge Verdragsluitende Partijen de datum van de inwerkingtreding van dit Protocol mede.
Ten blijke waarvan de Gevolmachtigden dit Protocol hebben ondertekend en voorzien van hun zegel.
Gedaan te Luxemburg, op 15 oktober 2012, in drievoud, in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.
Staat
Datum ondertekening
Datum kennisgving
Datum inwerkingtreding
BELGIE
15/10/2012
16/09/2016
01/12/2016
NEDERLAND
15/10/2012
13/06/2014
01/12/2016
LUXEMBOURG
15/10/2012
23/05/2013
01/12/2016