Etaamb.openjustice.be
Wet van 11 oktober 2022
gepubliceerd op 03 november 2022

Wet tot wijziging van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2022033914
pub.
03/11/2022
prom.
11/10/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 OKTOBER 2022. - Wet tot wijziging van de wet van 31 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/01/2003 pub. 28/02/2003 numac 2003011096 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie sluiten houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 4 van de wet van 31 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/01/2003 pub. 28/02/2003 numac 2003011096 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie sluiten houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie, vervangen bij de wet van 18 december 2013 en gewijzigd bij de wet van 28 juni 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/06/2015 pub. 06/07/2015 numac 2015011262 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie met het oog op het verzekeren van de bevoorradingszekerheid op het gebied van energie type wet prom. 28/06/2015 pub. 06/07/2015 numac 2015011263 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake energie type wet prom. 28/06/2015 pub. 12/01/2016 numac 2015000784 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie met het oog op het verzekeren van de bevoorradingszekerheid op het gebied van energie. - Duitse vertaling sluiten, vernietigd bij arrest nr. 34/2020 van het Grondwettelijk Hof, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt: " § 1. De kerncentrales bestemd voor industriële elektriciteitsproductie door splijting van kernbrandstoffen, worden gedesactiveerd op de volgende data en mogen geen elektriciteit meer produceren vanaf deze data: 1° Doel 3: 1 oktober 2022;2° Tihange 2: 1 februari 2023;3° Doel 4: 1 juli 2025;4° Tihange 3: 1 september 2025;5° Tihange 1: 1 oktober 2025;6° Doel 2: 1 december 2025; 7° Doel 1: 15 februari 2025.".

Art. 3.Artikel 4/2 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 28 juni 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/06/2015 pub. 06/07/2015 numac 2015011262 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie met het oog op het verzekeren van de bevoorradingszekerheid op het gebied van energie type wet prom. 28/06/2015 pub. 06/07/2015 numac 2015011263 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake energie type wet prom. 28/06/2015 pub. 12/01/2016 numac 2015000784 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie met het oog op het verzekeren van de bevoorradingszekerheid op het gebied van energie. - Duitse vertaling sluiten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 juni 2016, en vernietigd bij arrest nr. 34/2020 van het Grondwettelijk Hof, wordt vervangen als volgt: "

Art. 4/2.§ 1. De eigenaar van de kerncentrales Doel 1 en Doel 2 stort vanaf het jaar 2016 tot en met 2025 aan de Federale Staat een jaarlijkse vergoeding als tegenprestatie voor de verlenging van de duur betreffende de toelating tot industriële elektriciteitsproductie door splijting van kernbrandstoffen.

Het globaal bedrag van de jaarlijkse vergoeding wordt vastgesteld op 20 miljoen euro voor de twee kerncentrales. Dit bedrag wordt uiterlijk op 30 juni van ieder jaar, bedoeld in het eerste lid, gestort aan het Energietransitiefonds, bedoeld in artikel 4ter van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 24/06/2016 numac 2016000390 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/02/2014 numac 2014000038 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt.

In geval van definitieve stillegging van één van de in het eerste lid bedoelde centrales, opgelegd door de overheid krachtens de wet van 15 april 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten omwille van dwingende redenen van nucleaire veiligheid, of ter uitvoering van een bindende beslissing van elke bevoegde Europese of internationale instelling die de vroegtijdige definitieve stopzetting van Doel 1 of Doel 2 oplegt, wordt de jaarlijkse vergoeding verminderd naar evenredigheid met de periode van onbeschikbaarheid van de betrokken centrale voor het lopende jaar. De vermindering wordt vastgelegd door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. In dat geval is de vergoeding niet meer verschuldigd voor de daaropvolgende jaren. § 2. De vergoeding, bedoeld in paragraaf 1, sluit alle andere heffingen ten voordele van de Federale Staat uit (met uitzondering van de belastingen van algemene toepassing en de jaarlijkse heffingen krachtens de wet van 15 april 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten) die zouden zijn verbonden aan de eigendom of de exploitatie van de kerncentrales Doel 1 en Doel 2, aan de inkomsten, de productie of productiecapaciteit van deze centrales, of aan het gebruik van kernbrandstof door deze centrales. § 3. De Federale Staat sluit een overeenkomst met de eigenaar van de kerncentrales Doel 1 en Doel 2 in het bijzonder om: 1° de betalingswijze van de vergoeding, bedoeld in paragraaf 1, te verduidelijken; 2° de schadeloosstelling te regelen van de partijen in geval van niet-nakoming van de bepalingen van de overeenkomst, in geval van een tijdelijke of voortijdige definitieve stillegging van Doel 1 of Doel 2 of in geval van unilaterale handelingen van een contractpartij en, voor wat exclusief de Federale Staat betreft, unilaterale handelingen in het kader van zijn bevoegdheden, die de wijziging van de in de overeenkomst gedefinieerde economische parameters tot gevolg zouden hebben.".

Art. 4.De gemotiveerde conclusie vereist door de Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, wordt als bijlage bij deze wet gevoegd om er integraal deel van uit te maken.

Art. 5.Deze wet treedt in werking de tiende dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad en ten laatste op 1 januari 2023.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 11 oktober 2022.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Energie, T. VAN DER STRAETEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota Kamer van volksvertegenwoordigers : (www.dekamer.be) Stukken : 55-2846 (2021/2022) Integraal Verslag : 6 oktober 2022

BIJLAGE bij het wetsontwerp Milieueffectbeoordeling en gemotiveerde conclusie in het kader van de goedkeuring van een wet tot wijziging van de wet van 31 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/01/2003 pub. 28/02/2003 numac 2003011096 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie sluiten houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie 1. Inleiding Dit document volgt op het arrest 34/2020 van het Grondwettelijk Hof verleend op 5 maart 2020 waarbij besloten werd tot vernietiging van de wet van 28 juni 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/06/2015 pub. 06/07/2015 numac 2015011262 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie met het oog op het verzekeren van de bevoorradingszekerheid op het gebied van energie type wet prom. 28/06/2015 pub. 06/07/2015 numac 2015011263 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake energie type wet prom. 28/06/2015 pub. 12/01/2016 numac 2015000784 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie met het oog op het verzekeren van de bevoorradingszekerheid op het gebied van energie. - Duitse vertaling sluiten.Die wet had tot doel de datum voor desactivering van de kernreactoren Doel 1 en Doel 2 uit te stellen tot 15 februari 2025 voor de eerste, en tot 1 december 2025 voor de tweede. Het Hof oordeelde dat de wet, alsook de daarbij horende werkzaamheden, diende te worden voorafgegaan door een impactstudie alsook een publieke raadpleging. Het Hof heeft de uitwerking van de wet van 28 juni 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/06/2015 pub. 06/07/2015 numac 2015011262 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie met het oog op het verzekeren van de bevoorradingszekerheid op het gebied van energie type wet prom. 28/06/2015 pub. 06/07/2015 numac 2015011263 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake energie type wet prom. 28/06/2015 pub. 12/01/2016 numac 2015000784 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie met het oog op het verzekeren van de bevoorradingszekerheid op het gebied van energie. - Duitse vertaling sluiten echter tot 31 december 2022 aangehouden. Met andere woorden, de betrokken kernreactoren moeten gesloten worden op 31 december 2022 indien voor die datum geen herstelwet wordt aangenomen.

Om redenen die betrekking hebben op de bevoorradingszekerheid heeft de regering ervoor gekozen een procedure tot herstel op te starten.

Hiervoor heeft zij aan de AD Energie van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie opdracht gegeven te zorgen voor de opvolging en de gedegen realisatie van de impactstudies enerzijds en alle raadplegingen uit te voeren die nodig zijn voor de milieuprocedure anderzijds. De AD Energie heeft ook de taak gekregen de milieueffectbeoordelingsrapporten alsook de relevante informatie die naar aanleiding van die raadplegingen bekend is geworden, te onderzoeken en tevens het ontwerp van gemotiveerd besluit uit te werken over mogelijke aanzienlijke effecten op het milieu.

Dit document geeft toelichting bij alle fasen van de milieuprocedure en vermeldt het gemotiveerd besluit van de bevoegde overheid in de zin van de Europese richtlijnen inzake milieueffectbeoordeling. Het heeft als belangrijkste doel de milieueffectbeoordelingsrapporten betreffende de uitgestelde desactivering van de kernreactoren Doel 1 en 2 te onderzoeken en het mogelijk aanzienlijke effect op het milieu van dat project te identificeren. 2. Procedure Bij gebrek aan federale wetgeving tot bepaling van de procedure die moet gevolgd worden voor alle federale projecten die een effect hebben op het milieu en aangezien de milieuprocedures die door bijzondere wetgeving zijn ingesteld enkel betrekking hebben op de specifieke projecten waarnaar zij verwijzen, diende de rechtsgrond van deze milieuprocedure gevonden te worden in de volgende Europese richtlijnen: 1.de Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (hierna MEB-richtlijn); 2. de Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (hierna Habitatrichtlijn);3. de Richtlijn 2009/147/EU van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (hierna Vogel richtlijn). Voor de projecten waarop zij betrekking heeft voorziet de MEB-richtlijn een milieubeoordelingsprocedure die moet gevoerd worden alvorens de publieke overheid het project vergunt. De Habitat- en Vogelrichtlijnen hebben specifiek tot doel bepaalde soorten habitats of vogels te beschermen. De Habitatrichtlijn creëert ook verplichtingen inzake milieubeoordeling terwijl de Vogel-richtlijn voor de milieubeoordeling verwijst naar de Habitatrichtlijn en bijgevolg naar de adequate milieueffectbeoordeling die daarin voorzien is. Derhalve zal verder in dit document op het vlak van milieueffectbeoordeling enkel verwezen worden naar de MEB-richtlijn en Habitatrichtlijn.

Hoewel beide afzonderlijke richtlijnen in milieuverplichtingen voorzien, is het mogelijk een enkele procedure te voeren met inachtneming van de voorschriften van beide richtlijnen (cf. artikel 2.3 van de MEB-richtlijn). In dat opzicht is het nuttig erop te wijzen dat de Habitatrichtlijn geen enkele beschrijving bevat van het proces waarmee die specifieke en adequate beoordeling kan gerealiseerd worden. Derhalve zal ter zake het proces worden gevolgd dat ingesteld is door de MEB-richtlijn.

Dat proces bestaat uit de volgende fasen: 1. de uitwerking door de opdrachtgever van een milieueffectbeoordeling zoals bedoeld in artikel 5, paragraaf 1 en 2;2. het uitvoeren van raadplegingen, zoals bedoeld in artikel 6 en desgevallend artikel 7;3. het onderzoek door de bevoegde overheid van de informatie die is toegelicht in het milieueffect- beoordelingsrapport en van eventuele bijkomende informatie die desnoods wordt aangeleverd door de opdrachtgever, overeenkomstig artikel 5, paragraaf 3, alsook van alle relevante informatie die ontvangen is in het kader van de publieke raadplegingen krachtens artikel 6 en 7;4. het gemotiveerd besluit over het aanzienlijk effect van het project op het milieu, rekening houdend met de resultaten van het onderzoek, bedoeld in punt 3, en, als daar reden toe is, van het eigen bijkomend onderzoek;en 5. de integratie van het gemotiveerd besluit van de bevoegde overheid in de beslissingen, bedoeld in artikel 8bis. In wat hierna volgt gaan wij nauwkeuriger in op de procedure die door de MEB-richtlijn is ingesteld ten aanzien van de toepassing van het arrest van 5 maart 2020 van het Grondwettelijk Hof. 3. Opmaak van een milieueffectbeoordelingsrapport Zoals duidelijk aangegeven door het Grondwettelijk Hof heeft het project twee dimensies: een strategische dimensie die bestaat uit een overheidsbeslissing om de productie van elektriciteit uit de kernreactoren Doel 1 en Doel 2 verder te zetten en een operationele dimensie die erin bestaat de nodige werkzaamheden te bepalen die nodig zijn om op een veilige manier de elektriciteitsproductie door die reactoren verder te zetten.De analyses voor elke dimensie werden gerealiseerd door specifiek hiervoor aangestelde experten. Deze experten beschikten over de erkenning voorzien door de wet van 15 april 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/1994 pub. 14/10/2011 numac 2011000621 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en de erkenning voorzien door het decreet van de Vlaamse regering van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid voor de niet-nucleaire milieueffectbeoordeling. Zo heeft de regering voor de strategische dimensie het SCK CEN (dat Kenter aannam als erkende onderaannemer voor de niet-nucleaire aspecten van de studie en de analyse van de nucleaire aspecten heeft voorbehouden) als erkend en onafhankelijk expert opdracht gegeven voor de uitvoering van de milieueffectbeoordeling. Voor de dimensie werkzaamheden heeft de exploitant zich gewend tot Arcadis NV (niet-nucleaire aspecten) en NRG (nucleaire aspecten) die eveneens over bovenbedoelde erkenningen beschikken.

De bevoegde overheid stelt vast dat de experten over de vereiste kwaliteiten beschikken om de milieueffect- beoordelingen uit te voeren die door het Grondwettelijk Hof in zijn arrest van 5 maart 2020 zijn voorgeschreven.

Zo werden door de 4 onafhankelijke experten de volgende documenten voorgelegd; die werden gepubliceerd op de website van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie: 1. in het kader van de strategische beslissing werden op 2 april 2020 hiernavolgende documenten ingediend: - Milieueffectbeoordeling - Impactstudie; - Niet-technische samenvatting van de milieueffect-beoordeling; - Evaluation de l'impact environnemental; - Résumé non-technique de l'Evaluation de l'impact environnemental; - Umweltverträglichkeitsprüfung - Umwelt- verträglichkeitsstudie; - Nichttechnische Zusammenfassung der Umwelt- verträglichkeitsprüfung; - Non-technical summary of the Environmental Assessment; 2. in het kader van de werkzaamheden werden op 31 maart 2020 hiernavolgende documenten ingediend: - Milieueffectrapport: Kerncentrale Doel t.b.v. levensduurverlenging Doel 1 en 2; - Samenvatting van het Milieueffectrapport; - Etude d'incidence environnementale: Centrale nucléaire de Doel concernant la prolongation de la durée de vie de Doel 1 et 2; - Résumé de l'étude d'incidence environnementale; - Umweltverträglichkeitsprüfung: Kernkraftwerk Doel-Laufzeitverlängerung Doel 1 und 2; - Zusammenfassung der Umwelt- verträglichkeitsprüfung; - Environmental Impact Report; - Environmental Impact Report Summary;

Op basis van die documenten kon de AD Energie overgaan tot de nationale en grensoverschrijdende raadplegingen. 4. Nationale raadplegingen Op nationaal niveau vond enerzijds de raadpleging van de betrokken overheden plaats en anderzijds de raadpleging van het publiek;die zijn geldig georganiseerd tussen 15 april en 15 juni 2021. 4.1. Raadpleging van de betrokken nationale overheden Op het niveau van de betrokken nationale overheden heeft de AD Energie ervoor gekozen alle gemeenten en provincies, de bevoegde milieuoverheden alsook de 3 gewesten van het land te bevragen. Vanaf 15 april 2021, start van de raadpleging, hadden die overheden 60 kalenderdagen de tijd om te reageren.

In totaal hebben 18 nationale overheden binnen de vooropgestelde termijn op de bevraging gereageerd en 1 overheid heeft buiten de termijn geantwoord, namelijk: 1. Commune de Hastiere;2. Gemeente Evergem;3. Commune de Sivry-Rance;4. Dienst Omgevingsvergunningen van Provincie Antwerpen;5. Stad Dilsen-Stokkem;6. Stad Eupen;7. Ondraf/Niras;8. AFCN/FANC;9. Commune de Tournai;10. Commune de Seneffe;11. Commune de Paliseul;12. Ville de Bruxelles;13. Gemeente Lanaken;14. Districtsbestuur Borgerhout;15. regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/ minister van Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie, Netheid, Sociale Actie en Gezondheid;16. gouvernement Wallon / ministre Wallonne de l'Environnement, de la Nature, de la Foret, de la Ruralité et du Bien-être animal;17. Leefmilieu Brussel, Afd.Vergunningen en partnerschappen - Dpt.

Vergunningen milieueffectenstudies; 18. Gemeente Essen;19. Vlaamse Overheid - Departement Omgeving (antwoord buiten termijn). 4.1.1. Bevoegde milieuoverheden 4.1.1.1. Niras In haar schrijven van 9 juni 2021, is Niras, de Nationale instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen, van oordeel na verificatie dat de cijfers van het milieueffectbeoordelingsrapport betreffende de bijkomende hoeveelheden radioactief afval en radioactieve stoffen realistisch zijn en dat er geen aanzienlijke bijkomende gevolgen voor het milieu zijn omwille van bijkomende afvalhoeveelheden die beheerd moeten worden (radioactief afval en verbruikte splijtstoffen die als radioactief afval beheerd moeten worden of die aanleiding geven tot opwerkingsafval).

Niras aanvaardt de evaluatie van het radioactief afval en radioactieve stoffen zoals aangegeven in de milieu-effectbeoordeling. Niras heeft de bijkomende hoeveelheden sinds 2015 reeds geïntegreerd in haar evaluaties en balansen die zij sindsdien heeft opgemaakt en beschouwt deze als zijnde zonder bijkomende relevante impact op het milieu.

De bevoegde overheid stelt vast dat Niras van mening is dat het project geen aanzienlijk effect heeft op het milieu. 4.1.1.2. FANC Het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) heeft als missie de bevolking, de werknemers en het leefmilieu te beschermen tegen het gevaar van ioniserende straling. Het brengt zijn advies ter kennis via een schrijven van 10 juni 2021.

Het FANC heeft geen enkel bezwaar tegen de besluiten van de impactbeoordeling betreffende de radiologische effecten.

Het FANC voegt aan de effectbeoordeling nog enkele minder belangrijke commentaren toe die geen invloed hebben op de conclusies van het rapport. Het FANC is van mening dat de verantwoording correct is, keurt de gebruikte methodologie goed en geeft aan dat die in overeenstemming is met de nationale en internationale normen.

De bevoegde overheid constateert dat het FANC van mening is dat het project geen aanzienlijk effect heeft op het milieu. 4.1.1.3. FRDO Via e-mail van 21 januari 2021 gaf de Federale Raad voor duurzame ontwikkeling aan dat hij niet wenste deel te nemen aan de raadpleging. 4.1.2. Gewestelijke overheden 4.1.2.1. Brussels Hoofdstedelijk Gewest Via schrijven van 15 juni 2021 neemt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest akte van de twee impactrapporten. Het Gewest merkt op dat de verdere exploitatie nodig is om voldoende stabiliteit te garanderen voor de elektriciteitsbevoorradingszekerheid tot in 2025 om nadien plaats te ruimen voor een milieuvriendelijke productie, dat die productie niet moet vervangen worden door een productie gebaseerd op fossiele brandstoffen. In deze context toont het rapport aan dat het in werking houden van de twee reactoren tijdens die periode de uitstoot vermijdt van grote hoeveelheden broeikasgassen en stikstofoxyde.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vermeldt dat de twee rapporten aantonen dat de verdere exploitatie een belangrijke impact heeft op het hydrografisch systeem alsook een niet te verwaarlozen impact op het aquatisch systeem en dus op de biodiversiteit. Aangezien het radioactieve risico blijft bestaan, dringt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest er derhalve op aan dat de nucleaire veiligheid voorrang krijgt op alle andere overwegingen.

Het BIM, het Brussels Instituut Milieubeheer, heeft eveneens geantwoord op de bevraging. Bij e-mail van 16 juni 2021 neemt Leefmilieu Brussel akte van de impactrapporten die aantonen dat de verdere exploitatie van de kernreactoren tot in 2025 nodig is om de elektriciteitsbevoorradingszekerheid te garanderen; dit biedt tijd om voldoende alternatieven te ontwikkelen (waarbij fossiele brandstoffen vermeden worden).

Leefmilieu Brussel geeft ook aan dat er een niet te verwaarlozen impact is op het watersysteem en dus ook op de biodiversiteit, dat er nog steeds een radioactief risico bestaat en dat de nucleaire veiligheid primeert op elke andere overweging.

Leefmilieu Brussel besluit dat het nodig is de desactivering van Doel 1 en 2 uit te stellen maar dat gelet op de ontwikkelingen inzake groene elektriciteit in de laatste en de komende jaren, een definitieve desactivering van die reactoren zich in 2025 opdringt. 4.1.2.2. Waals Gewest Via e-mail van 15 juni 2021 vindt de Service Public Wallonie Agriculture, Ressources naturelles et Environnement (SPW ARNE), dat voor er voor het Waalse grondgebied niet moet gevreesd worden voor de radiologische effecten van het project. Bij gebrek aan de nodige expertise om de radiologische effecten te meten refereert de SPW ARNE aan de milieueffectbeoordeling die besluit dat bij normale werking van de centrale niet gevreesd moet worden voor enig effect. Dat zou wel anders kunnen zijn bij een nucleair ongeval van grote omvang. De verlenging van die reactoren zal het probleem van het beheer van nucleair afval verergeren. 4.1.2.3. Vlaams Gewest De Vlaamse overheid, departement Leefmilieu, heeft via schrijven van 3 september 2021 commentaar geleverd bij de methode waarop de stikstofuitstoot geëvalueerd wordt in de milieueffectbeoordeling betreffende de werkzaamheden. De Vlaamse regering verklaart dat de milieu-impact voor de biodiversiteit refereert aan het vroegere, belangrijke kader voor bemesting/verzuring. Momenteel wordt gewerkt aan een nieuw evaluatiekader in de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).

De Vlaamse overheid verklaart dat in het vooruitzicht daarvan een tijdelijke ministeriële instructie en begeleidende richtlijn van 2 mei 2021 van toepassing zijn. Die hervorming volgt op het arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen van 25 februari 2021 (RvVb-A-2021-0697). Die commentaar was reeds gegeven in een aantal andere antwoorden en heeft betrekking op de milieueffectbeoordeling van de werkzaamheden.

Het antwoord van de milieu-experten die het milieueffectbeoordelingsrapport voor de werken hebben opgemaakt (ARCADIS) is als bijlage toegevoegd.

De bevoegde overheid stelt vast dat het Vlaams Gewest geen enkele aanzienlijke impact op het milieu identificeert in het kader van zijn bevoegdheden op het gebied van niet-nucleair leefmilieu. 4.1.3. Lokale overheden 4.1.3.1. Provincies Enkel de Provincie Antwerpen heeft op de bevraging gereageerd. De Dienst Omgevingsvergunningen van de Provincie Antwerpen heeft commentaar op het gebrek aan mitigatiemaatregelen, de methode waarmee de stikstofuitstoot wordt geëvalueerd en het gebrek aan nuleffectlijn.

Het antwoord heeft enkel betrekking op het milieueffectbeoordelingsrapport voor de werkzaamheden en niet op het milieueffectbeoordelingsrapport voor de strategische beslissing.

Betreffende de commentaar op het nieuw voorbereidend kader voor de evaluatie van de stikstofuitstoot werd een antwoord geformuleerd door de milieu-experten die het milieueffectbeoordelingsrapport voor de werkzaamheden (ARCADIS) hebben opgemaakt. 4.1.3.2. Steden en gemeenten Twaalf steden en gemeenten hebben gereageerd op de bevraging. De reacties zijn zeer uiteenlopend, sommige steden en gemeenten nemen een duidelijk standpunt in, ofwel ten gunste van, ofwel tegen het uitstellen van de desactivering van de kerncentrales Doel 1 en 2, andere nemen geen expliciet standpunt in maar refereren aan een aantal aandachtspunten en/of de manier waarop zij hun inwoners op de hoogte hebben gebracht van de publieke raadpleging. Een specificatie van die reacties bevindt zich in het consultatieverslag in bijlage. 4.2. Raadpleging van het publiek Van 15 april tot 15 juni 2021 werd een publieksraadpleging georganiseerd. De resultaten van die raadpleging zijn samengevat in het consultatieverslag in bijlage. 5. Grensoverschrijdende raadpleging Voor de grensoverschrijdende raadpleging werden de landen binnen een straal van 1 000 km bevraagd.Volgende landen hebben op die bevraging gereageerd: Duitsland, Oostenrijk, Ierland, het Groothertogdom Luxemburg, Nederland, Polen, Zweden. De raadpleging vond plaats van 2 april tot 2 juli 2021. 5.1. Duitsland Voor Duitsland werden de reacties niet federaal gecentraliseerd maar 2 deelstaten hebben afzonderlijk geantwoord op de bevraging. Dat is enerzijds Noordrijn-Westfalen en anderzijds Rijnland-Palts.

Bij schrijven van 23 juni 2021 spreekt het Ministerie van Leefmilieu, Landbouw, Natuur en Consumenten-bescherming van de Federale deelstaat Noordrijn-Westfalen zich uit tegen het uitstellen van de desactivering.

Het ministerie heeft volgende commentaar op de strategische MEB: a. de elektriciteitsbevoorradingszekerheid zal niet in het gedrang komen door de sluiting van Doel 1 en 2;b. de positieve milieueffecten in de zin van "vermeden milieueffecten" worden te veel in aanmerking genomen;c. een realistische raming van de lozingen van Doel 1 en 2 is niet mogelijk want de maatregelen van de kerncentrale van Tihange worden als basis genomen. Het ministerie heeft volgende commentaar op de MEB-werkzaamheden: a. een kerncentrale waarvan de commerciële exploitatie in 1975 is opgestart kan niet beantwoorden aan de geldende veiligheidsnormen.Die veiligheidsnormen kunnen niet behaald worden; b. effecten zoals de veroudering van de onderdelen en het brozer worden van niet-vervangbaar materieel zoals het reactorvat worden niet of slechts terloops in aanmerking genomen.Eventuele beschadigingen van de structuur van een kerncentrale kunnen over het hoofd worden gezien hetgeen leidt tot een groter risico op defecten en ongevallen.

Volgens het ministerie is kernenergie niet de juiste manier om het energieprobleem op te lossen maar zijn spaarzaam energiegebruik en de ontwikkeling van hernieuwbare energie dat wel. Atoomenergie wordt geassocieerd met oncontroleerbare milieurisico's die grensoverschrijdend zijn. Het is niet uitgesloten dat een ongeval in Doel gevolgen heeft voor mens en milieu in Duitsland.

Bij schrijven van 24 juni 2021 spreekt het Ministerie van Leefmilieu, Landbouw, Natuur en Consumenten-bescherming van de Federale deelstaat Rijnland-Palts zich eveneens uit tegen het uitstellen van de desactivering. Het ministerie staat echter positief tegenover de organisatie van een raadpleging.

De regering van Rijnland-Palts ziet in het gebruik van kernenergie geen oplossing voor de toekomstige uitdagingen inzake de energiebevoorradingszekerheid. Zij steunt daarentegen het spaarzaam gebruik van energie en de expansie van hernieuwbare energie. Het verder gebruik of zelfs de expansie van de technologie inzake kernenergie is niet te rechtvaardigen omdat er geen definitieve oplossing bestaat voor het hoogradioactief afval in de wereld en omdat de toekomstige generaties, naast het gezondheidsrisico, het hoofd zullen moeten bieden aan enorme economische risico's om dat afval te elimineren. 5.2. Oostenrijk Het federaal ministerie van Klimaatactie, Leefmilieu, Energie, Mobiliteit, Innovatie en Technologie heeft via schrijven van 29 juni 2021 een verklaring van experten laten geworden in het kader van de grensoverschrijdende raadpleging. In die verklaring werd het volgende geantwoord op de vraagstelling: a. het is niet duidelijk of en hoe de resultaten van de MEB in aanmerking zullen genomen worden in het vergunningsproces (bij voorbeeld voor de upgrade van de veiligheid) aangezien de verlenging van de levensduur reeds beslist was in 2015;b. de noodzaak om de bevoorradingszekerheid te bewaren werd genoemd als reden om de levensduur van Doel 1 en 2 te verlengen.Een analyse van 2020 heeft echter uitgewezen dat zelfs een onmiddellijke stillegging van de reactoren Doel 1 en 2 geen enkele negatieve impact zou hebben op de bevoorradingszekerheid in België; c. de ontbrekende informatie over de opslagcapaciteit die nodig is voor de gebruikte splijtstofelementen en het radioactief afval naar aanleiding van de verlenging van de levensduur zou later bezorgd worden in het kader van de MEB;d. de reactoren zijn al 45 jaar oud;dit kan leiden tot negatieve gevolgen voor de structuur, de systemen en de onderdelen (broosheid van de reactoren, beschadiging van de injectieleidingen in 2018); e. het programma voor verouderingsbeheer (opdracht IAEA SALTO 2017) vertoont onvolkomenheden.Die zijn pas gecorrigeerd in 2019; f. in 2014 heeft WENRA een herziene versie van zijn referentieniveau voor de bestaande reactoren gepubliceerd.Hierbij weze opgemerkt dat België op 1 januari 2019 52 van 342 referentieniveaus nog niet had geïmplementeerd; g. volgens het impactrapport streven de voor Doel 1 en 2 voorgestelde verbeteringen ernaar de veiligheidsgebreken te verminderen in vergelijking met de laatste PWR-kerncentrales.Het proces waarbij de aanpassingen aan de centrales bepaald werden, verliep in drie fasen: De "Lange lijst met bezorgdheden" werd verminderd tot een "Korte lijst van de belangrijkste veiligheidsproblemen", die vervolgens de basis vormde voor de beste technische oplossingen. De documenten van de MEB bevatten geen van deze lijsten, noch de respectieve selectiecriteria; h. de gegevens over de frequentie van nucleaire ongevallen (CDF) en de hoeveelheden vrijgekomen nucleaire splijtstof (LRF) zijn niet aangeleverd in het MEB-rapport;i. om de radiologische gevolgen van een buitenmaats ongeval te evalueren werd het CSBO-scenario gebruikt.Dat dit scenario zou volstaan en waarom werd niet toegelicht. Er werd geen enkele preventie-inrichting geïnstalleerd om een grootschalig ongeval te voorkomen waarbij laattijdig splijtstof vrijkomt; j. volgens het MEB-rapport is de bronterm die wordt gebruikt voor een zwaar ongeval het gevolg van een kernsmeltongeval, echter met behoud van de insluitingsintegriteit ("containment").Het is niet bewezen dat de integriteit van het omhulsel niet zou bezwijken tijdens een ongeval, met name als gevolg van een neerstortend vliegtuig; k. er bestaan verschillende ongevalsscenario's die de integriteit van het "containment" kunnen bedreigen, waardoor grote hoeveelheden radioactieve stoffen kunnen vrijkomen.NEA (2020) verklaarde dat in de PSA-2-analyses voor Doel 1 en 2 is vastgesteld dat 40 % van de ongelukken met kernsmelten leidt tot falen van het "containment". Die analyses hebben betrekking op de toestand van de centrale in 2010. De veiligheidsupgrades en de impact daarvan op de PSA-resultaten zijn onbekend; deze moeten tijdens de MEB-procedure worden geanalyseerd; l. het MEB-rapport moet een degelijke uitleg bevatten van de gebruikte bronterm.Om een beoordeling van Beyond-Design-Basis-Accidents (BDBA) mogelijk te maken, is het noodzakelijk om ernstige ongevallen met insluitingsfalen te analyseren; m. de Richtlijn 2014/87/EURATOM zou als referentie moeten gebruikt worden om de realiseerbare verbeteringen op het vlak van veiligheid te identificeren.Volgens deze richtlijn zouden ongevallen met kernsmelting met vroegtijdige of aanzienlijke lozing als gevolg, praktisch geëlimineerd moeten worden. In het MEB-rapport wordt het begrip "praktisch elimineerbaar" niet vermeld; n. er is geen globale evaluatie van de bescherming tegen natuurrampen. In dat opzicht is het risico voor overstroming van de installaties bij felle regen uiterst relevant want de laatste jaren zijn dergelijke overstromingen en tekortkomingen van de drainagesystemen meermaals vastgesteld; o. in de documenten van de MEB werd geen rekening gehouden met terroristische aanslagen en sabotage.Hoewel voorzorgsmaatregelen tegen sabotage en terrorisme om vertrouwelijkheidsredenen tijdens het MEB-proces niet in detail openbaar kunnen worden gemaakt, moeten de MEB-documenten de nodige wettelijke verplichtingen bevatten. Er zijn lacunes op het vlak van bescherming van insiders en van cybersecurity; p. het MEB-rapport bevat dosisberekeningen voor de buurlanden van België voor buitenmaatse ongevallen met intacte omhulling.Men kan echter niet veronderstellen dat een grotere bronterm niet kan bewezen worden. Bovendien kunnen ook sommige weersomstandigheden een besmetting in Oostenrijk veroorzaken. Bijgevolg kunnen de effecten voor Oostenrijk onderschat zijn. Het expertenteam geeft de aanbeveling berekeningen te maken van de grensoverschrijdende gevolgen van een ernstig ongeval met breuk in het omhullingssysteem of kaping en een ernstig ongeval met beschadiging van de splijtstof in het opslagbassin, ongeacht de frequentie waarmee dit voorkomt.

België heeft deze verklaring van de Oostenrijkse experten beantwoord.

Naar aanleiding van het antwoord van België heeft Oostenrijk een finale deskundigenverklaring gestuurd die als volgt kan worden samengevat: a. procedures en alternatieven: volgens de antwoorden aan Oostenrijk (2021) zullen de resultaten van de MEB in aanmerking worden genomen voor de herziene versie van de wet op de geleidelijke kernuitstap. Maar er is nog niet geweten hoe dat zal gebeuren.

Bovendien is het nog niet duidelijk hoe en wanneer de resultaten van de MEB zullen opgenomen worden in het periodiek veiligheidsonderzoek.

Dat moet worden uitgeklaard; b. verbruikte splijtstof en radioactief afval: de voorlopige opslagcapaciteit voor verbruikte splijtstof wordt als voldoende beschouwd voor Doel 1 en 2, inclusief de verlenging van de levensduur tot 2025.De nominale levensduur van de voorlopige berging van bestraalde splijtstof van Doel 1 en 2 zal 85 jaar bedragen. De vraag is of de conceptie van de tijdelijke berging aangepast is aan een dergelijk lange tijdsduur, of misschien nog langer indien binnen het tijdsbestek geen enkele eliminering mogelijk is; c. exploitatie op lange termijn: (1) ondanks een aanzienlijke herinrichting vertonen Doel 1 en 2 nog steeds belangrijke conceptiefouten.Het veiligheidsconcept als dusdanig is voorbijgestreefd. De eenheden Doel 1 en 2 hebben bij voorbeeld een verschillend veiligheidssysteem. (2) Het rapport WENRA RL 2014 is inmiddels geïntegreerd in het Belgische recht. Er werd echter nog niet geëvalueerd of Doel 1 en 2 voldoen aan deze eisen. Dat zal niet gebeuren voor juni 2022. (3) De veiligheidseisen voor de nieuwe installaties zouden eveneens als referentie moeten gebruikt worden voor de enige evaluatie van de bestaande veiligheid ten einde de "redelijkerwijze realiseerbare" veiligheidsverbeteringen te identificeren. Volgens de antwoorden aan Oostenrijk (2021) werd de scheiding van de gelijkstroomvoedingen niet beschouwd als "redelijkerwijze haalbaar" voor Doel 1 en 2 in het kader van het project inzake exploitatie op lange termijn (LTO). (4) Alle maatregelen van het actieplan van het LTO-project werden geïmplementeerd. Het LTO-actieplan weerspiegelt echter niet ten volle alle huidige eisen en alle technisch realiseerbare aanpassingsmaatregelen; d. ongevalsanalyse: (1) door de exploitant werd een DEC-B analyse uitgevoerd maar de veiligheidsoverheid heeft de evaluatie van die analyse niet voltooid.Bovendien werd in de antwoorden op de vragen van Oostenrijk (2021) niet toegelicht of er redelijkerwijze realiseerbare mitigatiemaatregelen werden geïdentificeerd om het hoofd te bieden aan de gevolgen van een belangrijke nucleaire schadeloosstelling. (2) De bronterm die in het MEB-rapport is gebruikt komt van een ongeval met kernsmelting maar in de veronderstelling dat de integriteit van de omhulling gevrijwaard is. In ongevalsanalyses van de MEB-procedure had men gebruik moeten maken van een mogelijke bronterm afkomstig van de berekening van de huidige PSA 2. Hoewel het risico van ernstige ongevallen met vroegtijdige en /of aanzienlijke lozing als uiterst gering wordt beschouwd, zijn de gevolgen van die ongevallen zeer ernstig. Om de gevolgen van de BDBA's in te schatten is het nodig een aantal ernstige ongevallen te analyseren, inclusief die waarbij de omhulling is aangetast. Dergelijke ernstige ongevallen kunnen voor Doel 1 en 2 niet worden uitgesloten. 5.3. Ierland Via e-mail van 30 juni 2021 heeft Ierland naar aanleiding van de grensoverschrijdende bevraging een antwoord ingediend waarin het advies van 5 overheden werd gecentraliseerd: - de Irish Aviation Authority (IAA) had geen specifieke commentaar met betrekking tot de mogelijke grensoverschrijdende effecten van het project; - de Transport Infrastructure Ireland had evenmin bijzondere commentaar; - zo ook had de Failte geen commentaar op het project; - het regionaal parlement van het Oosten en van de Midland (EMRA) formuleerde enig voorbehoud bij de levensduurverlenging van Doel 1 en 2. Twee rapporten van het ESRI (Economic and Social Research Institute) waarin de directe en indirecte effecten van een nucleair ongeval op de Ierse economie werden gekwantificeerd, tonen aan dat de rechtstreekse effecten op het toerisme, de landbouw en de voedingssector in Ierland substantieel zouden zijn.Het EMRA staat gunstig tegenover andere opportuniteiten om deel te nemen aan het huidig grensoverschrijdend consultatieproces; - het Environmental Protection Agency (EPA) maakt voorbehoud bij de levensduurverlenging van Doel 1 en 2. Hoewel men van Doel 1 en 2 geen enkele meetbare radiologische impact verwacht van de exploitatie en routinelozingen in het milieu zou een ernstig ongeval op de site gecombineerd met ongunstige weersomstandigheden kunnen leiden tot een beperkte radioactieve besmetting in Ierland. Zelfs met weinig of geen radioactieve besmetting in Ierland heeft een studie van 2016 van het Economisch en sociaal onderzoeksinstituut aangetoond dat een omvangrijk nucleair ongeval eender waar in het noordwesten van Europa een negatieve impact zou hebben op de Ierse economie; 5.4. Het Groothertogdom Luxemburg Via schrijven van 29 juni 2021 heeft het Groothertogdom Luxemburg een gegroepeerd antwoord van 4 overheden en een drukkingsgroep meegedeeld: Administration de l'environnement, Administration de la gestion de l'eau, Ministère de la Santé, Inspection du Travail et des Mines, Greenpeace Luxembourg.

Dit antwoord pleit ervoor de desactivering niet uit te stellen. a. met betrekking tot de niet-radiologische effecten zijn de resultaten van de MEB plausibel, in het bijzonder wordt geen enkel effect verwacht op het Luxemburgs grondgebied;b. de dosisramingen in de buurlanden zijn plausibel en coherent en zijn vergelijkbaar met die van andere sites en landen;c. de dienst radiobescherming betreurt dat de veiligheidsanalyses en de MEB niet zijn voorafgegaan aan de beslissing om de levensduur van de twee reactoren te verlengen. Bovendien werd volgende commentaar geleverd op de rapporten: - het rapport analyseert niet de gevolgen van een ernstig ongeval dat volgens de weersomstandigheden een impact zou kunnen hebben op de voedselproductie in Luxemburg: a. vanuit het oogpunt van de nucleaire veiligheid is het onverantwoord de levensduur van de oude reactoren Doel 1 en 2 te verlengen; - het basisconcept is verouderd. Bij de bouw van de reactoren werd nog geen rekening gehouden met de risico's op aanslagen, vliegtuigcrashes of aardbevingen. Het reactorgebouw heeft maar één betonnen casco, er is geen "core catcher" en het koelbassin voor verbruikte splijtstof is niet verontreinigd; - dure maar noodzakelijke veiligheidsmaatregelen zoals de vervanging van de reactordeksels zijn in de initiële plannen geschrapt om kosten te sparen. Er is evenmin rekening gehouden met een ernstige kernramp INES-7 waarbij de dunne wand van de reactor het zou begeven en de radioactiviteit rechtstreeks in de atmosfeer zou vrijkomen. Ook zijn er geen noodplannen om zich op dergelijke ramp voor te bereiden; - na veertig jaar onderzoek naar de diepe geologische berging bestaat er nog steeds geen concept inzake langetermijnbeheer voor het hoogradioactief afval; b. vanuit het oogpunt van de bevoorradingszekerheid is het niet nodig de centrales open te houden. De twee reactoren zouden stilgelegd moeten worden van zodra dat mogelijk is. De verlenging van de exploitatie van die kernreactoren om de bevoorradingszekerheid te garanderen is een weinig doorslaggevend argument gelet op de risico's, meer bepaald bij een ernstig ongeval.

Elk jaar verlenging vergroot de risico's en veroorzaakt radioactief afval waarvoor de berging niet duidelijk is. 5.5. Nederland De ANVS (De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming) volgt de redenering die beschreven is in de rapporten en deelt zijn zienswijze mee in een schrijven van 18 mei 2021.

De ANVS onderschrijft de conclusies volgens dewelke er in de huidige situatie, tijdens de normale exploitatie van Doel 1 en 2, geen grensoverschrijdende impact is naar Nederland toe. De impact ten gevolge van de toename van radioactief afval en verbruikte splijtstof naar aanleiding van de levensduurverlenging wordt als gering en beheersbaar beschouwd. Het risico op ongeval is uiterst gering. Het ANVS deelt de conclusie dat in de huidige situatie het risico op ongeval nog kleiner is in vergelijking met de initiële situatie zonder technologische bijsturingen. 5.6. Polen Polen heeft in een schrijven van 1 juli 2021 antwoord gegeven op de grensoverschrijdende raadpleging via zijn Algemene Directie bescherming van het leefmilieu, Afdeling milieueffectbeoordeling. De Algemene Directie heeft geen commentaar op de MEB. Evenmin is er commentaar op de inhoud van de voorgelegde documenten en de manier waarop de procedure verlopen is. Het gepubliceerde document identificeert geen mogelijke noodlozingen want het vermeldt enkel de mogelijke potentiële impact in de nabijheid van de kerncentrale. Het risico op ernstig falen is echter gering.

De Algemene Directie heeft volgende vragen: 1. heeft België plannen uitgewerkt voor de langetermijnberging van de verbruikte splijtstof en de onderdelen die in 2025 zullen ontmanteld worden? 2.heeft u noodscenario's geïdentificeerd waarbij de omhulling beschadigd zou kunnen worden ondanks de aanwezigheid van een systeem voor gefilterde ventilaties (CFVS)? Zo ja, werd de radiologische impact op de buurlanden geëvalueerd? 3. bestaan er noodscenario's waarbij rekening wordt gehouden met de wederzijdse impact van beide blokken te Doel? 4.zijn er in de loop van de 5 laatste jaren storingen geweest in de centrale van Doel? Zo ja, beschrijf het type ontregeling, het type beschermingsmaatregelen die geactiveerd werden en de milieueffecten van die gebeurtenissen, ook in de context van de effectieve dosis waaraan de bevolking in de nabijheid van de centrale werd blootgesteld.

Een antwoord op die vragen werd door België geformuleerd en naar Polen verstuurd.

Na dat antwoord heeft Polen geen verdere vragen gesteld. 5.7. Zweden Zweden heeft zijn advies ter kennis gebracht via een schrijven van 30 juni 2021. De MEB werd tussen 14 mei 2021 en 29 juni 2021 voor onderzoek voorgelegd aan 2 regeringsagentschappen en 3 niet-gouvernementele organisaties. De documenten zijn eveneens beschikbaar op de website van het Zweedse EPA (www.naturvardsverket.se/Esbo). Geen enkele overheid of organisatie heeft tijdens de raadpleging commentaar geleverd op de MEB. 6. Onderzoek van de rapporten 6.1. Rapport van het SCK CEN Het rapport werd aan de administratie meegedeeld op 2 april 2021. Het omvat 4 delen. Na een inleiding waarin de procedure en de doelstellingen worden toegelicht, heeft het SCK CEN de impact van het project geanalyseerd - met name de niet-radiologische effecten enerzijds en de radiologische effecten anderzijds - en heeft het rapport beëindigd met een samenvatting en een besluit. Verder heeft het Centrum ook een niet-technische samenvatting van dit rapport aangeleverd. 6.1.1. Niet-radiologische effecten In het deel betreffende de niet-radiologische effecten heeft het SCK CEN eerst de algemene methodologie van zijn studie toegelicht, de manier waarop elk effect zal bestudeerd worden, en heeft een selectie gemaakt van de mogelijk aanzienlijke effecten, met een overzicht van de thema's die niet aan bod zullen komen.

Het eerste bestudeerde thema is water. Voor zijn werking is de kerncentrale van Doel uiterst afhankelijk van het oppervlaktewater aangezien de tertiaire koelcircuits gevoed worden met het water van de Schelde. Dat betekent dat een groot deel van het oppervlaktewater opgepompt wordt, verwarmd wordt en gedeeltelijk verdampt; nadien wordt het op een iets hogere temperatuur opnieuw in de Schelde geloosd.

Naast het feit dat lozing in de Schelde van het koelwater binnen een bepaalde perimeter van de stroom een aanzienlijke temperatuurstijging kan veroorzaken, vindt er een residuele verontreiniging plaats die echter beperkt is wegens de slechte ecologische toestand van de Schelde. Het stadswater dat gebruikt wordt voor de behandeling van de sanitaire installaties wordt na een fysisch-chemische behandeling in de Schelde geloosd. Het afvloeiend regenwater en het gebruikt sanitair water wordt met 5 biorotors behandeld en eveneens in de Schelde geloosd. Die twee soorten water vloeien echter naar een gemengd rioleringsnetwerk dat kan overlopen waardoor het water zonder zuivering in Schelde terechtkomt. De impact van het project op het duurzaam beheer van de waterketen is dus negatief.

De aanbevelingen om de strategische doelstellingen te behalen kunnen als volgt worden samengevat: - verhinderen dat het grondwater en het koelwater gedraineerd wordt in het gemengd rioleringsnet-werk en het regenwater afscheiden (bij voorbeeld in het kader van nieuwe projecten of onderhoudswerkzaamheden); dit leidt tot verdunning van het gebruikt water en frequent overlopend water; - de behandeling van het gebruikt water optimaliseren (nitrieten, AOX), op een meer coherente manier een aantal parameters meten om te kunnen nagaan of de lozingsnormen gerespecteerd worden; - het regenwater scheiden van het gebruikt sanitair water en het regenwater hergebruiken als sanitair water, zoveel mogelijk het gebruik van stadswater vermijden; - verzachten (infiltratie), groene daken of watervlakken (buffer) op de site installeren om het hitte-eilandeffect te verminderen en het water meer lokaal opvangen en opslaan; - zorgen voor een nauwkeurige en geanticipeerde bijsturing van de koelcapaciteit op basis van de monitoring van de temperatuur van de Zeeschelde.

Het tweede bestudeerde thema is biodiversiteit. De site van het project bevindt zich in de nabijheid van verscheidene Natura 2000 sites en de subzones van het Vlaams ecologisch netwerk. Relevante elementen voor de massa van de Zeeschelde IV zijn macrofyten (planten), macro-invertebraten (ongewervelden) en vissen. Voor de geloosde AOX is het onmogelijk te weten of zij lokaal een belangrijke impact hebben maar een rechtstreekse toxische invloed door de toename van nitrietconcentratie kan in elk geval worden uitgesloten. In verband met de temperatuurstijging van het water heeft de studie van het Instituut Natuur- en Bosonderzoek (INBO) in 2012/2013 uitgewezen dat er geen verschil is voor wat de aanwezigheid van exotische soorten betreft en dat er binnen de overlangse dijk een toegenomen aanwezigheid is van inheemse soorten die van warmte houden. Een aantal volgelsoorten van het Vogelrichtlijngebied vinden overigens hun voedsel in de modderpoelen van de Schelde. De studie toont aan dat er weinig invloed is op de gemeenschappen die in het slijk leven. Voor de vissen geven de resultaten van de monitoring van het INBO aan dat er meer vissen zwemmen binnen de overlangse dijk dan erbuiten. We kunnen dus besluiten dat elke impact van de lozing van koelwater op de mariene populatie en op de beschikbaarheid van voedsel voor de vogels beperkt is. De geluidshinder voor de vogels is eveneens beperkt aangezien twee van de vier reactoren op de site verder geëxploiteerd zullen worden enerzijds en het geluid continu en voorspelbaar is anderzijds.

Het derde bestudeerde thema is lucht. De exploitatie van Doel 1 en 2 veroorzaakt uiterst beperkte uitstoot ten gevolge van verbranding. Die uitstoot is verwaarloosbaar in vergelijking met de totale emissie en de emissielimiet. De uitstoot is dermate beperkt omdat hij weinig of geen invloed heeft in vergelijking met de impact op de luchtkwaliteit en de verzurende en eutrofiëringsafzettingen. De impact van het verkeer van en naar de site kan eveneens als verwaarloosbaar worden beschouwd. Het verder in dienst houden van de installatie van Doel 1 en 2 biedt daarentegen de mogelijkheid om emissies te vermijden die afkomstig zouden zijn van de niet-nucleaire productie van elektriciteit. Het is niet gemakkelijk een duidelijk beeld te krijgen van de vermeden uitstoot want die hangt af van het invoerniveau en van de overwogen productiemethoden.

Het vierde bestudeerde thema is klimaat. De uitstoot van broeikasgas die aan Doel 1 en 2 tijdens de periode 2015-2025 toegeschreven kan worden, bedraagt zo'n 5 500 ton (gecumuleerd). Als we de uitstoot uitdrukken in vergelijking met de geproduceerde elektriciteit, krijgen we een waarde die voor de beschouwde jaren varieert tussen 0,070 en 0,146 gram CO2 per kWh, hetgeen zeer weinig is. De uitstoot van broeikasgas die vermeden wordt door Doel 1 en 2 langer open te houden is van een andere grootteorde. Voor de hele periode kan met het uitstellen van de desactivering van Doel 1 en 2 een uitstoot vermeden worden van ongeveer 22 000 kton CO2eq. Dit vertegenwoordigt een besparing van ongeveer 2,5 % van de totale uitstoot van broeikasgas in Vlaanderen voor het jaar 2018 (77 700 kton), ofwel 17 % van de uitstoot van de subsector "elektriciteit en warmte" voor Vlaanderen in hetzelfde jaar. Bij vergelijking met de geloosde uitstoot door de exploitatie van Doel 1 en 2 over dezelfde periode (5 500 ton) stellen we vast dat de uitstoot van Doel 1 en 2 over de periode van het uitstellen van de desactivering slechts 0,025 % vertegenwoordigt van de vermeden emissie over dezelfde periode. De uitstoot die kan toegeschreven worden aan het langer openhouden van de centrales is dus verwaarloosbaar vergeleken met de vermeden uitstoot. In het temporele perspectief van het uitstellen van de desactivering is de site van Doel op zich niet kwetsbaar voor de gevolgen van de klimaatverandering en die situatie staat los van het al dan niet uitstellen van de desactivering van de sites Doel 1 en 2.

Het vijfde bestudeerde thema is mens en gezondheid. Het uitstellen van de desactivering van Doel 1 en 2 zal geen effecten op de gezondheid met zich mee die te wijten zijn aan factoren van chemische of fysische stress. De uitstoot van stikstofoxide van de centrale is uiterst beperkt en in elk geval geringer dan de uitstoot die zich zou voordoen in de referentiesituatie en wordt dus vermeden door de desactivering van Doel 1 en 2 uit te stellen. Op dat vlak is er dus een positief effect. Het project heeft ook geen relevante impact op het geluids-klimaat in de nabijheid van de centrale.

Wat de factoren van biologische stress betreft, is legionella mogelijkerwijs relevant. De bacterie zou immers in het systeem voor waterkoeling aanwezig kunnen zijn en zou zich in de omgeving kunnen verspreiden door verstuiving en kunnen worden ingeademd. Voor zover het beheerplan zou worden toegepast is het risico op besmetting met legionella vanuit de koeltorens echter verwaarloosbaar.

Ook psychosomatische en psychosociale factoren die samenhangen met de exploitatie van de centrale van Doel enerzijds en met de nucleaire sector in zijn geheel anderzijds kunnen beschouwd worden als stressfacto-ren die tot klachten kunnen leiden. Het is echter onmogelijk te achterhalen of het gebruik van kernenergie of het bestaan van kerncentrales aanleiding geeft tot specifieke psychosomatische of psychosociale klachten. De studie is van oordeel dat die klachten hoofdzakelijk gepaard zouden gaan met de nucleaire elektriciteitsproductie in het algemeen, veeleer dan met het al dan niet functioneren van de specifieke reactoreenheden Doel 1 en 2. Ook grootschalige stroomonderbrekingen kunnen een impact hebben op de gezondheid. Aangezien het uitstellen van de desactivering van Doel 1 en 2 tot doel heeft de bevoorradingszekerheid te garanderen en dus grootschalige stroomonderbrekingen te vermijden, kunnen we veronderstellen dat het project een positieve impact heeft op dat vlak. 6.1.2. Radiologische effecten In het deel dat gewijd is aan de radiologische effecten heeft het SCK CEN de effecten bestudeerd van de normale werking van Doel 1 en 2 op de menselijke gezondheid en de biodiversiteit, ongevalssituaties en de afvalproductie.

Wat betreft de impact op de menselijke gezondheid in het kader van de normale werking van Doel 1 en 2 tonen de berekeningen die gebaseerd zijn op de monitoring van de lozingen aan dat de maximale impact voor de kritieke persoon in de huidige situatie 0,02 mSv/jaar bedraagt. Die effectieve dosis met voorzichtigheid berekend voor de meest blootgestelde persoon is 50 keer lager dan de dosislimiet voor het publiek die 1 mSv/jaar bedraagt. Het milieutoezicht toont eveneens aan dat de centrale van Doel geen meetbare radiologische impact heeft op zijn omgeving. De blootstelling in de regio Doel wordt volledig gedomineerd door de blootstelling aan de natuurlijke radioactiviteit, net zoals in andere regio's van het land.

De exploitatie van de kerncentrales gedurende hun gehele levensduur zorgt ervoor dat sommige radionucleïden met voldoende lange halveringstijd zich in de bodem kunnen opstapelen. In theorie zal de accumulatie, indien de desactivering wordt uitgesteld, nog tien jaar kunnen voortduren alvorens de concentraties in de bodem beginnen te dalen ten gevolge van het radioactief verval. Uit een analyse uitgevoerd in het kader van de MEB (voor Cs-137) blijkt echter dat de ophoping in de bodem en dus zeker het verschil tussen desactivering of uitstel van desactivering in 2025 niet waarneembaar is. Voor kortlevende nucleïden zal er over een langere periode geen ophoping zijn want een evenwicht tussen afzetting en verval wordt zeer snel bereikt. Ook voor langlevende koolstof 14 zal er geen grote ophoping zijn want men is het erover eens dat er een evenwicht bestaat tussen de concentraties in de lucht en in de bodem.

De radiologische impact op de menselijke gezondheid ten gevolge van ongevallen is uiterst beperkt. Die analyse is gebaseerd op de studie van de twee ongevalscenario's met basisconcept en een ongevalscenario met uitgebreid concept. In elk van deze situaties blijft de impact op de grens van het domein van de centrale van Doel onder de limieten van wat toegelaten is. De impact van ongevallen is gebaseerd op een statistische analyse en ongevallen met een grotere impact zijn dus nooit uitgesloten.

Betreffende de impact op de biodiversiteit in het kader van de normale werking refereert de MEB aan de studies van het Studiecentrum voor kernenergie voor rekening van Electrabel nv over de periode 2010-2011, die tot doel hadden de radiologische impact te evalueren van atmosferische en vloeibare routine-emissies op het milieu. Voor de berekeningen werd gebruik gemaakt van de ERICA-tool (Environmental Risk from Ionising Contaminants Assessment and Management tool), het referentie-instrument voor biota. De door ERICA voorgestelde indicatieve waarde bedraagt 10 µGy/u, waarde waarvoor het gebrek aan aanzienlijke blootstelling zeer groot is. Bij dergelijke dosisdebieten veronderstelt men dat de ecosystemen beschermd zijn. Uit de berekeningen blijkt dat de screeningwaarde van 10 µGy/u nooit overschreden is. Het is dus weinig waarschijnlijk dat de routine-emissies van Doel 1 en 2 een impact zouden hebben op de biodiversiteit van de zones in de nabijheid van de Habitatrichtlijn of andere (beschermde) natuurgebieden en ecosystemen. Aangezien de emissies in de loop van de twee laatste decennia vrij stabiel zijn gebleven, kan men veronderstellen dat deze tendens zich zal voortzetten indien de exploitatie van de systemen Doel 1 en 2 verlengd wordt van 2015 tot 2025 en dat bijgevolg het toekomstige risico voor impact op fauna en flora van routine-emissies onbestaand is.

Met betrekking tot de impact op de biodiversiteit in de ongevalscenario's werd, ondanks zeer voorzichtige hypothesen, in de bestudeerde scenario's nooit een dosisdebiet van meer dan 45 µGy/u berekend. Dat dosis-debiet situeert zich binnen het bereik van 10-100 µGy/u waar de probabiliteit dat het ecosysteem beschermd is als zeer groot wordt beschouwd. Na vier dagen blootstelling voor de meeste organismen en na 30 dagen voor alle organismen is het dosisdebiet gedaald tot < 10 µGy/u. Aangezien de radioactieve routine-emissie en de overwogen ongevalscenario's geen enkel effect hebben op de fauna en flora, kan men besluiten dat het uitstellen van de desactivering van Doel 1 en 2 geen enkele negatieve impact zal hebben op de biodiversiteit ten gevolge van de radioactieve uitstoot.

Met betrekking tot het radioactief afval verwacht men een bijkomende gecumuleerde productie van 400 m3 laag- en middelactief afval dat geborgen moet worden in de referentieperiode 2015-2025. Het betreft hoofdzakelijk afval van categorie A met slechts een beperkte hoeveelheid afval van categorie B. In de veronderstelling dat de hoeveelheid afval van categorie B verwaarloosbaar is, komt het bijkomend volume afval overeen met ongeveer 250 monolieten of een kwart module in de bergingsinstallatie voor afval van categorie A. De (volumebepalende) bergingscapaciteit bedraagt 34 modules. Aangezien het gaat over de verlenging van een bestaande activiteit die aanleiding geeft tot afvalsoorten met gekende kenmerken verwacht men zich niet aan een andere impact voor het afvalbeheer op korte of op lange termijn.

Net zoals voor het radioactief afval werd een raming gemaakt van het gecumuleerde aantal splijtstofelementen die verbruikt zullen worden tijdens de referentieperiode 2015-2025. Op basis van een gemiddelde ontlading van 55 splijtstofelementen per jaar voor Doel 1 en 2 wordt het gecumuleerd bijkomend verbruik ten gevolge van het uitstellen van de desactivering geraamd op 550 splijtstofelementen. Gewogen in vergelijking met het volledige Belgische reactorpark stemt dat overeen met een bijkomend verbruik van 5,8 % in aantal splijtstofassemblages.

Rekening houdend met deze vrij beperkte hoeveelheid en in de veronderstelling dat die elementen vergelijkbaar zijn met die van de bestaande splijtstofelementen, verwacht men zich niet aan een impact op het toekomstig beheer ervan.

Bij de ontmanteling worden radioactieve componenten uit de centrales gehaald en worden er dus grote hoeveelheden radioactief afval geproduceerd. Een deel van dat afval is afkomstig van neutronenactivering van grote (structuur-) componenten. Aangezien de afvalclassificatie (categorie A of B) afhangt van de totale hoeveelheid nucleïden die belangrijk zijn voor de veiligheid, verwacht men dat een langere blootstelling aan neutronen eventueel kan leiden tot een verandering van afvalcategorie (bij voorbeeld van categorie A naar categorie B). 6.2. Rapport van Arcadis NV Dat rapport werd aan de administratie meegedeeld op 31 maart 2021. Het omvat 4 delen. Na een algemeen deel waarin de context, de centrale, de scenario's en het project worden toegelicht, analyseert het rapport de niet-radiologische aspecten van het project en staat vervolgens stil bij de radiologische aspecten en sluit af met een conclusie. Bovendien is een niet-technische samenvatting aan dat rapport toegevoegd. 6.2.1. Niet-radiologische aspecten Het eerste bestudeerde thema is bodem. De werkzaamheden die hebben plaatsgevonden in het kader van de aanpassingen met het oog op de LTO en van de exploitatiefase van de kerncentrale van Doel in de toekomstige situatie (inclusief de definitieve stillegging) hebben een te verwaarlozen impact op de bodem. In het verleden werd de site immers opgehoogd met Scheldezand waardoor de bovenste 5 à 6 m een hoofdzakelijk zanderige textuur hebben, zonder profielvorming. Het effect op de bodemstructuur en de profielvorming wordt dus als te verwaarlozen beschouwd. Incidenten die een impact hebben op de bodemhygiëne zijn in toekomst echter nooit uit te sluiten.

Desalniettemin beschikt de kerncentrale van Doel momenteel over technische en organisatorische maatregelen die tot doel hebben elke eventuele vervuiling zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Geen enkele mitigatiemaatregel of bijkomende aanbeveling wordt noodzakelijk geacht.

Het tweede bestudeerde thema is water. Zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts van de kerncentrale van Doel moet de Schelde voldoen aan de richtwaarden die de goede ecologische en goede chemische toestand bepalen "Oppervlaktewateren van het type brak, macrotidaal laaglandestuarium" (O1b) die vermeld zijn in bijlage 2.3.1. van VLAREM II. De doelstellingen met betrekking tot chloriden, sulfaten en het geleidingsvermogen zijn niet van toepassing wegens de brakke eigenschap van het water in de Scheldemonding.

Op basis van de gegevens van het meetnetwerk van de VMM kunnen we besluiten dat de Schelde, zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts van het lozingspunt van de kerncentrale van Doel, niet aan alle kwaliteitsdoelstellingen voldoet. De meest kritieke parameters zijn de temperatuur (enkele graden boven 25 ° C tijdens de zomer), de opgeloste zuurstof (P10-waarde van 6 mg O2/l niet altijd gerespecteerd), het chemisch verbruik van zuurstof (CCO), nitraat + nitriet + ammonium, borium, arsenicum, beryllium, cadmium en opgelost uranium. De aangrenzende Doorloop bij de kerncentrale van Doel voldoet evenmin aan alle kwaliteitsdoelstellingen. De meest kritieke parameters zijn totaal fosfor en opgelost uranium.

De LTO-situatie heeft geen bijkomende impact in vergelijking met de uitgangssituatie. De kenmerken van de waterbevoorrading, insijpeling en overvloeiing alsook de emissie in het waterwegennet zijn niet significant verschillend in de LTO-situatie ten aanzien van de uitgangssituatie. De belangrijkste impact van de kerncentrale van Doel op het waterwegennet in vergelijking met de situatie zonder exploitatie van de kerncentrale van Doel is de lozing van het gebruikte water en het koelwater in de Schelde. Enerzijds wordt de impact van de lozing van het afvalwater als te verwaarlozen beschouwd omdat de gemiddelde concentratietoename in de Schelde door de activiteiten van de kerncentrale van Doel in vergelijking met de milieukwaliteitsnorm minder dan 0,1 % bedraagt. Anderzijds wordt er een negatief effect verwacht wegens het frequent overlopen van de verzamelputten voor sanitair afvalwater van de kerncentrale van Doel in de Schelde. De lozing van koelwater heeft een negatief tot zeer negatief effect wegens de temperatuurstijging.

Geen enkele mitigatiemaatregel wordt voorgesteld voor de discipline Water. Niettemin zijn de volgende aanbevelingen geformuleerd: - voor de controle van actieve chloor in het koelwater in functie van de NaOCl-schokdosering wordt aanbevolen een controle van de actieve chloor uit te voeren aan de hand van een online meetsensor met een detectielimiet van ongeveer 10 -g/L (in plaats van 100 -g/L in de bestaande situatie) om de controle van de NaOCl -dosering te verfijnen en zo te komen tot een daling van het NaOCl -verbruik, van het niveau van actieve chloor in het geloosde koelwater en van de vorming van AOX; - wegens de grote geasfalteerde oppervlakte van de kerncentrale van Doel, de frequentie en het volume van overvloeiing in de verzamelbekkens voor het sanitair afvalwater van de site richting Schelde in de uitgangssituatie (die als referentieperiode 2012-2014 neemt) en in de exploitatiefase 2015-2018, het feit dat de milieukwaliteitsnormen voor N, P en CCO voor de Schelde niet behaald worden in de uitgangssituatie en in de exploitatiefase 2015-2018 en de verwachte perioden van intense neerslag in de winter en felle onweders en watertekort in de zomer ten gevolge van de klimaatverandering, wordt in verband met de discipline Water de aanbeveling gegeven om de haalbaarheid van de volgende maatregelen op het niveau van het concept te bestuderen en dit volgens de beste beschikbare technieken: ? maatregel bij de bron: voor de nieuwe projecten een studie verrichten naar de afscheiding van regenwater en sanitair afvalwater en naar de mogelijkheden van hergebruik van het regenwater, het insijpelwater en het bufferwater overeenkomstig de beste beschikbare technieken. Er moet rekening worden gehouden met de slechte weersomstandigheden die extremer worden ten gevolge van de klimaatverandering. Het scenario met forse impact biedt een goed referentiekader om de kerncentrale van Doel resistenter te maken tegen het klimaat; ? maatregel aan het einde van de keten: studie van de installatie van een bijkomend verzamel-volume voor het sanitair afvalwater volgens de beste beschikbare technieken met als doel de overvloeiing te beperken.

Het derde bestudeerde thema is geluidshinder. Algemeen kan bevestigd worden dat er geen enkele kenmerkende geluidshinder wordt verwacht voor de verschillende exploitatiefasen vergeleken met de uitgangssituatie 2013-2014. De verschillen in de beoordelingspunten zijn beperkt tot 0,5 dB(A) voor alle exploitatiefasen vergeleken met de situatie 2013-2014. Dat betekent dat de impact en de evaluatie van de geluidshinder die gemeten is voor de situatie 2013-2014 behouden blijven voor de komende jaren. Het specifieke, aanhoudende geluid afkomstig van de bronnen van de kerncentrale van Doel in de meetpunten west, zuid en noord (= richting waarin er een bepaalde residuele aanwezigheid blijft bestaan) wordt beschouwd als "matig negatief".

Bovendien wordt in die meetpunten (op 200 m van de grens van het perceel) de toepasbare indicatieve waarde gerespecteerd voor het specifieke geluid tijdens de dag, de avond en de nacht. In het oosten wordt een "negatief" effect behaald voor het meetpunt gelegen in het natuurreservaat langs de Schelde; dit effect wordt hoofdzakelijk bepaald door de geluidsimpact van de koeltorens. Een saneringsstudie naar de geluidsimpact van de koeltorens werd in 2010 reeds uitgevoerd.

In een studie verricht door Technum (Saneringsstudie koeltorens; 090-390-0225 14/06/2012) werd de waterlozing geïdentificeerd als de oorzaak van de geluidshinder. Bovendien zijn er mogelijke maatregelen voorgesteld om de geluidstransmissie in het milieu te beperken: ? maatregelen betreffende de bron: - vermindering van de valhoogte; - drijvende geluidsabsorberende tapijten; ? maatregel ter beperking van de transmissie: - geluidabsorberende toestellen rondom de koel- torens; - geluidswerende schermen langsheen de koeltorens.

De grensoverschrijdende impact op de Nederlandse woningen zou beperkt moeten worden tot maximaal 30 dB(A) voor de specifieke geluidshinder ten gevolge van het aanhoudende geluid van de bronnen van de kerncentrale van Doel. Men kan dus veronderstellen dat de kerncentrale van Doel geen enkele stijging met zich zal meebrengen van het omgevingsgeluid voor de betrokken woningen in Nederland.

Het vierde bestudeerde thema is lucht. De impact van Doel 1 en Doel 2 op de luchtkwaliteit moet in de LTO-optie als te verwaarlozen worden beschouwd zowel in de exploitatiefase als tijdens de definitieve stillegging. In termen van rechtstreekse CO2-uitstoot wordt er geen significant verschil verwacht tussen de nuloptie en de LTO-optie. In de nuloptie wordt echter verondersteld dat er meer elektriciteit zal worden ingevoerd dan in het LTO-scenario. Bijgevolg zal de rechtstreekse CO2-uitstoot groter zijn in de nuloptie dan in het LTO-scenario (basisoptie). In dat opzicht is het LTO-scenario positiever voor het milieu dan de nuloptie (onder overigens gelijke omstandigheden). Deze hypothesen gaan echter gepaard met een aanzienlijke onzekerheid. Wegens het gebrek aan aanzienlijke impact wordt er geen enkele mitigatiemaatregel of aanbeveling voorgesteld.

Het vijfde bestudeerde thema is biodiversiteit. De impact van eutrofiëring en verzuring, rustverstoring, waterwinning, lozing van koelwater en chemische producten is niet significant verschillend in het LTO-scenario vergeleken met de uitgangssituatie. Het LTO-scenario heeft geen bijkomende impact vergeleken met de exploitatiefase van de uitgangssituatie.

De stikstofafzetting afkomstig van de kerncentrale van Doel in het kader van dit project zou geen significante negatieve impact hebben vergeleken met de situatie zonder exploitatie van de kerncentrale van Doel met betrekking tot de eutrofiëring van de nabijgelegen Europese habitatsoorten in het gebied dat valt onder de Habitatrichtlijn "Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent" en de slikken en de vegetatie van de schorren in het VEN-gebied (die gedeeltelijk overlapt) "Slikken en schorren langsheen de Schelde". De verzurende afzetting van de kerncentrale van Doel die in dit project geëvalueerd wordt, heeft geen aanzienlijke negatieve impact op de ecosystemen van de betrokken zone in vergelijking met de situatie zonder exploitatie van de kerncentrale van Doel. Bijgevolg zouden de verzurende activiteiten van de kerncentrale van Doel geen belangrijke negatieve impact mogen hebben op de nabijgelegen Europese habitatsoorten in het gebied dat valt onder de Habitatrichtlijn "Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent" en op de slikken en de vegetatie van de schorren in het VEN-gebied (die gedeeltelijk overlapt) "Slikken en schorren langsheen de Schelde".

Ten oosten van de kerncentrale van Doel strekt de geluidsomtrek van 55 dB zich uit tot het Vogelgebied "Schorren en polders van de Beneden-Schelde", dat eveneens geïnventariseerd is als VEN-gebied "Slikken en schorren langsheen de Schelde" en als Ramsargebied. De verstoring die door de exploitatie van de kerncentrale van Doel veroorzaakt wordt langsheen rietvelden en slikken op de Scheldeoevers nabij de kerncentrale van Doel wordt als negatief beoordeeld vergeleken met de situatie zonder exploitatie van de kerncentrale van Doel. Ten noorden van de kerncentrale van Doel strekt de hinderomtrek van 50 dB en van 45 dB zich niet uit tot aan het natuurreservaat "Schor Ouden Doel" (te verwaarlozen impact). Ten westen en ten zuiden van de kerncentrale van Doel blijft de geluidshinder van 50 dB ruimschoots beperkt tot de site van de kerncentrale van Doel zelf en overlapt slechts in geringe mate met het Vogelgebied "Schorren en polders van de Beneden-Schelde". De verstoring veroorzaakt door de exploitatie van de kerncentrale van Doel in de poldergebieden ten westen en ten zuiden van de kerncentrale van Doel wordt geëvalueerd als een beperkt negatief effect vergeleken met de situatie zonder exploitatie van de kerncentrale van Doel.

Wat betreft de koelwateropvang van Doel 1 en 2 gebeurt de mechanische zuivering buiten de dijken ter hoogte van de waterwinning zelf, door middel van roosters die rechtstreeks op de ingang zijn geïnstalleerd.

Op die manier kunnen vissen en schaaldieren niet binnendringen in het koelwatercircuit. Er wordt dus geen mortaliteit bij vissen of schaaldieren vastgesteld bij dat waterwinningspunt. Voor de koelwaterwinning voor Doel 3 en 4 werd op de waterwinning een visbeschermingssysteem geïnstalleerd met een filter die aan de vissen aangepast is en met een draineerkanaal. Geluidsgolven zorgen ervoor dat de vissen uit de buurt van de waterwinning blijven. Dankzij die maatregelen is er geen enkel significant negatief effect te voorzien in termen van mortaliteit bij vissen en schaaldieren op de plaats waar water wordt gewonnen.

De impact van de koelwaterlozing van de kerncentrale van Doel op de aquatische gemeenschappen van de Benedenschelde wordt niet beschouwd als significant negatief vergeleken met de situatie zonder exploitatie van de kerncentrale van Doel.

Tijdens de exploitatie van de kerncentrale van Doel worden de volgende effluenten geproduceerd: sanitair afvalwater, industrieel afvalwater en koelwater. De lozing van nutritieve elementen kan eutrofiëring in de Schelde veroorzaken. De lozing van gevaarlijke stoffen in de Schelde kan ecotoxicologische gevolgen hebben.

Met betrekking tot de parameters van de nutritieve elementen nitraat + nitriet + ammonium en orthofosfaat voorziet de discipline Water een te verwaarlozen gemiddelde jaarlijkse bijdrage. Men verwacht dus niet dat de lozing van de kerncentrale van Doel in de Schelde op de eutrofiëring een significante impact zou hebben op gemiddelde jaarbasis. De discipline Water stelde vast dat de verzamelputten voor het sanitair afvalwater regelmatig overlopen. Hoewel deze belasting eerder beperkt is, kan de overvloeiing leiden tot een concentratiepiek van nutritieve elementen in de Schelde ter hoogte van de kerncentrale van Doel in het gebied binnen de ophoging waar het sanitair afvalwater, het industrieel afvalwater en het koelwater van de kerncentrale van Doel wordt geloosd.

Aan het koelwater wordt natriumhypochloriet toegevoegd om biologische vervuiling te voorkomen. Het NaOCl reageert en vormt chloride. Het niveau van actieve chloride in het koelwater dat door de kerncentrale van Doel wordt geloosd, bedraagt minder dan 100 -g/l. Men kan besluiten dat bij de lozing van actief chloride er lokaal rondom het lozingspunt acute toxicologische gevolgen kunnen zijn voor de aquatische organismen en dit gedurende een korte periode (beperkte negatieve impact).

Het zesde bestudeerde thema is landschap, architectonisch erfgoed en archeologie. De impact van de werkzaamheden die hebben plaatsgevonden in het kader van de aanpassingen met het oog op de LTO kan geëvalueerd worden als te verwaarlozen voor de discipline Landschap, architectonisch erfgoed en archeologie. Van het LTO-scenario wordt geen enkele bijkomende impact verwacht vergeleken met de uitgangssituatie.

Het zevende bestudeerde thema is Mens (gezondheid). De verlenging van de levensduur van Doel 1 en 2, inclusief de bouw en de exploitatie van de centrales, alsook de activiteiten tijdens de definitieve stillegging, zal geen relevante impact op de gezondheid hebben vergeleken met de nuloptie. Wegens het gebrek aan aanzienlijke impact wordt er geen enkele mitigatiemaatregel of aanbeveling voorgesteld.

Het achtste bestudeerde thema is Mens (mobiliteit). Tijdens de spitsuren is er op de toegangsweg naar de kerncentrale van Doel druk verkeer ten gevolge van het vervoer van de kerncentrale van Doel; buiten de spits is dat verkeer te verwaarlozen. De impact van de werkzaamheden die hebben plaatsgevonden in het kader van de aanpassingen met het oog op de LTO kan geëvalueerd worden als hooguit beperkt negatief voor de discipline Mobiliteit. In vergelijking met de uitgangssituatie stelt men een lichte toename vast van het aantal transporten die te wijten zijn aan het verkeer voor de site. In de LTO-situatie wordt eveneens een lichte toename van het aantal transporten voorzien wegens het bijkomend aantal werknemers. Het effect wordt geëvalueerd als beperkt negatief. Tijdens de DSL (definitieve stillegging) zal er geleidelijk aan minder personeel zijn en zal er een beperkte toename zijn van het vervoer van materieel. Het effect daarvan op de verkeersstroom wordt als te verwaarlozen geëvalueerd. In de nuloptie zou er een verwachte personeelsvermindering voorzien worden in vergelijking met 2015; die zou een te verwaarlozen impact hebben op het verkeer. In de LTO-situatie zal die vermijding er slechts komen na 2025.

Op basis van de impactbeoordeling wordt geen enkele maatregel noodzakelijk beschouwd. Niettemin worden er aanbevelingen voorgesteld: 1. verder investeren in duurzaam vervoer zoals de fiets.Dit concept kan worden uitgewerkt door voldoende, comfortabele (overdekte) fietsenstallingen te voorzien. Initiatieven zoals bedrijfsfietsen, fietsvergoedingen, douches en fietsdeelsystemen kunnen eveneens bijdragen tot duurzamer woon-werkverkeer; 2. carpooling bevoordelen.Dit heeft een positieve impact op de verkeersdensiteit en de parkeerbehoeften. Door carpooling binnen het bedrijf te stimuleren (met bij voorbeeld speciaal voor carpooling bestemde parkeerplaatsen, een carpoolingvergoeding, een autodeelsysteem) zowel voor het vast als voor het contractueel personeel, kan de kerncentrale het verkeer dat zij veroorzaakt beperken en duurzamer maken.

Het negende bestudeerde thema is afval. De werkzaamheden die hebben plaatsgevonden in het kader van de LTO gaan gepaard met de productie van een hoeveelheid afval. De DSL zal ook tot bijkomende afvalstromen leiden. Bovendien wordt er ook afval geproduceerd tijdens de normale werking van de kerncentrale. Niettemin stelt de kerncentrale van Doel alles in het werk om de impact van niet-radioactief afval op het milieu te beperken. Bij een DSL in 2015 (= nuloptie) zou de totale hoeveelheid door de kerncentrale van Doel geproduceerd afval echter geringer zijn geweest dan de hoeveelheid die geproduceerd wordt door een verlenging van de levensduur van Doel 1 en 2 tot in 2025. Wat de afvalstromen betreft, beschikt de kerncentrale van Doel over een milieumanagementsysteem overeenkomstig de internationale norm ISO14001 en de Europese EMAS-verordening. Bovendien wordt de reglementering van VLAREMA en VLAREBO gerespecteerd. Bijkomende mitigatiemaatregelen of aanbevelingen worden niet noodzakelijk geacht. 6.2.2. Radiologische aspecten Normale exploitatie Directe straling De implementering van verscheidene LTO-maatregelen (2015-2018) zal leiden tot lichte toename van de dosis vergeleken met de situatie van voor het project (2012-2014) maar dit zal geen enkele impact hebben op het milieu. Vervolgens is er tijdens de periode van permanente exploitatie (2019-2025) een lichte stijging van de maximaal verwachte dosis op de grens van de site in vergelijking met de uitgangssituatie.

Niettemin kan men besluiten dat dit project geen significante impact op het milieu zal hebben voor wat de directe straling betreft.

In het kader van de nuloptie daalt de directe straling die te wijten is aan Doel 1 en Doel 2 tien jaar eerder naar nul, in vergelijking met de implementering van het project. Het dosisverschil op de grenzen van de site tussen het project en de nuloptie is gering.

De exploitatie van de kerncentrale van Doel, zoals het LTO-project, heeft geen significante meetbare impact op het Nederlandse grondgebied zodat andere grensoverschrijdende effecten afkomstig van de directe straling eveneens kunnen worden uitgesloten.

Blootstelling van medewerkers aan de straling In principe zal geen enkele medewerker die beroepsmatig wordt blootgesteld de jaarlijkse, wettelijke limiet overschrijden.

Electrabel heeft haar interne limiet met de helft verlaagd in vergelijking met de wettelijke limiet. Wegens de radiologische afscherming van alle eenheden, WAB en SCG, is er geen significant verschil tussen het project en de nuloptie met betrekking tot de jaarlijkse dosis waaraan niet-professionele werknemers worden blootgesteld (1 mSv per jaar [ARBIS, artikel 20.1.4]). Hieruit kan men dus besluiten dat dit project en de nuloptie geen significante impact hebben op het personeel voor wat de opgelopen dosis betreft.

Radioactieve gasemissies Het project zal geen meetbare impact hebben op het milieu aangezien de jaarlijkse afgestoten activiteit dezelfde zal blijven als de jaarlijkse afgestoten activiteit voor het LTO-project. De effectieve opvolgingsdosis die de bevolking kan krijgen ten gevolge van gasemissies is wel degelijk lager dan de dosislimiet en zal geen significante impact hebben op de bevolking.

In het kader van de nuloptie zal de definitieve stillegging van Doel 1 en Doel 2 minder gasemissies veroorzaken maar het verschil tussen de uitgangssituatie en het project is te verwaarlozen.

Het project heeft geen meetbare significante impact op het Nederlandse grondgebied, waardoor andere grensoverschrijdende effecten ten gevolge van atmosferische emissies uitgesloten kunnen worden.

Lozing radioactieve vloeistoffen De verlenging van de levensduur van Doel 1 en Doel 2 (het project) zal geen negatieve impact hebben op het milieu aangezien de jaarlijkse afgestoten activiteit dezelfde zal blijven als de jaarlijkse afgestoten activiteit voor de implementering van het LTO-project. De effectieve opvolgingsdosis die de bevolking mogelijks zou kunnen krijgen ten gevolge van de vloeistoflozingen is wel degelijk lager dan de dosislimiet en zal geen significante impact hebben op het publiek.

In het kader van de nuloptie zal de definitieve stillegging van Doel 1 en Doel 2 minder vloeistoflozingen veroorzaken maar het verschil tussen de uitgangssituatie en het project is te verwaarlozen.

Het project zal geen meetbare significante impact op het Nederlandse grondgebied hebben waardoor andere grensoverschrijdende effecten ten gevolge van vloeistoflozingen uitgesloten kunnen worden.

Radioactief afval Ingevolge de levensduurverlenging van Doel 1 en Doel 2 zal er gedurende 10 bijkomende jaren (2015-2025) laag- en middelactief afval worden geproduceerd. De aard van de activiteiten in de operationele fase van het project tussen 2015 en 2018 is verschillend van de aard van de reguliere activiteiten in de uitgangssituatie. Het is dus plausibel, en dat is reeds aangetoond door de praktische gegevens voor de jaren 2015-2018, dat er een verschil is in de hoeveelheden geproduceerd afval.

Daarentegen wordt in het kader van de nuloptie helemaal geen laag- of middelactief afval geproduceerd dat rechtstreeks verband houdt met de exploitatie van Doel 1 en Doel 2 gedurende de hele periode 2015-2025.

Al het geproduceerde afval zal worden behandeld en op het Belgisch grondgebied in oppervlakteberging worden opgeslagen. Er wordt dus geen enkel grensoverschrijdend effect voorzien.

Verbruikte splijtstofelementen Aangezien het percentage verbruikte splijtstofelementen in de exploitatiefase van het project tussen 2015 en 2018 en in de exploitatiefase van de toekomstige situatie (2019-2025) hetzelfde is als in de uitgangssituatie (2012-2014) zal de stijging per exploitatiejaar identiek zijn in alle gevallen. In het kader van de nuloptie daalt het percentage verbruikte splijtstofelementen tot nul, hetgeen een impact heeft op het milieu. De stralingsdosis op de grenzen van de site die afkomstig is van de verbruikte splijtstofelementen kan niet afzonderlijk bepaald worden aangezien de thermoluminescentiedosimeters de straling detecteren van alle bronnen op de site maar algemeen kan men besluiten dat het project geen significante impact zal hebben op het milieu voor wat de directe straling betreft.

De huidige beschikbare capaciteit van het splijtstofcontainergebouw is toereikend voor de bijkomende splijtstofelementen die verbruikt zullen worden naar aanleiding van het project (levensduurverlenging van Doel 1 en Doel 2). Het project SF2 heeft tot doel de capaciteit nog te laten toenemen, hetgeen nodig zal zijn voor Doel 3 en Doel 4.

In het kader van de nuloptie daarentegen zal geen enkel nieuw verbruikt splijtstofelement worden geproduceerd tijdens de gehele periode 2015-2025.

Onverwachte situaties Er wordt besloten dat de nucleaire veiligheid zal verbeterd zijn na de implementering van de LTO-maatregelen (het project). Bijgevolg is de probabiliteit van een onverwachte situatie met radioactieve emissies gedurende de exploitatieperiode geringer dan in de uitgangssituatie.

Vooral de Filtered Containment Vent zorgt voor een aanzienlijke daling van potentiële radioactieve emissies ten gevolge van een eventuele onverwachte situatie.

Voor de nuloptie zal de probabiliteit dat er een milieu-impact ontstaat ten gevolge van een onverwachte situatie geringer zijn dan in de uitgangssituatie aangezien de centrales Doel 1 en Doel 2 niet verder geëxploiteerd worden.

De noodorganisatie van de kerncentrale van Doel en het nationale nucleair en radiologisch noodplan bieden de mogelijkheid om de potentiële gevolgen van een eventuele onverwachte situatie te beheren. 7. Gemotiveerde conclusie over de aanzienlijke effecten van het project op het milieu De bevoegde overheid heeft de belangrijke effecten met een mogelijk aanzienlijke milieu-impact geanalyseerd in het licht van de informatie die aangeleverd is in het milieueffectenrapport en de relevante informatie die ontvangen is in het kader van de nationale en grensoverschrijdende raadplegingen en rekening houdend met de informatie die bijkomend aangeleverd is door de kernexploitant. 7.1. Niet-radiologische aspecten De erkende experten zijn van mening dat door het project geen enkel bijkomend effect wordt veroorzaakt in vergelijking met een scenario waarbij de exploitatie in 2015 zou zijn stopgezet.

De bevoegde overheid stelt echter vast dat het project waarbij de exploitatie van Doel 1 en 2 verlengd wordt tot in 2025 een serie effecten met zich meebrengt op het vlak van water en geluid ten opzichte van dat scenario. 7.1.1. Water De lozing van koelwater heeft een negatieve impact wegens de temperatuurstijging. Desalniettemin wordt voor de aquatische gemeenschappen in de Benedenschelde het effect van de temperatuurstijging door de erkende experten niet beschouwd als een aanzienlijke impact.

De frequente overvloeiing van de opvangbekkens voor sanitair afvalwater op de site in de Schelde hebben een negatief effect; dit kan leiden tot een concentratiepiek van nutritieve elementen (nitraat + nitriet + ammonium en orthofosfaat) in de Schelde ter hoogte van de kerncentrale van Doel in het gebied binnen de ophoging waar het sanitair afvalwater, het industrieel afvalwater en het koelwater van de kerncentrale van Doel wordt geloosd.

De algemene impact van de lozing van het afvalwater wordt door de erkende experten als te verwaarlozen beschouwd omdat de gemiddelde concentratietoename in de Schelde door de activiteiten van de kerncentrale van Doel minder dan 0,1 % bedraagt in vergelijking met de milieukwaliteitsnorm die van kracht is op het ogenblik van de milieu-effectbeoordeling. Die gemiddelde stijging is ook lager dan de milieunorm die van kracht is sinds mei 2021.

De impact van afvalwater, industrieel water en koelwater wordt door de erkende experten beschouwd als te verwaarlozen voor de ecologische kwaliteit van de Zeeschelde.

Met betrekking tot de impact werd door de exploitant bijkomende informatie aangeleverd: - de aanbeveling om van 100 -g/l naar 10 -g/l te gaan voor de controle van het actief chloor in het koelwater: natriumhypochloriet (NaOCl) wordt aan het koelwater toegevoegd om biologische vervuiling te voorkomen, het NaOCl reageert en vormt chloride, bij de lozing van actief chloride kan er lokaal rondom het lozingspunt en acute toxicologische impact zijn en dit gedurende een korte periode (beperkte negatieve impact). Een hoeveelheid zuur wordt in gesloten circuit in de koeltorencondensor gedoseerd. Het teveel aan NaOCl is uiterst gelokaliseerd en reageert volledig wegens het hoog breekpunt en het grote volume van het circuit. Een evaluatie van Laborelec toont aan dat deze schokdosis efficiënt wordt toegepast en dat de metingen op chloorlozingen de limieten respecteren; - metingen bij de bron om overvloeiing te vermijden: er wordt onderzoek gevoerd naar de afscheiding van regenwater en sanitair afvalwater en het hergebruik van regenwater voor nieuwe projecten. Dit werd toegepast bij de aanleg van de parking van de kerncentrale van Doel, de constructie van het GUM-gebouw en de bouw van het project SF2. Voor de kerncentrale van Doel neemt Electrabel reeds volgende maatregelen: regelmatige inspectie van septic tanks; opsporen van lekkages en herstelling van ondergrondse koelwatergalerijen; - de meting aan het einde van de keten met betrekking tot de installatie van een bijkomend opvangvolume voor het sanitair afvalwater ten einde de gevolgen van overvloeiing te beperken: technisch gezien is de aanpassing moeilijk te verwezenlijken. De installatie van een biologische waterbehandelingsmodule betekent dat het gehele rioleringsnetwerk moet afgescheiden worden zodat het sanitair afvalwater kan voorgesteld worden aan een of meer biologische behandelingsinstallaties. Aangezien dit een zeer uitgebreid en complex systeem is en de opsporingen van de bestaande leidingen met de nodige omzichtigheid moeten gebeuren omdat zij plaatsvinden in een nucleaire site in exploitatie, zijn dat zeer omvangrijke werkzaamheden.

Tot besluit, op basis van het bovenstaande en rekening houdend met de adviezen van de gewestelijke milieuoverheden, is de bevoegde overheid van mening dat geen enkel aanzienlijk effect op het milieu wordt verwacht gezien het feit dat de exploitant de geldende milieunormen respecteert, de systemen die de exploitant geïnstalleerd heeft voor het dagelijks beheer van incidenten en het risico voor de nucleaire veiligheid en de bevoorradingszekerheid die de aanleg van een nieuw leidingnetwerk met zich zou meebrengen. 7.1.2. Geluid Ten oosten van de kerncentrale van Doel strekt de geluidsomtrek van 55 dB zich uit tot het Vogelgebied "Schorren en polders van de Beneden-Schelde", dat eveneens geïnventariseerd is als VEN-gebied "Slikken en schorren langsheen de Schelde" en als Ramsar-gebied. De verstoring die veroorzaakt wordt door de exploitatie van de kerncentrale van Doel langsheen rietvelden en slikken op de Scheldeoevers nabij de kerncentrale van Doel wordt als negatief beoordeeld.

Met betrekking tot de geluidshinder werd door de exploitant bijkomende informatie verstrekt. Op regelmatige basis worden door de exploitant op de site van kerncentrale van Doel geluidsmetingen gedaan die aantonen dat de toegestane geluidsnormen gerespecteerd worden. De grootste verbetering was de plaatsing van geluiddempers op de startejectoren van Doel 1 en 2 om het lawaai te verminderen.

Tot besluit is de bevoegde overheid van mening dat geen enkel aanzienlijk effect op het milieu wordt verwacht gezien de verbetering die door de exploitant werd aangebracht en de continue en voorspelbare aard van het geluid. 7.2. Radiologische aspecten De totale volgdosis voor de stillegging van de exploitatie en het project is lager dan de wettelijke volgdosislimiet voor de bevolking.

De radiologische effecten van de centrale voor de menselijke gezondheid zijn 50 keer lager dan de norm en dat blijft het geval met de verdere exploitatie van Doel 1 en 2 tijdens de periode 2015-2025.

De erkende experten menen dat de radiologische effecten op de gezondheid van de kerncentrale van Doel dus te verwaarlozen zijn, met of zonder de implementering van het project. Dit is niet enkel van toepassing in het kader van een normale exploitatie maar ook op de effecten van eventuele ongevallen. In zijn advies heeft het FANC de conclusies van de milieueffectbeoordeling niet opnieuw ter discussie gesteld.

De analyse van de radiologische effecten toont overigens aan dat noch de routinematige radiologische emissies noch de onverwachte scenario's waarmee rekening is gehouden een negatieve impact kunnen hebben op de biodiversiteit in het algemeen of op het natuurbehoud in de Natura 2000-gebieden in de omgeving van de centrale.

De erkende experten en Niras zijn van mening dat de impact van het radioactief afval en van de verbruikte splijtstofelementen slechts gering is. Laatstgenoemden zijn in rekening gebracht in de directe straling op de grens van de site.

In het kader van de verdere exploitatie van Doel 1 en Doel 2 verwacht men een bijkomende gecumuleerde productie van 400 m3 laag- en middelactief afval dat geborgen moet worden tijdens de referentieperiode 2015-2025. Aangezien het gaat over de verlenging van een bestaande activiteit die aanleiding geeft tot afval-soorten met gekende kenmerken verwacht de exploitant niet dat er radioactief afval wordt geproduceerd waarvan het korte- of langetermijnbeheer nieuwe problemen zou opleveren voor Niras. Het beheer van bijkomende verbruikte splijtstof op de site van de centrale van Doel wordt eveneens door de kernexploitant gegarandeerd.

In het kader van de stopzetting van de exploitatie van Doel 1 en Doel 2 zou verder radioactief afval worden geproduceerd gezien de activiteiten die gepaard gaan met de definitieve stillegging en de latere ontmanteling van de kernreactoren. De impact van die activiteiten is vergelijkbaar met die van de definitieve stillegging en de ontmanteling na een bijkomende exploitatie van 10 jaar van die reactoren.

De bevoegde overheid stelt vast dat die effecten in hun respectieve adviezen geanalyseerd zijn door de federale overheden bevoegd voor de nucleaire veiligheid en het radioactief afvalbeheer en dat de adviezen van het FANC en van Niras besluiten dat dit project geen aanzienlijke impact inhoudt voor het milieu. 7.3. Conclusie Gelet op het voorgaande, stelt de bevoegde overheid vast dat het project tot uitstel van de desactivering van de kerncentrales van Doel 1 en 2 en het uitvoeren van de werken voor de veiligheid in verband hiermee, geen aanzienlijke effecten op het milieu heeft, noch een duidelijke aantasting van de door de Habitat- en Vogelrichtlijn beschermde soorten of habitats vormt.

^