Etaamb.openjustice.be
Wet van 11 juli 2023
gepubliceerd op 25 juli 2023

Wet betreffende het vervoer van waterstof door middel van leidingen

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2023043752
pub.
25/07/2023
prom.
11/07/2023
ELI
eli/wet/2023/07/11/2023043752/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 JULI 2023. - Wet betreffende het vervoer van waterstof door middel van leidingen


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Definities

Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: 1° waterstof: elk product dat hoofdzakelijk bestaat uit waterstofmoleculen;2° waterstofkwaliteit: de zuiverheidsgraad van de waterstof en het maximumgehalte aan onzuiverheden overeenkomstig de waterstofkwaliteitsnormen bedoeld in artikel 17;3° waterstofvervoer: het vervoer van waterstof door een net dat vooral bestaat uit pijpleidingen waarvan de hoogst toelaatbare werkdruk meer dan 16 bar bedraagt, maar de levering zelf niet inbegrepen is, en waarbij het steeds het vervoer betreft: a) van of naar andere landen en de aansluiting van importinfrastructuur;b) van en naar de waterstofdistributienetten, inclusief de aansluiting ervan;c) naar de grote eindafnemers, inclusief de aansluiting ervan;d) van de grote waterstofproductie-eenheden, inclusief de aansluiting ervan;e) van en naar de grote waterstofopslagfaciliteiten, inclusief de aansluiting ervan.4° waterstofdistributie: de werkzaamheid die erin bestaat, via plaatselijke pijpleidingnetten, eindafnemers gevestigd op het grondgebied van één of meer bepaalde gemeenten aan te sluiten en met waterstof te bevoorraden, inclusief de aansluiting en de bevoorrading van kleine productie- en opslageenheden, de levering zelf niet inbegrepen;5° waterstoflevering: de verkoop, met de wederverkoop inbegrepen, aan afnemers van waterstof;6° leveringsonderneming: elke natuurlijke of rechtspersoon die de waterstoflevering verricht;7° eindafnemer: elke natuurlijke of rechtspersoon die waterstof koopt voor eigen gebruik;8° afnemer: elke eindafnemer, elke distributienetbeheerder en elke leveringsonderneming;9° waterstofonderneming: elke natuurlijke of rechtspersoon die ten minste één van de volgende functies vervult: de productie, het vervoer, de distributie, de levering, de aankoop, de verkoop of de opslag van waterstof, en die de commerciële, technische en/of onderhoudstaken in verband met deze functies verricht, maar die geen eindafnemer is;10° waterstofvervoersonderneming: elke onderneming die houder is van een waterstofvervoersvergunning overeenkomstig artikel 4;11° waterstofvervoersinstallatie: alle waterstofvervoersleidingen, met inbegrip van de bestaande waterstofnetten, gebouwen, machines en accessoire inrichtingen;12° waterstofvervoersleiding: elke pijpleiding die bestemd is voor het vervoer van waterstof;13° waterstofvervoersnet: een waterstofvervoersleiding of een geheel van waterstofvervoersleidingen die met elkaar verbonden zijn of op termijn bestemd zijn met elkaar te worden verbonden, met uitsluiting van leidingen die deel van waterstofterminals uitmaken, en die beheerd worden door de waterstofvervoersnetbeheerder;14° gaswet: de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen;15° bestaand waterstofnet: een pijpleiding of een geheel van pijpleidingen die met elkaar verbonden zijn en die bestemd zijn voor het waterstofvervoer, die worden beheerd door een waterstofvervoersonderneming die niet de waterstofvervoersnetbeheerder is, en waarvoor de vereiste vervoersvergunningen werden toegekend overeenkomstig artikelen 3 tot 7 van de gaswet, met inbegrip van de overeenkomstig artikel 4 van deze wet toegelaten uitbreidingen;16° waterstofopslagfaciliteit: een faciliteit voor de opslag van waterstof, met inbegrip van het deel van een waterstofterminal dat voor opslag gebruikt wordt, maar met uitsluiting van het deel dat voor productiewerkzaamheden gebruikt wordt, en van faciliteiten die uitsluitend voorbehouden zijn aan waterstofvervoersnetbeheerders in de uitoefening van hun functies;17° waterstofterminal: een installatie die wordt gebruikt voor de invoer van waterstof of andere stoffen, zoals vloeibare organische waterstofdragers of waterstofderivaten, met het oog op hun omzetting naar gasvormige waterstof en op de injectie ervan in het waterstofvervoersnet, met inbegrip van de accessoire inrichtingen en tijdelijke opslag die nodig zijn voor het omzettingsproces en de daaropvolgende injectie in het waterstofvervoersnet, met uitsluiting van alle delen van de waterstofterminal die voor opslag worden gebruikt;18° waterstofvervoersnetbeheerder: de beheerder van het waterstofvervoersnet die is aangewezen overeenkomstig artikel 8;19° netgebruiker: elke waterstofonderneming die capaciteit reserveert op een waterstofvervoersinstallatie;20° minister: de federale minister bevoegd voor Energie;21° Commissie: de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas, afgekort de CREG, opgericht door artikel 23, § 1, van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt; 22° Algemene Directie Energie: de Algemene Directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 23° waterstofvervoersvergunning: een vergunning voor de bouw en exploitatie van een waterstofvervoersinstallatie toegekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 van deze wet of artikelen 3 tot 7 van de gaswet;24° "werkdagen": elke dag met uitzondering van zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen.Als een termijn, uitgedrukt in werkdagen, op een zaterdag, zondag of een wettelijke feestdag afloopt, wordt hij verlengd tot de eerstvolgende werkdag.

Toepassingsgebied

Art. 3.Deze wet is enkel van toepassing op waterstof- vervoersinstallaties. HOOFDSTUK 2. - Bepalingen met betrekking tot het beheer en de vergunningen voor de bouw en exploitatie van waterstofvervoersleidingen Regime

Art. 4.§ 1. Vanaf de inwerkingtreding van het ministerieel besluit bedoeld in artikel 9, § 6, tot aanwijzing van de waterstofvervoersnetbeheerder, vereist de bouw en de exploitatie van elke waterstofvervoersinstallatie de voorafgaande toekenning van een waterstofvervoersvergunning overeenkomstig de bepalingen van artikel 5.

Vóór deze datum vereist de bouw en de exploitatie van elke waterstofvervoersinstallatie de voorafgaande toekenning van een vergunning overeenkomstig de bepalingen van artikelen 3 tot 7 van de gaswet. § 2. Vanaf de inwerkingtreding van het ministerieel besluit in artikel 9, § 6, tot aanwijzing van de waterstofvervoersnetbeheerder bedoeld, komt enkel de waterstofvervoersnetbeheerder in aanmerking voor de verkrijging van waterstofvervoersvergunningen. § 3. Het beheer en de exploitatie van elke waterstofvervoersleiding is uitsluitend voorbehouden voor de waterstofvervoersnetbeheerder vanaf de inwerkingtreding van het ministerieel besluit bedoeld in artikel 9, § 6, tot zijn aanwijzing, die of optreedt als eigenaar en beheerder van de betrokken infrastructuur of als onafhankelijke beheerder die door de minister bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, is benoemd op aanvraag van de eigenaar van de infrastructuur overeenkomstig artikel 20, § 3.

De waterstofvervoersnetbeheerder is voor het beheer van de pijpleidingen waarvan hij eigenaar is gehouden aan de bepalingen opgenomen in hoofdstuk 3 en voor het beheer van de pijpleidingen waarvoor hij als onafhankelijk beheerder is aangewezen aan de bepalingen van artikel 23. § 4. In afwijking van paragraaf 3, blijven artikelen 3 tot 7 van de gaswet, van toepassing op bestaande waterstofnetten zolang deze installaties door andere ondernemingen dan de waterstofvervoersnetbeheerder worden beheerd.

Ongeacht de bepalingen in deze vergunningen is het beheer van deze installaties onderworpen aan de bepalingen opgenomen in hoofdstuk 4. § 5. In afwijking van paragraaf 2 en paragraaf 3, bepaalt artikel 5, § 5 de voorwaarden en de procedure waaronder een waterstofvervoersvergunning kan worden toegekend voor de uitbreiding van een bestaand waterstofnet.

Het beheer van deze installaties is onderworpen aan de bepalingen opgenomen in hoofdstuk 4. § 6. Alle waterstofvervoersvergunningen waarvoor de aanvraag werd ingediend, en waarvan de ontvangst en volledigheid werd bevestigd voorafgaand aan de inwerkingtreding van het ministerieel besluit bedoeld in artikel 9, § 6, tot aanwijzing van de waterstofvervoersnetbeheerder, worden behandeld overeenkomstig de bepalingen in artikelen 3 tot 7 van de gaswet.

Toekenningsprocedure

Art. 5.§ 1. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie, de criteria voor de toekenning van waterstofvervoersvergunningen bedoeld in artikel 4. Deze criteria hebben onder meer betrekking op: 1° de veiligheid en de beveiliging van de voorgestelde installatie, met inbegrip van de beoogde operationele processen om de ontmanteling ervan in optimale omstandigheden te waarborgen, indien van toepassing;2° de betrouwbaarheid, de technische bekwaamheid, de economische en financiële draagkracht van de aanvrager, alsmede de kwaliteit van zijn organisatie;3° de overeenstemming van de voorgestelde installatie met het netontwikkelingsplan bedoeld in artikel 14. § 2. Na advies van de Commissie stelt de Koning de procedure vast voor de toekenning van vergunningen voor de bouw en het beheer van waterstofvervoersinstallaties, met name de vorm en de inhoud van de aanvraag, de indiening van het dossier, de elementen die nuttig zijn voor de adviesprocedure van de Commissie, de redenen waarom een vergunning kan worden geweigerd, de termijnen waarbinnen de minister een beslissing neemt en de aanvrager van zijn beslissing in kennis stelt, de procedures voor wijzigingen van de waterstofvervoersvergunningen, de gevallen waarin de minister de waterstofvervoersvergunning kan herzien of intrekken en de toepasselijke procedures en de gevolgen voor de waterstofvervoervergunning in geval van een overdracht van de vervoerinstallatie of een wijziging van de zeggenschap, fusie of splitsing van de houder en, indien van toepassing, de voorwaarden waaraan in deze gevallen moet worden voldaan en de procedures die moeten worden gevolgd voor de handhaving of verlenging van de waterstofvervoervergunning. § 3. In afwijking van de paragrafen 1 en 2, na advies van de Commissie, bepaalt de Koning de criteria en een vereenvoudigde procedure voor de toekenning van een waterstofvervoersvergunning aan de waterstofvervoersnetbeheerder in geval deze de exploitatie of de eigendom overneemt van pijpleidingen waarvoor reeds een geldige vervoersvergunning bestaat, met inbegrip van vervoersvergunningen toegekend overeenkomstig artikelen 3 tot 7 van de gaswet zodat deze pijpleidingen verder kunnen worden uitgebaat voor het vervoer van waterstof, of kunnen worden herbestemd voor het vervoer van waterstof, op basis van de in die vergunning opgenomen bepalingen. § 4. In afwachting van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in de paragrafen 1 en 2, of bij gebreke daarvan, past de minister het koninklijk besluit toe van 14 mei 2002 betreffende de vergunning voor het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, voor zover deze bepalingen relevant en van toepassing zijn op het vervoer van waterstof per pijpleiding. § 5. De minister kan op voorstel van de Commissie, besluiten tot het verlenen van waterstofvervoersvergunningen voor de uitbreiding van bestaande waterstofnetten op basis van de procedures beschreven in de paragrafen 1 en 2, rekening houdend met volgende omstandigheden: 1° de waterstofvervoersnetbeheerder werd gevraagd de bouw en het beheer van deze leiding of van een gelijkwaardige leiding te onderzoeken;2° de verenigbaarheid van de uitzondering met het maatschappelijk belang, beoordeeld overeenkomstig paragraaf 6. De Koning bepaalt, bij besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en na advies van de Commissie, de procedure overeenkomstig dewelke de minister het besluit kan nemen bedoeld in het eerste lid.

De Koning kan, bij besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en na advies van de Commissie, de paragrafen 5, 6 en 7 opheffen. § 6. Bij de beoordeling van de verenigbaarheid van een uitzondering met het maatschappelijk belang volgens paragraaf 5 houdt de Commissie onder meer rekening met volgende elementen: 1° het meest recente netontwikkelingsplan bedoeld in artikel 14 en, in voorkomend geval, de toezegging van deze beheerder om zijn net in het betrokken geografische gebied zelf te ontwikkelen;2° in voorkomend geval, het ontwikkelingsplan of de ontwikkelingsprojecten voor de waterstofdistributienetten in het betrokken geografische gebied;3° de route en de technische kenmerken van de geplande leiding;4° het marktaandeel dat door deze leiding zou worden bevoorraad en de mogelijke impact op de tarieven van de waterstofvervoersnetbeheerder;5° de economische impact van de bouw en het beheer van de betrokken leiding op de activiteiten van de waterstofvervoersnetbeheerder;6° het federaal en Europees energiebeleid.7° de technische of economische gevolgen en beperkingen voor de netgebruiker, inclusief wat betreft de mogelijkheid tot aansluiting van nieuwe productieeenheden op een bestaand waterstofnet door een beheerder van een bestaand waterstofnet of een verbonden onderneming. Desgevallend raadpleegt de Commissie de betrokken gewestelijke regulator bij de opstelling van dit advies. § 7. Voor de toepassing van de paragrafen 5 en 6, zijn niet te beschouwen als uitbreidingen, wijzigingen van bestaande waterstofnetten die aan beide van volgende voorwaarden voldoen: 1° de wijziging van bestaande waterstofnetten brengt geen wijziging van de vervoerscapaciteit met zich mee, en;2° de wijziging van bestaande waterstofnetten is niet bedoeld om één of meer nieuwe netgebruikers aan te sluiten. De artikelen 3 tot en met 7 van de gaswet blijven derhalve van toepassing op deze wijzigingen mits zij nog steeds van toepassing zijn op het betrokken bestaande waterstofnet overeenkomstig artikel 4, § 4, van deze wet.

Verklaring van openbaar nut

Art. 6.De installaties waarvoor een waterstofvervoersvergunning is verleend en alle werkzaamheden die worden verricht met het oog op de bouw en het beheer ervan, worden geacht van openbaar nut te zijn.

De artikelen 9 tot 15 van de gaswet zijn van toepassing op installaties waarvoor een waterstofvervoersvergunning is toegekend.

Veiligheidsvoorschriften en technische codes voor waterstofvervoersinstallaties

Art. 7.De artikelen 17 en 17/1 van de gaswet zijn van toepassing op installaties waarvoor een waterstofvervoersvergunning is toegekend. HOOFDSTUK 3. - Bepalingen met betrekking tot het waterstofvervoersnet en de waterstofvervoersnetbeheerder Principe

Art. 8.Voordat een onderneming als waterstofvervoersnetbeheerder wordt aangewezen, wordt zij gecertificeerd overeenkomstig de procedure bedoeld in de artikel 9. De Commissie is belast met de controle op de naleving van de hieraan verbonden voorwaarden bedoeld in artikel 10.

Na advies van de Commissie en van de Algemene Directie Energie, en na beraadslaging in de Ministerraad wijst de minister een waterstofvervoersnetbeheerder aan, overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 9.

Een waterstofvervoersnetbeheerder wordt aangewezen voor een hernieuwbare termijn van twintig jaar. Vijf jaar voor het verstrijken van zijn mandaat kan de netbeheerder om de hernieuwing van zijn aanwijzing verzoeken. De minister beslist over de aanvraag tot hernieuwing overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 9.

Procedure

Art. 9.§ 1. Elke onderneming kan zijn kandidatuur indienen om te worden gecertificeerd en aangeduid als waterstofvervoersnetbeheerder bedoeld in artikel 8, eerste lid, binnen een termijn van negentig werkdagen te rekenen vanaf de datum van publicatie van deze wet in het Belgisch Staatsblad. § 2. De kandidatuur wordt per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs bezorgd aan de minister, met kopie aan de Commissie en de Algemene Directie Energie. § 3. De kandidatuur bevat alle noodzakelijke elementen teneinde de Algemene Directie Energie en de Commissie toe te laten deze te beoordelen in het licht van de evaluatiecriteria bedoeld in artikel 11.

De kandidatuur bevat eveneens alle noodzakelijke elementen om aan te tonen dat de kandidaat voldoet aan de voorwaarden voor certificering bedoeld in artikel 10.

Op elk moment kunnen de Commissie of de Algemene Directie Energie de kandidaat vragen om binnen een termijn van tien dagen alle bijkomende informatie te verstrekken die zij nodig achten in het kader van hun onderzoek. § 4. Binnen zestig werkdagen na afloop van de termijn voor de indiening van de kandidaturen bedoeld in paragraaf 1 beslist de Commissie over de certificatieaanvraag, overeenkomstig artikel 10.

Binnen voornoemde termijn bezorgt de Commissie aan de Algemene Directie Energie een advies over de kandidaten, in het licht van de evaluatiecriteria voor aanwijzing bedoeld in artikel 11. § 5. Binnen vijftien werkdagen na ontvangst van het advies van de Commissie maakt de Algemene Directie Energie een advies tot aanwijzing van één van de kandidaten als waterstofvervoersnetbeheerder over aan de minister. § 6. Binnen dertig werkdagen na ontvangst van het advies van de Algemene Directie Energie, en na beraadslaging in de Ministerraad, wijst de minister de waterstofvervoersnetbeheerder aan. Het ministerieel besluit tot aanwijzing van de waterstofvervoersnetbeheerder wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd en wordt per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs betekend aan de aangewezen waterstofvervoersnetbeheerder en aan de overige kandidaten. De minister deelt de identiteit van de aangewezen waterstofvervoersnetbeheerder mee aan de Europese Commissie.

Voorwaarden voor certificering

Art. 10.Om gecertificeerd te worden toont de kandidaat-waterstofvervoersnetbeheerder aan dat hij beantwoordt aan de volgende voorwaarden: 1° de kandidaat moet zich ertoe verbinden eigenaar te zijn van de pijpleidingen die het waterstofvervoers-net zullen vormen, met uitsluiting van de bestaande waterstofnetten;2° de kandidaat moet ontvlochten zijn van elke juridische entiteit die zich bezighoudt met de productie of levering van waterstof, aardgas, biogas, biomethaan, andere vormen van synthetisch methaan of elektriciteit;met name moet hij garanderen dat: a) dezelfde persoon of personen niet het recht hebben om: (i) direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een onderneming die één van de volgende functies vervult: de productie of levering van waterstof, aardgas, biogas, biomethaan, andere vormen van synthetisch methaan of elektriciteit, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen op of enige rechten uit te oefenen over de waterstofvervoersnetbeheerder; (ii) direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over de waterstofvervoersnetbeheerder en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen op of enige rechten uit te oefenen over een onderneming die één van de volgende functies vervult: productie of levering van waterstof, aardgas, biogas, biomethaan, andere vormen van synthetisch methaan of elektriciteit; b) dezelfde persoon of personen niet het recht hebben om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die de onderneming van de waterstofvervoersnetbeheerder wettelijk vertegenwoordigen, en om direct of indirect zeggenschap uit te oefenen op, of enige rechten uit te oefenen over een onderneming die één van de volgende functies vervult: productie of levering van waterstof, aardgas, biogas, biomethaan, andere vormen van synthetisch methaan of elektriciteit;en c) eenzelfde persoon geen recht heeft om lid te zijn van de raad van toezicht, de raad van bestuur of de organen die de onderneming wettelijk vertegenwoordigen, van zowel een onderneming die één van de volgende functies vervult: productie of levering van waterstof, aardgas, biogas, biomethaan, andere vormen van synthetisch methaan of elektriciteit, als van de waterstofvervoersnetbeheerder. De in de bepalingen onder a) en b) bedoelde rechten omvatten met name: de bevoegdheid om stemrecht uit te oefenen, de bevoegdheid om leden van de raad van toezicht, de raad van bestuur of de organen die de onderneming wettelijk vertegenwoordigen, te benoemen, of het hebben van een meerderheidsaandeel; 3° de door de kandidaat voorgestelde juridische entiteit voor het beheer van het waterstofvervoersnet kan ook gebruikt worden voor het bezit of de exploitatie van wateropslag- of invoerinfrastructuur, op voorwaarde dat de rechtsvorm gescheiden is en dat deze entiteit nooit betrokken is bij de verkoop van energie anders dan voor haar eigen operationele behoeften;met name vormt bovengenoemde juridische scheiding geen beletsel voor: a) de detachering van personeel door de kandidaat-waterstofvervoersnetbeheerder bij de beheerders van de waterstofopslag- of -invoerinfrastructuur, en vice versa;b) de levering van diensten door de kandidaat aan de beheerders van waterstofopslag- of invoerinfrastructuur en vice versa;noch c) het opzetten van gezamenlijke aankoopsystemen of joint ventures voor het uitvoeren van specifieke taken;4° de door de kandidaat voorgestelde juridische entiteit voor het beheer van het waterstofvervoersnet kan ook worden gebruikt voor het bezit of de exploitatie van infrastructuur voor het vervoer, de opslag of de invoer van aardgas, biogas, biomethaan, andere vormen van synthetisch methaan of van elektriciteit op voorwaarde dat de rechtsvorm gescheiden is en nooit betrokken is bij de verkoop van energie anders dan voor haar eigen operationele behoeften;met name vormt bovengenoemde juridische scheiding geen beletsel voor: a) de detachering van personeel door de kandidaat-waterstofvervoersnetbeheerder bij de beheerders van vervoers-, opslag- of invoerinfrastructuur voor aardgas, biogas, biomethaan, andere vormen van synthetisch methaan of elektriciteit en vice versa;b) de levering van diensten door de kandidaat aan beheerders van infrastructuur voor het transport, de opslag of de invoer van aardgas, biogas, biomethaan, andere vormen van synthetisch methaan of elektriciteit, en vice versa;noch c) het opzetten van gezamenlijke aankoopsystemen of joint ventures voor het uitvoeren van specifieke taken. Evaluatiecriteria voor aanwijzing

Art. 11.De Algemene Directie Energie en de Commissie beoordelen de kandidaturen van de kandidaten aan de hand van de volgende criteria: 1° de kwaliteit van het ondernemingsplan met de financiële, technische, materiële en personeelsmiddelen die de aanvrager wil inzetten voor de ontwikkeling van een waterstofvervoersnetwerk dat openstaat voor derden en dat, voor zover technisch haalbaar en economisch verantwoord, de belangrijkste Belgische industriële clusters bedient en met elkaar verbindt, waarbij wordt geanticipeerd op de ontwikkeling van de marktvraag en rekening wordt gehouden met de doelstellingen van het federale waterstofbeleid zoals gepubliceerd op de website van de FOD Economie;2° de ervaring van de kandidaat met de bouw of het beheer van infrastructuur voor het vervoer van gassen;3° de ervaring van de kandidaat met het beheer van een net dat openstaat voor derden of, bij gebreke daaraan, de vaardigheden waarvan de kandidaat blijk kan geven met betrekking tot het beheer van een net dat openstaat voor derden;4° de territoriale dekking, ligging, fijnmazigheid en kenmerken van de vervoerspijpleidingen die eigendom zijn van de kandidaat of waarop de kandidaat een langetermijngebruiksrecht heeft, of waarvan hij aannemelijk maakt of aantoont dit met redelijke waarschijnlijkheid op korte termijn te zullen kunnen verwerven, en die gebruikt kunnen worden voor het vervoer van waterstof, hetzij in hun huidige toestand, hetzij door deze om te bouwen naar waterstofvervoersleidingen;5° de manier waarop de kandidaat wenst bij te dragen tot het evenwicht en de flexibiliteit van het energiesysteem als geheel, met inbegrip van alle energiedragers;6° de bijdrage aan het Belgisch en Europees energie- en klimaatbeleid, met inbegrip van de inspanningen die worden beoogd om broeikasgasemissies te vermijden. Intrekking van de certificering en de aanwijzing

Art. 12.§ 1. De Commissie ziet toe op de permanente naleving door de waterstofvervoersnetbeheerder van de certificeringsvoorwaarden bedoeld in artikel 10 en op de uitoefening van zijn verplichtingen krachtens artikel 13. § 2. De waterstofvervoersnetbeheerder stelt de Commissie in kennis van elke geplande transactie die een herbeoordeling kan vereisen van zijn naleving van de certificeringsvoorwaarden bedoeld in artikel 10. § 3. De Commissie kan op elk ogenblik de certificeringsprocedure op eigen initiatief heropenen met het oog op de intrekking van de certificering wanneer: 1° zij een kennisgeving ontvangt als bedoeld in paragraaf 2, of wanneer 2° zij kennis heeft dat een geplande wijziging van rechten of invloed uitgeoefend op of door de waterstofvervoersnetbeheerder kan leiden tot een inbreuk op één van de certificeringsvoorwaarden bedoeld in artikel 10. De Commissie beslist, nadat zij de waterstofvervoersnetbeheerder heeft gehoord, binnen zestig werkdagen na de heropening van de certificeringsprocedure of de certificering al dan niet wordt ingetrokken. In geval van intrekking van de certificering bepaalt de Commissie de gevolgen die gedurende een overgangsperiode aan deze intrekking worden verbonden, met het oog op de continuïteit van de dienstverlening. De beslissing wordt aan de minister en aan de waterstofvervoersnetbeheerder toegezonden, met ontvangstbewijs. § 4. De minister kan, nadat de waterstofvervoersnetbeheerder is gehoord, na raadpleging van de Commissie en na beraadslaging in de Ministerraad, de aanwijzing van de waterstofvervoersnetbeheerder in een gemotiveerde beslissing intrekken in geval van (i) ernstig en aanhoudend verzuim van de waterstofvervoersnetbeheerder om de verplichtingen na te komen die hem krachtens deze wet opgelegd zijn of (ii) een beslissing van de Commissie tot intrekking van de certificering van de waterstofvervoersnetbeheerder overeenkomstig paragraaf 3. In geval van intrekking van de aanwijzing van de waterstofvervoersnetbeheerder bepaalt de minister de gevolgen die gedurende een overgangsperiode aan deze intrekking worden verbonden, met het oog op de continuïteit van de dienstverlening.

Het besluit tot intrekking van de aanwijzing wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd en wordt aan de waterstofvervoersnetbeheerder per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs betekend. De minister stelt de Europese Commissie hiervan in kennis.

Taken van de waterstofvervoersnetbeheerder

Art. 13.De waterstofvervoersnetbeheerder heeft de volgende verplichtingen: 1° ervoor zorgen dat hij blijft voldoen aan de voorwaarden voor certificering bedoeld in artikel 10 en aan de voorwaarden voor zijn aanwijzing als waterstofvervoersnetbeheerder bedoeld in artikel 11;2° het waterstofvervoersnet op een veilige, betrouwbare, efficiënte en economisch verantwoorde manier beheren, uitbaten en ontwikkelen;3° het technisch beheer van de waterstofstromen op het waterstofvervoersnet organiseren om dit net in evenwicht te houden, door met alle redelijke middelen waarover hij beschikt toezicht te houden op het evenwicht en dit zo nodig te handhaven en te herstellen;4° de capaciteit van het net verzekeren om op lange termijn te voldoen aan de geleidelijke toename van de vraag naar waterstofvervoer, beoordeeld op basis van redelijke hypothesen, met inbegrip van de ontwikkeling van verbindingen met andere waterstofvervoersinstallaties in België en met waterstofvervoersinstallaties in aangrenzende landen;5° om de twee jaar een netontwikkelingsplan opstellen overeenkomstig artikel 14;6° de eigenaars of beheerders van andere netten transparante en objectieve informatie verstrekken om een gecoördineerde ontwikkeling te garanderen en de interoperabiliteit van gekoppelde netwerken mogelijk te maken;7° de netgebruikers een niet-discriminerende toegang tot zijn net garanderen onder de voorwaarden bedoeld in artikel 15;8° de netgebruikers de informatie verstrekken die nodig is om toegang te krijgen tot het waterstofvervoersnet;9° alle redelijke maatregelen nemen om waterstofemissies te voorkomen en de milieueffecten van zijn activiteiten te beperken;10° de secundaire markt organiseren waarop de netgebruikers onderling capaciteit en flexibiliteit verhandelen, zodra hij oordeelt dat de waterstofmarkt hiervoor voldoende matuur is, of na een beslissing van de Commissie in die zin;11° te voldoen aan de eisen die de Commissie en de minister hem in de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden opleggen;12° het Belgische federale en Europese energiebeleid ondersteunen;13° de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens bewaren waarvan hij bij de uitoefening van zijn activiteiten kennis krijgt, en voorkomen dat informatie over deze activiteiten die een commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven;in het bijzonder ziet hij erop toe dat deze informatie niet wordt doorgegeven aan ondernemingen die actief zijn op het gebied van productie en levering van waterstof, aardgas, biogas, biomethaan, andere vormen van synthetisch methaan en elektriciteit.

Netontwikkelingsplan

Art. 14.§ 1. De waterstofvervoersnetbeheerder stelt een plan op voor de ontwikkeling van het waterstofvervoersnet in samenwerking met de Algemene Directie Energie en het Federaal Planbureau, en desgevallend na overleg met de andere waterstofvervoersnetbeheerders teneinde rekening te houden met hun bestaande infrastructuur en geplande investeringen.

Het netontwikkelingsplan is onderworpen aan het advies van de Commissie.

Het netontwikkelingsplan is onderworpen aan de goedkeuring van de minister, die de waterstofvervoersnetbeheerder kan verzoeken aanvullende analyses uit te voeren of aanvullende informatie te verstrekken.

Het ontwikkelingsplan dekt een periode van minstens tien jaar. Het wordt om de twee jaar aangepast.

De Koning kan de nadere regels van de procedure van opstelling, goedkeuring en publicatie van het netontwikkelingsplan bepalen. § 2. Het netontwikkelingsplan omvat minstens de volgende elementen: 1° een gedetailleerde raming van de behoeften aan vervoerscapaciteit op basis van een publieke raadpleging, met aanduiding van de gehanteerde onderliggende hypothesen en scenario's.2° een kosten-batenanalyse van de verschillende door de waterstofvervoersnetbeheerder voorgestelde mogelijkheden om aan de in de bepaling onder 1° geïdentificeerde behoeften te voldoen;3° het investeringsprogramma voor de vier volgende jaren waartoe de waterstofvervoersnetbeheerder zich verbindt om aan deze behoeften te voldoen;4° een analyse van de verenigbaarheid van de geplande investeringen met de klimaatdoelstellingen van België. De in het eerste lid, 1°, bedoelde scenario's zijn consistent met de scenario's die de Belgische vervoersnetbeheerders voor elektriciteit, aardgas en, in voorkomend geval, CO2 voor hun respectieve ontwikkelingsplannen hebben aangenomen en met de ontwikkelingen in de planning van waterstof-, aardgas-, elektriciteits- en CO2-netten op Europees niveau. Deze scenario's worden ter consultatie voorgelegd aan de relevante betrokken partijen teneinde het realistisch karakter ervan te verifiëren. § 3. Onder toezicht van de Commissie, gebruikt de waterstofvervoersnetbeheerder alle redelijke middelen om de investeringen te ontwikkelen die zijn aangegeven in het netontwikkelingsplan. Indien de waterstofvervoersnetbeheerder van het goedgekeurde plan wenst af te wijken door bepaalde investeringen niet te realiseren of significant te wijzigen, dient hij daartoe een met redenen omkleed verzoek in bij de minister, die daarover beslist na raadpleging van de Commissie. § 4. Indien de Commissie, na raadpleging van de waterstofvervoersnetbeheerder, vaststelt dat de investeringen voorzien in het netontwikkelingsplan de waterstofvervoersnetbeheerder niet in de mogelijkheid stellen om op een adequate en doeltreffende wijze aan de capaciteitsbehoeften te voldoen, kan de minister de waterstofvervoersnetbeheerder verplichten om het ontwikkelingsplan aan te passen teneinde aan deze situatie te verhelpen binnen een redelijke termijn.

Toegang tot het waterstofvervoersnet

Art. 15.De Commissie stelt een gedragscode vast met betrekking tot de toegang tot het waterstofvervoersnet, inclusief bepalingen inzake standaardcontracten.

De waterstofvervoersnetbeheerder bezorgt de Commissie hiervoor, na raadpleging van de gebruikers van het waterstofvervoersnet, een ontwerp van gedragscode.

De gedragscode garandeert onder meer volgende principes: 1° alle gebruikers hebben op niet-discriminerende en transparante wijze toegang tot het waterstofvervoersnet en tot de op dat netwerk aangeboden vervoersdiensten, op basis van de overeenkomstig artikel 16 goedgekeurde tarieven;2° de toegangsvoorwaarden tot het waterstofvervoersnet en voor de waterstofvervoersdiensten die op dat net worden verleend, dragen bij tot de mededinging en tot efficiënte grensoverschrijdende waterstofhandel;3° de waterstofvervoersnetbeheerder mag de toegang tot het waterstofvervoersnet alleen weigeren op grond van technische elementen die verband houden met de capaciteiten en de werking van dat net. Iedere weigering van toegang wordt naar behoren met redenen omkleed en gerechtvaardigd. De waterstofvervoersnetbeheerder verstrekt de Commissie de redenen voor de weigering van toegang, samen met een analyse van de mogelijke investeringen om aan het verzoek te voldoen, inclusief technische beperkingen, kosten en uitvoeringstermijn.

De Commissie besluit of de weigering gerechtvaardigd en redelijk is, waarbij zij naar behoren rekening houdt met de behoefte aan gezonde en duurzame concurrentie op de waterstofmarkt.

Gereguleerde tarieven

Art. 16.§ 1. Voor de aansluiting op en het gebruik van, alsmede de toegang tot het waterstofvervoersnet gelden een tariefmethodologie en tarieven die vooraf door de Commissie zijn goedgekeurd. § 2. De Commissie stelt de tariefmethodologie vast voor de bepaling van de op het waterstofvervoersnet te hanteren tarieven, na voorafgaande marktraadpleging.

De tariefmethodologie omvat ten minste regels betreffende: 1° de beginselen voor de vaststelling van de tarieven, met inbegrip van de wijze waarop de tarieven de kosten weerspiegelen de categorieën van in aanmerking komende kosten, de duur van de tariefperiode, de voorschriften voor tariefwijzigingen tijdens de tariefperiode en de voorschriften voor de kostentoerekening;2° de procedure voor de invoering en goedkeuring van tarieven, met inbegrip van de termijnen;3° de aard en de frequentie van de door de waterstofvervoersnetbeheerder over te maken documenten, verslagen en financiële informatie;4° de voorwaarden en nadere regels voor de herziening van de tarieven tijdens de tariefperiode;5° de methode voor het berekenen van de maximale gereguleerde inkomsten die de waterstofvervoersnetbeheerder mag aanrekenen voor de uitvoering van zijn taken bedoeld in artikel 13. De Commissie publiceert de tariefmethodologie op haar website. § 3. De waterstofvervoersnetbeheerder stelt zijn tariefvoorstel op overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde tariefmethodologie. § 4. De Commissie gaat na of het tariefvoorstel in overeenstemming is met de tariefmethodologie en leidt tot tarieven die de kosten weerspiegelen, die objectief, evenredig, transparant, niet-discriminerend en gerechtvaardigd zijn met betrekking tot de doelstellingen van deze wet, en die de waterstofvervoersnetbeheerder een redelijke vergoeding bieden. In dat geval keurt zij de tarieven goed.

Indien dit niet het geval is, verzoekt de Commissie de waterstofvervoersnetbeheerder een nieuw tariefvoorstel in te dienen. § 5. De waterstofvervoersnetbeheerder publiceert de goedgekeurde tarieven op zijn website voordat zij van kracht worden en stelt ze ter beschikking van eenieder die daarom verzoekt.

Kwaliteitsnormen

Art. 17.De waterstofvervoersnetbeheerder stelt, rekening houdend met Europese normen, kwaliteitsnormen vast voor het vervoer van waterstof door het waterstofvervoersnet, na overleg met de in België gevestigde waterstofondernemingen en de beheerders van de waterstofvervoersnetten in de buurlanden. Deze waterstofkwaliteitsnormen worden door de minister goedgekeurd voordat zij in werking treden.

De waterstofvervoersnetbeheerder wordt belast met het toezicht op de naleving van de kwaliteitsnormen door elke waterstofproductie- of -vervoersinstallatie die op het waterstofvervoersnet is aangesloten.

In geval van niet-naleving brengt de waterstofvervoersnetbeheerder de minister hiervan op de hoogte. De waterstofvervoersnetbeheerder neemt alle nodige en evenredige maatregelen om de niet-naleving te verhelpen, inclusief deze door de minister opgelegd.

In afwijking van het eerste lid kan de waterstofvervoersnetbeheerder de minister verzoeken verschillende kwaliteitsnormen toe te passen op beperkte delen van het net dat hij beheert, op voorwaarde dat dit technisch verantwoord is en de betrokken netgebruikers ermee instemmen. De minister kan hierover de Commissie om een advies vragen om nodeloze marktsegmentatie op grond van verschillende kwaliteitsnormen te vermijden. Indien overeenstemming wordt bereikt, stelt de minister de voorwaarden en de geldigheidsduur van de afwijking vast, rekening houdend met de plaats die deze pijpleidingen in het waterstofvervoersnet innemen, en ziet toe op de naleving ervan.

Ministerieel bevel

Art. 18.Na advies van de Commissie kan de minister de waterstofvervoersnetbeheerder verplichten de aansluitingen of verbeteringen aan te brengen die hij noodzakelijk acht, voor zover deze economisch verantwoord zijn of indien een afnemer zich ertoe verbindt de extra kosten te dragen.

Subsidies

Art. 19.De minister kan aan de waterstofvervoersnetbeheerder, op zijn verzoek, na advies van de Commissie, subsidies verlenen voor de ontwikkeling van het waterstofvervoersnet, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1° de subsidieaanvraag wordt per aangetekende brief met ontvangstbevestiging ingediend bij de minister en het project is desgevallend vervat in het netontwikkelingsplan, en is in ieder geval verenigbaar met de federale waterstofstrategie en de visie van de federale regering op de ontwikkeling van het waterstofvervoersnet, met inbegrip van de beoogde aansluiting op het waterstofvervoersnet van één of meer buurlanden, en de beoogde aansluiting op de waterstofterminals en op waterstofopslagfaciliteiten;2° de voorgestelde waterstofvervoersinstallatie wordt ontworpen rekening houdend met de toekomstige waterstofvraag, zowel qua volume als qua geografische omvang;3° het project maakt, voor zover technisch haalbaar en economisch relevant, gebruik van de herbestemming van bestaande pijpleidingen;4° het project bevat een degelijk ondernemingsplanwaaruit blijkt dat de subsidie nodig is om het project met de beoogde omvang en binnen het beoogde tijdschema te kunnen uitvoeren en die onder meer gebaseerd is op een positieve project-specifieke kostenbatenanalyse, in het bijzonder met het oog op energiebevoorradingszekerheid van België of innovatie.In het ondernemingsplan moet worden bepaald dat het bedrag van de subsidie niet rechtstreeks mag worden gebruikt om het rendement van de door dewaterstofvervoersnetbeheerder toegezegde middelen te verhogen. De subsidie mag niet worden opgenomen in de waarde van de activa die wordt gebruikt voor de berekening van de gereguleerde vergoeding; 5° de subsidie is uitsluitend bedoeld om de investeringskosten te verminderen;het bedrag van de subsidie mag niet hoger zijn dan vijftig procent van de investeringskosten van het project; 6° de waterstofvervoersnetbeheerder schikt zich naar de overige verplichtingen of vereiste vergunningen vanwege de overheid. Vergunningaanvragen voor vereiste vergunningen moeten worden ingediend voor de indiening van de subsidieaanvraag en bij de definitieve weigering van één van de vereiste vergunningen wordt de subsidie niet verleend en vervalt het recht op een reeds toegekende subsidie op grond van dit artikel.

Binnen vier maanden vanaf de ontvangst van de subsidieaanvraag, beslist de minister over het voornemen tot steuntoekenning, waarbij tot aanmelding wordt over gegaan en waarbij de subsidie slechts wordt verleend nadat de Europese Commissie de steunmaatregelen vervat in dit artikel verenigbaar heeft verklaard met de interne markt overeenkomstig artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met toepassing van artikel 4, derde lid of artikel 9, derde lid van de Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of de termijn waarbinnen de Europese Commissie gehouden is een beslissing te nemen met betrekking tot de steunmaatregelen vervat in dit artikel is in overeenstemming met artikel 4, zesde lid van die verordening, verstreken.

De modaliteiten die van toepassing zijn op de verlening, de betaling en het gebruik van de subsidie worden gespecificeerd in een overeenkomst die de Minister uiterlijk vier maanden na de bekendmaking van het besluit, bedoeld in het eerste lid, sluit met de begunstigde.

Ingeval van niet-naleving van de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, de beslissing tot verlening van een subsidie of de subsidieovereenkomst bedoeld in het derde lid wordt de betaling van de subsidie gestaakt en wordt de omvang van de subsidie herzien en kan de minister, onverminderd de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, de volgende maatregelen treffen: 1° de waterstofvervoersnetbeheerder in gebreke stellen;2° de uitbetaling van de subsidie opschorten;3° bijkomende voorwaarden opleggen;4° de verleende subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen. In geval van terugvordering wordt de Europese referentierentevoet voor terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun toegepast vanaf het tijdstip van de verlening van de subsidie. HOOFDSTUK 4. - met betrekking tot andere waterstofvervoersinstallaties Beheer van bestaande waterstofnetten

Art. 20.§ 1. Het beheer van bestaande waterstofnetten, met inbegrip van de overeenkomstig artikel 4, § 5, toegelaten uitbreidingen, door andere ondernemingen dan de waterstofvervoersnetbeheerder is toegestaan. § 2. Elke eigenaar van een bestaand waterstofnet kan een verzoek tot aanwijzing van de waterstofvervoersnetbeheerder als onafhankelijke beheerder van deze installatie indienen overeenkomstig artikel 21. § 3. Indien de minister de waterstofvervoersnetbeheerder overeenkomstig artikel 21 als de onafhankelijke beheerder van een bestaand waterstofnet aanwijst, leven de eigenaar van die installatie en de waterstofvervoersnetbeheerder artikel 23 na. § 4. Binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze wet stelt de Commissie, na raadpleging van de betrokken waterstofvervoersnetbeheerders een methodologie vast voor de berekening van de waarde voor opname in de gereguleerde activabasis in geval van een aankoop door de waterstofvervoersnetbeheerder van een pijpleiding waarvoor reeds een geldige vervoersvergunning bestaat, met inbegrip van overeenkomstig artikel 3 tot 7 van de gaswet verleende vervoersvergunningen, met het oog op het verder beheer voor het vervoer van waterstof of op de herbestemming voor het vervoer van waterstof. De waterstofvervoersnetbeheerder is nooit verplicht bestaande installaties te kopen.

Procedure voor de benoeming van de waterstofvervoersnetbeheerder als onafhankelijke beheerder van een bestaand waterstofnet

Art. 21.§ 1. Elke eigenaar van een bestaand waterstofnet kan bij de minister een aanvraag indienen om de waterstofvervoersnetbeheerder aan te wijzen als onafhankelijke beheerder van die installatie. § 2. De aanvraag wordt per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs naar de minister gestuurd, met afschrift aan de Commissie, de Algemene Directie Energie en de waterstofvervoersnetbeheerder. § 3. De aanvraag bevat alle elementen die nodig zijn om de Algemene Directie Energie en de Commissie in staat te stellen deze te beoordelen in het licht van de voorafgaande voorwaarden bedoeld in artikel 22.

De Commissie of de Algemene Directie Energie kan de kandidaat te allen tijde verzoeken om binnen tien dagen alle aanvullende informatie te verstrekken die zij voor hun onderzoek nodig achten. § 4. Binnen zestig werkdagen na de indiening van het dossier bij de minister, bezorgt de Commissie aan de Algemene Directie Energie een advies over de voldoening van de aanwijzingsaanvraag aan de voorafgaande voorwaarden bedoeld in artikel 22. § 5. Binnen vijftien werkdagen na ontvangst van de beoordeling en het advies van de Commissie, brengt de Algemene Directie Energie een advies uit aan de minister over de aanwijzing van de waterstofvervoersnetbeheerder als onafhankelijke beheerder van het betreffende bestaande waterstofnet. § 6. Binnen dertig werkdagen na ontvangst van het advies van de Algemene Directie Energie en na overleg in de Ministerraad, wijst de minister de waterstofvervoersnetbeheerder aan als onafhankelijke beheerder van het bestaande waterstofnet. Het ministerieel besluit waarbij de waterstofvervoersnetbeheerder als onafhankelijke beheerder van het bestaande waterstofnet wordt aangewezen, wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs meegedeeld aan de waterstofvervoersnetbeheerder en aan de eigenaar van het betreffende bestaande waterstofnet. De minister geeft deze aanwijzing ter kennis aan de Europese Commissie.

Voorafgaande voorwaarden voor de aanwijzing van de waterstofvervoersnetbeheerder als onafhankelijke beheerder van een bestaand waterstofnet

Art. 22.§ 1. Om de waterstofvervoersnetbeheerder aan te wijzen als onafhankelijke beheerder van een bestaand waterstofnet, moet aan alle volgende voorwaarden worden voldaan: 1° de waterstofvervoersnetbeheerder toont aan dat hij over de financiële, technische, fysieke en personele middelen beschikt om de hem overeenkomstig artikel 23 opgedragen verplichtingen uit te voeren;2° de eigenaar van het bestaande waterstofnet toont aan te kunnen voldoen aan zijn verplichtingen overeenkomstig artikel 23. § 2. Wanneer de eigenaar van een bestaand waterstofnet, die nog over een geldige waterstofvervoersvergunning beschikt, contact opneemt met de waterstofvervoersnetbeheerder met het oog op zijn aanwijzing als onafhankelijke beheerder van het betreffende bestaande waterstofnet, onderhandelen de partijen te goeder trouw over het tijdstip en de voorwaarden van de overdracht. Deze voorwaarden kunnen onder andere de criteria omvatten waarnaar in artikel 5, § 3, wordt verwezen voor het verkrijgen van een waterstofvervoersvergunning voor de betrokken installatie door de waterstofvervoersnetbeheerder. Wanneer de partijen binnen een redelijke termijn geen overeenkomst bereiken, bepaalt de Commissie, na raadpleging van de Algemene Directie Energie, dit tijdstip en de voorwaarden van overdracht.

Rechten en verplichtingen van de partijen na de aanwijzing van de waterstofvervoersnetbeheerder als onafhankelijke beheerder van een bestaand waterstofnet

Art. 23.§ 1. Iedere onafhankelijk beheerder van een bestaand waterstofnet is verantwoordelijk voor: 1° het verlenen en beheren van toegang tot het net voor derden overeenkomstig artikel 15, inclusief het innen van toegangsvergoedingen en congestievergoedingen voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het waterstofvervoersnet;2° het waarborgen dat het waterstofvervoersnet op langere termijn in staat is aan een redelijke vraag te voldoen en daartoe een afdoende investeringsprogramma in functie van de ontwikkeling van het waterstofvervoersnet vast te stellen overeenkomstig artikel 14. § 2. De eigenaar van het bestaand waterstofnet bedoeld in paragraaf 1, is gehouden tot: 1° de nodige samenwerking met en ondersteuning van de onafhankelijke beheerder voor de uitvoering van zijn verplichtingen, inclusief het meedelen van alle relevante informatie;2° de financiering van de door de onafhankelijke beheerder geplande en door de Commissie goedgekeurde investeringen, of ermee instemmen dat die investeringen door een belanghebbende partij, waaronder de onafhankelijke waterstofvervoersnetbeheerder, worden gefinancierd.De toepasselijke financiële regelingen worden goedgekeurd door de Commissie. Alvorens deze goedkeuring te geven, raadpleegt de Commissie de eigenaar van het waterstofvervoersnet alsook andere belanghebbende partijen; 3° de dekking van de aansprakelijkheid met betrekking tot de netactiva, met uitzondering van de aansprakelijkheid die verband houdt met de taken van de onafhankelijke beheerder, en;4° het geven van de waarborgen teneinde de financiering van netuitbreidingen te vergemakkelijken, met uitzondering van die investeringen waarvoor hij, overeenkomstig de bepaling onder 2°, heeft ingestemd dat zij door een belanghebbende partij, waaronder de onafhankelijke beheerder, worden gefinancierd. § 3. In nauwe samenwerking met de Commissie staat de Belgische Mededingingsautoriteit in voor de controle op de naleving door de eigenaar van het bestaande waterstofnet bedoeld in paragraaf 1 van zijn verplichtingen bedoeld in paragraaf 2. § 4. De eigenaar van de betrokken vervoersinstallatie heeft voor het gebruik van deze installatie recht op een billijke vergoeding, die door de waterstofvervoersnetbeheerder wordt betaald. Voor de berekening van deze billijke vergoeding stelt de Commissie een methodologie op die de toegestane inkomsten bepaalt, die nodig zijn om de veiligheid en de kwaliteit van het net te garanderen, en die de rendementsdrempel voor de gereguleerde activabasis vastlegt. § 5. De eigenaar van het bestaande waterstofnet is niet bevoegd voor het verlenen en beheren van toegang voor derden, noch voor het investeringsprogramma. HOOFDSTUK 5. - Reguleringsrekening Reguleringsrekening

Art. 24.Er wordt een reguleringsrekening gecreëerd op naam van de waterstofvervoersnetbeheerder. Wanneer lagere exploitatiekosten of extra inkomsten boven de maximaal toegestane gereguleerde inkomsten, berekend volgens de in artikel 16, § 2, 5°, bedoelde methode, aanleiding geven tot een bonussituatie voor de waterstofvervoersnetbeheerder, wordt deze rekening met het overeenkomstige bedrag gecrediteerd. In een malussituatie wordt deze rekening gedebiteerd met de ontbrekende inkomsten ten opzichte van de toegestane gereguleerde inkomsten.

De inkomsten uit de reguleringsrekening kunnen worden gebruikt om de waterstofvervoersnettarieven te verlagen, onder de voorwaarden die in de tariefmethodologie bedoeld artikel 16 zijn vastgesteld. HOOFDSTUK 6. - Taken en bevoegdheden van de Commissie Bevoegdheden van de Commissie

Art. 25.De Commissie is de onafhankelijke reguleringsinstantie voor wat het vervoer van waterstof betreft. Zij zorgt voor de daadwerkelijke uitvoering van de in deze wet vervatte voorschriften en ziet toe op de naleving ervan.

De Commissie vervult de taken en krijgt de bevoegdheden die haar zijn toegewezen bij de artikelen 15/14 tot 15/18bis van de gaswet, voor zover deze bepalingen relevant, toepasselijk en noodzakelijk zijn voor de toepassing van deze wet.

De overeenkomstig artikel 25, § 5, van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt goedgekeurde begroting en de jaarrekening van de Commissie houden specifiek rekening met de taken die haar door deze wet zijn opgedragen.

Beroep

Art. 26.§ 1. Tegen de beslissingen van de Commissie, genomen in toepassing van deze wet, kan beroep worden ingesteld bij het Marktenhof, zetelend zoals in kort geding. Evenzo kan, indien de Commissie geen beslissing neemt binnen de bij of krachtens deze wet gestelde termijn, de meest gerede partij het geschil voorleggen aan het Marktenhof. § 2. Iedere persoon die een belang aantoont, kan het in paragraaf 1 bedoelde beroep instellen. § 3. De minister of een belanghebbende partij kan binnen dertig dagen na de bekendmaking van het verzoekschrift op de website van de Commissie overeenkomstig paragraaf 4, vijfde lid, in de zaak tussenkomen. § 4. Het in paragraaf 1 bedoelde beroep wordt, op straffe van ambtshalve uitgesproken onontvankelijkheid, ingesteld door neerlegging van een verzoekschrift ter griffie van het hof van beroep te Brussel, waarbij de bestreden beslissing is gevoegd, binnen dertig dagen te rekenen vanaf de betekening van de beslissing of, bij gebreke daarvan, vanaf de bekendmaking van de beslissing of, bij gebreke daarvan, vanaf de dag waarop van de beslissing kennis is genomen.

Wanneer de Commissie geen beslissing neemt binnen de bij of krachtens deze wet gestelde termijn kan de betrokken partij de Commissie in gebreke stellen om een beslissing te nemen. Bij het uitblijven van een beslissing na afloop van een termijn van vijfenveertig dagen, te rekenen vanaf de dag van de ingebrekestelling, wordt het stilzwijgen beschouwd als een beslissing tot afwijzing van het verzoek. De betrokken partij kan, binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijn van vijfenveertig dagen te rekenen vanaf de dag van de ingebrekestelling, een beroep instellen tegen de stilzwijgende beslissing tot afwijzing van de Commissie.

Op straffe van nietigheid bevat het verzoekschrift: 1° de dag, de maand en het jaar;2° indien de verzoeker een natuurlijke persoon is, zijn naam, voornamen, beroep en woonplaats en, in voorkomend geval, zijn ondernemingsnummer;indien de verzoeker een rechtspersoon is, zijn naam, rechtsvorm, zetel en de hoedanigheid van de persoon of het orgaan die hem vertegenwoordigt en, in voorkomend geval, zijn ondernemingsnummer; 3° het adres van de Commissie;4° een volledige uiteenzetting van de middelen;onverminderd artikel 748 van het Gerechtelijk Wetboek, kan geen enkel nieuw middel door de verzoeker worden ontwikkeld tijdens de voorbereiding van de zaak, met uitzondering van de middelen die op elk ogenblik van de procedure, tot aan de sluiting van de debatten, door het Marktenhof en door de partijen kunnen worden opgeworpen; 5° een aanduiding van de plaats, de dag en het uur van de verschijning vastgesteld door de griffier van het hof van beroep;6° de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat. Indien het verzoekschrift gegevens bevat die de verzoeker als vertrouwelijk beschouwt, vermeldt hij dit uitdrukkelijk en dient hij ook een niet-vertrouwelijke versie van het verzoekschrift in, op straffe van nietigheid.

De griffie van het hof van beroep stelt de Commissie onverwijld per gerechtsbrief in kennis van het verzoekschrift en, in voorkomend geval, van de niet-vertrouwelijke versie ervan. De Commissie publiceert de niet-vertrouwelijke versie van het verzoekschrift op haar website.

De inleidende hoorzitting vindt plaats ten minste acht dagen na de datum van kennisgeving van het verzoekschrift bedoeld in het eerste lid. § 5. Het oorspronkelijke administratief dossier van de Commissie wordt samen met de bevindingen van de Commissie aan de andere partijen meegedeeld.

De Commissie geeft voor elk document in haar dossier aan of het al dan niet vertrouwelijk is, en zo ja, ten aanzien van wie de vertrouwelijkheid gerechtvaardigd is. Vertrouwelijke documenten worden niet aan de partijen toegezonden. Indien het mogelijk is een niet-vertrouwelijke versie van de vertrouwelijke documenten op te stellen, wordt alleen deze niet-vertrouwelijke versie aan de partijen toegezonden.

Het Marktenhof beslist over eventuele geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten. Het Marktenhof heeft toegang tot het gehele administratief dossier, inclusief vertrouwelijke documenten. § 6. Het beroep bedoeld in paragraaf 1 heeft geen schorsende werking, behalve wanneer het gericht is tegen een beslissing waarbij een administratieve boete wordt opgelegd.

Het Marktenhof kan evenwel, op verzoek van de verzoeker in zijn verzoekschrift en bij een overeenkomstig de wet genomen beslissing, de tenuitvoerlegging van de beslissing van de Commissie geheel of gedeeltelijk opschorten tot de dag van de uitspraak van het arrest.

Opschorting van de tenuitvoerlegging kan slechts worden gelast in spoedeisende gevallen en alleen indien er ernstige redenen zijn om de bestreden beslissing te vernietigen en de belangenafweging in het voordeel van de gevraagde opschorting uitvalt. § 7. Op verzoek van een tegenpartij of van een tussenkomende partij geeft het Marktenhof aan welke gevolgen van de vernietigde individuele beslissingen als definitief of als voorlopig gehandhaafd moeten worden beschouwd gedurende de termijn die het Marktenhof bepaalt.

Een dergelijke maatregel kan slechts worden gelast om uitzonderlijke redenen die een schending van het legaliteitsbeginsel rechtvaardigen, bij een speciaal met redenen omklede beslissing op dit punt en na een debat op tegenspraak. Bij deze beslissing kan rekening worden gehouden met de belangen van derden. HOOFDSTUK 7. - Sancties Sancties

Art. 27.De artikelen 17/2 tot 20/5 van de gaswet zijn van toepassing op deze wet. HOOFDSTUK 8. - Wijzigings- en slotbepalingen Slotbepaling

Art. 28.Tenzij in deze wet uitdrukkelijk anders is bepaald, zijn de bepalingen van de gaswet niet van toepassing op het vervoer van waterstof.

Wijziging van de gaswet

Art. 29.Artikel 2 van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, vervangen bij de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten en gewijzigd bij de wetten van 16 juli 2001 en 8 januari 2012, wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende: " § 5. Tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald in de wet van 11 juli 2023 betreffende het vervoer van waterstof door middel van leidingen, zijn de bepalingen van deze wet niet van toepassing op het vervoer van waterstof.".

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 11 juli 2023.

FILIP Van Koningswege : De minister van Energie, T. VAN DER STRAETEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota Kamer van volksvertegenwoordigers : (www.dekamer.be) Stukken : 55-3077 (2022/2023) Integraal Verslag : 6 juli 2023

^