Etaamb.openjustice.be
Wet van 10 juni 1996
gepubliceerd op 04 augustus 1999

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Chili inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, en Protocol, ondertekend te Brussel op 15 juli 1992

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
1999015117
pub.
04/08/1999
prom.
10/06/1996
ELI
eli/wet/1996/06/10/1999015117/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 JUNI 1996. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Chili inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, en Protocol, ondertekend te Brussel op 15 juli 1992 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77, eerste lid, 6°, van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Chili inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, en van het protocol, ondertekend te Brussel op 15 juli 1992, zal volkomen uitwerking hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 10 juni 1996.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister van Buitenlandse Handel, Ph. MAYSTADT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Parlementaire referenties. Zitting 1995-1996.

Senaat.

Ontwerp van wet, nr. 1-160/1. Verslag, nr. 1-160/2.

Tekst aangenomen door de Commissie, n° 1-160/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, zitting van 5 maart 1996.

Stemming, zitting van 7 maart 1996.

Kamer.

Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 474/1.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, zitting van 3 april 1996.

Stemming, zitting van 4 april 1996. (2) Decreet van het Vlaamse Gewest van 15 juli 1997 (Belgisch Staatsblad van 10 september 1997 blz.23422-23423); Decreet van het Waalse Gewest van 9 april 1998 (Belgisch Staatsblad van 22 april 1998 blz. 12316)12317); Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 5 december 1996 (Belgisch Staatsblad van 20 februari 1997 blz. 3478). (3) De uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonde heeft plats gehad op 12 mei 1999.Overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, treedt deze Overeenkomst inwerking op 12 juni 1999.

Deze publicatie is rechtsgeldig. (Deze van 18 september 1997 (blz. 24257-24263) was ter informatieve titel.)

Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Chili inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen en protocol De Regering van het Koninkrijk België, krachtens bestaande overeenkomsten mede uit naam van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg en De Regering van de Republiek Chili, Verlangend hun economische samenwerking te ontwikkelen door gunstige voorwaarden te scheppen voor de verwezenlijking van investeringen met overmaking van kapitaal, door investeerders van één Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, Overwegende de gunstige invloed die dergelijke Overeenkomst kan uitoefenen voor de verbetering van de zakelijke kontakten en de versteviging van het vertrouwen op het vlak van de buitenlandse investeringen, Zijn overeengekomen als volgt : Artikel 1 Definities 1. Het begrip « investeerders » betekent : a) elke natuurlijke persoon die volgens de Belgische, Luxemburgse of Chileense wetgeving onderdaan is van respectievelijk het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Chili;b) elke rechtspersoon die is opgericht overeenkomstig de Belgische, Luxemburgse of Chileense wetgeving en die zijn maatschappelijke zetel heeft en zijn activiteit effectief uitoefent op het grondgebied van respectievelijk het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Chili.2. Het begrip « investering » betekent om het even welke vorm van activa en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in speciën, in natura of in werk, die worden belegd of herbelegd in om het even welke economische sector. Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden namelijk, maar niet uitsluitend : a) de roerende en onroerende goederen alsook alle andere zakelijke rechten, zoals hypotheken, voorrechten, panden, vruchtgebruik en gelijkaardige rechten;b) de aandelen, deelbewijzen en alle andere vormen van deelneming, zelfs minoritair of onrechtstreeks, in vennootschappen die zijn opgericht op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij;c) de obligaties, vorderingen en rechten op enige prestatie met economische waarde;d) de auteursrechten, rechten van industriële eigendom (zoals octrooien, licenties, gedeponeerde merken, modellen en industriële maquettes), technische procédés, know-how, gedeponeerde namen en handelsfondsen;e) de publiekrechtelijke of contractuele concessies, waaronder die op het gebied van de prospectie, de teelt, de ontginning of winning van natuurlijke rijkdommen. Veranderingen van de juridische vorm waarin de activa en kapitalen werden geïnvesteerd of geherinvesteerd brengen hun kwalificatie als « investering » als bedoeld in deze Overeenkomst niet in het gedrang. 3. Het begrip « inkomsten » betekent de bedragen die voortvloeien uit een investering en namelijk maar niet uitsluitend, de winsten, intresten, kapitaalaangroei, dividenden, royalties of vergoedingen. Artikel 2 Bevordering van de investeringen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij moedigt de investeringen door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aan en laat die investeringen op haar grondgebied toe in overeenstemming met haar wetgeving.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij laat in het bijzonder het sluiten en uitvoeren toe van licentiekontrakten en van akkoorden inzake commerciële, administratieve of technische bijstand, voor zover die activiteiten verband houden met investeringen.3. Deze Overeenkomst is van toepassing op de investeringen op het grondgebied van elk van de Overeenkomstsluitende Partijen door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij, zelfs wanneer die werden verricht vóór haar inwerkingtreding.Ze is evenwel niet van toepassing op geschillen die ontstaan zijn vóór haar inwerkingtreding.

Artikel 3 Bescherming van de investeringen 1. Alle bestaande en toekomstige investeringen door investeerders van één Overeenkomstsluitende Partij genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een billijke en rechtvaardige behandeling.2. Tenzij maatregelen nodig zijn ter handhaving van de openbare orde, genietn die investeringen een voortdurende zekerheid en bescherming, met uitsluiting van elke ongerechtvaardigde of discriminatoire maatregel die, de jure of de facto, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vereffening ervan zou kunnen belemmeren.3. Al de in deze Overeenkomst gedefinieerde rechten, alsook de in de paragrafen 1 en 2 omschreven behandeling en bescherming zijn ten minste gelijk aan die welke de eigen investeerders of die van een derde Staat genieten, wanneer aan die laatsten een meer gunstige behandeling wordt verleend, en mogen in geen geval minder gunstig zijn dan die welke het internationaal recht waarborgt.4. Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij aan investeerders van een derde Staat voorrechten toekent op grond van een vrijhandelszone, een douane-unie of een gemeenschappelijke markt, of op grond van een overeenkomst tot vermijding van dubbele belasting, is die Partij niet verplicht dezelfde voorrechten toe te kennen aan investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij. Artikel 4 Bescherming van de eigendom 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe geen enkele rechtstreekse of onrechtstreekse maatregel tot onteigening of nationalisatie, noch enige andere maatregel met een gelijkaardige uitwerking te treffen ten aanzien van investeringen op haar grondgebied die toebehoren aan investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij.2. Wanneer een afwijking van paragraaf 1 wordt gerechtvaardigd door het openbaar nut of het nationaal belang, dan moeten de volgende voorwaarden vervuld worden : a) de maatregelen zijn in overeenstemming met de procedure waarin de wet voorziet;b) die maatregelen zijn noch discriminatoir, noch strijdig met een bijzondere verbintenis zoals vermeld in artikel 7 van deze Overeenkomst;c) die maatregelen gaan vergezeld van maatregelen die voorzien in de betaling van een aangepaste en reële schadeloosstelling.3. Het bedrag van de schadeloosstellingen moet overeenstemmen met de werkelijke waarde van de betrokken investeringen op de dag vóór de datum waarop de maatregelen worden getroffen of bekendgemaakt. De schadeloosstellingen worden betaald in een met de investeerder overeengekomen convertibele munt. Ze leveren rente op tegen het normale handelstarief vanaf de datum van vaststelling tot de datum van uitbetaling. Ze worden onverwijld uitgekeerd en kunnen vrij worden overgemaakt, ongeacht de verblijfplaats of zetel van de rechthebbende. 4. De investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij waarvan de investeringen schade zouden lijden ingevolge een oorlog of een ander gewapend conflict, een revolutie, een nationale noodtoestand of een opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, genieten vanwege die laatste, op het vlak van de teruggaven, vergoedingen, compensaties of andere schadeloostellingen, een behandeling die ten minste gelijk is aan die welke zij verstrekt aan haar eigen investeerders of aan de investeerders van de meest begunstigde natie.5. Voor de in dit artikel behandelde kwesties verleent elke Overeenkomstsluitende Partij aan de investeerders van de andere Partij een behandeling die ten minste gelijk is aan die welke ze op haar grondgebied geeft aan de investeerders van de meest begunstigde natie. Die behandeling is in geen geval minder gunstig dan die welke het internationale recht waarborgt.

Artikel 5 Overmakingen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij die op haar grondgebied investeringen hebben verricht, de vrije overmaking van hun liquide middelen, en inzonderheid van : a) de inkomsten uit de investeringen, met inbegrip van de winsten, intresten, kapitaalopbrengsten, dividenden, royalties;b) de bedragen die nodig zijn voor de terugbetaling van regelmatig aangegane leningen;c) de opbrengst van schuldvorderingen of van een gehele of gedeeltelijke vereffening van de investeringen, met inbegrip van de meerwaarden of verhogingen van het geïnvesteerde kapitaal;d) de ingevolge artikel 4 betaalde schadeloosstellingen;e) de retributies en andere betalingen ingevolge licentierechten of commerciële, administratieve of technische bijstand.2. De onderdanen van een Overeenkomstsluitende Partij die uit hoofde van een toegelaten investering op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij mogen werken, mogen tevens een passend deel van hun loon overmaken naar hun land van oorsprong.3. Elke Overeenkomstsluitende Partij levert in overeenstemming met haar wetgeving de nodige vergunningen af om ervoor te zorgen dat de overmakingen onverwijld kunnen gebeuren, zonder andere lasten dan de gebruikelijke taksen en kosten.4. De in artikel 4 en dit artikel bedoelde overmakingen gebeuren tegen de wisselkoersen die van toepassing zijn op de datum van overmaking en overeenkomstig de deviezenreglementering die van kracht is in de Staat op wiens grondgebied de investering werd gedaan.In elk geval dienen de toegepaste wisselkoersen rechtvaardig en billijk te zijn. 5. De in dit artikel vermelde waarborgen zijn ten minste gelijk aan die welke in gelijkaardige gevallen worden gegeven aan de investeerders van de meest begunstigde natie. Artikel 6 Subrogatie 1. Indien een Overeenkomstsluitende Partij of een openbare instelling ervan vergoedingen uitbetaalt aan eigen investeerders op grond van een garantie voor een investering, dan erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de rechten van de schadeloosgestelde investeerders zijn overgedragen aan de Overeenkomstsluitende Partij of de betrokken openbare instelling, die als verzekeraar is opgetreden.2. Net als de investeerders, en binnen de grenzen van de aldus overgedragen rechten, kan de verzekeraar door subrogatie de rechten van deze investeerders doen gelden en de erop betrekking hebbende vorderingen uitoefenen. De subrogatie in de rechten strekt zich ook uit tot de rechten tot overmaking en arbitrage vermeld in de artikelen 5 en 9.

Die rechten kunnen door de verzekeraar worden uitgeoefend ten belope van de hoegrootheid van het risico die door de garantie wordt gedekt, en door de investeerder die de garantie geniet, ten belope van de hoegrootheid van het risico die niet wordt gedekt. 3. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij aan de verzekeraar de verplichtingen opleggen die wettelijk of contractueel op de schadeloosgestelde investeerders rusten. Artikel 7 Toepasselijke regels 1. Als een kwestie in verband met de investeringen niet alleen door deze Overeenkomst maar ook door de nationale wetgeving van een Overeenkomstsluitende Partij wordt geregeld, of door internationale overeenkomsten waarbij de Partijen Partij zijn of worden, dan kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij zich beroepen op de bepalingen die voor hen het gunstigst zijn.2. Investeringen waarvoor een specifiek akkoord werd gesloten tussen een Overeenkomstsluitende Partij en investeerders van de andere Partij, zijn onderworpen aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van het specifieke akkoord.3. Elke Overeenkomstsluitende Partij leeft steeds de verbintenissen na die ze tegenover investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij is aangegaan. Artikel 8 Geschillen betreffende de interpretatie of toepassing 1. Elk geschil betreffende de interpretatie of toepassing van deze Overeenkomst moet zo mogelijk worden geregeld langs diplomatieke weg.2. Bij gebrek aan een regeling langs diplomatieke weg wordt het geschil voorgelegd aan een gemengde commissie met vertegenwoordigers van beide Partijen;de commissie vergadert op verzoek van de meest gerede Partij en zonder ongerechtvaardigde vertraging. 3. Indien de gemengde commissie het geschil niet kan regelen, wordt het op verzoek van één van de Overeenkomstsluitende Partijen onderworpen aan arbitrage, die voor elk geval apart als volgt wordt ingesteld : Elke Overeenkomstsluitende Partij wijst een scheidsman aan binnen drie maanden vanaf de datum waarop één van de Overeenkomstsluitende Partijen de andere in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen.Binnen twee maanden na hun aanwijzing wijzen de twee scheidsmannen in onderling overleg een onderdaan van een derde Staat aan als voorzitter van het scheidsgerecht.

Indien deze termijnen worden overschreden, kan één van de Overeenkomstsluitende Partijen de Voorzitter van het Internationaal Gerechtshof verzoeken de niet aangewezen scheidsman of scheidsmannen te benoemen.

Indien de Voorzitter van het Internationaal Gerechtshof onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een Overeenkomstsluitende Partij geen diplomatieke banden heeft, of als hij om een andere reden is verhinderd, wordt de Ondervoorzitter van het Hof verzocht die benoeming te doen.

Indien die laatste verhinderd is of onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een Overeenkomstsluitende Partij geen diplomatieke banden heeft, wordt de Rechter met de grootste anciënniteit verzocht die benoeming te doen. 4. Het aldus samengestelde scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast.Zijn beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen en zijn definitief en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen. 5. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten die zijn verbonden aan de aanwijzing van haar scheidsman.De uitgaven met betrekking tot de aanwijzing van de derde scheidsman en de werkingskosten van het scheidsgerecht worden gelijkelijk gedragen door de Overeenkomstsluitende Partijen.

Artikel 9 Investeringsgeschillen 1. Van elk investeringsgeschil tussen een investeerder van een Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt schriftelijk en voldoende gedetailleerd kennis gegeven. In de mate van het mogelijke wordt dat geschil op minnelijke wijze geregeld tussen de partijen bij het geschil, en bij gebrek daaraan, door een verzoeningsprocedure tussen de Overeenkomstsluitende Partijen via diplomatieke weg. 2. Indien het geschil niet op dergelijke wijze kan worden geregeld binnen zes maanden na de kennisgeving, kan de investeerder het geschil voorleggen aan de gerechtelijke instanties van de Overeenkomstsluitende Partij op wiens grondgebied de investering zich bevindt of aan de internationale arbitrage van het Internationaal Centrum voor Regeling van Investeringsgeschilen (ICSID), dat is opgericht door het « Verdrag tot regeling van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten », ter ondertekening opengesteld te Washington op 18 maart 1965. Met dat doel geeft elke Overeenkomstsluitende Partij door deze Overeenkomst haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming om elk geschil aan die arbitrage te onderwerpen. Die toestemming houdt in dat zij niet zal eisen dat de interne administratieve of juridische procedures worden uitgeput. 3. Wanneer beroep wordt gedaan op de nationale gerechtelijke instanties kan de investeerder het geschil niet aan internationale arbitrage voorleggen, tenzij indien hij vanwege de bevoegde rechtbank geen definitief vonnis heeft verkregen binnen de 18 maanden.4. Geen Overeenkomstsluitende Partij, die partij is bij een geschil, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een verzekeringspolis of van de in artikel 6 van deze Overeenkomst vermelde garantie heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.5. Het scheidsgerecht beslist op grond van het recht van de Overeenkomstsluitende Partij die partij is bij het geschil, met inbegrip van de regels inzake wetsconflicten, van de bepalingen van deze Overeenkomst, de bepalingen van de specifieke akkoorden die eventueel werden gesloten met betrekking tot de investering, en de beginselen van internationaal recht terzake.6. De arbitragebeslissingen zijn definitief en bindend voor de partijen bij het geschil.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe de beslissingen uit te voeren overeenkomstig haar wetgeving. 7. Geen enkele van de twee Overeenkomstsluitende Partijen kan een internationale klacht indienen betreffende een geschil van één van zijn investeerders, tenzij na afloop van de in dit artikel vermelde arbitrageprocedure, de andere Overeenkomstsluitende Partij het over dat geschil gevelde vonnis niet ter uitvoering brengt of zich hieraan niet houdt. Artikel 10 Inwerkingtreding en duur 1. Deze Overeenkomst treedt in werking één maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen hun akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld. Ze blijft van kracht gedurende een termijn van tien jaar.

Ze wordt telkens stilzwijgend verlengd voor een nieuwe termijn van tien jaar, en elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht ze op te zeggen met kennisgeving ten minste zes maanden vóór het einde van de lopende geldigheidstermijn. 2. Investeringen die vóór de datum van beëindiging van deze Overeenkomst werden verricht, blijven onder haar toepassing vallen gedurende een termijn van ten minste tien jaar na die datum. Ten blijke waarvan, de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe gemachtigd door hun onderscheiden regering, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Brussel, op 15 juli 1992, in twee oorspronkelijke exemplaren, in de Nederlandse, de Franse en de Spaanse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk rechtsgeldig.

Voor de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie : W. CLAES Minister van Buitenlandse Zaken, Voor de Regering van de Republiek Chili : E. SILVA CIMMA Minister van Buitenlandse Zaken Voor de Belgische-Luxemburgse Economische Unie : W. CLAES Minister van Buitenlandse Zaken Voor de Regering van de Republiek Chili : E. SILVA CIMMA Minister van Buitenlandse Zaken

Protocol Ter gelegenheid van de ondertekening van de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Chili inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, zijn de ondergetekende gevolmachtigden het volgende overeengekomen, dat integrerend deel uitmaakt van de Overeenkomst : Ad Artikel 5 a) Onverminderd de bepalingen van artikel 5, behoudt de Republiek Chili het recht de repatriëring van het kapitaal slechts toe te laten na verloop van drie jaar na de invoer van dat kapitaal door de investeerder.Een eventuele afschaffing of vermindering van die termijn zal automatisch toegepast worden voor de investeerder. b) Zolang het Chileense plan van « foreign debt equity swaps » in voege is, verleent de Republiek Chili aan de investeerders van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie het recht de in het kader van dat plan gedane investeringen te repatriëren na verloop van tien jaar na de invoer van het kapitaal, en het recht de winsten over te maken na verloop van vier jaar. De winsten van de vier eerste jaren mogen worden overgemaakt vanaf het vijfde jaar, in respectieve annuïteiten van 25 %. Dit verhindert niet dat de investeerder kan opteren voor de kortere termijnen die zijn bepaald in de bijzondere richtlijnen van de Centrale Bank van Chili. c) In geen enkel geval geniet een investeerder van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie op het vlak van de overmakingen een minder gunstige behandeling dan een investeerder van een derde Staat. Ad artikel 9 De onderdanen en vennootschappen van een Overeenkomstsluitende Partij die deelnemen in een niet-Belgische, -Luxemburgse of -Chileense buitenlandse vennootschap die zelf deelneemt in een vennootschap van de andere Overeenkomstsluitende Partij, mogen enkel overeenkomstig artikel 9 een geschil aan het I.C.S.I.D. voorleggen wanneer zij aantonen dat zij op het ogenblik van de feiten die aan het geschil ten grondslag liggen, een substantiële participatie hadden in de betrokken buitenlandse vennootschap, of dat hun participatie hen beslissingsmacht verleende in de beleidsorganen of een daadwerkelijke invloed, via andere middelen, op de activiteit van die vennootschap.

Gedaan te Brussel, op 15 juli 1992, in twee oorspronkelijke exemplaren, in de Nederlandse, de Franse en de Spaanse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk rechtsgeldig.

^