gepubliceerd op 23 januari 2004
Wet houdende instemming met de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lid-Staten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, met de Bijlagen I tot en met VII, met de Protocollen 1 tot en met 4, en met de Slotakte, gedaan te Brussel op 24 november 1997 (2) (3)
10 FEBRUARI 2000. - Wet houdende instemming met de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lid-Staten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, met de Bijlagen I tot en met VII, met de Protocollen 1 tot en met 4, en met de Slotakte, gedaan te Brussel op 24 november 1997 (1) (2) (3)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen et Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.De Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lid-Staten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, de Bijlagen I tot en met VII, de Protocollen 1 tot en met 4, en de Slotakte, gedaan te Brussel op 24 november 1997, zullen volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 10 februari 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL Met `s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 1999-2000. Senaat.
Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 22 november 1999, nr. 2-174/1. - Verslag, nr. 2-174/2. - Tekst aangenomen in vergadering en overgezonden aan de Kamer, nr. 2-174/3.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 15 december 1999. - Stemming, vergadering van 16 december 1999. Zitting 1999-2000.
Kamer.
Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 50-341/1. - Verslag. Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-341/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 20 januari 2000. - Stemming, vergadering van 20 januari 2000.(2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap/het Vlaams Gewest van 21 december 2001 (Belgisch Staatsblad van 29 januari 2002), Decreet van de Franse Gemeenschap van 28 februari 2002 (Belgisch Staatsblad van 5 april 2002), Decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 22 februari 1999 (Belgisch Staatsblad van 4 augustus 1999), Decreet van het Waalse Gewest van 8 februari 2002 (Belgisch Staatsblad van 14-15 mei 2002), Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 30 maart 2000 (Belgisch Staatsblad van 13 juli 2000) en Ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 25 februari 1999.(3) Lijst met de gebonden Staten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De Overeenkomst is in werking getreden op 1 mei 2002. EURO-MEDITERRANE OVEREENKOMST WAARBIJ EEN ASSOCIATIE TOT STAND WORDT GEBRACHT TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN EN HUN LID-STATEN, ENERZIJDS, EN HET HASJEMITISCH KONINKRIJK JORDANIE, ANDERZIJDS HET KONINKRIJK BELGIE, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE HELLEENSE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK SPANJE, DE FRANSE REPUBLIEK, IERLAND, DE ITALIAANSE REPUBLIEK, HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG, HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, DE REPUBLIEK OOSTENRIJK, DE PORTUGESE REPUBLIEK, DE REPUBLIEK FINLAND, HET KONINKRIJK ZWEDEN, HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIE EN NOORD-IERLAND, partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, hierna « lid-Staten » genoemd, en DE EUROPESE GEMEENSCHAP, DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR KOLEN EN STAAL, hierna « de Gemeenschap » genoemd, enerzijds, en HET HASJEMITISCH KONINKRIJK JORDANIE, hierna « Jordanië » genoemd, anderzijds, GELET OP het belang van de historische banden tussen de Gemeenschap, haar lid-Staten en Jordanië en hun gemeenschappelijke waarden, OVERWEGENDE dat de Gemeenschap, haar lid-Staten en Jordanië deze banden wensen te versterken en duurzame betrekkingen op basis van wederkerigheid, solidariteit, partnerschap en gezamenlijke ontwikkeling tot stand wensen te brengen, GELET OP het belang dat de partijen hechten aan de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, en in het bijzonder aan de eerbiediging van de mensenrechten en de politieke en economische vrijheden waarop de Associatie is gegrondvest, GELET OP de politieke en economische ontwikkelingen van de laatste jaren in Europa en het Midden-Oosten, ZICH BEWUST VAN de noodzaak gezamenlijk te streven naar versterking van de politieke stabiliteit en de economische ontwikkeling in de regio door middel van bevordering van regionale samenwerking, VERLANGENDE een regelmatige politiek dialoog over bilaterale en internationale kwesties van wederzijds belang in te stellen en te verdiepen, OVERTUIGD van de noodzaak van versterking van het proces van sociale en economische modernisering dat Jordanië onderneemt om zijn economie volledig te integreren in de wereldeconomie en te participeren in de gemeenschap van democratische landen, GEZIEN het verschil in economische en sociale ontwikkeling tussen Jordanië en de Gemeenschap, VERLANGENDE tot samenwerking te komen, steunende op een regelmatige dialoog, op economisch, wetenschappelijk, technologisch, cultureel, audiovisueel en sociaal gebied, met het oog op beter wederzijds begrip, GEZIEN de gehechtheid van de Gemeenschap en Jordanië aan vrije handel, met name aan de naleving van de rechten en plichten die voortvloeien uit de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT), ERVAN OVERTUIGD dat de Associatieovereenkomst een nieuw klimaat zal scheppen voor hun economische betrekkingen en met name voor de ontwikkeling van handel, investeringen en economische en technologische samenwerking, ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN : ARTIKEL 1 1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar lid-Staten, enerzijds, en Jordanië anderzijds.2. Deze associatie heeft ten doel : - een passend kader tot stand te brengen voor de politieke dialoog, waardoor nauwe politieke betrekkingen tussen de partijen tot stand kunnen komen; - de voorwaarden vast te leggen voor de geleidelijke liberalisering van het goederen-, diensten- en kapitaalverkeer; - het bevorderen van de ontwikkeling van evenwichtige economische en sociale betrekkingen tussen de partijen door middel van dialoog en samenwerking; - het verbeteren van de levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden en het versterken van de productiviteit en de financiële stabiliteit; - het aanmoedigen van regionale samenwerking ter consolidatie van de vreedzame coëxistentie en de economische en politieke stabiliteit; - het bevorderen van de samenwerking op andere gebieden van wederzijds belang.
ARTIKEL 2 De betrekkingen tussen de partijen en alle bepalingen van deze Overeenkomst zijn gegrondvest op eerbiediging van de democratische beginselen en de fundamentele rechten van de mens, zoals deze zijn opgenomen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die ten grondslag ligt aan het binnen- en buitenlandse beleid van de Partijen en die een essentieel onderdeel van deze Overeenkomst vormt.
TITEL I. - Polititeke dialoog ARTIKEL 3 1. Er wordt een regelmatige politieke dialoog tussen de Partijen tot stand gebracht.Deze dialoog versterkt de betrekkingen tussen de Partijen en vormt een bijdrage tot de verdere ontwikkeling van duurzaam partnerschap en de verbetering van het wederzijds begrip en de solidariteit. 2. De politieke dialoog en samenwerking hebben met name ten doel : - verbetering van het onderling begrip en versterking van de convergentie van de standpunten over internationale vraagstukken, met name ten aanzien van aangelegenheden die belangrijke gevolgen voor een der partijen kunnen hebben; - de partijen in staat te stellen het standpunt en de belangen van de andere partij in overweging te nemen; - bevordering van de regionale veiligheid en stabiliteit; - bevordering van gezamenlijke initiatieven.
ARTIKEL 4 De politieke dialoog heeft betrekking op alle onderwerpen van wederzijds belang en beoogt de weg te openen voor nieuwe samenwerkingsvormen, gericht op gemeenschappelijke doelstellingen, met name vrede, veiligheid, mensenrechten, democratie en regionale ontwikkeling.
ARTIKEL 5 1. De politieke dialoog is gericht op vereenvoudiging van de uitvoering van gezamenlijke initiatieven en vindt met regelmatige tussenpozen plaats, alsmede telkens wanneer de omstandigheden zulks vereisen, met name : a) op ministerieel niveau, voornamelijk in het kader van de Associatieraad;b) op het niveau van hoge functionarissen tussen vertegenwoordigers van Jordanië, enerzijds, en van het Voorzitterschap van de Raad en de Commissie, anderzijds;c) met optimale gebruikmaking van alle diplomatieke kanalen, in het bijzonder door middel van regelmatige briefings door functionarissen, overleg ter gelegenheid van internationale vergaderingen en contacten tussen diplomatieke vertegenwoordigers in derde landen;d) op elke andere wijze die kan bijdragen tot de consolidatie, verdere ontwikkeling en intensivering van deze dialoog.2. Er wordt een politieke dialoog ingesteld tussen het Europees Parlement en het Parlement van Jordanië. TITEL II. - Vrij verkeer van goederen Basisprincipes ARTIKEL 6 De Gemeenschap en Jordanië brengen in de loop van een overgangsperiode van ten hoogste 12 jaar, te beginnen bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, geleidelijk een vrijhandelszone tot stand, overeenkomstig het bepaalde in deze Overeenkomst en in overeenstemming met de bepalingen van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel van 1994, hierna « GATT » te noemen. HOOFDSTUK 1. - Industrieproducten ARTIKEL 7 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap en Jordanië, met uitzondering van de in bijlage II van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap genoemde producten.
ARTIKEL 8 Er worden geen nieuwe invoerrechten of heffingen van gelijke werking ingesteld in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Jordanië.
ARTIKEL 9 Producten van oorsprong uit Jordanië worden bij invoer in de Gemeenschap toegelaten met vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking en zonder kwantitatieve beperkingen of andere maatregelen van gelijke werking.
ARTIKEL 10 1. a) De bepalingen van dit hoofdstuk vormen geen beletsel voor het door de Gemeenschap handhaven van een landbouwelement bij invoer van de in bijlage I genoemde producten van oorsprong uit Jordanië.b) Het landbouwelement kan de vorm van een vast bedrag of een ad valorem recht aannemen.c) De op landbouwproducten van toepassing zijnde bepalingen van hoofdstuk 2 zijn van overeenkomstige toepassing op het landbouwelement.2. a) De bepalingen van dit hoofdstuk vormen geen beletsel voor het door Jordanië handhaven van een landbouwelement bij invoer van de in bijlage II genoemde producten van oorsprong uit de Gemeenschap.b) Het landbouwelement dat Jordanië op grond van het bepaalde onder a) kan heffen op de invoer uit de Gemeenschap mag niet meer bedragen dan 50 % van het basisrecht dat geheven wordt op de invoer uit landen waarmee Jordanië geen preferentiële handelsregeling heeft, doch die wel een meestbegunstigingsbehandeling genieten.c) Indien Jordanië aantoont dat het equivalent van de rechten die van toepassing zijn op landbouwproducten die in de goederen in bijlage II zijn verwerkt hoger is dan het onder b) genoemde maximum, dan kan de Associatieraad een hoger percentage overeenkomen.d) Jordanië mag de lijst van goederen waarop dit landbouwelement van toepassing is uitbreiden, mits de goederen voorkomen in bijlage I.Dit landbouwelement wordt, vóór het wordt goedgekeurd, ter beoordeling voorgelegd aan het Associatiecomité, dat alle vereiste besluiten kan nemen. e) Op de in bijlage II opgenomen producten van oorsprong uit de Gemeenschap past Jordanië vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst geen hogere invoerrechten en heffingen van gelijke werking toe dan die welke op 1 januari 1996 van toepassing waren.3. Voor het industrie-element van de in bijlage II opgenomen producten van oorsprong uit de Gemeenschap schaft Jordanië de invoerrechten en heffingen van gelijke werking geleidelijk af overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.4. De overeenkomstig de leden 1 en 2 toegepaste landbouwelementen kunnen worden verminderd wanneer in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Jordanië de op een basislandbouwproduct toegepaste heffing is verlaagd of wanneer deze verminderingen het gevolg zijn van wederzijdse concessies op het gebied van verwerkte landbouwproducten.5. De in lid 4 bedoelde vermindering, de lijst van betrokken producten en, in voorkomend geval, de tariefcontingenten waarvoor de verlagingen gelden, worden door de Associatieraad vastgesteld. ARTIKEL 11 1. De douanerechten en heffingen van gelijke werking die bij invoer in Jordanië van toepassing zijn op producten van oorsprong uit de Gemeenschap, met uitzondering van de in bijlagen II, III en IV vermelde producten, worden afgeschaft bij de inwerkingtreding van de Overeenkomst.2. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 10, lid 2, onder b), en lid 3, worden de douanerechten en heffingen van gelijke werking die bij invoer in Jordanië van toepassing zijn op producten van oorsprong uit de Gemeenschap vermeld in bijlage II, geleidelijk afgeschaft overeenkomstig het hierna volgende tijdschema : - vier jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd met 10 % van het basisrecht; - vijf jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd met 20 % van het basisrecht; - zes jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd met 30 % van het basisrecht; - zeven jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd met 40 % van het basisrecht; - acht jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd met 50 % van het basisrecht. 3. De douanerechten en heffingen van gelijke werking die bij invoer in Jordanië van toepassing zijn op de in lijst A van bijlage III vermelde producten van oorsprong uit de Gemeenschap worden geleidelijk afgeschaft volgens het onderstaande tijdschema : - bij de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 80 % van het basisrecht; - één jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 60 % van het basisrecht; - twee jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 40 % van het basisrecht; - drie jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 20 % van het basisrecht; - vier jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle resterende rechten en heffingen afgeschaft. 4. De douanerechten en heffingen van gelijke werking die bij invoer in Jordanië van toepassing zijn op de in lijst B van bijlage III vermelde producten van oorsprong uit de Gemeenschap worden geleidelijk afgeschaft volgens het onderstaande tijdschema : - vier jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 90 % van het basisrecht; - vijf jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 80 % van het basisrecht; - zes jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 70 % van het basisrecht; - zeven jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 60 % van het basisrecht; - acht jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 50 % van het basisrecht; - negen jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 40 % van het basisrecht; - tien jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 30 % van het basisrecht; - elf jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 20 % van het basisrecht; - twaalf jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle resterende rechten en heffingen afgeschaft. 5. De ten aanzien van de producten in bijlage IV toe te passen regelingen worden vier jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst door de Associatieraad onderzocht.Bij dit onderzoek stelt de Associatieraad voor de afschaffing van de tarieven voor de producten in bijlage IV een tijdschema op. 6. Indien zich met betrekking tot een bepaald product ernstige problemen voordoen, kunnen de in de leden 2, 3 en 4 genoemde tijdschema's in overleg worden herzien door het Associatiecomité, met dien verstande dat het tijdschema waarvoor de herziening is aangevraagd voor het betrokken product niet verder verlengd kan worden dan de maximale overgangsperiode van twaalf jaar.Indien het Comité geen besluit heeft genomen binnen dertig dagen na de kennisgeving van het verzoek van Jordanië om herziening van het tijdschema, kan Jordanië het tijdschema voorlopig opschorten voor een periode van ten hoogste één jaar. 7. Het basisrecht waarop de in de leden 2, 3 en 4 vastgestelde achtereenvolgende verlagingen worden toegepast is voor elk product het op 1 januari 1996 daadwerkelijk ten opzichte van de Gemeenschap toegepaste recht.8. Indien na 1 januari 1996 tariefverlagingen op erga omnes-grondslag worden toegepast, treden de verlaagde rechten in de plaats van de in lid 5 bedoelde basisrechten, met ingang van de datum waarop de verlagingen toepassing vinden.9. Jordanië deelt de Gemeenschap zijn basisrechten mede. ARTIKEL 12 De bepalingen betreffende de afschaffing van invoerrechten zijn eveneens van toepassing op douanerechten van fiscale aard.
ARTIKEL 13 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 11 mag Jordanië buitengewone maatregelen van beperkte duur nemen in de vorm van verhoging of wederinstelling van douanerechten. Dergelijke maatregelen mogen uitsluitend worden genomen ten behoeve van jonge industrieën of van bepaalde sectoren waarin herstructureringen plaatsvinden of die met grote moeilijkheden te kampen hebben, vooral wanneer deze moeilijkheden ernstige sociale gevolgen hebben.
De invoerrechten die krachtens deze maatregelen door Jordanië worden toegepast ten aanzien van producten van oorsprong uit de Gemeenschap mogen niet meer dan 25 % ad valorem bedragen en dienen een preferentie voor producten van oorsprong uit de Gemeenschap in te houden. De jaargemiddelde van de totale waarde van de ingevoerde producten waarop dergelijke maatregelen van toepassing zijn mag niet meer bedragen dan 20 % van het jaargemiddelde van de totale invoer van industrieproducten uit de Gemeenschap gedurende de laatste drie jaren waarvoor statistische gegevens beschikbaar zijn.
Deze maatregelen gelden voor een periode van ten hoogste vijf jaar, tenzij het Associatiecomité de toepassing ervan over een langere periode toestaat. Zij treden uiterlijk bij het verstrijken van de maximale overgangsperiode van twaalf jaar buiten werking.
Deze maatregelen kunnen voor een bepaald product niet worden getroffen, indien meer dan vier jaren zijn verstreken sedert de afschaffing van alle rechten en kwantitatieve beperkingen of heffingen en maatregelen van gelijke werking die op het betrokken product van toepassing waren.
Jordanië stelt de Associatieraad in kennis van alle buitengewone maatregelen die het voornemens is te treffen. Op verzoek van de Gemeenschap vindt vooraf overleg plaats over deze maatregelen en de sectoren waarop zij betrekking hebben. Indien het dergelijke maatregelen neemt, legt Jordanië aan het Comité een tijdschema voor de afschaffing van de overeenkomstig dit artikel ingestelde douanerechten voor. Dit tijdschema dient te voorzien in geleidelijke afschaffing van deze rechten in gelijke jaarlijkse percentages, beginnende uiterlijk twee jaar nadat de rechten zijn ingesteld. Het Associatiecomité kan een ander tijdschema vaststellen. 2. In afwijking van lid 1, vierde alinea, kan het Associatiecomité, in verband met problemen die het oprichten van een nieuwe industrie met zich meebrengt, en wanneer bepaalde sectoren worden geherstructureerd of met grote moeilijkheden te kampen hebben, Jordanië bij uitzondering toestaan de krachtens lid 1 genomen maatregelen te handhaven voor een periode van maximaal drie jaar na de overgangsperiode van twaalf jaar. HOOFDSTUK 2. - Landbouwproducten ARTIKEL 14 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de in bijlage II bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bedoelde producten van oorsprong uit de Gemeenschap en Jordanië.
ARTIKEL 15 De Gemeenschap en Jordanië stellen geleidelijk een grotere liberalisering in van het onderlinge handelsverkeer in landbouwproducten.
ARTIKEL 16 1. Op landbouwproducten van oorsprong uit Jordanië zijn bij invoer in de Gemeenschap de bepalingen van Protocol 1 van toepassing.2. Op landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap zijn bij invoer in Jordanië de bepalingen van Protocol 2 van toepassing. ARTIKEL 17 1. Met ingang van 1 januari 2002 onderzoeken de Gemeenschap en Jordanië de situatie met het oog op de vaststelling van de door de Gemeenschap en Jordanië met ingang van 1 januari 2003 toe te passen liberaliseringsmaatregelen, in overeenstemming met de in artikel 15 opgenomen doelstelling.2. Onverminderd de in lid 1 opgenomen bepalingen en rekening houdend met de handelsstromen voor landbouwproducten tussen de partijen, en de bijzondere gevoeligheid van deze producten, onderzoeken de Gemeenschap en Jordanië binnen de Associatieraad per product en op basis van wederkerigheid de mogelijkheid om elkaar verdere concessies te verlenen. HOOFDSTUK 3. - Gemeenschappelijke bepalingen ARTIKEL 18 1. In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Jordanië worden geen nieuwe kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking ingesteld.2. In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Jordanië worden kwantitatieve invoerbeperkingen en maatregelen van gelijke werking bij de inwerkingtreding van de Overeenkomst afgeschaft.3. De Gemeenschap en Jordanië stellen onderling geen douanerechten bij uitvoer of heffingen van gelijke werking, noch kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking in. ARTIKEL 19 1. Indien ten gevolge van de tenuitvoerlegging van het landbouwbeleid van een partij een specifieke regeling wordt ingesteld of indien de bestaande regelingen worden gewijzigd, of in geval van wijziging of uitbreiding van de bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van dit landbouwbeleid, kan de betrokken partij voor de betrokken producten de in deze Overeenkomst vervatte regeling wijzigen.2. De partij die tot een dergelijke wijziging overgaat stelt daarvan het Associatiecomité in kennis.Op verzoek van de andere partij komt het Associatiecomité bijeen om de belangen van genoemde partij op passende wijze in aanmerking te nemen. 3. Ingeval de Gemeenschap of Jordanië op grond van lid 1 de in deze Overeenkomst vervatte regeling voor landbouwproducten wijzigen, kennen zij ten aanzien van de invoer van producten van oorsprong uit de andere partij een voordeel toe dat vergelijkbaar is met het voordeel waarin deze Overeenkomst voorziet.4. Over de toepassing van dit artikel kan in de Associatieraad overleg worden gepleegd. ARTIKEL 20 1. Voor producten van oorsprong uit Jordanië geldt bij invoer in de Gemeenschap geen gunstiger regeling dan die welke tussen de lid-Staten onderling geldt.2. De bepalingen van deze Overeenkomst zijn van toepassing onverminderd het bepaalde in Verordening (EEG) nr.1911/91 van de Raad van 26 juni 1991 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische eilanden.
ARTIKEL 21 1. De partijen onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard die, rechtstreeks of onrechtstreeks, discrimineren tussen de producten van de ene partij en soortgelijke producten van oorsprong uit de andere partij.2. Voor producten die naar het grondgebied van een der partijen worden uitgevoerd mag geen terugbetaling van binnenlandse belastingen plaatsvinden die hoger is dan de indirecte belastingen die rechtstreeks of onrechtstreeks op deze producten worden geheven. ARTIKEL 22 1. Deze Overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de oprichting van douane-unies, vrijhandelszones of regelingen voor grensverkeer, mits de in deze Overeenkomst neergelegde handelsregelingen daardoor niet worden gewijzigd.2. De Gemeenschap en Jordanië plegen in het Associatiecomité overleg over overeenkomsten tot oprichting van douane-unies of vrijhandelszones en desgewenst over andere belangrijke onderwerpen in verband met hun handelspolitiek ten aanzien van derde landen. Dergelijk overleg vindt met name plaats bij de toetreding van een derde land tot de Gemeenschap, teneinde rekening te kunnen houden met de wederzijdse belangen van de Gemeenschap en Jordanië.
ARTIKEL 23 Indien een der partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping in de zin van artikel VI van de GATT plaatsvindt, kan zij tegen deze praktijk passende maatregelen nemen overeenkomstig de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel en haar nationale wetgeving ter zake, en volgens de voorwaarden en procedures van artikel 26 van deze Overeenkomst.
ARTIKEL 24 Indien een product wordt ingevoerd in hoeveelheden en onder omstandigheden die : - ernstige moeilijkheden veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor binnenlandse producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten op het grondgebied van een der partijen, of - in enige sector van de economie ernstige verstoringen veroorzaken of dreigen te veroorzaken, kan de betrokken partij passende maatregelen nemen overeenkomstig de bepalingen en procedures van artikel 26.
ARTIKEL 25 Wanneer de naleving van artikel 18, lid 3 : i) ertoe leidt dat goederen wederuitgevoerd worden naar een derde land ten aanzien waarvan de exporterende partij voor het betrokken product kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen van gelijke werking toepast, of ii) ernstige tekorten aan producten die van wezenlijk belang zijn voor de exporterende partij doet ontstaan of dreigt te doen ontstaan, en de bovenbedoelde situaties aanleiding geven of vermoedelijk zullen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende partij, kan deze partij passende maatregelen nemen volgens de voorwaarden en procedures van artikel 26.Deze maatregelen mogen geen discriminerend karakter hebben en dienen te worden ingetrokken zodra zij niet langer gerechtvaardigd zijn.
ARTIKEL 26 1. Indien de Gemeenschap of Jordanië de invoer van producten die de in artikel 24 bedoelde moeilijkheden zouden kunnen geven, aan een administratieve procedure onderwerpen die ten doel heeft snel informatie te verschaffen over de ontwikkeling van de handelsstromen, stelt de betrokken partij de andere partij hiervan in kennis.2. In de in de artikelen 23, 24 en 25 bedoelde gevallen verstrekt de betrokken partij, vóór zij de in de genoemde artikelen bedoelde maatregelen neemt of, in de gevallen waarop lid 3, onder d), van dit artikel van toepassing is, zo spoedig mogelijk, het Associatiecomité alle ter zake dienende informatie teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden. Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de werking van de Overeenkomst het minst verstoren.
De vrijwaringsmaatregelen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van het Associatiecomité, die hierover periodiek overleg pleegt, met name met het oog op de vaststelling van een tijdschema voor de afschaffing van deze maatregelen zodra de omstandigheden dit toelaten. 3. Voor de toepassing van lid 2 geldt het hierna volgende : a) de exporterende partij wordt van de in artikel 23 bedoelde dumping in kennis gesteld zodra de autoriteiten van de importerende partij een onderzoek hebben geopend.Indien geen einde is gemaakt aan de dumping in de zin van artikel VI van de GATT, of geen andere bevredigende oplossing is gevonden binnen dertig dagen na de kennisgeving van deze zaak, kan de importerende partij passende maatregelen nemen; b) de moeilijkheden welke voortvloeien uit de omstandigheden bedoeld in artikel 24 worden voorgelegd aan het Associatiecomité, dat alle noodzakelijke beslissingen kan nemen om een einde te maken aan deze moeilijkheden. Indien het Associatiecomité of de exporterende partij geen beslissing heeft genomen die een einde maakt aan de moeilijkheden of geen andere bevredigende oplossing wordt gevonden binnen dertig dagen na kennisgeving van de zaak, kan de invoerende partij passende maatregelen nemen om het probleem op te lossen. Deze maatregelen mogen niet verder strekken dan hetgeen noodzakelijk is om een oplossing te vinden voor de gerezen moeilijkheden; c) de moeilijkheden die voortvloeien uit de in artikel 25 bedoelde omstandigheden worden aan het Associatiecomité voorgelegd. Het Associatiecomité kan elke beslissing nemen die nodig is om een einde te maken aan de moeilijkheden. Indien het geen beslissing heeft genomen binnen dertig dagen nadat de zaak hem is voorgelegd, kan de exporterende partij passende maatregelen nemen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken product; d) wanneer uitzonderlijke omstandigheden die tot onmiddellijk optreden nopen kennisgeving of onderzoek vooraf, al naar gelang van het geval, onmogelijk maken, kan de betrokken partij in de in de artikelen 23, 24 en 25 bedoelde omstandigheden onverwijld de vrijwaringsmaatregelen toepassen die strikt noodzakelijk zijn om het probleem op te lossen. De andere partij wordt hiervan onmiddellijk in kennis gesteld.
ARTIKEL 27 Deze Overeenkomst vormt geen beletsel voor verboden of beperkingen op de invoer, uitvoer of doorvoer die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, de bescherming van het nationaal artistiek, historisch en archeologisch erfgoed, de bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom, noch voor voorschriften betreffende goud en zilver. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie of een verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.
ARTIKEL 28 Het begrip « producten van oorsprong » voor de toepassing van deze titel en de desbetreffende methoden van administratieve samenwerking zijn gedefinieerd in Protocol 3.
ARTIKEL 29 In het handelsverkeer tussen de twee partijen worden de goederen ingedeeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur.
TITEL III. - Recht van vestiging en diensten HOOFDSTUK 1. - Recht van vestiging ARTIKEL 30 1. a) De Gemeenschap en haar lid-Staten kennen voor de vestiging van Jordaanse ondernemingen geen minder gunstige behandeling toe dan die welke zij aan soortgelijke ondernemingen uit enig derde land toekennen.b) Onverminderd de in bijlage V genoemde voorbehouden, kennen de Gemeenschap en haar lid-Staten aan in een lid-Staat gevestigde dochterondernemingen van Jordaanse bedrijven ten aanzien van hun transacties geen minder gunstige behandeling toe dan die welke zij aan enig bedrijf uit de Gemeenschap toekennen.c) De Gemeenschap en haar lid-Staten kennen aan in een lid-Staat gevestigde filialen van Jordaanse bedrijven ten aanzien van hun transacties geen minder gunstige behandeling toe dan die welke zij aan filialen van bedrijven uit enig derde land toekennen.2. a) Onverminderd de in bijlage VI genoemde voorbehouden kent Jordanië voor de vestiging van bedrijven uit de Gemeenschap op zijn grondgebied geen minder gunstige behandeling toe dan de meest voordelige behandeling die dit land aan zijn eigen ondernemingen of aan ondernemingen uit enig derde land toekent.b) Jordanië kent de op zijn grondgebied gevestigde dochterondernemingen en filialen van bedrijven uit de Gemeenschap ten aanzien van hun transacties geen minder gunstige behandeling toe dan de meest voordelige behandeling die het aan zijn eigen ondernemingen en filialen of aan ondernemingen en filialen uit enig derde land toekent.3. De bepalingen van lid 1, onder b), en lid 2, onder b), mogen door de op het grondgebied van een partij gevestigde dochterondernemingen van ondernemingen uit de andere partij niet worden gebruikt om de wetgeving en de voorschriften van de eerstgenoemde partij in verband met de toegang tot specifieke sectoren of activiteiten te ontduiken. Aan ondernemingen die op de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst in de Gemeenschap of Jordanië gevestigd zijn, wordt de in lid 1, onder b) en c), en lid 2, onder b), bedoelde behandeling toegekend met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst en aan ondernemingen die zich na deze datum in de Gemeenschap of Jordanië vestigen, met ingang van de datum van vestiging.
ARTIKEL 31 1. Het bepaalde in artikel 30 is niet van toepassing op het vervoer door de lucht, over de binnenwateren en over zee.2. Wat evenwel de activiteiten van scheepvaartondernemingen op het gebied van het internationale vervoer over zee betreft, met inbegrip van het intermodale vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt, biedt elke partij aan ondernemingen van de andere partij de mogelijkheid op haar grondgebied een handelsvertegenwoordiging in de vorm van dochterondernemingen of filialen te vestigen, onder voorwaarden ten aanzien van vestiging en transacties die niet minder gunstig zijn dan de meest voordelige voorwaarden die zij aan haar eigen ondernemingen of aan dochterondernemingen of filialen van ondernemingen uit enig derde land toekent.De bedoelde activiteiten omvatten onder meer : a) het op de markt brengen en de verkoop van maritieme vervoersdiensten en aanverwante diensten door rechtstreekse contacten met klanten, van prijsopgave tot facturering, ongeacht of deze diensten worden verricht of aangeboden door de dienstverlener zelf dan wel door dienstverleners waarmee de verkoper van de diensten een permanent handelsakkoord heeft;b) aankoop en gebruik, voor eigen rekening of voor rekening van hun klanten (en de wederverkoop aan hun klanten) van alle vervoersdiensten en aanverwante diensten, met inbegrip van alle vormen van binnenlands vervoer, in het bijzonder over de binnenwateren, over de weg en per spoor, die voor een geïntegreerde dienstverlening vereist zijn;c) het opstellen van documentatie betreffende vervoersdocumenten, douanedocumenten of andere documenten in verband met de oorsprong en de aard van de vervoerde goederen;d) het verschaffen van handelsinformatie, op enigerlei wijze, onder meer door middel van geautomatiseerde informatiesystemen en systemen voor elektronische gegevensuitwisseling (onverminderd alle niet-discriminatoire beperkingen op het telecommunicatieverkeer);e) het sluiten van enigerlei handelsovereenkomst, met inbegrip van participaties in ondernemingen en het in dienst nemen van plaatselijk aangeworven personeel (of, wanneer het buitenlands personeel betreft, met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van deze Overeenkomst), met een in het betrokken land gevestigde scheepvaartonderneming;f) het optreden namens ondernemingen, het organiseren van de afroep van aanvragen om scheepsruimte of, indien nodig, het overnemen van vracht. ARTIKEL 32 Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder : a) « onderneming uit Gemeenschap » respectievelijk « Jordaanse onderneming » : een overeenkomstig de wetgeving van respectievelijk een lid-Staat of Jordanië opgerichte onderneming die haar statutaire zetel, centrale administratie of belangrijkste handelsactiviteit op het grondgebied van respectievelijk de Gemeenschap of Jordanië heeft. Indien een overeenkomstig de wetgeving van respectievelijk een lid-Staat of Jordanië opgerichte onderneming uitsluitend haar statutaire zetel op het grondgebied van respectievelijk de Gemeenschap of Jordanië heeft, wordt deze onderneming als een onderneming uit de Gemeenschap of als een Jordaanse onderneming beschouwd, indien uit haar transacties een werkelijke en permanente band met de economie van respectievelijk een der lid-Staten of Jordanië naar voren treedt; b) « dochteronderneming » : een onderneming waarover een andere onderneming daadwerkelijk zeggenschap heeft;c) « filiaal » van een onderneming : een handelszaak zonder rechtspersoonlijkheid die kennelijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moedermaatschappij, een eigen management heeft en over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zakelijk overleg te voeren met derden, in dier voege dat laatstgenoemden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat indien nodig er een rechtsverhouding zal bestaan met de moeder-maatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het buitenland bevindt, geen rechtstreeks contact behoeven te hebben met deze moedermaatschappij, doch hun transacties kunnen afhandelen met de genoemde handelszaak die het vorengenoemde agentschap vormt;d) « vestiging » : het recht van ondernemingen uit de Gemeenschap of Jordanië als bedoeld onder a) om economische activiteiten uit te oefenen door de oprichting van dochtermaatschappijen en filialen in respectievelijk Jordanië en de Gemeenschap;e) « transacties » : het verrichten van economische activiteiten;f) « economische activiteiten » : activiteiten met een industrieel of commercieel karakter of activiteiten van personen die een vrij beroep uitoefenen;g) « onderdaan » van een lid-Staat of van Jordanië : een natuurlijke persoon die een onderdaan is van een der lid-Staten, respectievelijk van Jordanië;h) wat het internationale vervoer over zee betreft, met inbegrip van het intermodale vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk en van hoofdstuk 2 eveneens van toepassing op onderdanen van de lid-Staten of van Jordanië die buiten het grondgebied van respectievelijk de Gemeenschap of Jordanië gevestigd zijn en op buiten de Gemeenschap of Jordanië gevestigde scheepvaartmaatschappijen waarin onderdanen van respectievelijk de Gemeenschap of Jordanië een meerderheidsbelang hebben, indien de vaartuigen van deze scheepvaartmaatschappijen respectievelijk in die lid-Staat of in Jordanië geregistreerd zijn overeenkomstig de respectieve wettelijke voorschriften van de Gemeenschap en Jordanië. ARTIKEL 33 1. De partijen vermijden, voor zover het in hun vermogen ligt, het nemen van maatregelen of het ontplooien van activiteiten die de voorwaarden voor de vestiging en de activiteiten van ondernemingen uit de andere partij restrictiever maken dan op de dag voorafgaande aan de datum van ondertekening van de Overeenkomst het geval was.2. De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan die van artikel 44.De omstandigheden waarop artikel 44 van toepassing is, worden uitsluitend geregeld door de bepalingen van dat artikel, met uitsluiting van elk ander artikel.
ARTIKEL 34 1. Een op het grondgebied van Jordanië of de Gemeenschap gevestigde onderneming uit respectievelijk de Gemeenschap of Jordanië heeft het recht, met inachtneming van de wetgeving van het gastland van vestiging, op het grondgebied van respectievelijk de Gemeenschap of Jordanië werknemers die onderdanen zijn van de lid-Staten van de Gemeenschap of van Jordanië in dienst te nemen of deze door een van haar dochterondernemingen of filialen in dienst te laten nemen, mits dergelijke werknemers een sleutelpositie in de zin van lid 2 bekleden en zij uitsluitend door deze ondernemingen, dochterondernemingen of filialen tewerkgesteld worden.De geldigheidsduur van de verblijfs- en werkvergunningen van deze werknemers is beperkt tot de periode waarin zij als zodanig werkzaam zijn. 2. Werknemers met een sleutelpositie die in dienst zijn van de eerder genoemde onder-nemingen, hierna « organisaties » genoemd, zijn « binnen de onderneming overgeplaatste personen » als omschreven onder c) van de hierna volgende categorieën, met dien verstande dat de organisatie een rechtspersoon is en de betrokkenen gedurende ten minste het onmiddellijk aan de overplaatsing voorafgaande jaar in dienst waren van deze organisatie of daarin partners (doch geen aandeelhouders met een meerderheidsbelang) waren : a) leden van het hogere kader van een organisatie die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de organisatie, onder het algemene toezicht en de leiding van de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde personen.Deze personeelsleden : - geven leiding aan de organisatie of een afdeling of onderafdeling daarvan; - houden toezicht op en controleren de werkzaamheden van andere toezichthoudende, hooggespecialiseerde of leidinggevende werknemers; - zijn persoonlijk bevoegd werknemers in dienst te nemen en te ontslaan of de indienstneming of het ontslag van werknemers of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te bevelen; b) binnen een organisatie werkzame personen die beschikken over buitengewone kennis die van wezenlijk belang is voor de dienstverlening van het bedrijf, de onderzoeksuitrusting, de technische werkzaamheden of het management.Afgezien van de voor het functioneren van de betrokken onderneming vereiste specifieke kennis, kan deze kennis bestaan in de bekwaamheid bepaalde werkzaamheden uit te voeren of een bepaald beroep uit te oefenen waarvoor specifieke technische vaardigheden vereist zijn, evenals, in voorkomend geval, het lidmaatschap van een erkende beroepsgroep; c) een « binnen de onderneming overgeplaatste persoon » is een natuurlijke persoon die voor een organisatie op het grondgebied van een partij werkzaam is en die tijdelijk wordt overgeplaatst in het kader van economische activiteiten op het grondgebied van de andere partij.De belangrijkste handelsactiviteit van de betrokken organisatie dient op het grondgebied van een partij plaats te hebben en de overplaatsing dient te geschieden naar een dochteronderneming of filiaal van deze organisatie die op het grondgebied van de andere partij daadwerkelijk soortgelijke economische activiteiten verrichten. 3. De toegang tot en het tijdelijke verblijf op het grondgebied van respectievelijk Jordanië en de Gemeenschap van onderdanen van respectievelijk de lid-Staten en Jordanië zijn toegestaan, mits dit vertegenwoordigers van organisaties betreft die leden zijn van het hogere kader van een organisatie, in de zin van artikel 2, onder a), die verantwoordelijk zijn voor de vestiging van een organisatie uit Jordanië respectievelijk de Gemeenschap in de Gemeenschap respectievelijk Jordanië, mits : deze vertegenwoordigers zich niet bezig houden met rechtstreekse verkoop of dienstverlening, en de organisatie in een lid-Staat van de Gemeenschap respectievelijk in Jordanië geen andere vertegenwoordiger, kantoor, filiaal of dochteronderneming heeft. ARTIKEL 35 Teneinde het voor onderdanen van de Gemeenschap en Jordanië eenvoudiger te maken zich in Jordanië respectievelijk de Gemeenschap in een vrij beroep te vestigen en als zodanig werkzaamheden te verrichten, onderzoekt de Associatieraad welke maatregelen vereist zijn met het oog op de wederzijdse erkenning van kwalificaties.
ARTIKEL 36 Het bepaalde in artikel 30 vormt voor een partij geen beletsel om bijzondere voorschriften vast te stellen voor de vestiging en de activiteiten van filialen of dochterondernemingen van ondernemingen van de andere partij die niet op het grondgebied van de eerste partij rechtspersoonlijkheid bezitten, mits deze maatregelen gerechtvaardigd zijn op grond van juridische of technische verschillen tussen deze filialen en filialen van op het grondgebied van de eerste partij wel rechtspersoonlijkheid bezittende ondernemingen, of, waar het financiële diensten betreft, om prudentiële redenen. Het verschil in behandeling mag niet meer inhouden dan wat strikt noodzakelijk is op grond van deze juridische of technische verschillen of, waar het financiële diensten betreft, om deze prudentiële redenen. HOOFDSTUK 2. - Grensoverschrijdend dienstenverkeer ARTIKEL 37 1. De partijen doen alles wat in hun vermogen ligt om geleidelijk het verlenen van diensten mogelijk te maken door ondernemingen uit de Gemeenschap of Jordanië die zijn gevestigd op het grondgebied van een andere partij dan die van de persoon voor wie de diensten worden verricht, met inachtneming van de ontwikkeling van de dienstverlenende sectoren op het grondgebied van de partijen.2. De Associatieraad doet aanbevelingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van lid 1. ARTIKEL 38 Met het oog op een gecoördineerde ontwikkeling van het vervoer tussen de partijen in overeenstemming met hun commerciële behoeften, kunnen de voorwaarden voor de wederzijdse toegang tot elkaars markten en het verlenen van diensten met betrekking tot het vervoer over de weg, per spoor en over de binnenwateren, en eventueel het luchtvervoer, worden vastgelegd in bijzondere overeenkomsten, waarover in voorkomend geval tussen de partijen na het in werking treden van deze Overeenkomst wordt onderhandeld.
ARTIKEL 39 1. De partijen verbinden zich tot het daadwerkelijk toepassen van het beginsel van onbeperkte toegang tot de internationale maritieme markt en het internationaal maritiem vervoer op commerciële basis.a) Bovenstaande bepaling doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de gedragscode van de Verenigde Naties voor Lijnvaartconferences en voor een partij bij deze Overeenkomst van toepassing zijn.De niet bij conferences aangesloten lijnvaartmaatschappijen kunnen vrij met een conference concurreren zolang zij zich aan het beginsel van eerlijke concurrentie op commerciële basis houden. b) De partijen bevestigen dat zij vrije concurrentie beschouwen als een essentiële vereiste voor het handelsverkeer in droge en vloeibare bulkgoederen.2. De partijen verbinden zich ertoe bij de toepassing van de beginselen van lid 1 : a) in toekomstige bilaterale overeenkomsten met derde landen geen vrachtverdelingsregelingen op te nemen met betrekking tot het vervoer van droge en vloeibare bulkladingen en het lijnvrachtverkeer.Dit sluit echter de mogelijkheid niet uit om dergelijke regelingen te treffen voor het lijnvrachtverkeer in die uitzonderlijke gevallen waarin de lijnvaartmaatschappijen van de ene of de andere partij bij deze Overeenkomst anders geen reële kans zouden krijgen om aan het handelsverkeer van en naar het betrokken derde land deel te nemen; b) bij het in werking treden van deze Overeenkomst alle unilaterale maatregelen en administratieve, technische en andere belemmeringen op te heffen die een beperkende of discriminerende invloed kunnen hebben op het vrij verrichten van diensten in het internationaal maritiem vervoer. Elke partij verleent aan door onderdanen en vennootschappen van de andere partij geëxploiteerde schepen die gebruikt worden voor het vervoer van goederen, passagiers of beide, onder meer geen minder gunstige behandeling dan die welke zij aan haar eigen schepen verleent, ten aanzien van de toegang tot havens, het gebruik van de infrastructuur en van de maritieme hulpdiensten van deze havens, alsmede de daarmee verband houdende vergoedingen en kosten, de douanefaciliteiten en de toewijzing van aanlegplaatsen en installaties voor het laden en lossen. HOOFDSTUK 3. - Algemene bepalingen ARTIKEL 40 1. De partijen verbinden zich ertoe te overwegen deze titel verder te ontwikkelen met het oog op de totstandkoming van een overeenkomst inzake economische integratie als bedoeld in artikel V van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS).2. De in lid 1 bedoelde doelstelling wordt uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst door de Associatieraad aan een eerste onderzoek onderworpen.3. Bij dit onderzoek houdt de Associatieraad rekening met de vooruitgang die geboekt is bij de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de partijen inzake de desbetreffende activiteiten. ARTIKEL 41 1. De bepalingen van deze titel worden toegepast behoudens beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid.2. Zij zijn niet van toepassing op werkzaamheden die op het grondgebied van een partij verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag, ook indien dit slechts incidenteel het geval is. ARTIKEL 42 Voor de toepassing van deze titel vormt geen der bepalingen van deze Overeenkomst voor de partijen een beletsel voor de toepassing van hun wetten en voorschriften betreffende toelating en verblijf, het verrichten van arbeid, arbeidsvoorwaarden, de vestiging van natuurlijke personen en het verrichten van diensten, op voorwaarde dat zulks niet op zodanige wijze geschiedt dat de toepassing de voor een partij uit een specifieke bepaling van de Overeenkomst voortvloeiende voordelen teniet doet of beperkt. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 41.
ARTIKEL 43 Ondernemingen welke worden bestuurd door en de exclusieve eigendom zijn van ondernemingen uit Jordanië en de Gemeenschap gezamenlijk, komen eveneens in aanmerking voor de bepalingen van deze titel.
ARTIKEL 44 De in het kader van deze Overeenkomst door een partij aan de andere toegekende behandeling is met ingang van de termijn van een maand vóór het in werking treden van de daarop betrekking hebbende voorschriften van de GATS, met betrekking tot de sectoren of maatregelen waarop de GATS betrekking heeft, in geen geval gunstiger dan die welke door bedoelde eerstgenoemde partij in het kader van de GATS en met betrekking tot ongeacht welke dienstensector, dienstensubsector en wijze van dienstverlening wordt toegekend.
ARTIKEL 45 Voor de toepassing van deze titel wordt geen rekening gehouden met de behandeling welke door de Gemeenschap, haar lid-Staten of Jordanië wordt toegekend op grond van verbintenissen welke in het kader van overeenkomsten inzake economische integratie overeenkomstig de beginselen van artikel V van de GATS zijn aangegaan.
ARTIKEL 46 1. Geen der bepalingen van deze Overeenkomst vormt voor de partijen een beletsel om maatregelen om redenen van bedrijfseconomisch toezicht te nemen, onder meer ten behoeve van investeerders, depositogevers, verzekeringnemers of personen aan wie een financiële dienstverlener een fiduciair recht verschuldigd is, of teneinde de integriteit en de stabiliteit van het financiële systeem te waarborgen.Indien dergelijke maatregelen strijdig zijn met de bepalingen van de Overeenkomst, mogen zij niet worden gebruikt als middel om de uit de Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen van een partij te ontduiken. 2. Geen der bepalingen van deze Overeenkomst wordt op zodanige wijze geïnterpreteerd dat zij een partij verplicht tot het verstrekken van informatie betreffende de zaken en de boekhouding van individuele klanten, dan wel vertrouwelijke of geoctrooieerde informatie die in het bezit is van overheidsinstanties. ARTIKEL 47 De bepalingen van deze Overeenkomst vormen voor een partij geen beletsel de maatregelen te nemen die zij noodzakelijk acht om te voorkomen dat de door haar genomen maatregelen in verband met de toegang van derde landen tot haar markten door middel van deze Overeenkomst worden ontdoken.
TITEL IV. - Bepalingen inzake het betalings- en kapitaalverkeer en andere economische bepalingen HOOFDSTUK 1. - Betalings- en kapitaalverkeer ARTIKEL 48 Behoudens het bepaalde in de artikelen 51 en 52 zijn betalingen in verband met het verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal in het kader van deze Overeenkomst vrij van beperkingen.
ARTIKEL 49 1. In het kader van het bepaalde in deze Overeenkomst, behoudens het bepaalde in de artikelen 50 en 51 en onverminderd de in artikel 30, lid 2, onder a), bedoelde bijlage VI, gelden geen beperkingen op het verkeer van kapitaal van de Gemeenschap naar Jordanië en op het verkeer van kapitaal met betrekking tot directe investeringen van Jordanië naar de Gemeenschap.2. Het verkeer van Jordaans kapitaal naar de Gemeenschap, met uitzondering van directe investeringen, is onderworpen aan de geldende wetten van Jordanië.3. De partijen voeren overleg met het oog op volledige liberalisering van het kapitaalverkeer, zodra de voorwaarden daartoe zijn vervuld. ARTIKEL 50 Onverminderd andere bepalingen van deze Overeenkomst en andere internationale verplichtingen van de Gemeenschap en Jordanië, vormt artikel 49 geen beletsel voor de toepassing van eventuele beperkingen die op de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst tussen de Gemeenschap en Jordanië van kracht zijn ten aanzien van het kapitaalverkeer tussen deze partijen in verband met directe investeringen, met inbegrip van investeringen in onroerend goed, en de vestiging van ondernemingen.
Er zijn evenwel geen beperkingen op de overdracht van kapitaal dat door ingezetenen van de Gemeenschap in Jordanië of door ingezetenen van Jordanië in de Gemeenschap werd geïnvesteerd, noch op de overdracht van alle daaruit voortvloeiende winsten.
ARTIKEL 51 Wanneer in uitzonderlijke omstandigheden het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Jordanië ernstige moeilijkheden veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor het wisselkoersbeleid of het monetair beleid in de Gemeenschap of in Jordanië, dan kunnen de Gemeenschap of Jordanië, overeenkomstig het bepaalde in de GATS en in de artikelen VIII en XIV van de Overeenkomst betreffende het Internationaal Monetair Fonds, het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Jordanië gedurende een periode van ten hoogste zes maanden aan vrijwaringsmaatregelen onderwerpen, indien dergelijke maatregelen strikt noodzakelijk zijn.
ARTIKEL 52 Indien zich met betrekking tot de betalingsbalans van een of meer lid-Staten van de Gemeenschap of van Jordanië ernstige moeilijkheden voordoen of dreigen voor te doen, kan de Gemeenschap of Jordanië, al naar gelang van het geval, in overeenstemming met de in de GATT en met de artikelen VIII en XIV van de Overeenkomst betreffende het Internationaal Monetair Fonds bepaalde voorwaarden beperkende maatregelen treffen met betrekking tot lopende transacties, indien dergelijke maatregelen absoluut noodzakelijk zijn. De Gemeenschap of Jordanië, al naar gelang van het geval, brengt deze maatregelen onverwijld ter kennis van de andere partij, en verstrekt deze partij zo spoedig mogelijk een tijdschema voor de opheffing van deze maatregelen. HOOFDSTUK 2. - Bepalingen inzake de mededinging en andere economische bepalingen ARTIKEL 53 1. Onverenigbaar met de goede werking van deze Overeenkomst voor zover de handel tussen de Gemeenschap en Jordanië daardoor ongunstig kan worden beïnvloed zijn : a) alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen welke ertoe strekken of die ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;b) het misbruik maken van een machtspositie door één of meer ondernemingen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap of van Jordanië, of op een wezenlijk deel daarvan;c) alle steunmaatregelen van de Staten die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, met uitzondering van afwijkingen die zijn toegestaan krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.2. Alle handelwijzen welke met dit artikel in strijd zijn, worden beoordeeld op grond van de criteria welke voortvloeien uit de toepassing van de regels van de artikelen 85, 86 en 92 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en voor onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal vallende producten, die van de artikelen 65 en 66 van dat Verdrag, en de communautaire regels betreffende overheidssteun, met inbegrip van het afgeleide recht.3. De Associatieraad stelt bij besluit genomen binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst de nodige voorschriften vast voor de uitvoering van de leden 1 en 2. In afwachting van de vaststelling van deze voorschriften worden de bepalingen van de Overeenkomst inzake de interpretatie en toepassing van de artikelen VI, XVI en XXIII van de GATT toegepast als regels voor de tenuitvoerlegging van lid 1, onder c), en het ermee verband houdende gedeelte van lid 2. 4. a) Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1, onder c), komen de partijen overeen dat gedurende de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst alle door Jordanië aan ondernemingen toegekende overheidssteun wordt beoordeeld met inachtneming van het feit dat Jordanië wordt beschouwd als een regio gelijk aan de streken van de Gemeenschap waar de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst, als bedoeld in artikel 92, lid 3, onder a), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. De Associatieraad besluit met inachtneming van de economische situatie in Jordanië, of die periode met verdere termijnen van vijf jaar dient te worden verlengd. b) Elke partij garandeert doorzichtigheid ten aanzien van de overheidssteun, onder meer door ieder jaar aan de andere partij mededeling te doen van het totale bedrag en de verdeling van de verstrekte steun en door op verzoek informatie over steunprogramma's te verstrekken.Op verzoek van de ene partij verstrekt de andere partij informatie over bepaalde afzonderlijke steunmaatregelen van de overheid. 5. Met betrekking tot de producten vermeld in hoofdstuk 2 van titel II : - is het bepaalde in lid 1, onder c), niet van toepassing; - dienen alle praktijken die in strijd zijn met lid 1, onder a), te worden beoordeeld aan de hand van de criteria welke door de Gemeenschap zijn vastgesteld op grond van de artikelen 42 en 43 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en in het bijzonder bij Verordening nr. 26/1962 van de Raad. 6. Indien de Gemeenschap of Jordanië van mening is dat een bepaalde praktijk onverenigbaar is met lid 1 en : - deze met de in lid 3 bedoelde uitvoeringsmaatregelen niet afdoende kan worden tegengegaan, of dat - bij ontstentenis van dergelijke voorschriften, de praktijk de belangen van de andere partij ernstig schaadt of dreigt te schaden of aan haar nationale industrie, met inbegrip van de dienstverlenende sector, aanmerkelijke schade toebrengt of dreigt toe te brengen, kan de desbetreffende partij passende maatregelen nemen na overleg in het kader van het Associatiecomité of na een termijn van dertig werkdagen volgende op het verzoek om dergelijk overleg. Met betrekking tot praktijken die onverenigbaar zijn met lid 1, onder c), kunnen indien de GATT erop van toepassing is, deze passende maatregelen alleen worden vastgesteld in overeenstemming met de procedures en voorwaarden bepaald in de GATT of in andere in het kader daarvan tot stand gekomen akten die op beide partijen van toepassing zijn. 7. Niettegenstaande eventueel daarmee strijdige bepalingen die overeenkomstig lid 3 zijn vastgesteld, wisselen de partijen informatie uit met inachtneming van de beperkingen welke voortvloeien uit het beroeps- of zakengeheim. ARTIKEL 54 De Lidstaten en Jordanië passen, onverminderd de in het kader van de GATT aangegane verplichtingen, alle staatsmonopolies van commerciële aard geleidelijk aan, in dier voege dat uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst tussen onderdanen van de lid-Staten en van Jordanië geen discriminatie meer bestaan wat de voorwaarden voor de aankoop en de afzet van goederen betreft. Het Associatiecomité wordt in kennis gesteld van de maatregelen die daartoe worden genomen.
ARTIKEL 55 Met betrekking tot overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan speciale of exclusieve rechten zijn toegekend, ziet de Associatieraad erop toe dat vanaf het vijfde jaar na de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst geen maatregelen die het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Jordanië verstoren of strijdig zijn met de belangen van de partijen worden vastgesteld of gehandhaafd. Deze bepaling vormt geen beletsel voor de uitvoering, de jure of de facto, van bijzondere taken die aan deze ondernemingen zijn opgedragen.
ARTIKEL 56 1. Overeenkomstig het bepaalde in dit artikel en in bijlage VII waarborgen de partijen een adequate en effectieve bescherming van intellectuele-, industriële- en commerciële eigendomsrechten overeenkomstig de hoogste internationale normen, alsmede effectieve middelen om deze rechten te doen gelden.2. De tenuitvoerlegging van dit artikel en van bijlage VII wordt regelmatig door de partijen onderzocht.In geval van problemen op het gebied van intellectuele-, industriële- en commerciële eigendomsrechten die het handelsverkeer beïnvloeden wordt op verzoek van een partij spoedoverleg gevoerd, teneinde tot wederzijds bevredigende oplossingen te komen.
ARTIKEL 57 De partijen streven ernaar de verschillen op het gebied van harmonisatie en conformiteitsbeoordeling verder te beperken. Daartoe sluiten zij specifieke overeenkomsten met betrekking tot wederzijdse erkenning op het gebied van de conformiteitsbeoordeling.
ARTIKEL 58 De partijen stellen zich een wederzijdse en geleidelijke liberalisering van de overheidsopdrachten ten doel. De Associatieraad pleegt overleg over de tenuitvoerlegging van deze doelstelling.
TITEL V. - Economische samenwerking ARTIKEL 59 Doelstellingen 1. De partijen verbinden zich ertoe hun economische samenwerking te versterken, in hun wederzijds belang, en overeenkomstig de algemene doelstellingen van deze Overeenkomst.2. De economische samenwerking heeft als doel Jordanië te steunen in zijn activiteiten ter bevordering van duurzame economische en sociale ontwikkeling. ARTIKEL 60 Toepassingssfeer 1. De samenwerking richt zich in de eerste plaats op terreinen waar zich interne problemen voordoen, of die de gevolgen ondergaan van het liberaliseringsproces van de gehele Jordaanse economie, met name de liberalisering van het handelsverkeer tussen Jordanië en de Gemeenschap.2. Voorts wordt bij de samenwerking prioriteit gegeven aan de sectoren die de economieën van Jordanië en de Gemeenschap dichter bij elkaar brengen, met name sectoren die groei en werkgelegenheid scheppen.3. De partijen bevorderen de economische samenwerking tussen Jordanië en andere landen in de regio.4. Bescherming van het milieu en het ecologische evenwicht is een factor die bij de tenuitvoerlegging van de verschillende terreinen van de economische samenwerking waarvoor dit relevant is in aanmerking wordt genomen.5. De partijen kunnen overeenkomen de economische samenwerking uit te breiden tot sectoren die niet onder het bepaalde in deze titel vallen. ARTIKEL 61 Middelen en modaliteiten De economische samenwerking wordt met name verwezenlijkt door middel van : a) een regelmatige economische dialoog tussen de twee partijen die alle terreinen van het macro-economisch beleid bestrijkt;b) regelmatige uitwisseling van informatie en ideeën in alle sectoren van samenwerking, onder meer door middel van bijeenkomsten van ambtenaren en deskundigen;c) activiteiten op het gebied van adviesverlening, expertise en opleiding;d) gezamenlijke activiteiten als seminars en workshops;e) technische en administratieve bijstand en bijstand op het gebied van de regelgeving;f) bevordering van joint ventures. ARTIKEL 62 Regionale samenwerking Ter bevordering van de regionale samenwerking bevorderen de partijen activiteiten met een regionaal effect of waarbij andere landen in de regio betrokken zijn. Deze activiteiten kunnen onder meer inhouden : - intra-regionale handel; - milieu; - ontwikkeling van de economische infrastructuur; - wetenschappelijk en technologisch onderzoek; - cultuur; - douanezaken.
ARTIKEL 63 Onderwijs en opleiding De samenwerking tussen de partijen richt zich op het vaststellen en benutten van de meest effectieve methoden om de situatie in het onderwijs en de beroepseducatie aanzienlijk te verbeteren, met name ten aanzien van overheidsondernemingen en het particuliere bedrijfsleven, commerciële dienstverlening, de overheid en openbare instellingen, technische instanties, instanties voor normalisatie en certificatie en andere relevante organisaties. Beroepsopleidingen in verband met de herstructurering van de industrie krijgen hierbij speciale aandacht.
De samenwerking bevordert tevens de totstandkoming van contacten tussen gespecialiseerde instanties in de Gemeenschap en Jordanië en de uitwisseling van informatie en ervaringen, alsmede het gezamenlijke gebruik van technische middelen.
ARTIKEL 64 Wetenschappelijke en technologische samenwerking De samenwerking is gericht op : a) het bevorderen van permanente banden tussen de wetenschapsgemeenschappen van de partijen, met name door middel van : - de toegang van Jordanië tot communautaire programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling, overeenkomstig de geldende bepalingen inzake de deelname van derde landen aan deze programma's; - de deelname van Jordanië aan gedecentraliseerde samenwerkingsnetwerken; - bevordering van synergie tussen opleiding en onderzoek; b) het versterken van de onderzoekscapaciteit van Jordanië;c) het stimuleren van technologische innovatie, het uitwisselen van nieuwe technologieën en het verspreiden van kennis, met name om de aanpassing van de industriële capaciteit van Jordanië te versnellen. ARTIKEL 65 Milieu 1. De samenwerking is gericht op het voorkomen van de afbraak van het milieu, het intomen van de vervuiling en het rationele gebruik van natuurlijke hulpbronnen, teneinde duurzame ontwikkeling tot stand te brengen en regionale samenwerkingsprojecten te bevorderen.2. De samenwerking wordt met name geconcentreerd op : - woestijnvorming; - de kwaliteit van het zeewater en controle op en preventie van vervuiling van de zee; - beheer van de watervoorraden; - passend gebruik van energie; - afvalbeheer; - de gevolgen van de industriële ontwikkeling voor het milieu in het algemeen; de veiligheid van industriële installaties in het bijzonder; - de gevolgen van de landbouw voor de kwaliteit van bodem en water; - milieu-educatie en voorlichting; - het gebruik van geavanceerde methoden voor milieubeheer;meet- en controlemethoden, en in het bijzonder het gebruik van het Environmental Information System (EIS) en technieken voor milieu-effectbeoordeling; - verzilting.
ARTIKEL 66 Industriële samenwerking De samenwerking is met name gericht op het bevorderen van : - industriële samenwerking tussen ondernemingen in de Gemeenschap en in Jordanië, onder meer inhoudende toegang tot communautaire netwerken voor samenwerking tussen bedrijven en netwerken die in het kader van gedecentraliseerde samenwerking zijn opgezet; - modernisering en herstructurering van de Jordaanse industrie; - totstandbrenging en bevordering van een voor de ontwikkeling van het particuliere bedrijfsleven gunstig klimaat, teneinde groei en diversifiëring van de industriële productie te stimuleren; - samenwerking tussen het midden- en kleinbedrijf in de Gemeenschap en in Jordanië; - overdracht van technologie, innovatie en onderzoek en ontwikkeling; - diversifiëring van de industriële productie in Jordanië; - ontwikkeling van het menselijk potentieel; - verbetering van de toegang tot investeringskredieten; - stimulering van innovatie; - verbetering van ondersteunende informatiediensten.
ARTIKEL 67 Investeringen en stimulering van investeringen De samenwerking is gericht op het scheppen van een gunstig en stabiel investeringsklimaat in Jordanië. Dit houdt in ontwikkeling van : - geharmoniseerde en vereenvoudigde administratieve procedures; mechanismen voor gezamenlijke investeringen, met name in het midden- en kleinbedrijf, en identificatie van en informatie over investeringsmogelijkheden; - een juridisch klimaat dat bevorderlijk is voor de onderlinge investeringen, eventueel door de sluiting tussen Jordanië en de lid-Staten van overeenkomsten ter bescherming van investeringen en overeenkomsten ter vermijding van dubbele belasting; - toegang tot de kapitaalmarkt ten behoeve van de financiering van productieve investeringen; - joint ventures van ondernemingen uit Jordanië en de Gemeenschap.
ARTIKEL 68 Normalisatie en conformiteitsbeoordeling De samenwerking op dit gebied richt zich met name op : a) het bevorderen van de toepassing van communautaire voorschriften op het gebied van normalisatie, metrologie, kwaliteitsnormen en erkenning van conformiteit;b) modernisering van de Jordaanse instanties voor conformiteitsbeoordeling, teneinde te zijner tijd en voor zover mogelijk overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning van conformiteitsbeoordeling te sluiten;c) het ontwikkelen van structuren en organen voor de bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendom, normalisatie en kwaliteitsnormen. ARTIKEL 69 Aanpassing van wetgeving De partijen doen alles wat in hun vermogen ligt om hun wetgeving onderling aan te passen, teneinde de implementatie van deze Overeenkomst te vereenvoudigen.
ARTIKEL 70 Financiële diensten De partijen werken samen om hun normen en voorschriften te harmoniseren, onder andere met het oog op : a) versterking en herstructurering van de financiële sector in Jordanië;b) verbetering van de boekhoudings- en boekhoudcontrolesystemen, alsmede het toezicht op en de reglementering van het bankwezen, het verzekeringswezen en andere financiële sectoren in Jordanië. ARTIKEL 71 Landbouw De partijen concentreren zich bij de samenwerking in het bijzonder op : - steun voor hun beleid ter diversifiëring van de productie; - bevordering van milieuvriendelijke landbouwmethoden; - totstandbrenging van nauwere banden tussen ondernemingen, groeperingen en organisaties die beroepsgroepen vertegenwoordigen in Jordanië en in de Gemeenschap, een en ander op vrijwillige basis; - technische bijstand en scholing; - harmonisatie van fytosanitaire en veterinaire normen; - geïntegreerde ontwikkeling van het platteland, mede inhoudende verbetering van basisdienstverlening en de ontwikkeling van aanverwante economische activiteiten; - samenwerking tussen plattelandsregio's, uitwisseling van ervaringen en kennis inzake plattelandsontwikkeling.
ARTIKEL 72 Vervoer De samenwerking is gericht op : - herstructurering en modernisering van weg-, spoorweg-, haven- en luchthaveninfrastructuur die verbonden is met de belangrijkste trans-Europese verbindingen van gemeenschappelijk belang; - definitie en toepassing van exploitatienormen die vergelijkbaar zijn met die welke in de Gemeenschap gangbaar zijn; - vernieuwing van technische installaties volgens de communautaire normen voor multimodaal vervoer, containervervoer en overslag; - geleidelijke versoepelingen van de transitovoorschriften; - verbetering van het beheer van luchthavens, de luchtverkeersleiding en de spoorwegen, mede inhoudende samenwerking tussen de verantwoordelijke nationale instanties.
ARTIKEL 73 Informatie-infrastructuur en telecommunicatie De samenwerking is met name gericht op : a) de telecommunicatie in het algemeen;b) normalisatie, conformiteitsbeproeving en certificatie op het gebied van informatietechnologie en telecommunicatie;c) verbreiding van nieuwe informatietechnologieën, met name op het gebied van netwerken en de onderlinge koppeling van netwerken (ISDN digitaal netwerk voor geïntegreerde diensten en EDI elektronische gegevensuitwisseling);d) stimulering van onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe faciliteiten voor communicatie en informatie technologieën, gericht op het ontwikkelen van de markt voor uitrusting, diensten en toepassingen in verband met informatietechnologieën en communicatie, diensten en installaties. ARTIKEL 74 Energie Bij de samenwerking genieten prioriteit : - bevordering van duurzame energiebronnen en binnenlandse energiebronnen; - bevordering van energiebesparing en efficiënt energiegebruik; - toegepast onderzoek naar datanetwerken in de economische en sociale sector, met name ten behoeve van de verbinding tussen ondernemingen in de Gemeenschap en in Jordanië; - ondersteuning van de inspanningen voor modernisering en ontwikkeling van energienetwerken en koppeling daarvan aan de netwerken van de Gemeenschap.
De samenwerking richt zich tevens op vereenvoudiging van de doorvoer van gas, olie en elektriciteit.
ARTIKEL 75 Toerisme Prioriteit genieten bij de samenwerking op dit gebied : - verbetering van de kennis van de toeristenindustrie en versterking van de consistentie van beleid dat op het toerisme van invloed is; - betere seizoensspreiding van het toerisme; - bevordering van de samenwerking met regio's en steden in buurlanden; - betere informatievoorziening voor toeristen en bescherming van hun belangen; - benadrukking van het belang van het culturele erfgoed voor het toerisme; - zorgen voor een passende wisselwerking tussen toerisme en het milieu; -bevordering van de concurrentie in het toerisme door stimulering van professionalisme, met name ten aanzien van het hotelwezen; - uitwisseling van informatie inzake geplande projecten voor ontwikkeling en marketing van het toerisme, toeristische beurzen, tentoonstellingen, congressen en publicaties.
ARTIKEL 76 Douane 1. De partijen verbinden zich ertoe de samenwerking op douanegebied te ontwikkelen, teneinde erop toe te zien dat de handelsbepalingen worden nageleefd.Bij de samenwerking hebben prioriteit : a) vereenvoudiging van controles en procedures voor in- en uitklaring van goederen;b) toepassing van het « enig administratief document » en een systeem om de transitregelingen van de Gemeenschap en Jordanië te koppelen.2. Onverminderd het bepaalde in de Overeenkomst inzake verdere samenwerking, in het bijzonder wat de bestrijding van drugs en het witwassen van geld betreft, verlenen de douaneadministraties van de partijen elkaar administratieve bijstand overeenkomstig Protocol 4. ARTIKEL 77 Statistiek De samenwerking is met name gericht op harmonisatie van de door de partijen gebruikte methoden, zodat betrouwbare statistieken kunnen worden opgesteld voor handel, bevolking, migratie en in het algemeen alle gebieden die onder deze Overeenkomst vallen en voor statistische verwerking in aanmerking komen.
ARTIKEL 78 Witwassen van geld 1. De partijen werken samen om te voorkomen dat hun financiële systemen worden gebruikt voor het witwassen van de opbrengst van criminele activiteiten in het algemeen en drugsmisdrijven in het bijzonder.2. De samenwerking op dit gebied omvat administratieve en technische bijstand teneinde normen op te stellen voor de bestrijding van het witwassen van geld die gelijkwaardig zijn met die van de Gemeenschap en andere relevante internationale instellingen, met name de Financial Action Task Force (FATF). ARTIKEL 79 Bestrijding van drugs 1. De samenwerking is met name gericht op : - verbetering van de effectiviteit van beleid en maatregelen ter voorkoming en bestrijding van het aanbod van en de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, almede op bestrijding van het misbruik van deze producten; - bevordering van een gezamenlijke aanpak voor het terugdringen van het illegale gebruik van deze producten. 2. De partijen bepalen gezamenlijk, in overeenstemming met hun respectieve wetgeving, welke strategieën en samenwerkingsmethoden geboden zijn om deze doelstellingen te bereiken.Hun optreden, voor zover niet gemeenschappelijk, wordt gebaseerd op overleg en nauwe coördinatie.
Aan dit optreden kunnen bevoegde openbare en particuliere instellingen en internationale organisaties deelnemen, in samenwerking met de bevoegde instanties van Jordanië, de Gemeenschap en haar lid-Staten. 3. De samenwerking wordt verwezenlijkt door middel van uitwisseling van informatie en waar nodig gezamenlijke activiteiten met betrekking tot : - oprichting of uitbreiding van instellingen voor sociale dienstverlening en gezondheidszorg en informatiecentra voor de behandeling en sociale reïntegratie van drugsverslaafden; - uitvoering van projecten op het gebied van preventie, voorlichting, opleiding, en epidemiologisch onderzoek; - het opstellen van normen voor de preventie van het misbruik van precursoren en andere essentiële stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, overeenkomend met de normen van de Gemeenschap en de betrokken internationale organen, met name de Chemical Action Task Force (CATF).
TITEL VI. - Sociale en culturele samenwerking HOOFDSTUK 1. - Sociale dialoog ARTIKEL 80 1. Tussen de partijen wordt een regelmatige dialoog ingesteld over elk onderwerp op sociaal gebied dat voor hen van belang is.2. De dialoog is een instrument voor onderzoek naar wijzen om vooruitgang te bewerkstelligen wat betreft het verkeer van werknemers, de gelijke behandeling en de sociale integratie van onderdanen van Jordanië en van de Gemeenschap die legaal op het grondgebied van gastlanden verblijven.3. De dialoog heeft met name betrekking op alle problemen betreffende : a) leef- en werkomstandigheden van migrantengemeenschappen;b) migratie;c) illegale immigratie en de voorwaarden voor terugzending van personen die niet voldoen aan de bepalingen van de wetgeving inzake verblijf en vestiging die in het gastland van toepassing is;d) activiteiten en programma's ter bevordering van de gelijke behandeling van onderdanen van Jordanië en van de Gemeenschap, wederzijdse kennis van cultuur en beschaving, bevordering van tolerantie en bestrijding van discriminatie. ARTIKEL 81 De dialoog op sociaal gebied wordt gehouden op dezelfde niveaus en volgens dezelfde procedures als die van titel I van deze Overeenkomst, die tevens als kader ervoor kan dienen. HOOFDSTUK 2. - Samenwerking op sociaal gebied ARTIKEL 82 1. De partijen erkennen het belang van sociale ontwikkeling, een essentiële component van alle economische ontwikkeling.Bijzondere prioriteit wordt toegekend aan de eerbiediging van fundamentele sociale rechten. 2. Teneinde de samenwerking op sociaal gebied tussen de partijen te consolideren worden activiteiten en programma's op elk gebied dat voor hen van belang is uitgevoerd. Hierbij hebben de volgende onderwerpen prioriteit : a) vermindering van de migratiedruk door het scheppen van werkgelegenheid en het ontwikkelen van het onderwijs in de emigratiegebieden;b) reïntegratie van teruggestuurde illegale immigranten;c) bevordering van de participatie van vrouwen in het sociale en economische ontwikkelingsproces, met name door middel van onderwijs en de media, overeenkomstig het Jordaanse beleid op dit gebied;d) ontwikkeling en versterking van Jordaanse programma's voor gezinsplanning en bescherming van moeder en kind;e) verbetering van het stelsel voor sociale zekerheid;f) verbetering van de gezondheidszorg;g) verbetering van levensomstandigheden in achtergestelde, dichtbevolkte gebieden;h) uitvoering en financiering van uitwisselings- en vrijetijdsprogramma's voor gemengde groepen Europese en Jordaanse jongeren die in de lid-Staten verblijven ter bevordering van de kennis van elkaars cultuur en van de tolerantie. ARTIKEL 83 Samenwerkingsprojecten kunnen worden gecoördineerd met de lid-Staten en de relevante internationale organisaties.
ARTIKEL 84 De Associatieraad richt voor het einde van het eerste jaar na de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst een werkgroep op. Deze is belast met permanente evaluatie van de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de hoofdstukken 1 en 2. HOOFDSTUK 3. - Culturele samenwerking en uitwisseling van informatie ARTIKEL 85 1. Met het oog op de vergroting van wederzijdse kennis en begrip en rekening houdend met reeds ondernomen activiteiten, verbinden de partijen zich ertoe, met respect voor elkaars cultuur, een vaste basis te leggen voor een duurzame culturele dialoog en een permanente culturele samenwerking te bevorderen op alle daarvoor geschikte terreinen.2. Bij de vaststelling van samenwerkingsactiviteiten en -programma's en gezamenlijke activiteiten besteden de partijen bijzondere aandacht aan jongeren, aan zelfexpressie en communicatievaardigheden met gebruikmaking van schriftelijke en audiovisuele media, en aan monumentenzorg en verbreiding van cultuur.3. De partijen komen overeen dat de bestaande programma's voor culturele samenwerking in de Gemeenschap en de lid-Staten tot Jordanië kunnen worden uitgebreid.4. De partijen stimuleren activiteiten van wederzijds belang op het gebied van informatie en communicatie. TITEL VII. - Financiële samenwerking ARTIKEL 86 Ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst wordt een financieel samenwerkingspakket aan Jordanië ter beschikking gesteld overeenkomstig de passende procedures en financiële middelen.
Deze procedures worden na de inwerkingtreding van de Overeenkomst in overleg tussen de partijen vastgesteld met behulp van de meest geschikte instrumenten.
Naast de in titel V en titel VI van deze Overeenkomst genoemde terreinen heeft deze samenwerking vooral betrekking op : - het bevorderen van hervormingen die gericht zijn op de modernisering van de economie; - het op peil brengen van de economische infrastructuur; - het bevorderen van particuliere investeringen en activiteiten die werkgelegenheid scheppen; - het opvangen van de gevolgen voor de Jordaanse economie van de geleidelijke instelling van een vrijhandelszone, met name door het op peil brengen en herstructureren van de industrie; - het begeleiden van het beleid in de sociale sectoren.
ARTIKEL 87 In het kader van de communautaire financiële instrumenten ter ondersteuning van de programma's voor structurele aanpassing in de landen van het Middellandse Zeegebied, en in nauwe samenwerking met de Jordaanse autoriteiten en met andere donoren, in het bijzonder andere internationale financiële instellingen, onderzoekt de Gemeenschap op welke wijze ondersteuning kan worden geboden voor de structuurmaatregelen die Jordanië neemt om een algemeen financieel evenwicht te herstellen en een economisch klimaat te scheppen dat een versnelde groei bevordert en tegelijkertijd het sociale welzijn van de bevolking verbetert.
ARTIKEL 88 Met het oog op een gecoördineerde benadering van bijzondere macro-economische en financiële problemen die uit de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst zouden kunnen voortvloeien, besteden de partijen bijzondere aandacht aan de ontwikkelingen in het handelsverkeer en de financiële betrekkingen tussen de Gemeenschap en Jordanië in het kader van de krachtens titel V ingestelde regelmatige economische dialoog.
TITEL VIII. - Institutionele, algemene en slotbepalingen ARTIKEL 89 Er wordt een Associatieraad opgericht, die één maal per jaar, of telkens wanneer de omstandigheden zulks vereisen, op ministerieel niveau bijeenkomt op initiatief van zijn voorzitter, overeenkomstig het reglement van orde.
De Associatieraad behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van de Overeenkomst voordoen, alsmede alle andere bilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.
ARTIKEL 90 1. De Associatieraad bestaat uit, enerzijds, leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, anderzijds, leden van de regering van Jordanië.2. De leden van de Associatieraad kunnen regelingen treffen om zich te doen vertegenwoordigen, overeenkomstig de daartoe in het reglement van orde van deze Associatieraad vast te stellen voorwaarden.3. De Associatieraad stelt zijn reglement van orde vast.4. De Associatieraad wordt beurtelings voorgezeten door een lid van de Raad van de Europese Unie en een lid van de Regering van Jordanië, zulks overeenkomstig het bepaalde in het reglement van orde van de Associatieraad. ARTIKEL 91 De Associatieraad heeft, voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst, in de in de Overeenkomst genoemde gevallen beslissingsbevoegdheid.
De besluiten van de Associatieraad zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. De Associatieraad kan tevens alle nuttige aanbevelingen doen.
De besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de partijen.
ARTIKEL 92 1. Er wordt een Associatiecomité opgericht, dat toezicht houdt op het beheer van deze Overeenkomst, onder voorbehoud van de aan de Raad toegekende bevoegdheden.2. De Associatieraad kan alle of een deel van zijn bevoegdheden aan het Associatiecomité delegeren. ARTIKEL 93 1. Het Associatiecomité vergadert op het niveau van ambtenaren en bestaat uit enerzijds vertegenwoordigers van de leden van de Raad van de Europese Unie en van leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, en anderzijds vertegenwoordigers van de Regering van Jordanië.2. Het Associatiecomité stelt zijn reglement van orde vast.3. Het Associatiecomité wordt beurtelings voorgezeten door een vertegenwoordiger van het Voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie en een vertegenwoordiger van de Regering van Jordanië. ARTIKEL 94 1. Het Associatiecomité heeft beslissingsbevoegdheid inzake het beheer van deze Overeenkomst en op de terreinen waarop de Raad het comité bevoegdheden heeft toegekend.2. Besluiten worden in overleg tussen de partijen genomen en zijn bindend voor de partijen, die gehouden zijn de maatregelen te nemen die voor de uitvoering ervan nodig zijn. ARTIKEL 95 De Associatieraad kan besluiten werkgroepen of lichamen in te stellen die voor de uitvoering van de Overeenkomst nodig zijn.
ARTIKEL 96 De Associatieraad neemt alle nuttige maatregelen ter bevordering van de samenwerking en de contacten tussen het Europees Parlement en het parlement van Jordanië.
ARTIKEL 97 1. Elk der partijen kan ieder geschil dat verband houdt met de toepassing of de interpretatie van deze Overeenkomst aan de Associatieraad voorleggen.2. De Associatieraad kan het geschil bij besluit beslechten.3. Elke partij is verplicht de voor de uitvoering van het in lid 2 bedoelde besluit vereiste maatregelen te treffen.4. Indien het geschil niet overeenkomstig lid 2 kan worden beslecht, kan elk der partijen de andere partij ervan in kennis stellen dat zij een scheidsrechter heeft aangewezen, waarop de andere partij binnen twee maanden een tweede scheidsrechter dient aan te wijzen.Voor de toepassing van deze procedure worden de Gemeenschap en de lid-Staten geacht één partij bij het geschil te zijn.
De Associatieraad wijst een derde scheidsrechter aan.
De scheidsrechters beslissen bij meerderheid van stemmen.
Elke partij bij het geschil dient de maatregelen te treffen die voor de tenuitvoerlegging van de beslissing van de scheidsrechters noodzakelijk zijn.
ARTIKEL 98 Niets in de Overeenkomst belet een overeenkomstsluitende partij maatregelen te nemen : a) die zij nodig acht om de onthulling van informatie die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist te beletten;b) die verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmateriaal of met onderzoek, ontwikkeling of productie die absoluut vereist zijn voor defensiedoeleinden, mits deze maatregelen geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;c) die zij van vitaal belang voor haar eigen veiligheid acht, in geval van ernstige binnenlandse problemen die de openbare orde bedreigen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogsdreiging inhouden, of om verplichtingen na te komen die zij voor de bewaring van de vrede en de internationale veiligheid is aangegaan. ARTIKEL 99 Op de door deze Overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd eventueel daarin neergelegde bijzondere bepalingen, geldt het volgende : - de regelingen die Jordanië ten opzichte van de Gemeenschap toepast mogen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen de lid-Staten, hun onderdanen of hun vennootschappen; - de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van Jordanië toepast mogen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen Jordaanse onderdanen of vennootschappen.
ARTIKEL 100 Ten aanzien van directe belastingen heeft geen der bepalingen van de Overeenkomst tot gevolg dat : - de door een partij toegekende voordelen op fiscaal gebied in enige internationale overeenkomst of regeling waardoor deze partij gebonden is worden uitgebreid; - vaststelling of toepassing door een partij van enige maatregel die gericht is op het voorkomen van fraude of belastingontduiking wordt verhinderd; - afbreuk wordt gedaan aan het recht van een partij de ter zake doende bepalingen van haar fiscale wetgeving toe te passen op belastingplichtigen die zich niet in dezelfde situatie bevinden, met name ten aanzien van hun woonplaats.
ARTIKEL 101 1. De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze Overeenkomst te voldoen.Zij zien erop toe dat de in de Overeenkomst aangegeven doelstellingen worden bereikt. 2. Indien een der partijen van mening is dat de andere partij een verplichting die uit de Overeenkomst voortvloeit niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen.Alvorens dit te doen, behalve in bijzonder spoedeisende gevallen, verstrekt zij de Associatieraad alle ter zake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.
Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de goede werking van de Overeenkomst het minst verstoren. Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van de Associatieraad gebracht en op verzoek van de andere partij in de Associatieraad besproken.
ARTIKEL 102 De protocollen 1 tot en met 4 en de bijlagen I tot en met VII vormen een integrerend onderdeel van de Overeenkomst. De verklaringen en de briefwisselingen zijn opgenomen in de Slotakte, die een integrerend onderdeel vormt van de Overeenkomst.
ARTIKEL 103 Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt onder 'partijen' verstaan : enerzijds de Gemeenschap, of de lid-Staten, of de Gemeenschap en de lid-Staten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, en anderzijds, Jordanië.
ARTIKEL 104 De Overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.
Elk der partijen kan de Overeenkomst door kennisgeving aan de andere partij opzeggen. Zes maanden na de datum van die kennisgeving houdt de Overeenkomst op van toepassing te zijn.
ARTIKEL 105 Deze Overeenkomst is van toepassing op, enerzijds, het grondgebied waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing zijn, overeenkomstig het bepaalde in die verdragen, en, anderzijds, op het grondgebied van Jordanië.
ARTIKEL 106 Deze Overeenkomst, die is opgesteld in tweevoud in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Arabische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, wordt neergelegd bij het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.
ARTIKEL 107 1. Deze Overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd. Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de partijen elkaar ervan kennisgeving doen dat de in de eerste alinea bedoelde procedures zijn voltooid. 2. Bij inwerkingtreding vervangt deze Overeenkomst de op 18 januari 1997 te Brussel ondertekende Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Hasjemitische Koninkrijk Jordanië en de Overeenkomst tussen de lid-Staten van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en Jordanië. Gedaan te Brussel, de vierentwintigste november negentienhonderd zevenennegentig.
LIJST VAN BIJLAGEN BIJLAGE I :Producten bedoeld in artikel 10, lid 1.
BIJLAGE II : Producten bedoeld in artikel 10, lid 2, en artikel 11, lid 2.
BIJLAGE III : Industriële producten van oorsprong uit de Gemeenschap waarop bij invoer in Jordanië het in artikel 11, leden 3 en 4, bedoelde tijdschema voor de afschaffing van de rechten van toepassing is.
BIJLAGE IV : Industriële producten van oorsprong uit de Gmeenschap bedoeld in artikel 11, lid 5.
BIJLAGE V : Voorbehouden van de Gemeenschap bedoeld in artikel 30, lid 1, onder b) .
BIJLAGE VI : Voorbehouden van Jordanië met betrekking tot nationale behandeling (bedoeld in artikel 30, lid 2, onder a) ).
BIJLAGE VII : Intellectuele, industriële en commerciële eigendom bedoeld in artikel 56.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
BIJLAGE V VOORBEHOUDEN VAN DE GEMEENSCHAP BEDOELD IN ARTIKEL 30, LID 1, ONDER B) Mijnbouw : In sommige lid-Staten kan voor de ontginning van ertsen door ondernemingen waarin onderdanen van de EG geen meerderheidsbelang hebben een concessie vereist zijn.
Visserij : Tenzij anders bepaald, is de toegang tot en het gebruik van biologische hulpbronnen en visserijgronden die zich bevinden in maritieme wateren die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van lid-Staten van de Gemeenschap vallen, beperkt tot vissersvaartuigen die de vlag van een lid-Staat van de Gemeenschap voeren.
Aankoop van onroerend goed : In sommige lid-Staten is de aankoop van onroerend goed aan beperkingen onderworpen.
Audiovisuele diensten met inbegrip van de radio-omroep : Nationale behandeling ten aanzien van productie en distributie, met inbegrip van het uitzenden en andere vormen van transmissie aan het publiek, kan beperkt worden tot audiovisuele werken die aan bepaalde criteria ten aanzien van de oorsprong voldoen.
Telecommunicatiediensten. met inbegrip van mobiele diensten en satellietverbindingen : Gereserveerde diensten.
In sommige lid-Staten is de markttoegang voor complementaire diensten en infrastructuur beperkt.
Landbouw : In bepaalde lid-Staten wordt geen nationale behandeling toegekend aan ondernemingen waarin onderdanen van de EG geen meerderheidsbelang hebben en die een landbouwbedrijf wensen op te richten. Voor de aankoop van wijngaarden door ondernemingen waarin onderdanen van de EG geen meerderheidsbelang hebben is kennisgeving of, indien nodig, een vergunning vereist.
Persagentschappen : In sommige lid-Staten is buitenlandse deelneming in uitgeverijen en omroeporganisaties aan beperkingen onderworpen.
BIJLAGE VI VOORBEHOUDEN VAN JORDANIE MET BETREKKING TOT NATIONALE BEHANDELING (BEDOELD IN ARTIKEL 30, LID 2, ONDER A ) Teneinde de voorwaarden voor het toekennen van nationale behandeling in alle sectoren te verbeteren, dient deze lijst van voorbehouden binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst te worden herzien. - Niet-Jordaanse investeerders mogen geen belang van meer dan 50 % hebben in projecten of economische activiteiten in de volgende sectoren : a) bouwnijverheid;b) handel en handelsdiensten;c) mijnbouw; - Niet-Jordaanse investeerders zijn gerechtigd tot aankoop van effecten die op de financiële markt van Amman genoteerd zijn in Jordaanse valuta, mits de desbetreffende middelen zijn verkregen door omwisseling uit converteerbare buitenlandse valuta. - Het belang van niet-Jordanen in een naamloze vennootschap mag niet meer bedragen dan 50 %, tenzij dit aandeel bij het sluiten van de inschrijving meer bedroeg dan 50 %, in welk geval het maximum voor het belang van niet-Jordanen op dat percentage wordt vastgesteld. - De minimumbijdrage voor niet-Jordaanse investeringen in een project is 100 000 JOD (honderdduizend Jordaanse dinar), behalve voor investeringen in de financiële markt van Amman, waarvoor de minimuminvestering 1.000 JOD (duizend Jordaanse dinar) bedraagt.
Voor aankoop, verkoop of huur van onroerend goed door niet-Jordanen is voorafgaande toestemming van de Ministerraad vereist.
BIJLAGE VII INTELLECTUELE, INDUSTRIELE EN COMMERCIELE EIGENDOM BEDOELD IN ARTIKEL 56 1. Voor het einde van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst treedt Jordanië toe tot de volgende multilaterale verdragen inzake de bescherming van eigendomsrechten : - Berner Conventie ter bescherming van werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs 1971); - Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties (Rome 1961); - Overeenkomst van Nice betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken (Akte van Genève 1977, gewijzigd 1979). - Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken (Akte van Stockholm 1967, gewijzigd 1979); - Protocol bij de Schikking van Madrid inzake de internationale inschrijving van merken (Madrid 1989); - Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening (1977, gewijzigd 1980); - Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekproducten (UPOV) (Akte van Geneve 1991); 2. Voor het einde van het zevende jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst treedt Jordanië toe tot de volgende multilaterale verdragen : - Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (Washington 1970, aangepast 1979, gewijzigd 1984);3. Jordanië verbindt zich ertoe voor het einde van het derde jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst, of vanaf de toetreding tot de WTO, indien dit eerder is, adequate en effectieve bescherming te bieden voor octrooien voor chemische en farmaceutische stoffen, overeenkomstig de artikelen 27 tot en met 34 van de WTO-Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom.4. De Associatieraad kan besluiten dat de leden 1, 2 en 3 op andere multilaterale verdragen op dit gebied van toepassing zijn.5. De partijen bevestigen het belang dat zij hechten aan de verplichtingen die uit het volgende multilaterale verdrag voortvloeien : - Overeenkomst van Parijs voor de bescherming van de industriële eigendom (Akte van Stockholm 1967, gewijzigd 1979). LIJST VAN PROTOCOLLEN PROTOCOL nr. 1betreffende de regelingen die bij de invoer in de Gemeenschap van landbouwproducten van oorsprong uit Jordanië van toepassing zijn PROTOCOL nr. 2 betreffende de regelingen die bij de invoer in Jordanië van landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap van toepassing zijn PROTOCOL nr. 3 betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong en methoden van administratieve samenwerking" PROTOCOL nr. 4 betreffende wederzijdse bijstand tussen administratieve autoriteiten in douanezaken
PROTOCOL Nr. 1 BETREFFENDE DE REGELINGEN DIE BIJ DE INVOER IN DE GEMEENSCHAP VAN LANDBOUWPRODUCTEN VAN OORSPRONG UIT JORDANI" VAN TOEPASSING ZIJN 1. De in bijlage genoemde producten van oorsprong uit Jordanië mogen in de Gemeenschap worden ingevoerd onder de voorwaarden die hierna en in de bijlage zijn vermeld.2. a) De douanerechten worden afgeschaft of verlaagd volgens de percentages die naast de betrokken producten in kolom A zijn vermeld.b) Voor bepaalde producten waarvoor het gemeenschappelijk douanetarief in een ad valorem-douanerecht en in een specifiek douanerecht voorziet, zijn de in de kolommen A en C vermelde verlagingspercentages uitsluitend op de ad valorem-douanerechten van toepassing.3. Voor bepaalde producten worden de douanerechten afgeschaft binnen de grenzen van de tariefcontingenten die voor elk van deze producten in kolom B zijn vermeld.Voor ingevoerde hoeveelheden die de contingenten overschrijden, worden de douanerechten, afhankelijk van het product, volledig toegepast dan wel verlaagd volgens de percentages in kolom C. 4. Voor bepaalde in lid 3 en in kolom D vermelde producten worden de tariefcontingenten vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst verhoogd in vier gelijke jaarlijkse stappen, die elk overeenkomen met 3 % van deze bedragen.5. Voor bepaalde in kolom D vermelde producten kan de Gemeenschap een referentiehoeveelheid vaststellen, indien uit de door haar opgestelde jaarlijkse balans van het handelsverkeer blijkt dat de van een product of producten ingevoerde hoeveelheden moeilijkheden dreigen te veroorzaken op de markt van de Gemeenschap.Indien de invoer van een dergelijk product de referentiehoeveelheid overschrijdt, kan de Gemeenschap voor het betrokken product een communautair tariefcontingent openen voor een hoeveelheid die gelijk is aan de referentiehoeveelheid. Voor ingevoerde hoeveelheden die de contingenten overschrijden, worden de douanerechten, afhankelijk van het product, volledig toegepast dan wel verlaagd volgens de percentages in kolom C. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
PROTOCOL Nr. 2 BETREFFENDE DE REGELINGEN DIE BIJ DE INVOER IN JORDANI" VAN LANDBOUWPRODUCTEN VAN OORSPRONG UIT DE GEMEENSCHAP VAN TOEPASSING ZIJN 1. De in de bijlage vermelde producten van oorsprong uit de Gemeenschap zijn bij invoer in Jordanië aan de hierna genoemde voorwaarden en aan de in de bijlage vastgestelde voorwaarden onderworpen.2. De invoerrechten en heffingen van gelijke werking mogen niet hoger zijn dan het in kolom A vermelde percentage. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
PROTOCOL Nr. 3 BETREFFENDE DE DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG" EN METHODEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING INHOUDSOPGAVE TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN - Artikel 1Definities TITEL II. - DEFINITIE VAN HET BEGRIP « PRODUCTEN VAN OORSPRONG » - Artikel 2 Algemene voorwaarden - Artikel 3 Bilaterale cumulatie van de oorsprong - Artikel 4 Geheel en ai verkregen producten - Artikel 5 Toereikende bewerking of verwerking - Artikel 6 Niet-toereikende bewerking of verwerking - Artikel 7 Determinerende eenheid - Artikel 8 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen - Artikel 9 Stellen of assortimenten - Artikel 10 Neutrale elementen TITEL III. - TERRITORIALE VOORWAARDEN - Artikel 11 Territorialiteitsbeginsel - Artikel 12 Rechtstreeks vervoer - Artikel 13 Tentoonstellingen TITEL IV. - TERUGGAVE OF VRIJSTELLING - Artikel 14 Verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten TITEL V. - BEWIJS VAN DE OORSPRONG - Artikel 15 Algemene voorwaarden - Artikel 16 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1 - Artikel 17 Afgifte achteraf van EUR. 1 -certificaten - Artikel 18 Afgifte van een duplicaat van een EUR. 1 -certificaat - Artikel 19 Afgifte van een EUR. 1-certificaat aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van de oorsprong - Artikel 20 Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring - Artikel 21 Toegelaten exporteur - Artikel 22 Geldigheid van het bewijs van de oorsprong - Artikel 23 Overlegging van het bewijs van de oorsprong - Artikel 24 invoer in deelzendingen - Artikel 25 Vrijstelling van het bewijs van de oorsprong - Artikel 26 Bijbehorende documenten - Artikel 27 Bewaring van het bewijs van de oorsprong en bijbehorende documenten - Artikel 28 Verschillen en vormfouten - Artikel 29 In ecu uitgedrukte bedragen TITEL Vl. - REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING - Artikel 30 Wederzijdse bijstand - Artikel 31 Controle van de oorsprongsbewijzen - Artikel 32 Regeling van geschillen - Artikel 33 Sancties - Artikel 34 Vrije zones TITEL VII. - CEUTA EN MELILLA - Artikel 35 Toepassing van het Protocol - Artikel 36 Bijzondere voorwaarden TITEL VIII. - SLOTBEPALINGEN - Artikel 37 Wijzigingen op het Protocol - Artikel 38 Tenuitvoerlegging van het Protocol - Artikel 39 Goederen in doorvoer of in opslag BIJLAGEN - Bijlage I Aantekeningen - Bijlage II Lijst van oorsprongverlenende be- of verwerkingen - Bijlage lll Certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1 - Bijlage IV Verklaring van de exporteur TITEL I. - Algemene bepalingen ARTIKEL 1 Definities Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder : a) "vervaardiging" : elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen; b) "materiaal alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt; c) "product" : het verkregen product, ook indien dit bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;d) "goederen » : zowel materialen als producten;e) "douanewaarde" : de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);f) oprijs af fabriek" : de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Jordanië in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;g) "waarde van de materialen" : de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of Jordanië is betaald;h) "waarde van de materialen van oorsprong" : de waarde van deze materialen ais omschreven onder 9), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;i) "toegevoegde waarde" : de prijs af fabriek minus de douanewaarde van de in het product opgenomen goederen die niet van oorsprong zijn uit het land waarin het product werd verkregen;j) "hoofdstukken" en "posten" : de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit Protocol "het geharmoniseerd systeem" of "GS" genoemd;k) "ingedeelde" : de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;l) "zending" : producten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, een enkele factuur.m) "gebieden" : omvat ook de territoriale wateren. TITEL II. - Definitie van het begrip « Producten van oorsprong » ARTIKEL 2 Algemene voorwaarden 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de Gemeenschap : a) geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 4 van dit Protocol;b) in de Gemeenschap verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 5 van dit Protocol.2. Voor de toepassing van deze Overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit Jordanië : a) geheel en al in Jordanië verkregen producten, in de zin van artikel 4 van dit Protocol;b) in Jordanië verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Jordanië een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 5 van dit Protocol. ARTIKEL 3 Bilaterale cumulatie van de oorsprong 1. Materialen van oorsprong uit de Gemeenschap worden beschouwd materialen van oorsprong uit Jordanië te zijn indien ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen.Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 6, lid 1, van dit Protocol genoemde be- of verwerkingen. 2. Materialen van oorsprong urt Jordanië worden beschouwd materialen van oorsprong uit de Gemeenschap te zijn wanneer ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen.Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 6, lid 1, van dit Protocol genoemde be- of verwerkingen.
ARTIKEL 4 Geheel en al verkregen producten 1. Als geheel en al in de Gemeenschap of in Jordanië verkregen worden beschouwd : a) aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen producten;b) aldaar geoogste producten van het plantenrijk;c) aldaar geboren en opgefokte levende dieren;d) producten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren;e) voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;f) producten van de zeevisserij en andere buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of van Jordanië door hun schepen uit de zee gewonnen producten;g) producten uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd;h) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen;met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt; i) afval afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;j) producten, gewonnen van of vanonder de zeebodem buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond : k) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.2. De termen Hun schepen" en "hun fabrieksschepen" in lid 1, onder f) en 9), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen a) die in een lid-Staat van de Gemeenschap of Jordanië zijn ingeschreven of geregistreerd;b) die de vlag van een lid-Staat van de Gemeenschap of van Jordanië voeren;c) die voor ten minste 50 procent toebehoren aan onderdanen van lid-Staten van de Gemeenschap of van Jordanië of aan een vennootschap die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn een lid-Staat van de Gemeenschap of van Jordanië, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen daarvan;d) waarvan de kapitein en de officieren onderdanen zijn van lid-Staten van de Gemeenschap of van Jordanië;en e) waarvan de bemanning voor ten minste 75 procent uit onderdanen van lid-Staten van de Gemeenschap of van Jordanië bestaat. ARTIKEL 5 Toereikende bewerking of verwerking 1. Niet geheel en al verkregen producten worden geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan in de zin van artikel 2, indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan. In deze lijst is voor alle onder deze Overeenkomst vallende producten aangegeven welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om het karakter van product van oorsprong te verkrijgen en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt. 2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt : a) wanneer de totale waarde ervan niet hoger is dan 10 procent van de prijs af fabriek van het product;b) wanneer in de lijst een of meer percentages zijn gegeven voor de maximumwaarde van de materialen die niet van oorsprong zijn, en deze percentages door de toepassing van dit lid niet worden overschreden. Dit lid is niet van toepassing op de producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld. 3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 6. ARTIKEL 6 Ontoereikende bewerking of verwerking 1. Behoudens het bepaalde in lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 5 is voldaan : a) behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren (luchten, uitspreiden, drogen, koelen, in water zetten waaraan zout, zwaveldioxide of andere producten zijn toegevoegd, verwijderen van beschadigde gedeelten en soortgelijke behandelingen);b) eenvoudige behandelingen zoals stofvrij maken, zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen), wassen, verven en snijden;c) i) veranderen van verpakkingen, splitsen en samenvoegen van colli; ii) eenvoudig verpakken in flessen, zakken, etuis, dozen of blikken, bevestigen op kaartjes of plankjes, enz., en alle andere handelingen in verband met de opmaak; d) het aanbrengen van merken, etiketten of soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op hun verpakkingen;e) eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten, indien een of meer bestanddelen van het mengsel niet voldoen aan de voorwaarden van dit Protocol om als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Jordanië te worden beschouwd;f) eenvoudig samenvoegen van delen tot een volledig product;g) twee of meer van de onder a) tot en met f) vermelde behandelingen tezamen;h) het slachten van dieren.2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1, worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Jordanië heeft ondergaan tezamen genomen. ARTIKEL 7 Determinerende eenheid 1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit Protocol is het product dat volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd. Hieruit volgt dat : a) wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;b) wanneer een zending uit een aantal eendere producten bestaat die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit Protocol afzonderlijk moet worden genomen.2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong. ARTIKEL 8 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht een geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.
ARTIKEL 9 Stellen of assortimenten Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 procent van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.
ARTIKEL 10 Neutrale elementen Om te bepalen of een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong na te gaan van de volgende zaken die bij de vervaardiging gebruikt kunnen zijn : a) energie en brandstof;b) fabrieksuitrusting;c) machines en werktuigen;d) goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen. TITEL III. - Territoriale voorwaarden ARTIKEL 11 Territorialiteitsbeginsel 1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van de oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Jordanië zijn voldaan.2. Producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Jordanië naar een ander land worden uitgevoerd en daarna weer worden ingevoerd, worden niet langer als producten van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat : a) de wederingevoerde goederen dezelfde goederen zijn als de eerder uitgevoerde goederen;en b) dat zij tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren. ARTIKEL 12 Rechtstreeks vervoer 1. De bij deze Overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit Protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Jordanië zijn vervoerd.Producten die een enkele zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voor zover ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.
Producten van oorsprong mogen per pijpleiding via een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Jordanië worden vervoerd. 2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer : a) een enkel vervoersdocument dat in het land van uitvoer is opgesteld ter dekking van het vervoer door het land van doorvoer, of b) een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat, waarin : i) de producten nauwkeurig zijn omschreven, ii) de data zijn vermeld waarop de producten gelost en opnieuw geladen zqn, in voorkomend geval onder opgave van de naam van de gebruikte schepen, of van de andere gebruikte vervoermiddelen;en iii) een verklaring betreffende de voorwaarden waarop de producten in het land van doorvoer verbleven : c) hetzij bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk. ARTIKEL 13 Tentoonstellingen 1. De Overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander land zijn verzonden en die na de tentoonstelling in de Gemeenschap of in Jordanië worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat : a) een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Jordanië naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;b) deze exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze afgestaan aan een geadresseerde in de Gemeenschap of Jordanië;c) de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden;en d) de producten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend.Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd ten aanzien van de aard van de producten en de voorwaarden waarop zij werden tentoongesteld. 3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven. TITEL IV. - Teruggave of vrijstelling van rechten ARTIKEL 14 Verbod op teruggave of vrijstelling van rechten 1. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Jordanië waarvoor overeenkomstig de bepalingen van titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Jordanië niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor algehele of gedeeltelijke terugbetaling of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Jordanië van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging worden gebruikt, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient op verzoek van de douaneautoriteiten steeds bereid te zijn alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, inderdaad zijn betaald.4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 7, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 8 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 9, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de Overeenkomst van toepassing is.Zij doen geen afbreuk aan het systeem van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst. 6. Dit artikel is gedurende vier jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst niet van toepassing.Dit artikel kan in onderling overleg worden herzien.
TITEL V. - Bewijs van de oorsprong ARTIKEL 15 Algemene voorwaarden 1. Deze Overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Jordanië worden ingevoerd en producten van oorsprong uit Jordanië die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van : a) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III is opgenomen; of b) in de in artikel 20, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur, waarvan de tekst in bijlage IV is opgenomen, op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument en waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden (hierna "factuurverklaring" genoemd).2. In afwijking van lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit Protocol in de in artikel 25 bedoelde gevallen onder de toepassing van deze Overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd. ARTIKEL 16 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 Hierna "EUR.1-certificaat" genoemd) wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger. 2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het EUR.1-certificaat als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlage III opgenomen. Deze formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de Overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet ingevulde gedeelte doorgekruist. 3. De exporteur die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoekt, dient op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, steeds bereid te zijn de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan. 4. Het EUR.1-certificaat wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een lid-Staat van de Europese Gemeenschap of van Jordanië indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Jordanië en indien aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan. 5. De met de afgifte van EUR.1-certificaten belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten inderdaad van oorsprong zijn en of aan alle andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de boeken van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Deze douaneautoriteiten zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zo is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn. 6. De datum van afgifte van het EUR.1 -certificaat wordt vermeld in vak 11 van het certificaat. 7. Een EUR.1-certificaat wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.
ARTIKEL 17 Afgifte achteraf van een EUR.1-certificaat 1. In afwijking van artikel 16, lid 7, kan een EUR.1-certificaat bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, indien a) dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd; b) ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het EUR.1-certificaat wel was afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard. 2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het EUR.1-certificaat betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag. 3. De douaneautoriteiten kunnen eerst tot afgifte achteraf van een EUR.1-certificaat overgaan na te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier. 4. Op een achteraf afgegeven EUR.1-certificaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak Opmerkingen" van het EUR.1 -certificaat.
ARTIKEL 18 Afgifte van een duplicaat van een EUR. 1 -certificaat 1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een EUR.1 -certificaat, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn. 2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld ARTIKEL 19 Afgifte van een EUR.1-certificaat aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of Jordanië onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer EUR.1-certificaten worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Jordanië. Dit certificaat of deze certificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.
ARTIKEL 20 Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring 1. De in artikel 15, lid 1, onder b) genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld door : a) een toegelaten exporteur in de zin van artikel 21;b) ongeacht welke exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 ecu bedraagt.2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten als van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Jordanië kan worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van dit Protocol voldoen.3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds bereid zijn de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zqn en dat aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan.4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen taalversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer.Indien de factuurverklaring met de hand wordt opgesteld, geschiedt dit met inkt en in blokletters. 5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig ondertekend.Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 21 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze eigenhandig had ondertekend. 6. Een factuurverkiaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop ze betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop ze betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden. ARTIKEL 21 Toegelaten exporteur 1. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een exporteur die veelvuldig producten verzendt waarop de Overeenkomst van toepassing is, vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten.Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet de exporteur naar het oordeel van de douaneautoriteiten de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit Protocol. 2. De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.3. De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer toe, dat in de factuurverklaringen wordt vermeld.4. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning steeds intrekken.Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet langer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt.
ARTIKEL 22 Geldigheid van het bewijs van de oorsprong 1. Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer.Het moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer. 2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van buitengewone omstandigheden.3. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht. ARTIKEL 23 Overlegging van het bewijs van de oorsprong Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures.
Deze autoriteiten kunnen een vertaling van dit certificaat verlangen.
Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze Overeenkomst voldoen.
Artikel 24 Invoer in deelzendingen Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2, a), voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de Afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.
ARTIKEL 25 Vrijstelling van bewijs van de oorsprong 1. Producten die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat het nodig is een formeel bewijs van oorsprong over te leggen, voor zover aan zulke producten ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit Protocol voldoen en er over de juistheid van een dergelijke verklaring geen twijfel bestaat.Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier C2/CP3 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld. 2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor het persoonlijke gebruik van de geadresseerde, de reiziger of de leden van zijn gezin, voor zover noch de aard noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijzen.3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedragen dan 500 ecu voor kleine zendingen of 1 200 ecu voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers. ARTIKEL 26 Bewijsstukken De in artikel 16, lid 3, en artikel 20, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een EUR.1 -certificaat of een factuurverklaring worden gedekt producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap of uit Jordanië en aan de andere voorwaarden van dit Protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn : a) een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeid aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen : b) in de Gemeenschap of in Jordanië afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blokt;c) in de Gemeenschap of in Jordanië afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking in de Gemeenschap of in Jordanië blijkt; d) EUR.1-certificaten of factuurverklaringen waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit Protocol in de Gemeenschap of in Jordanië zijn afgegeven of opgesteld.
ARTIKEL 27 Bewaring van oorsprongsbewijzen en andere bewijsstukken 1. De exporteur die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoekt, bewaart de in artikel 16, lid 3 bedoelde bewijsstukken gedurende ten minste drie jaar. 2. De exporteur die een factuurverklaring heeft opgesteld, bewaart een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 20, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar. 3. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een EUR.1-certificaat afgeven bewaren het in artikel 16, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende ten minste drie jaar. 4. De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de EUR.1-certificaten en factuurverklaringen die bij hen werden ingediend gedurende ten minste drie jaar.
ARTIKEL 28 Verschillen en vormfouten 1. Worden geringe verschillen vastgesteld tussen de gegevens in het bewijs van oorsprong en de gegevens in de documenten die in verband met de formaliteiten bij invoer bij het douanekantoor worden ingediend, dan is het bewijs van oorsprong daardoor niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.2. Kennelijke vormfouten zoals typefouten op het bewijs van oorsprong maken dit document niet ongeldig, indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de in daarin vermelde gegevens. ARTIKEL 29 In ecu uitgedrukte bedragen 1. Het land van uitvoer stelt de tegenwaarde vast in zijn nationale valuta van de in ecu uitgedrukte bedragen en deelt deze via de Commissie van de Europese Gemeenschappen aan de landen van invoer mede.2. Indien deze bedragen hoger zijn dan de overeenkomstige door het land van invoer vastgestelde bedragen, worden ze door laatstgenoemd land aanvaard indien de producten gefactureerd zijn in de valuta van het land van uitvoer.Indien de producten gefactureerd zijn in de valuta van een andere lid-Staat van de Gemeenschap, aanvaardt het land van invoer het door het betrokken land medegedeelde bedrag. 3. De tegenwaarde van de ecu in een nationale valuta is gelijk aan de tegenwaarde van de ecu in die nationale valuta op de eerste werkdag van oktober 1996.4. De in ecu uitgedrukte bedragen en de tegenwaarde daarvan in de nationale valuta van de lid-Staten van de Gemeenschap en Jordanië worden op verzoek van de Gemeenschap of Jordanië door het Associatiecomité herzien.Bij deze herziening ziet het Associatiecomité erop toe dat de bedragen in geen enkele nationale valuta zullen dalen. Voorts onderzoekt het Associatiecomité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dit verband besluiten de in ecu uitgedrukte bedragen te wijzigen.
TITEL Vl. - Regelingen voor administratieve samenwerking ARTIKEL 30 Wederzijdse bijstand 1. De douaneautoriteiten van de lid-Staten van de Gemeenschap en van Jordanië doen elkaar, via de Commissie van de Europese Gemeenschappen, afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van EUR.1-certificaten, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen. 2. Met het oog op de correcte toepassing van dit Protocol verlenen de Gemeenschap en Jordanië elkaar, via de bevoegde douane-instanties, bestand bij de controle op de echtheid van de EUR.1-certificaten en de factuurverklaringen en de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
ARTIKEL 31 Controle van oorsprongsbewijzen 1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd, alsmede wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit Protocol. 2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het EUR.1-certificaat, de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, eventueel onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn. 3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer.Deze zijn in dit verband gerechtigd bewijsmateriaal op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij dienstig achten. 4. Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doen zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd.In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Jordanië beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan. 6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen, of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden. ARTIKEL 32 Regeling van geschillen Geschillen ten aanzien van de in artikel 31 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden tussen de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit Protocol, worden aan het Associatiecomité voorgelegd.
In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.
ARTIKEL 33 Sancties Tegen eenieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel producten onder de preferentiële regeling te doen vallen, worden sancties getroffen.
ARTIKEL 34 Vrije zones 1. De Gemeenschap en Jordanië nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van de oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 dienen de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Jordanië die onder dekking van een bewijs van de oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw EUR.1-certificaat af te geven mits deze be- of verwerking met de bepalingen van dit Protocol overeenstemt.
TITEL VII. - Ceuta en Melilla ARTIKEL 35 Toepassing van het Protocol 1. De in artikel 2 gebruikte term "Gemeenschap' heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla.2. Producten van oorsprong uit Jordanië die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol 2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap.Jordanië zal op onder de Overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toepassen als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd. 3. Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, is dit Protocol van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 36. ARTIKEL 36 Bijzondere voorwaarden 1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, worden beschouwd als : 1) producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla : a) geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;b) in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voorzover : i) deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 5 van dit Protocol, of voorzover ii) deze producten van oorsprong zijn uit Jordanië of de Gemeenschap in de zin van dit Protocol en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 6, lid 1, bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen;2) producten van oorsprong uit Jordanië : a) geheel en al in Jordanië verkregen producten;b) in Jordanië verkregen producten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voorzover : i) deze producten een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 5 van dit Protocol, of voorzover ii) deze producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de Gemeenschap in de zin van dit Protocol en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 6, lid 1, omschreven ontoereikende be- of verwerkingen.2. Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd. 3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt "Jordanië » en Ceuta en Melilla" in vak 2 van het EUR.1-certificaat.
Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt het karakter van oorsprong bovendien vermeld in vak 4 van het EUR.1-certificaat of op de factuurverklaring. 4. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit Protocol in Ceuta en Melilla. TITEL VIII. - Slotbepalingen ARTIKEL 37 Wijziging van het Protocol Het Associatiecomité kan besluiten de bepalingen van dit Protocol te wijzigen.
ARTIKEL 38 Tenuitvoerlegging van het Protocol De Gemeenschap en Jordanië nemen, ieder voor zich, de maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van dit Protocol.
ARTIKEL 39 Goederen in doorvoer of in opslag De Overeenkomst kan worden toegepast op goederen die aan de bepalingen van dit Protocol voldoen en die op de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst onderweg zijn of die in de Gemeenschap of in Jordanië tijdelijk zijn opgeslagen of zich daar in een douane-entrepot of vrije zone bevinden, mits binnen vier maanden na die datum een EUR.1-certificaat bij de douaneautoriteiten van de staat van invoer wordt ingediend dat achteraf door de bevoegde instanties van de staat van uitvoer is opgesteld, tezamen met de documenten waaruit blijkt dat de goederen rechtstreeks zijn vervoerd.
BIJLAGE I AANTEKENINGEN BIJ DE LIJST IN BIJLAGE II Aantekening 1 : In deze lijst is vermeld aan welke voorwaarden een product moet voldoen om als voldoende be- of verwerkt in de zin van artikel 5 van het Protocol te worden beschouwd.
Aantekening 2 : 2.1. De eerste twee kolommen van de lijst geven het verkregen product aan. In kolom 1 is het nummer van de post of het hoofdstuk volgens het geharmoniseerd systeem vermeld en kolom 2 bevat de omschrijving van de goederen van die post of dat hoofdstuk volgens dat systeem. Voor iedere post of ieder hoofdstuk in de kolommen 1 en 2 is in kolom 3 of 4 een regel gegeven. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door "ex" betekent dat de regel in kolom 3 of 4 alleen geldt voor het gedeelte van die post of dat hoofdstuk dat in kolom 2 is omschreven. 2.2. Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeid en de omschrijving van het product in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan is de regel daarnaast in kolom 3 of 4 van toepassing op alle producten die volgens het geharmoniseerd systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder elk van de in kolom 1 gegroepeerde posten werden ingedeeld. 2.3. Wanneer in de kist verschillende regels worden gegeven voor verschillende producten die onder dezelfde post vallen, wordt na elk streepje dat deel van de post omschreven waarop de daarnaast in de kolommen 3 of 4 vermelde voorwaarde van toepassing is. 2.4. Wanneer voor een product dat in de kolommen 1 en 2 is omschreven, zowel een regel in kolom 3 als een regel in kolom 4 wordt gegeven, kan de exporteur kiezen welke regel, die in kolom 3 of die in kolom 4, wordt toegepast. Indien in kolom 4 geen oorsprongsregel wordt gegeven, moet de regel in kolom 3 worden toegepast.
Aantekening 3 : 3.1. Artikel 5 van het Protocol betreffende producten die de oorsprong hebben verkregen en die bij de vervaardiging van andere producten worden gebruikt, is van toepassing ongeacht het feit of de oorsprong binnen het bedrijf werd verkregen waarin dit product wordt gebruikt of in een andere fabriek in de Gemeenschap of in Jordanië.
Voorbeeld Een motor van post 8407 waarvoor de regel geldt dat de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die daarin worden verwerkt niet meer mag bedragen dan 40 % van de prijs af fabriek, is vervaardigd van ander gelegeerd staal, enkel ruw voorgesmeed" van post 7224.
Werd dit smeedijzer in het betrokken land vervaardigd van niet van oorsprong zijnde ingots, dan heeft het smeedijzer reeds oorsprong verkregen krachtens de regel in de lijst voor post ex 7224. Bij de waardeberekening van de motor telt het dan als materiaal van oorsprong, of het nu in dezelfde fabriek werd vervaardigd of niet. De waarde van de niet van oorsprong zijnde ingots wordt dus niet meegerekend bij het berekenen van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn. 3.2. De regel in de lijst geeft de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is; meer be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong; omgekeerd kan minder be- of verwerking geen oorsprong verlenen. Is volgens de regel het gebruik van niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald productiestadium toegestaan, dan is het gebruik van dit materiaal in een vroeger productiestadium wel, maar in een later productiestadium niet toegestaan. 3.3. In afwijking van aantekening 3.2 mogen, wanneer volgens de regel "materialen van eender welke post" gebruikt mogen worden, materialen van dezelfde post als het product worden gebruikt, onder voorbehoud evenwel van eventuele in die regel opgenomen beperkingen.
Vervaardiging uit materialen van eender welke post, waaronder andere materialen van post nr. » betekent evenwel dat uitsluitend materialen van dezelfde post mogen worden gebruikt indien de omschrijving van die materialen verschilt van die van het product in kolom 2 van de lijst. 3.4. Wanneer volgens een regel in de lijst een product van meer dan een materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat een of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt.
Voorbeeld Volgens de regel voor weefsels van de posten GS5208 tot en met 5212 mogen natuurlijke vezels en andere materialen, waaronder chemische stoffen, worden gebruikt. Dit betekent niet dat beide moeten worden gebruikt; het ene of het andere materiaal of beide kunnen worden gebruikt. 3.5. Wanneer volgens een regel in de lijst een product van een bepaald materiaal vervaardigd moet worden, betekent dit evenwel niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard niet aan de regel kunnen voldoen. (Zie ook aantekening 6.2 met betrekking tot textielstoffen).
Voorbeeld De regel voor post 1904 sluit nadrukkelijk het gebruik van granen en derivaten daarvan uit. Minerale zouten, chemicaliën en andere additieven die niet van granen zijn vervaardigd mogen evenwel worden gebruikt.
Deze regel is evenwel niet van toepassing op producten die niet kunnen worden vervaardigd uit het in de Iijst genoemde materiaal, maar die wel kunnen worden vervaardigd uit een materiaal van dezelfde aard in een vroeger productiestadium.
Voorbeeld Indien voor een artikel van ex Hoofdstuk 62 vervaardigd van gebonden textielvlies slechts het gebruik van garen dat niet van oorsprong is, is toegestaan, dan is het niet mogelijk uit te gaan van stof van gebonden textielvlies - zelfs al kan gebonden textielvlies normalerwijze niet van garen worden vervaardigd. In een dergelijk geval dient het uitgangsmateriaal zich in het stadium vóór garen te bevinden, dat wil zeggen in het vezelstadium. 3.6. Indien een regel in de lijst twee of meer percentages geeft als maximumwaarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die kunnen worden gebruikt, dan mogen deze percentages niet bij elkaar worden opgeteld. De maximumwaarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, mag het hoogste van de opgegeven percentages nooit overschrijden. Bovendien mogen de afzonderlijke percentages met betrekking tot bepaalde materialen niet worden overschreden.
Aantekening 4 : 4.1. De term "natuurlijke vezels" in de kist heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium voor het spinnen. Tenzij anders vermeld omvat de term "natuurlijke vezels" vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen. 4.2. De term "natuurlijke vezels omvat paardenhaar van post 0503, zijnde van de posten 5002 en 5003 en wol, fijn of grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en ander plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305. 4.3. De termen "textielmassa", "chemische stoffen" en "materialen voor het vervaardigen van papier" in de lest hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens. 4.4. De term "synthetische en kunstmatige stapelvezels" in de Iijst heeft betrekking op kabel van synthetische of kunstmatige filamenten, op synthetische of kunstmatige stapelvezels en op synthetisch of kunstmatig afval van de posten 5501 tot en met 5507.
Aantekening 5 : 5.1. In het geval van producten in die Iijst die van een voetnoot zijn voorzien die naar deze aantekening verwijzen zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmateriaien die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt en die, tezamen genomen, ten hoogste 10 % van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie ook de aantekeningen 5.3 en 5.4). 5.2. De in punt 5.1 genoemde tolerantie is evenwel slechts van toepassing op gemengde producten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd.
Basistextielmaterialen zijn : - zijde, - wol, - grof haar, - fijn haar, - paardenhaar (crin), - katoen, - papier en materiaal voor het vervaardigen van papier, - vlas, - hennep, - jute en andere bastvezels, - sisal en andere textielvezels van het geslacht Agave, - kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels, - synthetische filamenten, - kunstmatige filamenten, - synthetische stapelvezels van polypropyleen, - synthetische stapelvezels van polyester, - synthetische stapelvezels van polyamide, - synthetische stapelvezels van polyacrylonitriel, - synthetische stapelvezels van polyimide, - synthetische stapelvezels van polytetrafluorethyleen, - synthetische stapelvezels van polyfenyleensulfide, - synthetische stapelvezels van polyvinylchloride, - andere synthetische stapelvezels, - kunstmatige stapelvezels van viscose, - andere kunstmatige stapelvezels, - garen van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, al dan niet omwoeld, - garen van polyurethaan met soepele segmenten van polyester, al dan niet omwoeld, - producten van post 5605 (metaalgarens)met strippen bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een doorzichtig of gekleurd kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof, - andere producten van post 5605.
Voorbeeld Garen van post 5205, vervaardigd van katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, is een gemengd garen.
Derhalve mogen niet van oorsprong zijnde stapelvezels die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische stoffen of textielmassa is vereist) worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het garen.
Voorbeeld Een weefsel van wol van post 5112, vervaardigd van garens van wol van post 5107 en van synthetische garens van stapelvezels van post 5509, is een gemengd weefsel. Derhalve mogen synthetische garens die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische stoffen of textielmassa is vereist) of garens van wol die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging is vereist uit natuurlijke vezels die niet gekaard zijn of gekamd, noch anderszins met het oog op het spinnen bewerkt) of een combinatie van deze twee soorten garens worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het weefsel.
Voorbeeld Getuft textielweefsel van post 5802, vervaardigd van garens van katoen van post 5205 en van weefsels van katoen van post 5210, is slechts een gemengd product wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd product is, vervaardigd van onder twee verschillende posten ingedeelde garens, of wanneer de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn.
Voorbeeld Indien het betrokken getufte textielweefsel is vervaardigd van katoengarens van post 5205 en van synthetisch weefsel van post 5407, dan zijn de gebruikte garens uiteraard twee verschillende soorten basistextielmateriaal en is het getufte textielweefsel bijgevolg een gemengd product.
Voorbeeld Een getuft tapijt, vervaardigd van zowel kunstmatige garens als van katoengarens en met een grondlaag van jute, is een gemengd product omdat drie basistextielmaterialen zijn gebruikt. Derhalve mogen alle niet van oorsprong zijnde materialen die in een later productiestadium zijn dan de regel toelaat, worden gebruikt, voor zover hun totale gewicht niet meer bedraagt dan 10 % van het gewicht van de textielmaterialen van het tapijt. Zo zouden in dit productiestadium zowel de jutegrondlaag als de kunstmatige garens ingevoerd kunnen zijn, voor zover aan de voorwaarden inzake het gewicht wordt voldaan. 5.3. In het geval van weefsels die garens bevatten, "gemaakt van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld", bedraagt de tolerantie voor dit garen ten hoogste 20 %. 5.4. In het geval van weefsels die strippen bevatten bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof, bedraagt de tolerantie voor de strippen ten hoogste 30 %.
Aantekening 6 : 6.1. In het geval van textielproducten die in de lijst van een voetnoot zijn voorzien die naar deze aantekening verwijst, mogen textielmaterialen, met uitzondering van voeringen en tussenvoegingen, die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor de betreffende geconfectioneerde producten, worden gebruikt voor zover zij onder een andere post vallen dan het product en de waarde ervan niet meer bedraagt dan 8 % van de prijs af fabriek van het product. 6.2. Onverminderd aantekening 6.3 mogen materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld vrij worden gebruikt, ongeacht of zij textiel bevatten.
Voorbeeld Wanneer volgens een regel in de lijst voor een bepaald textielartikel, zoals een broek, garen moet worden gebruikt, dan sluit dit het gebruik van artikelen van metaal, zoals knopen, niet uit, omdat deze niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld. Om dezelfde reden is het gebruik van bijvoorbeeid ritssluitingen toegelaten, al bevatten deze normalerwijze ook textiel. 6.3. Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.
Aantekening 7 : 7.1. Onder "aangewezen behandeling" in de zin van de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 wordt verstaan : a) vacuümdistillatie, b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing (1), c) kraken, d) reforming, e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen, f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen : behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet, g) polymeriseren, h) alkyleren, i) isomeriseren. 7.2. Onder "aangewezen behandeling" in de zin van de posten 2710 tot en met 2712 wordt verstaan : a) vacuümdistillatie, b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing (1), c) kraken, d) reforming, e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen, f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen : behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet, g) polymeriseren, h) alkyleren, i) isomeriseren, k) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710 : ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde producten met ten minste 85 % wordt verlaagd (methode ASTM D 1 266-59 T), l) uitsluitend voor de producten van post 2710 : ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren, m) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710 : behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 °C wordt teweeggebracht.Eindbehandeling met waterstof van smeeroliën van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bijvoorbeeld "hydrofinishing" of ontkleuren), wordt daarentegen niet als een aangewezen behandeling aangemerkt, n) uitsluitend voor stookolie van post ex 2710 : atmosferische distillatie, mits deze producten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 % van het volume ervan overdistilleren bij 300 °C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86, o) uitsluitend voor andere zware oliën dan gasolie of stookolie van post ex 2710 : behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading. 7.3. Wat de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 betreft wordt geen oorsprong verleend door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkregen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van producten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen. _______ Nota (1) Zie aanvullende aantekening 4, b), bij hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur. BIJLAGE II Lijst van be- of verwerkingen van materialen die niet van oorsprong zijn waardoor het vervaardigde product het karakter van product van oorsprong verkrijgt Niet alle in de lijst genoemde producten vallen onder de Overeenkomst.
De lijst dient daarom samen met de andere delen van de Overeenkomst te worden gelezen.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Bijlage III Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraagformulier Aanwijzingen voor de drukker 1. De formulieren meten 210 x 297 mm, waarbij in de lengte en afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan.Het te gebruiken papier is wit, goed beschrijfbaar en houtvrij, met een gewicht van ten minste 25 g/m2. Het is voorzien van een groene geguillocheerde onderdruk die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt. 2. De bevoegde instanties van de lidstaten van de Gemeenschap en van Jordanië kunnen zich het recht voorbehouden de certificaten zelf te drukken of deze te laten drukken door daartoe gemachtigde drukkerijen. In het laatste geval wordt op ieder certificaat van deze vergunning melding gemaakt. Op elk certificaat worden bovendien de naam en het adres van de drukker vermeld of wordt een merkteken ter identificatie van de drukker aangebracht. Om de certificaten van elkaar te kunnen onderscheiden wordt elk exemplaar van een al dan niet gedrukt volgnummer voorzien.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
VERKLARING VAN DE EXPORTEUR Ondergetekende, exporteur van de op de voorzijde omschreven goederen, Verklaart dat deze goederen aan de voorwaarden voldoen die verbonden zijn aan de afgifte van het hierbij gevoegde certificaat.
Geeft de onderstaande toelichting over de omstandigheden waardoor deze goederen aan deze voorwaarden voldoen : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Legt de volgende bewijsstukken over (1) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Verplicht zich ertoe om op verzoek van de bevoegde autoriteiten alle verdere bewijsstukken over te leggen die deze voor de afgifte van het certificaat nodig achten, en toe te staan dat deze autoriteiten in voorkomend geval zijn boekhouding aon een onderzoek onderwerpen en nagaan onder welke omstandigheden bovenbedoelde goederen zijn vervaardigd;
Verzoekt voor deze goederen de afgifte van het hierbij gevoegde certificaat.
Plaats : . . . . . datum : . . . . . (handtekening) _______ Nota (1) Bijvoorbeeld : invoerdocumenten, certificaten inzake goederenverkeer, facturen, verklaringen van de fabrikant en dergelijke ten aanzien van de verwerkte producten of de ion ongewijzigde staat wederuitgevoerde goederen
BIJLAGE IV FACTUURVERKLARING Bij het opstellen van de factuurverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, dient rekening te worden gehouden met de voetnoten. Deze voetnoten behoeven echter niet in de verkiaring te worden overgenomen.
Engelse versie The exporter of the products cavered by this document (customs authorisation n° . . . . . (1) declares that, except where otherwise clearly indicated, these products are of preferential origin. . . . . . (2) Spaanse versie El exportador de los productos incluidos en el presente documento (autorización aduanera n° . . . . . (1) declara que, salvo indicación en sentido contrario, estos productos gozan de un origen preterencial. . . . . . (2).
Deense versie Eksportoren af varer, der er omfattet af njrvjrende dokument (toldmyndighedernes tilladelse n . . . . . (1) erkljrer, at varerne, medmindre andet tydeligt er angivet, har prjferenceoprindelse i.... (2) Duitse versie Der Ausführer (Ermächtigter Ausführer; Bewilligungs-Nr . . . . . (1) der Waren, auf die sich dieses Handelspapier bezieht, erklärt, dass diese Waren, soweit nicht anderes angegeben, präferenzbegünstigte....
Ursprungswaren sind (2).
Griekse versie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Franse versie L'exportateur des produits couverts par le présent document (autorisation douanière n° . . . . . (1) déclare que, sauf indication claire du contraire, ces produits ont l'origine préférentielle . . . . . (2).
Italiaanse versie L'esportatore delle merci contemplate nel presente documento (autorizzazione doganale n . . . . . (1) dichiara che, salvo indicazione contraria, le merci sono di origine preferenziale . . . . . (2).
Nederlandse versie De exporteur van de goederen waarop dit document van toepassing is (douanevergunning nr. . . . . . (1) verklaart dat, behoudens uitdrukkelijke andersiuidende vermelding, deze goederen van preferentiële oorsprong zijn . . . . . (2).
Portugese versie O exportador dos prodatos cobertos pelo presente documento lautorizaçao aduaneira n° . . . . . (1), declara que, salvo expressamente indicado em contrario, estes produtos sao de origem preferencial (2).
Finse versie Tässä asiakirjassa mainittujen tuatteiden viejä (tullin lupan :o . . . . . . . . . . (1) ilmoittaa, että nämä tuotteet ovat, ellei toisin ole selvästi merkitty, etuuskohteluun oikeutettuja...alkuperätuotteita (2).
Zweedse versie Exportören av de varor som omfattas av detta dokument (tulimyndighetens tillstand nr ((1) försäkrar att dessa varor, om inte annat tydligt markerats, har förmansberättigande ursprung (2).
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld .............................. (3) Plaats en datum ............................. (4) (Handtekening van de exporteur, en naam in blokletters) * (1) Indien de factuurverklaring wordt opgesteld door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 21 van het Protocol, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden vermeld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, worden de woorden tussen haakjes weggelaten of wordt geen nummer ingevuld. (2) Aanduid !ing van de oorsprong van de producten.Indien de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 36 van het Protocol moet de exporteur dit door middel van de letters 'CM' duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld. (3) Faculteit indien deze gegevens al in het document zelf voorkomen.(4) Zie artikel 20, lid 5, van het Protocol.Indien de exporteur niet behoeft te tekenen, behoeft ook diens naam niet te worden vermeld.
PROTOCOL NR. 4 BETREFFENDE WEDERZIJDSE BIJSTAND TUSSEN ADMINISTRATIEVE AUTORITEITEN IN DOUANEZAKEN ARTIKEL 1 Definities Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder : a) "douanewetgeving : alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die op het grondgebied van de partijen van toepassing zijn op de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing van goederen onder een douaneregeling, met inbegrip van de verbods-, beperkings- en controiemaatregelen die deze partijen hebben vastgesteld;b) "verzoekende autoriteit » : een bevoegde administratieve autoriteit die hiertoe door een partij is aangewezen en die een verzoek om administratieve bijstand in douanezaken indient;c) "aangezochte autoriteit" : een bevoegde administratieve autoriteit die hiertoe door een partij is aangewezen en die een verzoek om administratieve bijstand in douanezaken ontvangt;d) "persoonsgegevens" : alle inlichtingen over een bepaalde of te bepalen natuurlijke persoon. ARTIKEL 2 Werkingssfeer 1. De partijen verlenen elkaar bijstand, op de onder hen rechtsbevoegdheid vallende gebieden, en op de wijze en onder de voorwaorden als in dit protocol vastgesteld, ten aanzien van de preventie, de opsporing en het onderzoek van overtredingen van de douanewetgeving.2. De bijstand in douanezaken waarin dit protocol voorziet, geldt voor elke administratieve autoriteit van de partijen die bevoegd is voor de toepassing van dit protocol.Deze bijstand doet geen afbreuk aan de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken en geldt niet vocr informatie die is verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van de rechterlijke autoriteiten worden uitgeoefend, tenzij deze autoriteiten hiermee instemmen.
ARTIKEL 3 Bijstand op verzoek 1. Op aanvreag van de verzoekende autoriteit verschaft de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft voor de correcte toepassing van de douanewetgeving, met inbegrip van informatie betreffende vastgestelde of voorgenomen transacties die met deze wetgeving in strijd zijn of kunnen zijn.2. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede of goederen die uit het grondgebied van een partij zijn uitgevoerd, op regelmatige wijze op het grondgebied van de andere partij zijn ingevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.3. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit ziet de aangezochte autoriteit erop toe, binnen de grenzen van haar wetgeving, dat bijzonder toezicht wordt uitgeoefend op : a) natuurlijke personen of rechtspersonen ten aanzien waarvan een gegrond vermoeden bestaat dat zij de douanewetgeving overtreden of hebben overtreden;b) plaatsen waar goederen op zodanige wijze worden opgeslagen dat er aanleiding is om te vermoeden dat zij bedoeld zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt;c) goederenbewegingen waarover is gemeld dat zij aanleiding kunnen geven tot overtredingen van de douanewetgeving;d) vervoermiddelen waarvan op redelijke gronden wordt vermoed dat zij bij het plegen van overtredingen van de douanewetgeving zijn gebruikt, worden gebruikt of zouden kunnen worden gebruikt. ARTIKEL 4 Bijstand op eigen initiatief De partijen verlenen elkaar bijstand, in overeenstemming met hun wetten, voorschriften en andere rechtsinstrumenten, indien zij zulks noodzakelijk achten voor de juiste toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder indien zij informatie hebben verkregen over : transacties die met deze wetgeving in strijd zijn of lijken te zijn en die van belang kunnen zijn voor de andere partij; nieuwe middelen of methoden die bij dergelijke transacties worden gebruikt; goederen waarvan bekend is dat zij het voorwerp vormen van overtredingen van de douanewetgeving; natuurlijke personen of rechtspersonen waarvan redelijkerwijze vermoed kan worden dat zij in strijd met de douanewetgeving handelen of hebben gehandeld; vervoermiddelen waarvan redelijkerwijze vermoed kan worden dat zij bij overtredingen van de douanewetgeving zijn gebruikt, worden gebruikt of zouden kunnen worden gebruikt.
ARTIKEL 5 Afgifte van documenten. - Kennisgeving van besluiten Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar wetgeving, alle maatregelen die nodig zijn voor : de afgifte van documenten de kennisgeving van besluiten in verband met de toepassing van dit protocol, aan een geadresseerde die op haar grondgebied verblijft of gevestigd is. In dergelijk geval is artikel 6, lid 3, van toepassing.
ARTIKEL 6 Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand 1. Verzoeken in het kader van dit protocol worden schriftelijk gedaan en gaan vergezeld van de bescheiden die voor de behandeling ervan noodzakelijk zijn.In spoedeisende gevallen kunnen mondelinge verzoeken worden aanvaard, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd. 2. De overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken bevatten de hierna volgende gegevens : a) de naam van de verzoekende autoriteit, b) de gevraagde maatregel, c) het voorwerp en de reden van het verzoek, d) de relevante wetten, voorschriften en andere rechtselementen, e) zo nauwkeurig en volledig mogelijke informatie betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft, f) een overzicht van de relevante feiten en van het reeds uitgevoerde onderzoek, behalve in de in artikel 5 bedoelde gevallen.3. De verzoeken worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze autoriteit aanvaardbare taal.4. Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling worden verzocht.Er kunnen echter reeds voorzorgsmaatregelen worden genomen.
ARTIKEL 7 Behandeling van verzoeken 1. De aangezochte autoriteit behandelt verzoeken om bijstand, binnen de grenzen van haar bevoegdheden en met de middelen waarover zij beschikt, alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde partij handelt, door reeds beschikbare informatie te verstrekken en het nodige onderzoek te verrichten of te doen verrichten.Deze bepaling is eveneens van toepassing op een administratieve dienst waaraan de aangezochte autoriteit het verzoek heeft doorgezonden, indien de laatstgenoemde niet zelfstandig kan handelen. 2. Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wetten, voorschriften en andere rechtsinstrumenten van de aangezochte partij.3. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een partij kunnen, met instemming van de andere betrokken partij en op de door deze gestelde voorwaarden, van de diensten van de aangezochte autoriteit of van een andere instantie die onder de aangezochte autoriteit ressorteert, informatie verkrijgen over transacties die met de douanewetgeving in strijd zijn of kunnen zijn, wanneer de verzoekende autoriteit deze nodig heeft ter uitvoering van het bepaalde in dit protocol.4. Ambtenaren van een partij kunnen, met de toestemming van de andere partij en op de door deze gestelde voorwaarden, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van de laatstgenoemde wordt verricht. ARTIKEL 8 Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt 1. De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het onderzoek aan de verzoekende autoriteit mede in de vorm van bescheiden, voor echt gewaarmerkte afschriften van bescheiden, rapporten en dergelijke.2. De in lid 1 bedoelde bescheiden kunnen worden vervangen door informatie die, in welke vorm dan ook, met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking voor hetzelfde doel wordt verstrekt. ARTIKEL 9 Gevallen waarin geen bijstand behoeft te worden verleend 1. De partijen kunnen de in dit protocol bedoelde bijstand weigeren wanneer het verlenen ervan : a) de soevereiniteit van Jordanië of van een lidstaat van de Gemeenschap waaraan op grond van dit protocol om bijstand wordt gevraagd zou kunnen aantasten;b) de openbare orde, de veiligheid of andere wezenlijke belangen in het gevaar zou kunnen brengen;c) de toepassing inhoudt van andere valuta- of belastingregelingen dan die welke betrekking hebben op de douanerechten;of d) de schending zou inhouden van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim.2. Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek.De aangezochte autoriteit is vrij te bepalen hoe zij op een dergelijk verzoek reageert. 3. Indien bijstand wordt geweigerd, dient dit besluit en de redenen ervan terstond aan de verzoekende autoriteit te worden medegedeeld. ARTIKEL 10 Uitwisseling van gegevens en geheimhoudingsplicht 1. Alle informatie die ter uitvoering van dit protocol in welke vorm dan ook wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter.Zij valt onder de geheimhoudingsplicht en geniet de bescherming van de wetgeving terzake van de partij die ze heeft ontvangen en van de desbetreffende bepalingen die op de instellingen van de Gemeenschap van toepassing zijn. 2. Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden doorgegeven indien de partij die deze ontvangt zich ertoe verbindt deze op een wijze te beschermen die gelijkwaardig is aan de wijze waarop de partij die deze gegevens verstrekt deze beschermt.3. De verkregen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de in dit protocol omschreven doeleinden.Een partij mag deze informatie slechts voor andere doeleinden gebruiken na schriftelijke toestemming van de administratieve autoriteit die ze heeft verstrekt. Voorts gelden voor deze informatie de door deze autoriteit vastgestelde beperkingen. 4. Het bepaalde in lid 3 vormt geen beletsel voor het gebruik van informatie in gerechtelijke of administratieve procedures die op een later tijdstip worden ingesteld wegens niet-naleving van de douanewetgeving.De bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt wordt van een dergelijk gebruik in kennis gesteld. 5. De partijen kunnen de overeenkomstig het bepaalde in dit protocol verkregen informatie en geraadpleegde bescheiden als bewijsmateriaal gebruiken in hun rapporten, getuigenverklaringen en in gerechtelijke procedures. ARTIKEL 11 Deskundigen en getuigen 1. Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd, binnen de perken van de hem verleende machtiging, in het rechtsgebied van een andere partij als getuige of deskundige optetreden in gerechtelijke of administratieve procedures die betrekking hebben op aangelegenheden waarop dit protocol van toepassing is, en daarbij de voor deze procedures noodzakelijke voorwerpen, bescheiden of voor echt gewaarmerkte afschriften van bescheiden over te leggen.In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld over welke aangelegenheid en in welke functie of hoedanigheld de betrokken ambtenaar zal worden ondervraagd. 2. De gemachtigde ambtenaar geniet op het grondgehied van de verzoekende autoriteit dezelfde rechtsbescherming als de eigen ambtenaren van die autoriteit. ARTIKEL 12 Kosten van de bijstand De partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die ter uitvoering van het bepaalde in dit protocol zijn gemaakt, met uitzondering, in voorkomend geval, van de uitgaven voor deskundigen, getuigen, tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.
ARTIKEL 13 Tenuitvoerlegging 1. De nationale douaneautoriteiten van Jordanië, enerzijds, en de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de lid-Staten van de Europese Unie, anderzijds.Deze instanties stellen alle praktische maatregelen en bepalingen voor de toepassing van dit protocol vast, rekening houdend met de voorschriften op het gebied van de gegevensbescherming. Zij kunnen, via het Comité Douanesamenwerking, de Associatieraad voorstellen doen voor wijzigingen die huns inziens in dit protocol dienen te worden aangebracht. 2. De partijen plegen overleg over en stellen elkaar in kennis van alle uitvoeringsbepalingen die op grond van dit protocol worden vastgesteld. ARTIKEL 14 Complementariteit Onverminderd artikel 10, doen overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand die tussen een of meer lidstaten van de Europese Gemeenschap en Jordanië zijn of worden gesloten geen afbreuk aan de communautaire bepalingen betreffende de uitwisseling, tussen de bevoegde diensten van de Commissie en de douaneautoriteiten van de lid-Staten, van alle over douaneaangelegenheden verkregen informatie die voor de Gemeenschap van belang kan zijn.
SLOTAKTE De gevolmachtigden van : HET KONINKRIJK BELGIE, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEKDUITSLAND, DE HELLEENSE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK SPANJE, DE FRANSE REPUBLIEK, IERLAND, DE ITALIAANSE REPUBLIEK, HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG, HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, DE REPUBLIEK OOSTENRIJK, DE PORTUGESE REPUBLIEK, DE REPUBLIEK FINLAND, HET KONINKRIJK ZWEDEN, HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIE EN NOORD-IERLAND, Verdragsiuitende Partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, hierna "de lid-Staten" te noemen, en van de EUROPESE GEMEENSCHAP en de EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR KOLEN EN STAAL, hierna "de Gemeenschap" te noemen, enerzijds, en de gevolmachtigden van het HASJEMITISCH KONINKRIJK JORDANIE, hierna "Jordanië" te noemen, anderzijds, bijeengekomen te Brussel op 24.11.1997, voor de ondertekening van de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, hierna de "Euro-mediterrane overeenkomst" te noemen, hebben de volgende teksten aangenomen : de Euro-mediterrane overeenkamst, de bijlagen daarbij en de volgende protocollen : PROTOCOL nr. 1betreffende de regelingen die bij de invoer in de Gemeenschap van landbouwproducten van oorsprong uit Jordanië van toepassing zijn, PROTOCOL nr. 2 betreffende de regelingen die bij de invoer in Jordanië van landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap van toepassing zijn, PROTOCOL nr. 3 betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en methoden van administratieve samenwerking, PROTOCOL nr. 4 betreffende wederzijdse bijstand tussen administratieve autoriteiten in douanezaken.
De gevolmachtigden van de lidstaten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van Jordanië hebben de volgende gemeenschappelijke verklaringen aangenomen, die aan deze Slotakte zijn gehecht : Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 28 van de Overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 51 en 52 van de Overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende intellectuele, industriële en commerciële eigendom (artikel 56 en bijlage Vll) Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 62 van de Overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende gedecentraliseerde samenwerking Gemeenschappelijke verklaring betreffende Titel Vll van de Overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 101 van de Overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende werknemers Gemeenschappelijke verklaring betreffende samenwerking ten behoeve van preventie van en de controle op illegale immigratie Gemeenschappelijke verklaring inzake de bescherming van gegevens Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Prinsdom Andorra Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Republiek San Marino.
De gevolmachtigden van de lidstaten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van Jordanië hebben eveneens kennis genomen van de overeenkomsten in de vorm van een briefwisseling die bij deze Slotakte zijn gevoegd : Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Gemeenschap en Jordanië betreffende de invoer in de Gemeenschap van afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen van onderverdeling 0603 10 van het gemeenschappelijk douanetarief.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE ARTIKEL 28 Teneinde, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Cannes en de Conferentie van Barcelona, de geleidelijke totstandkoming van een totale Europees-mediterrane vrijhandelszone te bevorderen, - komen de Partijen overeen in Protocol nr. 3 inzake de definitie van het begrip nproducten van oorsprongn, te voorzien in de tenuitvoerlegging van diagonale cumulatie voor de vrijhandelsovereenkomsten tussen landen in het Middellandse Zeegebied worden gesloten en in werking treden; - bevestigen de Partijen opnieuw dat zij de oorsprongsregels in de gehele Europeesmediterrane vrijhandelszone wensen te harmoniseren. De Associatieraad neemt indien nodig maatregelen tot herziening van het Protocol met het oog op de verwezenlijking van deze doelstelling.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE DE ARTIKELEN 51 EN 52 indien zich voor Jordanië tijdens de geleidelijke tenuitvoerlegging van de Overeenkomst ernstige problemen in verband met de betalingsbalans voordoen, kunnen Jordanië en de Gemeenschap overleg voeren over de meest geschikte middelen en modaliteiten om Jordanië te helpen deze problemen het hoofd te bieden.
Deze besprekingen vinden plaats in samenwerking met het Internationaal Monetair Fonds.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE INTELLECTUELE, INDUSTRI"LE EN COMMERCI"LE EIGENDOM (ARTIKEL 56 EN BIJLAGE Vll) De Partijen komen overeen dat, in het kader van de Overeenkomst, intellectuele, industriële en commerciële eigendom inzonderheid het volgende omvat : auteursrechten, met inbegrip van de auteursrechten op computerprogramma's, en naburige rechten, octrooien, industriële tekeningen en modellen, geografische aanduidingen, met inbegrip van benamingen van oorsprong, fabrieks- en handelsmerken, schema's (topografieën) van geïntegreerde schakelingen, alsmede bescherming tegen oneerlijke mededinging, als bedoeld in artikel 10 onder a), van het Verdrag van Parijs voor de bescherming van industriële eigendom (Akte van Stockholm, 1967) en bescherming van niet-openbaargemaakte informatie inzake knowhow.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE ARTIKEL 62 De Partijen bevestigen opnieuw dat zij het vredesproces in het Midden-Oosten wensen te bevorderen en dat zij menen dat de vrede door middel van regionale samenwerking moet worden geconsolideerd. De Gemeenschap is bereid steun te verlenen aan door Jordanië en andere Partijen in de regio voorgestelde gezamenlijke ontwikkelingsprojecten, behoudens de desbetreffende technische en budgettaire procedures van de Gemeenschap.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE GEDECENTRALISEERDE SAMENWERKING De Partijen bevestigen opnieuw het belang dat zij hechten aan programma's voor gedecentraliseorde samenwerking als middel ter bevordering van de uitwisseling van ervaring en de overdracht van kennis in het Middellandse Zeegebied en tussen de Europese Gemeenschap en haar partners.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE TITEL VlI De Gemeenschap en Jordanië nemen passende maatregelen, door middel van technische en financiële steun, om te bevorderen dat het Jordaanse bedrijfsleven bestaande faciliteiten moderniseert en nieuwe faciliteiten opzet, en het daarbij bij te staan.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE ARTIKEL 101 1. De Partijen komen overeen dat met het oog op de correcte interpretatie en de praktische toepassing van de Overeenkomst onder de in artikel 101 van de Overeenkomst bedoelde bijzonder dringende gevallen wordt verstaan : gevallen van ernstige schending van de Overeenkomst door een der Partijen.Een ernstige schending van de Overeenkomst bestaat in : - verwerping van de Overeenkomst in strijd met de algemene regels van het internationale recht; - schending van de in artikel 2 genoemde essentiële elementen van de Overeenkomst. 2. De Partijen komen overeen dat de in artikel 101 genoemde "passende maatregelen" bestean uit maatregelen die zijn genomen overeenkomstig het internationale recht.Indien een der Partijen in een bijzonder dringend geval een maatregel neemt uit hoofde van artikel 101, kan de andere Partij een beroep doen op de procedure voor geschillenbeslechting.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE WERKNEMERS De Partijen bevestigen opnieuw het belang dat zij hechten aan billijke behandeling van buitenlandse werknemers die legaal op hun grondgebied verblijven en werkzaam zijn. De lid-Staten bevestigen dat zij bereid zijn op verzoek van Jordanië onderhandelingen in overweging te nemen over de sluiting van bilaterale wederzijdse overeenkomsten inzake arbeidsvoorwaarden voor en sociale-zekerheidsrechten van werknemers uit Jordanië en de lid-Staten die legaal verblijven en werkzaam zijn op hun grondgebied.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE SAMENWERKING TEN BEHOEVE VAN DE PREVENTIE VAN EN DE CONTROLE OP ILLEGALE IMMIGRATIE 1. De Partijen komen overeen samen te werken teneinde illegale immigratie te voorkomen en te controleren.Hiertoe stemmen belde Partijen ermee in hun onderdanen die illegeal op het grondgebied van de andere Partij verblijven op verzoek van de laatstgenoemde zonder verdere formaliteiten terug te nemen. Tevens verstrekken de Partijen hun onderdanen hiertoe de nodige identiteitsdocumenten.
Wat de lidstaten van de Europese Unie betreft is deze verplichting uitsluitend van toepassing ten aanzien van personen die voor gemeenschapsdoeleinden als hun onderdanen moeten worden beschouwd, overeenkomstig Verklaring nr. 2 bij het Verdrag betreffende de Europese Unie. 2. Elke partij stemt ermee in op verzoek van de andere Partij bilaterale overeenkomsten te sluiten waarbij specifieke verplichtingen inzake de samenwerking ten behoeve van de preventie van en de controle op illegale immigratie worden geregeld, waaronder de verplichting tot terugname van onderdanen van andere staten en stateloze personen die het grondgebied van de ene Partij zijn binnengekomen vanuit het grondgebied van de andere Partij.3. De Associatieraad onderzoekt welke andere gezamenlijke inspanningen voor de preventie van en de controle op illegale immigratie kunnen worden genomen.4. Niets in de tenuitvoerlegging van deze gezamenlijke verklaring mag zo worden opgevat dat het ertoe leidt dat de respectieve verplichtingen die elke Partij op grond van de overeengekomen normen inzake de mensenrechten is aangegean, worden doorkruist of beperkt. GEZAMENLIJKE VERKLARING INZAKE DE BESCHERMING VAN GEGEVENS De Partijen komen overeen dat de bescherming van gegevens zal worden gegarandeerd op alie gebieden waar de uitwisseling van persoonsgegevens wordt overwogen.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE HET PRINSDOM ANDORRA 1. Producten van oorsprong uit het Prinsdom Andorra die onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld, worden door Jordanië aanvaard als zijnde van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze Overeenkomst.2. Protocol 3 is van overeenkomstige toepassing bij het bepalen van de oorsprong van de hierboven vermelde producten. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE DE REPUBLIEK SAN MARINO 1. Producten van oorsprong uit de Republiek San Marino worden door Jordanié aanvaard als zijnde van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze Overeenkamst.2. Protocol 3 is van overeenkomstige toepassing bij het bepalen van de oorsprong van de hierboven vermelde producten. OVEREENKOMST IN DE VORM VAN EEN BRIEFWISSELING TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN JORDANI" BETREFFENDE DE INVOER IN DE GEMEENSCHAP VAN AFGESNEDEN BLOEMEN, BLOESEMS EN BLOEMKNOPPEN VAN ONDERVERDELING 0603 10 VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF A. Brief van de Gemeenschap Mijnheer, Tussen Jordanië en de Gemeenschap is het volgende overeengekomen : De huidige regelingen voorzien in afschaffing van de douanerechten op de invoer in de Gemeenschap, tot een hoeveelheid van 100 ton, van verse afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen, vallende onder onderverdeling 0603 10 van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Jordanië.
Jordanië verbindt zich ertoe de onderstaande voorwaarden voor de invoer in de Gemeenschap van rozen en anjers waarvoor het douanerecht bij invoer kan worden afgeschaft, na te leven : - de prijzen bij invoer in de Gemeenschap dienen ten minste 85 % te bedragen van de prijzen die in dezelfde perioden voor dezelide producten in de Gemeenschap van toepassing zijn; - de prijzen van de Jordaanse producten worden vastgesteld door notering van de prijzen van de ingevoerde producten op representatieve invoermarkten in de Gemeenschap; - de in de Gemeenschap geldende prijzen zijn de door de producenten toegepaste prijzen die op representatieve markten van de belangrijkste producerende lidstaten worden genoteerd; - de prijzen worden eenmaal per twee weken genoteerd en voorzien van een wegingscoëfficiënt voor de respectieve hoeveelheden. Deze bepaling is zowel op de prijzen van de Gemeenschap als op die van Jordanië van toepassing; - zowel voor de door de communautaire producenten toegepaste prijzen als voor de invoerprijzen van de Jordaanse producten wordt een onderscheid gemaakt tussen grootbloemige en kleinbloemige rozen en eenbloemige en veelbloemige anjers; - indien de Jordeanse prijzen voor een van de bovengenoemde producten minder dan 85 % van de in de Gemeenschap toepepaste prijzen bedragen, wordt de tariefpreferentie opgeschort. De Gemeenschap past de tariefpreferentie opnieuw toe zodra de Jordaanse prijzen 85 % of meer van de in de Gemeenschap toegepaste prijzen bedragen.
Ik moge U verzoeken mij te bevestigen dat uw Regering met de inhoud van deze brief instemt.
Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.
Namens de Raad van de Europese Unie B. Brief van Jordanië Mijnheer, Ik heb de eer U de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden die als volgt luidt : « Tussen Jordanië en de Gemeenschap is het volgende overeengekomen : De huidige regelingen voorzien in afschaffing van de douanerechten op de invoer in de Gemeenschap, tot een hoeveelheid van 100 ton, van verse afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen, vallende onder onderverdeling 0603 10 van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Jordanië.
Jordanië verbindt zich ertoe de onderstaande voorwaarden voor de invoer in de Gemeenschap van rozen en anjers waarvoor het douanerecht bij invoer kan worden afgeschaft, na te leven : - de prijzen bij invoer in de Gemeenschap dienen ten minste 85 % te bedragen van de prijzen die in dezelfde perioden voor dezelfde producten in de Gemeenschap van toepassing zijn; - de prijzen van de Jordaanse producten worden vastgesteld door notering van de prijzen van de ingevoerde producten op representatieve invoermarkten in de Gemeenschap; - de in de Gemeenschap geldende prijzen zijn de door de producenten toegepaste prijzen die op representatieve markten van de belangrijkste producerende lid-Staten worden genoteerd; - de prijzen worden eenmaal per twee weken genoteerd en voorzien van een wegingscoëfficiënt voor de respectieve hoeveelheden. Deze bepaling is zowel op de prijzen van de Gemeenschap als op die van Jordanië van toepassing; - zowel voor de door de communautaire producenten toegepaste prijzen als voor de invoerprijzen van de Jordaanse producten wordt een onderscheid gemaakt tussen grootbloemige en kleinbloemige rozen en eenbloemige en veelbloemige anjers; - indien de Jordeanse prijzen voor een van de bovengenoemde producten minder dan 85 % van de in de Gemeenschap toegepaste prijzen bedragen, wordt de tariefpreferentie opgeschort. De Gemeenschap past de tariefpreferentie opnieuw toe zodra de Jordaanse prijzen 85 % of meer van de in de Gemeenschap toegepaste prijzen bedragen.
Ik moge U verzoeken mij te bevestigen dat uw Regering met de inhoud van deze brief instemt. » Ik heb de eer U te bevestigen dat mijn Regering met de inhoud van uw brief instemt.
Gelieve, Mijnheer, de vezekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.
Voor de Regering van het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië Gedaan te Brussel, de vierentwintigste november nenentienhonderd zevenennegentig.
Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lid-Staten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanie, anderzijds, met de Bijlagen I tot en met VII, met de Protocollen 1 tot en met 4, en met de Slotakte, gedaan te Brussel op 24 november 1997 Lijst van de gebonden staten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze overeenkomst is nog niet in werking getreden. De datum van inwerkingtreding zal later gepubliceerd worden.