gepubliceerd op 23 mei 2005
Wet houdende instemming met het Akkoord tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de arbitrage in verband met de reactivering en de modernisering van de IJzeren Rijn, gesloten te Den Haag bij wisseling van nota's gedagtekend op 22 juli 2003 en 23 juli 2003 (2)
9 MAART 2004. - Wet houdende instemming met het Akkoord tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de arbitrage in verband met de reactivering en de modernisering van de IJzeren Rijn, gesloten te Den Haag bij wisseling van nota's gedagtekend op 22 juli 2003 en 23 juli 2003 (1)(2)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.Het Akkoord tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de arbitrage in verband met de reactivering en de modernisering van de IJzeren Rijn, gesloten te Den Haag bij wisseling van nota's gedagtekend op 22 juli 2003 en 23 juli 2003, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 9 maart 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Mobiliteit, B. ANCIAUX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2003-2004. Senaat.
Documenten.
Ontwerp van wet ingediend op 25 november 2003, nr. 3-363/1.
Verslag, nr. 3-363/2.
Tekst aangenomen door de Commissie, nr.
Parlementaire Handelingen.
Bespreking, vergadering van 8 januari 2004.
Stemming, vergadering van 8 januari 2004.
Kamer van volkvertegenwoordigers.
Documenten Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 51-689/1.
Verslag namens de commissie, nr. 51-689/2 Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning te bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-689/3.
Parlementaire Handelingen.
Bespreking, vergadering van 5 februari 2004.
Stemming, vergadering van 5 februari 2004. (2) Overeenkomstig zijn bepalingen treedt dit verdrag in werking op 1 juli 2005. Ambassade van het Koninkrijk België 22 juli 2003 A.71.92/3110 De Ambassade van het Koninkrijk België biedt het Ministerie van Buitenlandse Zaken haar complimenten aan en heeft de eer, onder verwijzing naar het akkoord op ambtelijk niveau ingevolge van het overleg van 11 april 2003 over de zogenaamde spoorlijn « IJzeren Rijn », het volgende voor te stellen : Het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden zijn overeengekomen het geschil in verband met de reactivering van de IJzeren Rijn middels de volgende gezamenlijke vraagstelling ter bindende beslissing aan een door hen in te stellen Arbitragetribunaal onder auspiciën van het Permanente Hof van Arbitrage te Den Haag voor te leggen. « België en Nederland zijn het erover eens dat België recht heeft op het gebruik, het herstel, de aanpassing en de modernisering van het Nederlandse gedeelte van het historische tracé van de IJzeren Rijn en dit ten gunste van alle Belgische en andere spoorwegondernemingen die voldoen aan de regels voor de toegang tot de markt.
Met het oog op de toekomstige investeringen voor de IJzeren Rijn besluiten beide Partijen om de volgende vragen voor te leggen aan een Arbitragetribunaal onder auspiciën van het Permanente Hof van Arbitrage te Den Haag : 1. In hoeverre is de Nederlandse regelgeving en daarop gebaseerde beslissingsbevoegdheid met betrekking tot het gebruik, het herstel, de aanpassing en de modernisering van spoorwegen op Nederlands grondgebied op gelijke wijze van toepassing op het gebruik, het herstel, de aanpassing en de modernisering van het historische tracé van de IJzeren Rijn op Nederlands grondgebied ? 2.In hoeverre heeft België het recht om met het oog op het gebruik, het herstel, de aanpassing en de modernisering van het historische tracé van de IJzeren Rijn op Nederlands grondgebied werken uit te voeren of te laten uitvoeren en om daarop betrekking hebbende plannen, kenmerken en procedures volgens Belgische regelgeving en daarop gebaseerde beslissingsbevoegdheid te bepalen ? Moet een onderscheid worden gemaakt tussen de eisen, normen, plannen, kenmerken en procedures in verband met enerzijds de functionaliteit van de spoorinfrastructuur op zich en anderzijds de ruimtelijke ordening en inpassing van de spoorinfrastructuur, en zo ja, wat zijn daarvan de consequenties ? Kan Nederland de bouw van tunnels, holle dijken, omleidingen, en dergelijke, evenals de desbetreffende voorgestelde bouw- en veiligheidsnormen eenzijdig opleggen ? 3. In hoeverre dienen, in het licht van het antwoord op de voorgaande vragen, de kostenposten en de financiële risico's die voortvloeien uit het gebruik, het herstel, de aanpassing en de modernisering van het historische tracé van de IJzeren Rijn op Nederlands grondgebied door België dan wel door Nederland te worden gedragen ? Is België ertoe gehouden om meer investeringen te financieren dan wat nodig is voor de functionaliteit van het historische tracé van de spoorlijn ? Het Arbitragetribunaal wordt verzocht zijn uitspraak te doen op basis van het internationale recht, met inbegrip zonodig van het Europees recht, zulks evenwel met inachtneming van de verplichting die Partijen hebben op grond van artikel 292 EG-Verdrag.» Het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden zijn overeengekomen gezamenlijk de procedureregels van de arbitrage op te stellen met als uitgangspunt de « Permanent Court of Arbitration Optional Rules for Arbitrating Disputes between two States ». Deze procedureregels worden opgelegd in een gezamenlijk document.
Het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden zijn overeengekomen zo spoedig mogelijk uitvoering te geven aan de uitspraak van het Arbitragetribunaal door een besluit te nemen over het definitieve tracé, alsmede over een tijdelijke beperkte heringebruikneming van het historisch tracé.
De Ambassade stelt voor dat deze nota en de bevestigende nota van het Ministerie tezamen een verdrag vormen tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden dat vanaf de dag van ontvangst van de bevestigende nota van het Ministerie voorlopig zal worden toegepast en dat in werking zal treden op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum waarop beide Regeringen elkaar er langs diplomatieke weg van in kennis hebben gesteld dat aan de voor de inwerkingtreding vereiste constitutionele formaliteiten is voldaan.
De Ambassade van het Koninkrijk België maakt van deze gelegenheid gebruik het Ministerie van Buitenlandse Zaken de hernieuwde verzekering van haar zeer bijzondere hoogachting aan te bieden. 's Gravenhage, 22 juli 2003.
Ministerie van Buitenlandse Zaken DJZ/VE - 646/03 Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden biedt de Ambassade van het Koninkrijk België zijn complimenten aan en heeft de eer de ontvangst te bevestigen van nota nr. A.71.92/3110 van 22 juli 2003 van de Ambassade, waarvan de tekst als volgt luidt : De Ambassade van het Koninkrijk België biedt het Ministerie van Buitenlandse Zaken haar complimenten aan en heeft de eer, onder verwijzing naar het akkoord op ambtelijk niveau ingevolge van het overleg van 11 april 2003 over de zogenaamde spoorlijn « IJzeren Rijn », het volgende voor te stellen : Het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden zijn overeengekomen het geschil in verband met de reactivering van de IJzeren Rijn middels de volgende gezamenlijke vraagstelling ter bindende beslissing aan een door hen in te stellen Arbitragetribunaal onder auspiciën van het Permanente Hof van Arbitrage te Den Haag voor te leggen. « België en Nederland zijn het erover eens dat België recht heeft op het gebruik, het herstel, de aanpassing en de modernisering van het Nederlandse gedeelte van het historische tracé van de IJzeren Rijn en dit ten gunste van alle Belgische en andere spoorwegondernemingen die voldoen aan de regels voor de toegang tot de markt.
Met het oog op de toekomstige investeringen voor de IJzeren Rijn besluiten beide Partijen om de volgende vragen voor te leggen aan een Arbitragetribunaal onder auspiciën van het Permanente Hof van Arbitrage te Den Haag : 1. In hoeverre is de Nederlandse regelgeving en daarop gebaseerde beslissingsbevoegdheid met betrekking tot het gebruik, het herstel, de aanpassing en de modernisering van spoorwegen op Nederlands grondgebied op gelijke wijze van toepassing op het gebruik, het herstel, de aanpassing en de modernisering van het historische tracé van de IJzeren Rijn op Nederlands grondgebied ? 2.In hoeverre heeft België het recht om met het oog op het gebruik, het herstel, de aanpassing en de modernisering van het historische tracé van de IJzeren Rijn op Nederlands grondgebied werken uit te voeren of te laten uitvoeren en om daarop betrekking hebbende plannen, kenmerken en procedures volgens Belgische regelgeving en daarop gebaseerde beslissingsbevoegdheid te bepalen ? Moet een onderscheid worden gemaakt tussen de eisen, normen, plannen, kenmerken en procedures in verband met enerzijds de functionaliteit van de spoorinfrastructuur op zich en anderzijds de ruimtelijke ordening en inpassing van de spoorinfrastructuur, en zo ja, wat zijn daarvan de consequenties ? Kan Nederland de bouw van tunnels, holle dijken, omleidingen, en dergelijke, evenals de desbetreffende voorgestelde bouw- en veiligheidsnormen eenzijdig opleggen ? 3. In hoeverre dienen, in het licht van het antwoord op de voorgaande vragen, de kostenposten en de financiële risico's die voortvloeien uit het gebruik, het herstel, de aanpassing en de modernisering van het historische tracé van de IJzeren Rijn op Nederlands grondgebied door België dan wel door Nederland te worden gedragen ? Is België ertoe gehouden om meer investeringen te financieren dan wat nodig is voor de functionaliteit van het historische tracé van de spoorlijn ? Het Arbitragetribunaal wordt verzocht zijn uitspraak te doen op basis van het internationale recht, met inbegrip zonodig van het Europees recht, zulks evenwel met inachtneming van de verplichting die Partijen hebben op grond van artikel 292 EG-Verdrag.» Het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden zijn overeengekomen gezamenlijk de procedureregels van de arbitrage op te stellen met als uitgangspunt de « Permanent Court of Arbitration Optional Rules for Arbitrating Disputes between two States ». Deze procedureregels worden opgelegd in een gezamenlijk document.
Het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden zijn overeengekomen zo spoedig mogelijk uitvoering te geven aan de uitspraak van het Arbitragetribunaal door een besluit te nemen over het definitieve tracé, alsmede over een tijdelijke beperkte heringebruikneming van het historisch tracé.
De Ambassade stelt voor dat deze nota en de bevestigende nota van het Ministerie tezamen een verdrag vormen tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden dat vanaf de dag van ontvangst van de bevestigende nota van het Ministerie voorlopig zal worden toegepast en dat in werking zal treden op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum waarop beide Regeringen elkaar er langs diplomatieke weg van in kennis hebben gesteld dat aan de voor de inwerkingtreding vereiste constitutionele formaliteiten is voldaan.
De Ambassade van het Koninkrijk België maakt van deze gelegenheid gebruik het Ministerie van Buitenlandse Zaken de hernieuwde verzekering van haar zeer bijzondere hoogachting aan te bieden.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de eer te bevestigen dat de regering van het Koninkrijk der Nederlanden kan instemmen met de bovengenoemde voorstellen en dat de nota van de Ambassade van het Koninkrijk België en deze antwoordnota tezamen een verdrag vormen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België, dat vanaf de dag van ontvangst van deze antwoordnota voorlopig zal worden toegepast en dat in werking zal treden op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum waarop beide regeringen elkaar er langs diplomatieke weg van in kennis hebben gesteld dat aan de voor de inwerkingtreding vereiste constitutionele formaliteiten is voldaan.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken maakt van deze gelegenheid gebruik om de ambassade van het Koninkrijk België te verzekeren van zijn gevoelens van de meeste hoogachting. 's Gravenhage, 23 juli 2003.