gepubliceerd op 02 september 2008
Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Regering van de Republiek Peru, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 12 oktober 2005 (2) (3)
8 FEBRUARI 2007. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Regering van de Republiek Peru, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 12 oktober 2005 (1) (2) (3)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Regering van de Republiek Peru, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 12 oktober 2005, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 8 februari 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Buitenlandse Handel, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2005-2006 en 2006-2007. Senaat : Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 13 juli 2006, nr. 3-1752/1. - Verslag, nr. 3-1752/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 9 november 2006. - Stemming.Vergadering van 9 november 2006.
Kamer van volksvertegenwoordigers : Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 51-2737/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-2737/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 7 december 2006. - Stemming.Vergadering van 7 december 2006. (2) Zie Decreet van het Vlaamse Gewest van 20 april 2007 (Belgisch Staatsblad van 22 mei 2007), Decreet van het Waalse Gewest van 3 mei 2007 (Belgisch Staatsblad van 31 mei 2007), Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 13 juli 2006 (Belgisch Staatsblad van 3 augustus 2006 (Ed.2). (3) Deze overeenkomst treedt in werking op 12 september 2008. Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Regering van de Republiek Peru, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen De Regering van het Koninkrijk België, de Vlaamse Regering, de Waalse Regering, de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, en de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, enerzijds, en de Regering van de Republiek Peru, anderzijds, (hierna te noemen « de Overeenkomstsluitende Partijen »), verlangende hun economische samenwerking te versterken door voor investeringen door investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij gunstige voorwaarden te scheppen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, zijn het volgende overeengekomen : Begripsomschrijvingen Artikel 1 Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de term : 1. « investeerder » : a) de « onderdanen », zijnde elk natuurlijk persoon die volgens de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg of van de Republiek Peru wordt beschouwd als een onderdaan van het Koninkrijk België of van het Groothertogdom Luxemburg dan wel van de Republiek Peru;b) de « vennootschappen », zijnde elke rechtspersoon die is opgericht in overeenstemming met de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg of van de Republiek Peru en waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is op het grondgebied van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg dan wel van de Republiek Peru;c) een onderdaan of vennootschap als omschreven onder a) en b) die rechtstreeks of onrechtstreeks controle uitoefent op een bestaand bedrijf dat is opgericht en georganiseerd overeenkomstig de wetgeving van een derde Staat, die op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een investering deed.2. « investering » : alle soorten vermogensbestanddelen en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in speciën, natura of diensten, die worden geïnvesteerd of geherinvesteerd in welke economische sector ook. Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden in het bijzonder, doch niet uitsluitend : a) roerende en onroerende goederen, alsmede andere zakelijke rechten zoals hypotheken, retentierechten, pandrechten, rechten van vruchtgebruik en soortgelijke rechten;b) aandelen, maatschappelijke aandelen en alle andere vormen van deelneming, met inbegrip van minderheidsdeelnemingen dan wel onrechtstreekse deelnemingen, in bedrijven die zijn opgericht op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen;c) obligaties, tegoeden en gelijk welke prestatie die economische waarde heeft;d) auteursrechten, rechten van industriële eigendom, technische werkwijzen, merken, octrooien, tekeningen en modellen van nijverheid en knowhow;e) publiekrechtelijke of contractuele concessies, waaronder die tot het opsporen, ontwikkelen, winnen of exploiteren van natuurlijke rijkdommen. Onder investering dient niet te worden verstaan : - een betalingsverplichting of een aan de Staat of een staatsbedrijf verstrekte lening; - leningen aan een bedrijf, wanneer de aflossingstermijn minder dan drie jaar bedraagt; - tegoeden die uitsluitend afkomstig zijn van : ? handelsovereenkomsten voor de verkoop van goederen of diensten door een onderdaan of een vennootschap op het grondgebied van een Partij aan een vennootschap op het grondgebied van de andere Partij; of ? enige andere vorm van handelsfinanciering.
Veranderingen in de rechtsvorm waarin vermogensbestanddelen en kapitaal werden geïnvesteerd of geherinvesteerd doen geen afbreuk aan de omschrijving ervan als « investering » zoals bedoeld in deze Overeenkomst. 3. « opbrengst » : de bedragen die een investering oplevert, en met name, doch niet uitsluitend, winst, intrest, vermogensaanwas, dividenden, royalty's en honoraria. 4. « grondgebied » : a) het grondgebied van het Koninkrijk België en het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg evenals de zeegebieden, d.w.z. de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van het Koninkrijk België uitstrekken en waarin het, overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen; b) wat Peru betreft, de landgebieden binnen de landsgrenzen van de Republiek Peru, evenals de aangrenzende zeegebieden tot 200 zeemijl en het luchtruim waarover Peru zeggenschap en rechtsmacht uitoefent, overeenkomstig zijn nationale wetgeving en het internationale recht.5. « Milieuwetgeving » : de wetgeving die, naar gelang van de plaats waar de investering is gedaan, van kracht is op het grondgebied van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Peru, of een bepaling uit die wetgeving, die in hoofdzaak gericht is op de bescherming van het milieu dan wel het voorkomen van enig gevaar voor het leven of de gezondheid van mens, dier of plant, door : a) het voorkomen, verminderen of beheersen van de uitstoot, de lozing of de emissie van verontreinigende stoffen en contaminanten;b) het beheersen van milieugevaarlijke of toxische chemicaliën, stoffen, materialen en afvalstoffen, en het verspreiden van desbetreffende informatie;c) het beschermen of in stand houden van in het wild levende dier- en plantensoorten, met inbegrip van bedreigde soorten, hun habitat en speciaal beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij.6. « Arbeidswetgeving » : de wetgeving die, afhankelijk van de plaats waar de investering is gedaan, van kracht is op het grondgebied van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Peru, of bepalingen uit die wetgeving, die rechtstreeks verband houden met de volgende internationaal erkende rechten van werknemers : a) het recht op vereniging;b) het recht op organisatie en collectieve onderhandeling;c) het verbod op het gebruik van enige vorm van dwang- of slavenarbeid;d) een minimumleeftijd voor de tewerkstelling van kinderen;e) redelijke arbeidsvoorwaarden op het gebied van minimumloon, aantal werkuren, veiligheid en gezondheid. Bevordering van investeringen Artikel 2 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert investeringen door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied en laat zodanige investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij staat met name het sluiten en uitvoeren van licentieovereenkomsten en overeenkomsten inzake commerciële, administratieve of technische bijstand toe, voor zover deze activiteiten verband houden met zodanige investeringen. Bescherming van investeringen Artikel 3 1. Alle investeringen door investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een eerlijke en rechtvaardige behandeling, overeenkomstig het internationaal gewoonterecht.2. Onder voorbehoud van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde, genieten deze investeringen een voortdurende bescherming en zekerheid, met uitsluiting van elke onredelijke of discriminatoire maatregel die, in rechte of in feite, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de liquidatie van deze investeringen zou kunnen belemmeren.Aan het begrip « voortdurende bescherming en zekerheid » kunnen, naast de materiële rechten waarin het internationaal gewoonterecht voorziet, geen bijkomende materiële rechten worden ontleend. 3. Het bepaalde in dit artikel betekent geenszins een minder gunstige behandeling dan de behandeling die de Overeenkomstsluitende Partij aan haar eigen onderdanen dan wel aan onderdanen van een derde Staat toekent, afhankelijk van de voor de investeerder meest gunstige behandeling. Nationale behandeling en meest begunstigde natie Artikel 4 1. In alle aangelegenheden met betrekking tot de behandeling van investeringen genieten de investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij de nationale behandeling en de behandeling van meest begunstigde natie.2. Met betrekking tot de werking, het beheer, het onderhoud, het gebruik, het genot, de verkoop of de vervreemding van investeringen dient elke Overeenkomstsluitende Partij investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied een behandeling toe te kennen die niet minder gunstig is dan de behandeling die wordt toegekend aan haar eigen investeerders of de investeerders van een andere Staat, zo laatstgenoemde behandeling gunstiger is.3. Deze behandeling behelst geenszins de voorrechten die door een Overeenkomstsluitende Partij worden verleend aan investeerders van een derde Staat in het kader van diens lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelsgebied, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of enige andere vorm van regionale economische organisatie en regeling voor de integratie van de grenzen.4. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op belastingzaken. Milieu Artikel 5 1. In het besef dat elke Overeenkomstsluitende Partij het recht heeft haar eigen niveau van nationale milieubescherming te bepalen en de beleidslijnen en prioriteiten ter zake van milieuontwikkeling vast te leggen alsmede haar ad hoc wetgeving dienovereenkomstig aan te nemen of te wijzigen, dient elke Overeenkomstsluitende Partij erop toe te zien dat haar wetgeving een hoog niveau van milieubescherming waarborgt en alles in het werk te stellen om voornoemde wetgeving voortdurend bij te sturen.2. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat het niet passend is de nationale milieuwetgeving te versoepelen teneinde investeringen aan te moedigen.Elke Overeenkomstsluitende Partij dient er dan ook op toe te zien dat geen vrijstelling of enige andere afwijking van voornoemde wetgeving wordt toegestaan en dat ook geen mogelijkheid tot vrijstelling of andere afwijking wordt geboden teneinde het doen, onderhouden of uitbreiden van een investering op haar grondgebied aan te moedigen. 3. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen andermaal de verbintenissen die ze zijn aangegaan in het kader van de op hun grondgebied van toepassing zijnde internationale milieuovereenkomsten.4. De Partijen erkennen dat de onderlinge samenwerking hen meer mogelijkheden biedt om de voorschriften inzake milieubescherming bij te sturen.Op verzoek van een Overeenkomstsluitende Partij stemt de andere Overeenkomstsluitende Partij ermee in dat de vertegenwoordigers van hun regeringen bijeenkomen om overleg te plegen over eender welk punt waarop dit artikel van toepassing is.
Arbeid Artikel 6 1. In het besef dat elke Overeenkomstsluitende Partij het recht heeft haar eigen normen ter bescherming van de arbeid vast te leggen en haar ad hoc wetgeving dienovereenkomstig aan te nemen of te wijzigen, dient elke Overeenkomstsluitende Partij erop toe te zien dat haar wetgeving arbeidsnormen vastlegt die in overeenstemming zijn met de internationaal erkende rechten van de werknemers, als bepaald in het 6e lid van Artikel 1, en ze dienovereenkomstig bij te sturen.2. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat het niet passend is de nationale arbeidswetgeving te versoepelen teneinde investeringen aan te moedigen.Elke Overeenkomstsluitende Partij dient er dan ook op toe te zien dat geen vrijstelling of enige andere afwijking van deze wetgeving wordt toegestaan en dat ook geen mogelijkheid tot vrijstelling of andere afwijking wordt geboden teneinde het doen, onderhouden of uitbreiden van een investering op haar grondgebied aan te moedigen. 3. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen andermaal de verbintenissen die ze zijn aangegaan als lid van de Internationale Arbeidsorganisatie alsmede hun verbintenissen op grond van de Verklaring van de IAO over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk en de follow-up ervan.De Overeenkomstsluitende Partijen zien erop toe dat de arbeidsbeginselen en de internationaal erkende rechten van de werknemers, als bepaald in het 6e lid van Artikel 1, worden erkend en beschermd middels hun nationale wetgeving. 4. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat de onderlinge samenwerking hen meer mogelijkheden biedt om de arbeidsnormen bij te sturen.Een Overeenkomstsluitende Partij stemt ermee in dat op verzoek van de andere Partij de vertegenwoordigers van hun regeringen bijeenkomen om overleg te plegen over een punt waarop dit artikel van toepassing is.
Ontneming en eigendomsbeperking Artikel 7 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich geen enkele maatregel tot onteigening of nationalisatie noch enige andere maatregel te treffen die tot gevolg heeft dat aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks of onrechtstreeks de hun toebehorende investeringen op haar grondgebied worden ontnomen.2. Wanneer om redenen van openbaar nut of openbare noodzaak, veiligheid of nationaal belang van het bepaalde in het eerste lid moet worden afgeweken, dienen de volgende voorwaarden te worden vervuld : a) de maatregelen worden genomen met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;b) de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met bijzondere verbintenissen;c) de maatregelen gaan vergezeld van voorzieningen voor de onmiddellijke betaling van een billijke en reële schadeloosstelling.3. Het bedrag van de schadeloosstelling komt overeen met de werkelijke waarde van de investeringen op de dag voordat de maatregelen werden genomen. De schadeloosstelling wordt uitgekeerd in gelijk welke omwisselbare munt. Ze moet zonder onnodige vertraging worden uitbetaald en moet vrij kunnen worden overgemaakt. Vanaf het tijdstip van de onteigening tot op de datum waarop ze moet worden uitgekeerd, levert de schadeloosstelling intrest op aan het normale banktarief. 4. Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand of opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt door laatstgenoemde, wat de restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, een behandeling toegekend die niet minder gunstig is dan die welke aan de onderdanen van de desbetreffende Overeenkomstsluitende Partij/investeerders van de meest begunstigde natie wordt verleend, afhankelijk van de voor de investeerder meest gunstige behandeling. Overmakingen Artikel 8 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de toelating om alle met een investering verband houdende uitkeringen vrij over te maken.De uitkeringen zijn onder andere : a) bedragen bestemd om de investering tot stand te brengen, te behouden of uit te breiden;b) bedragen bestemd voor het nakomen van contractuele verbintenissen, met inbegrip van de bedragen die nodig zijn voor de terugbetaling van leningen, royalty's en andere betalingen voortvloeiend uit licenties, franchises, concessies en andere soortgelijke rechten, alsmede de bezoldiging van geëxpatrieerd personeel;c) de opbrengst van investeringen;d) de opbrengst van de gehele of gedeeltelijke verkoop of liquidatie van investeringen, met inbegrip van vermogensaanwas of meerwaarden van het geïnvesteerd kapitaal;e) de in toepassing van artikel 7 uitgekeerde schadeloosstelling.2. De onderdanen van beide Overeenkomstsluitende Partijen, die uit hoofde van een investering toelating hebben gekregen om op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te werken, is het tevens toegestaan een evenredig deel van hun bezoldiging over te maken naar hun land van herkomst.3. Alle overmakingen gebeuren in vrij inwisselbare munt, tegen de wisselkoers die op de datum van overmaking van toepassing is op contante transacties in de gebruikte munt.4. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de nodige vergunningen die vereist zijn om de overmaking zonder onnodige vertraging uit te voeren, zonder andere lasten dan de gebruikelijke bankkosten.5. Niettegenstaande het voorgaande, kunnen de Overeenkomstsluitende Partijen met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang de overmaking tegenhouden mits hun wetgeving op billijke en non-discriminatoire wijze wordt toegepast.Zulks kan gebeuren in geval van : a) faillissement, insolventie of ter bescherming van de rechten van de schuldeisers;b) uitgifte van, handel en transacties in effecten;c) strafrechtelijke of bestuursrechtelijke overtredingen;d) het zeker stellen van de tenuitvoerlegging van beslissingen bij een administratief rechtsgeding;e) het niet in acht nemen van de geldende fiscale wetgeving;f) het niet in acht nemen van de geldende arbeidswetgeving. Subrogatie Artikel 9 1. Indien één der Overeenkomstsluitende Partijen of één van haar openbare instellingen een schadeloosstelling uitkeert aan haar eigen investeerders op grond van een voor een investering verleende waarborg, erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij of de desbetreffende openbare instelling in de rechten en schuldvorderingen van de investeerders is getreden.2. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij jegens de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerders is getreden, de verplichtingen laten gelden die wettelijk of contractueel op de investeerders rusten. Toepasbare regeling Artikel 10 Wanneer een vraagstuk omtrent investeringen wordt geregeld bij deze Overeenkomst en bij de nationale wetgeving van de ene Overeenkomstsluitende Partij dan wel bij bestaande internationale overeenkomsten of verplichtingen krachtens het internationaal recht waarbij de Partijen partij zijn of op een later tijdstip kunnen worden, kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij gebruik maken van de bepalingen die voor hen het meest gunstig zijn.
Regeling van investeringsgeschillen Artikel 11 1. Van elk investeringsgeschil tussen een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt schriftelijk kennis gegeven door de eerste Partij die een vordering instelt.De kennisgeving gaat vergezeld van een behoorlijk toegelichte nota, bevattende : a) naam en adres van de verzoekende Partij;b) in verband met elke vordering, de verwijzing naar het bepaalde in deze Overeenkomst waarop de vermeende schending betrekking heeft alsmede naar andere desbetreffende bepalingen;c) de feitelijke en rechtsgrondslag voor de vordering;en d) de schadevergoeding waarop aanspraak wordt gemaakt alsmede ongeveer het bedrag van de gevorderde schadeloosstelling. De Partijen dienen ernaar te streven geschillen in de mate van het mogelijke te regelen door onderhandeling, indien nodig door deskundig advies in te winnen van een derde partij dan wel door bemiddeling tussen de Overeenkomstsluitende Partijen langs diplomatieke weg. 2. Wanneer de bij het geschil betrokken partijen niet rechtstreeks of door bemiddeling langs diplomatieke weg tot een minnelijke schikking zijn gekomen binnen zes maanden na de kennisgeving, wordt het, naar keuze van de investeerder, voorgelegd aan hetzij de bevoegde rechtsmacht overeenkomstig de wetgeving van de Staat waar de investering werd gedaan, hetzij aan internationale arbitrage. Met het oog op de toepassing van deze Overeenkomst komen de Overeenkomstsluitende Partijen overeen dat investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij hun rechten ten aanzien van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks kunnen laten gelden via één van de onder punt 3 vermelde rechtsmiddelen.
Elke Overeenkomstsluitende Partij geeft daartoe haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming elk geschil aan zodanige arbitrage te onderwerpen. Deze toestemming houdt in dat beide Partijen afstand doen van het recht om de uitputting van alle nationale administratieve en rechtsmiddelen te verzoeken. 3. In geval van internationale arbitrage, wordt het geschil naar keuze van de investeerder onderworpen aan één van de volgende middelen : - een scheidsgerecht ad hoc, ingesteld volgens de arbitrageregels van de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht (U.N.C.I.T.R.A.L.); - het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), dat is opgericht krachtens het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington voor ondertekening werd opengesteld, zodra elk van de Overeenkomstsluitende Partijen die partij is bij deze Overeenkomst partij is geworden bij het Verdrag. Zolang deze voorwaarde niet is vervuld, aanvaarden de Overeenkomstsluitende Partijen dat het geschil aan arbitrage wordt onderworpen overeenkomstig de Regels betreffende de Aanvullende Voorziening van het I.C.S.I.D. Indien wordt overgegaan tot de arbitrageprocedure op initiatief van een Overeenkomstsluitende Partij, verzoekt die Partij de desbetreffende investeerder schriftelijk het scheidsgerecht aan te wijzen waaraan het geschil zal worden voorgelegd. 4. Er mag geen vordering aan arbitrage in de zin van dit artikel worden onderworpen, wanneer er meer dan drie jaren zijn verstreken sinds het tijdstip waarop de verzoekende Partij kennis nam of geacht wordt kennis te hebben genomen van de vermeende schending en van het geleden verlies of de opgelopen schade.5. Er mag geen vordering aan internationale arbitrage in de zin van dit artikel worden onderworpen, tenzij de verzoekende Partij schriftelijk instemt met zodanige arbitrage overeenkomstig de in deze Overeenkomst vastgelegde werkwijzen.Deze kennisgeving met betrekking tot internationale arbitrage gaat vergezeld van een schriftelijke verklaring waarin de verzoekende Partij afstand doet van het recht een vordering in te stellen bij een administratieve rechtbank of een administratief hof, overeenkomstig het recht van de Overeenkomstsluitende Partijen. Ook ziet ze met betrekking tot de in artikel 11.1 vermeende schending ervan af gebruik te maken van andere geschillenbeslechtingsmechanismen. 6. Wanneer twee of meer vorderingen apart aan geschillenbeslechting in de zin van dit artikel werden onderworpen en ze in rechte of in feite iets gemeen hebben of zijn ingegeven door dezelfde gebeurtenissen of omstandigheden, kan een bij het geschil betrokken Partij in overleg met de andere bij het geschil betrokken Partij overeenkomen dat de vorderingen worden samengevoegd.7. Het scheidsgerecht kan voor elke vordering apart of voor alle vorderingen samen : - een geldelijke schadevergoeding en de daarop van toepassing zijnde intrest toekennen; - beslissen tot teruggave van eigendom. In voorkomend geval kan het gerecht de verwerende Partij de mogelijkheid bieden in plaats daarvan een geldelijke schadevergoeding en de daarop van toepassing zijnde intrest te betalen.
Het gerecht kan de verwerende Partij ook veroordelen tot het betalen van de rechtskosten en de erelonen van de verdediging, in overeenstemming met deze Overeenkomst en de van kracht zijnde arbitragevoorschriften. 8. Geen van de bij een geschil betrokken Overeenkomstsluitende Partijen, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer kunnen aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een in Artikel 9 van deze Overeenkomst vermelde verzekeringspolis of waarborg heeft ontvangen die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.9. De uitspraken van het scheidsgerecht zijn onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.
Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst Artikel 12 1. Geschillen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst worden zoveel mogelijk langs diplomatieke weg beslecht.2. Wanneer een geschil niet langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt het voorgelegd aan een gemengde commissie bestaande uit vertegenwoordigers van beide Partijen.Deze Commissie komt op verzoek van de meest gerede Overeenkomstsluitende Partij en zonder onnodige vertraging bijeen. 3. Indien de gemengde commissie het geschil niet kan regelen, wordt het op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen onderworpen aan een scheidsgerecht ad hoc dat voor elk geval afzonderlijk wordt samengesteld : Elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt een scheidsman binnen een tijdspanne van twee maanden vanaf de datum waarop een der Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen.Binnen twee maanden na hun benoeming benoemen de twee scheidsmannen in onderling overleg een onderdaan van een derde Staat tot voorzitter van het scheidsgerecht.
Indien deze termijnen worden overschreden, kan een der Overeenkomstsluitende Partijen de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming(en) te verrichten.
Indien de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een der Overeenkomstsluitende Partijen geen diplomatieke banden heeft of indien hij om een andere reden verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, wordt de Vice-Voorzitter van het Internationale Gerechtshof verzocht de benoeming(en) te verrichten. 4. Het aldus samengestelde scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast.Het doet uitspraak bij meerderheid van stemmen; de uitspraken zijn onherroepelijk en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen. 5. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van de door haar benoemde scheidsman.De kosten die voortvloeien uit de benoeming van de derde scheidsman en de ambtelijke kosten van het gerecht worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen.
Toepassing van deze Overeenkomst Artikel 13 1. Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op investeringen die vóór of na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst werden gedaan door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.Ze is evenwel niet van toepassing op geschillen die zijn ontstaan vóór de inwerkingtreding van de Overeenkomst. 2. Deze Overeenkomst is niet van toepassing op geschillen die verband houden met gebeurtenissen die plaatshadden of maatregelen die werden genomen en beëindigd vóór de inwerkingtreding ervan, ook al hebben deze nog uitwerking na de inwerkingtreding van de Overeenkomst. Inwerkingtreding en duur Artikel 14 1. Deze Overeenkomst treedt in werking één maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen de akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld.Ze blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar.
Tenzij ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door één van beide Overeenkomstsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt deze Overeenkomst stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, met dien verstande dat elke Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voorbehoudt de Overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid. 2. Ten aanzien van investeringen die vóór de datum van beëindiging van de Overeenkomst zijn gedaan, blijft deze van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar vanaf de datum van beëindiging. Ten blijke waarvan, de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Brussel, op 12 oktober 2005, in tweevoud in de Nederlandse, de Franse, de Spaanse en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.