gepubliceerd op 20 november 2015
Wet houdende instemming met het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Frankrijk voor de ontwikkeling van de samenwerking en van de wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van de sociale zekerheid, opgemaakt te Parijs op 17 november 2008 (2) (3)
7 SEPTEMBER 2012. - Wet houdende instemming met het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Frankrijk voor de ontwikkeling van de samenwerking en van de wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van de sociale zekerheid, opgemaakt te Parijs op 17 november 2008 (1) (2) (3)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.Het Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Frankrijk voor de ontwikkeling van de samenwerking en van de wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van de sociale zekerheid, opgemaakt te Parijs op 17 november 2008, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 7 september 2012.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, E. DI RUPO De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, D. REYNDERS De Vice-Eerste Minister en Minister van Sociale Zaken, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Zelfstandigen, Mevr. S. LARUELLE De Staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, J. CROMBEZ Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota's (1) Zitting 2011-2012. Senaat.
Documenten : Ontwerp van wet ingediend op 18 april 2012, nr. 5-1577/1.
Verslag namens de Commissie nr. 5-1577/2.
Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 7 juni 2012.
Stemming, vergadering van 7 juni 2012.
Kamer Documenten Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 53-2250/1.
Verslag namens de commissie nr. 53-2250/2.
Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd nr. 53-2250/3.
Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 5 juli 2012.
Stemming, vergadering van 5 juli 2012. (2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29/11/2013 (Belgisch Staatsblad van 17/01/2014), Decreet van de Franse Gemeenschap van 13/12/2012 (Belgisch Staatsblad van 01/02/2013), Decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 06/05/2014 (Belgisch Staatsblad van 18/07/2014), Decret van het Waalse Gewest van 17/01/2013 (Belgisch Staatsblad van 05/02/2013), Ordonnantie van de Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van 02/07/2015 (Belgisch Staatsblad van 10/07/2015).(3) Datum van inwerkingtreding : 01/12/2015 (art.27).
Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Frankrijk voor de ontwikkeling van de samenwerking en van de wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van de sociale zekerheid.
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGI" EN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK FRANKRIJK, Hierna genoemd de akkoordsluitende Partijen;
WENSENDE een diepgaande samenwerking te ontwikkelen tussen de voor de sociale zekerheid bevoegde autoriteiten, instellingen en organen namelijk met het oog op een betere toepassing van de communautaire regels, meer in het bijzonder de bepalingen van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsook op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, hierna verordening (EEG) nr. 1408/71 genoemd, evenals, op het moment van toepassing ervan, de bepalingen van verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en van de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;
OM het vrij verkeer en het recht van de sociaal verzekerden te waarborgen, om de leefbaarheid van de socialezekerheidsstelsels te vrijwaren;
DE WIL HEBBENDE de functionele samenwerking te versterken en bij te werken, gelet op de ontwikkeling van de technologieën en van de databases in het kader van het beheer van de sociale zekerheid;
DE WENS HEBBENDE fraude en de risico's op fouten te voorkomen en zich ervan te vergewissen dat de personen de prestaties waarop ze daadwerkelijk recht hebben, ontvangen;
ZICH SCHIKKEND naar de bepalingen van artikel 8 van verordening (EEG) nr. 1408/71, dat bepaalt dat twee lidstaten van de Europese Unie onderling, voor zover daaraan behoefte bestaat, overeenkomsten kunnen sluiten welke op de beginselen en de geest van deze verordening berusten;
DE WENS HEBBENDE bovendien de resolutie (1999/C125/01) van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, goedgekeurd in de Raad van 22 april 1999, betreffende een gedragscode ter verbetering van de samenwerking tussen de autoriteiten van de lidstaten bij de bestrijding van grensoverschrijdende uitkerings- en premiefraude in de sociale zekerheid en zwartwerk, en met betrekking tot de grensoverschrijdende terbeschikkingstelling van werknemers, wat hen betreft, uit te voeren, ZIJN DE HIERNA VOLGENDE BEPALINGEN OVEREENGEKOMEN : TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Definities § 1. Voor de toepassing van dit akkoord : a. verstaat men onder de term « verordening » verordening (EEG) nr. 1408/71 van 14 juni 1971 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsook op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen en, op het moment van toepassing ervan, verordening (EG) nr. 883/2004 van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels; b. verstaat men onder de term « toepassingsverordening » verordening (EEG) nr.574/72 van 21 maart 1972 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsook op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en, op het moment van toepassing ervan, de verordening tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EG) nr. 883/2004 van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels; c. verstaat men onder de term « verbindingsorgaan » het orgaan of de organen bedoeld in lid 4 van artikel 4 van verordening (EEG) nr. 574/72 van 21 maart 1972 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsook op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en, op het moment van toepassing ervan, in de verordening tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EG) nr. 883/2004 van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. § 2. Voor de toepassing van dit akkoord verstaat men onder de termen « bevoegde autoriteit », « instelling » en « bevoegde instelling », naast de als dusdanig door de verordening gedefinieerde autoriteiten en instellingen : a. als bevoegde autoriteit, het ministerie belast met de toepassing van de reglementering betreffende de overeenstemmende prestaties bedoeld in artikel 3;b. als instellingen en bevoegde instellingen, de organen belast met de invordering van de socialezekerheidsbijdragen en -heffingen, alsook de organen belast met de betaling en de invordering van de in artikel 3 bedoelde prestaties. § 3. De andere in dit akkoord gebruikte termen en uitdrukkingen hebben de betekenis die ze respectievelijk in de verordening, in de toepassingsverordening of in de nationale wetgeving, al naargelang, hebben.
Artikel 2 Persoonlijk toepassingsgebied Dit akkoord is van toepassing op de personen die deel uitmaken van het persoonlijk toepassingsgebied van de verordening, alsook op de personen die in aanmerking komen voor een prestatie bedoeld in artikel 3, § 2, van dit akkoord.
Artikel 3 Materieel toepassingsgebied § 1. Dit akkoord is van toepassing op de prestaties die deel uitmaken van het materieel toepassingsgebied van de verordening. § 2. Het is tevens van toepassing op de wettelijke, niet-contributieve, inkomensgebonden prestaties die aan behoeftige personen toegekend worden en waarop paragraaf 1 van dit artikel niet toepasselijk is. § 3. De in paragraaf 2 van dit artikel bedoelde prestaties worden nominatief vermeld in de administratieve schikking. Deze lijst wordt voor zover nodig bijgewerkt, per gewone briefwisseling tussen de bevoegde autoriteiten.
Artikel 4 Territoriaal toepassingsgebied De grondgebieden waarop de bepalingen van dit akkoord van toepassing zijn, zijn : - wat de Republiek Frankrijk betreft, het grondgebied van Europees Frankrijk en van de overzeese departementen van de Republiek Frankrijk, alsook de territoriale zee, en verder, de gebieden waarop de Republiek Frankrijk krachtens het internationaal recht soevereine rechten uitoefent of rechterlijke bevoegdheid heeft; - wat het Koninkrijk België betreft, het grondgebied van België.
TITEL II. - ALGEMENE PRINCIPES VAN DE SAMENWERKING Artikel 5 Werking van de wederzijdse administratieve bijstand § 1. Iedere bevoegde instelling van een van de akkoordsluitende Partijen kan zich wenden tot een instelling van de andere akkoordsluitende Partij, rechtstreeks of door bemiddeling van een verbindingsorgaan, voor een aanvraag tot informatie of inlichtingen voor de behandeling en de regeling van een dossier waarmee ze belast is. § 2. De instelling die van een instelling van een andere akkoordsluitende Partij een informatieaanvraag ontvangt geeft daaraan zo snel mogelijk gevolg, en in ieder geval ten laatste binnen de drie maanden. § 3. Wanneer de eerste instelling om een dringend antwoord op vragen over duidelijke punten en feitelijke gegevens verzoekt, met vermelding van de redenen voor de spoedbehandeling, probeert de instelling waaraan de aanvraag gericht werd daarop binnen de vermelde termijn te antwoorden.
De antwoorden op de behoorlijk verantwoorde dringende aanvragen moeten binnen de in de overeenkomsten voorzien in artikel 22 vermelde termijn medegedeeld worden.
Artikel 6 Overdracht en in verband brengen van bestanden § 1. De bevoegde instelling van een akkoordsluitende Partij kan een bevoegde instelling van de andere akkoordsluitende Partij of iedere andere door haar aangeduide instelling verzoeken haar bestanden te bezorgen om ze te doorzoeken, te vergelijken, te benutten, gegevens daaruit op het halen en te gebruiken door middel van gelijk welk automatisch of halfautomatisch proces. § 2. De aanvraag van de bevoegde instelling bedoeld in paragraaf 1 van dit artikel heeft tot doel fraude, misbruik en fouten op het gebied van prestaties, bijdragen en onderwerping vast te stellen en heeft met name betrekking op het controleren en verifiëren van de burgerlijke staat, de verblijfplaats, de waardering van de inkomsten, het al dan niet uitoefenen van een beroepsactiviteit of de gezinssamenstelling, het bestaan van een prestatie om onterechte cumulatie te voorkomen, zoals voorzien in titels III en IV. § 3. Voor iedere in het kader van dit artikel uitgevoerde handeling worden de principes op het gebied van finaliteit, proportionaliteit en de bepalingen van artikel 7 nageleefd. § 4. De instelling waaraan de aanvraag bedoeld in paragraaf 1 wordt gericht, bezorgt de gevraagde bestanden op de datum of volgens de periodiciteit die beide instellingen zijn overeengekomen.
Artikel 7 Mededeling van persoonsgegevens § 1. Met het oog op de toepassing van dit akkoord mogen de instellingen van beide akkoordsluitende Partijen persoonsgegevens mededelen, met inbegrip van de gegevens over de inkomens van personen die, krachtens hun wetgeving, nodig zijn voor de invordering van de aan de instelling van een van de akkoordsluitende Partijen verschuldigde bedragen, voor de vastlegging van het bedrag van de verschuldigde bijdragen of heffingen, en voor de aanspraak op prestaties bedoeld in artikel 3. § 2. Bij het mededelen van persoonsgegevens door de instelling van een akkoordsluitende Partij moet de wetgeving betreffende de bescherming van de gegevens van deze akkoordsluitende Partij, en in voorkomend geval, het systeem van voorafgaande toestemming, worden nageleefd. § 3. Het bewaren, verwerken of verspreiden van persoonsgegevens door de instelling van de andere akkoordsluitende Partij, waaraan deze gegevens medegedeeld worden, zijn geregeld bij de wetgeving betreffende de bescherming van de gegevens van deze akkoordsluitende Partij. § 4. De in dit artikel bedoelde gegevens worden uitsluitend gebruikt voor de toepassing van de respectieve wetgevingen van de akkoordsluitende Partijen, met name voor de regels betreffende het bepalen van de toepasbare wetgeving en voor de regels betreffende het verifiëren, voor zover nodig, van de toelaatbaarheid van de betrokken personen op de in artikel 3 bedoelde prestaties. § 5. Voor de bezorgde inlichtingen en documenten geldt de regeling voor de bescherming van persoonsgegevens van toepassing op het grondgebied van iedere akkoordsluitende Partij, krachtens de nationale, internationale en communautaire normen (en in het bijzonder richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens).
Artikel 8 Informatie over de ontwikkelingen van de wet- en regelgeving De bevoegde autoriteiten informeren elkaar rechtstreeks en regelmatig over de fundamentele wijzigingen aangebracht in de wets- en regelgevingsbepalingen op het toepassingsgebied van dit samenwerkingsakkoord.
TITEL III. - SAMENWERKING BETREFFENDE DE PRESTATIES Artikel 9 Toetredings- en toelaatbaarheidsvoorwaarden afhankelijk van het verblijf § 1. De instelling van een akkoordsluitende Partij die de voorwaarden moet onderzoeken waaronder een persoon, wegens zijn verblijf op haar grondgebied, ofwel kan toetreden tot een stelsel van sociale bescherming ofwel een prestatie kan genieten, kan, indien ze het nodig acht, de instelling van de andere akkoordsluitende Partij om inlichtingen vragen om zich te vergewissen van het daadwerkelijk verblijf van deze persoon op het grondgebied van de ene of de andere akkoordsluitende Partij. § 2. De instelling waaraan de inlichtingen gevraagd worden, moet de relevante inlichtingen waarover ze beschikt verschaffen, die de onzekerheid over het verblijf van de betrokken persoon kunnen wegnemen.
Artikel 10 Schatting van de bestaansmiddelen § 1. De bevoegde instelling van een akkoordsluitende Partij waarvan de wetgeving toepasbaar is, kan, indien ze het nodig acht, een instelling van de andere akkoordsluitende Partij inlichtingen vragen over allerlei bestaansmiddelen en inkomens die een persoon, onderworpen aan deze wetgeving en in dat opzicht bijdragen en heffingen verschuldigd is, zou kunnen genieten op het grondgebied van deze laatste akkoordsluitende Partij. § 2. De bepalingen van paragraaf 1 zijn op dezelfde manier van toepassing wanneer de bevoegde instelling het recht van een persoon op een inkomensgebonden prestatie onderzoekt.
Artikel 11 Cumulatie van prestaties § 1. Iedere instelling die de voorwaarden van toelaatbaarheid van een persoon op een prestatie onderzoekt of een prestatie uitbetaalt, kan, indien ze het nodig acht, een instelling van de andere akkoordsluitende Partij inlichtingen vragen om zich ervan te vergewissen dat de persoon die deze prestatie geniet of zou kunnen genieten, overeenkomstig de wetgeving van laatstgenoemde akkoordsluitende Partij, geen prestatie ontvangt waarvan de cumulatie met de eerste prestatie verboden is of zou zijn. § 2. De instelling waaraan de inlichtingen gevraagd werden, moet de inlichtingen die het recht op de eerste prestatie al dan niet bevestigen, mededelen.
Artikel 12 Bepaling van het recht op uitbetaling van socialezekerheidsprestaties De instellingen van een akkoordsluitende Partij kunnen de instellingen van de andere akkoordsluitende Partij alle andere dan in de vorige artikelen voorziene nuttige inlichtingen vragen, voor zover deze inlichtingen het hen mogelijk maken zich ervan te vergewissen dat de socialezekerheidsprestaties daadwerkelijk verschuldigd zijn.
Artikel 13 Verificatie bij een aanvraag voor een prestatie en de uitbetaling ervan § 1. Op verzoek van de bevoegde instelling van een akkoordsluitende Partij die een aanvraag voor een prestatie onderzoekt of deze prestatie moet uitbetalen, voert een instelling van de andere akkoordsluitende Partij elk onderzoek uit dat noodzakelijk is voor het verifiëren van het recht van de persoon die bedoelde prestatie aanvraagt. De instelling waaraan de aanvraag wordt gericht, controleert de inlichtingen betreffende de aanvrager of zijn gezinsleden en bezorgt ze samen met alle andere daarbij horende documenten aan de bevoegde instelling. § 2. De instelling waaraan de aanvraag wordt gericht, verzamelt en verifieert de gegevens op dezelfde manier als voor het onderzoeken van een prestatieaanvraag krachtens de wetgeving die ze toepast. § 3. De in paragraaf 1 bedoelde inlichtingen omvatten met name de inlichtingen betreffende de burgerlijke staat, de bestaansmiddelen en de verblijfplaats, waarvan de toekenning van prestaties afhangt. § 4. Wanneer met zekerheid is vastgesteld dat prestaties onrechtmatig ontvangen werden door personen wier woonplaats zich op het grondgebied van de andere akkoordsluitende Partij bevindt of wier woonplaats verondersteld wordt zich op dit grondgebied te bevinden, zal dit feit aan de bevoegde instelling van de andere akkoordsluitende Partij worden medegedeeld. In geval van twijfel wordt dit medegedeeld aan de door de andere akkoordsluitende Partij aangeduide instelling; § 5. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1, kan de instelling van een akkoordsluitende Partij, zonder voorafgaande aanvraag, een bevoegde instelling van de andere akkoordsluitende Partij inlichten over iedere vastgestelde verandering in de overeenkomstig dit artikel bezorgde gegevens.
Artikel 14 Geweigerde uitbetalingen, uitstel van uitbetaling of afschaffing van prestaties Op basis van de in dit akkoord gevraagde inlichtingen en vermelde controles, kan een bevoegde instelling van een akkoordsluitende Partij een prestatie weigeren, de uitbetaling ervan uitstellen of ze afschaffen.
TITEL IV. - SAMENWERKING BETREFFENDE DE ONDERWERPING Artikel 15 Verificatie van de detacheringsvoorwaarden § 1. De akkoordsluitende Partijen verifiëren of alle detacheringsvoorwaarden nageleefd worden, met inbegrip van alle voor de juridische aard van de arbeidsrelatie bepalend zijnde elementen. § 2. De akkoordsluitende Partijen leggen in een overeenkomst de regels vast op grond waarvan de instellingen en bevoegde organismen kunnen verzocht worden, de elementen op basis waarvan de formulieren E 101 afgeleverd worden te verifiëren en, in voorkomend geval, op basis waarvan voormelde formulieren ingetrokken worden.
Deze regels bepalen met name de punten waarop de verificaties moeten betrekking hebben, de maximale antwoordtijden voor de instellingen en organismen waaraan de aanvraag wordt gericht, en de aanduiding door elk van de akkoordsluitende Partijen van een bemiddelaar belast met het onderzoeken van de betwistbare situaties alvorens de feiten voor te leggen aan de administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers.
Artikel 16 Vastleggen van het recht op invordering van de socialezekerheidsbijdragen en -heffingen De bevoegde instellingen en controle- en inspectiediensten van een akkoordsluitende Partij kunnen de instellingen van de andere akkoordsluitende Partij of de door deze Partij aangeduide instelling alle inlichtingen vragen op basis waarvan ze met zekerheid kunnen vaststellen dat de socialezekerheidsbijdragen en/of -heffingen daadwerkelijk bij de instelling van deze akkoordsluitende Partij verschuldigd zijn.
Artikel 17 Uitwisselingen van statistische gegevens De verbindingsorganen bezorgen elkaar jaarlijks de statistische gegevens waarover ze beschikken betreffende de detachering van werknemers op het grondgebied van de andere akkoordsluitende Partij.
Deze gegevens worden elektronisch uitgewisseld.
TITEL V. - INVORDERING VAN BIJDRAGEN EN HEFFINGEN TERUGVORDERING VAN NIET-VERSCHULDIGDE BEDRAGEN Artikel 18 Uitvoeringsprocedures § 1. De invordering van bijdragen verschuldigd aan een instelling van een van de akkoordsluitende Partijen alsook de terugvordering van prestaties onrechtmatig uitbetaald door de instelling van een van de akkoordsluitende Partijen kunnen uitgevoerd worden bij de andere akkoordsluitende Partij volgens de procedures en met de garanties en voorrechten die toepasbaar zijn op de invordering van de bijdragen verschuldigd aan de overeenstemmende instelling van laatstgenoemde akkoordsluitende Partij alsook op de terugvordering van de door deze instelling onrechtmatig uitbetaalde prestaties. § 2. De uitvoerbare beslissingen van de gerechtelijke instanties en administratieve autoriteiten betreffende de invordering van bijdragen, interesten en alle andere kosten of de terugvordering van onrechtmatig uitbetaalde prestaties krachtens de wetgeving van een akkoordsluitende Partij worden erkend en uitgevoerd op verzoek van de bevoegde instelling bij de andere akkoordsluitende Partij, binnen de grenzen en volgens de procedures voorzien in de wetgeving en alle andere procedures die van toepassing zijn op gelijkaardige beslissingen van laatstgenoemde akkoordsluitende Partij. Deze beslissingen worden uitvoerbaar verklaard in deze akkoordsluitende Partij voor zover de wetgeving en alle andere procedures van deze akkoordsluitende Partij dit vereisen. § 3. In geval van tenuitvoerlegging, faillissement of gerechtelijk akkoord gelden voor de schuldvorderingen van de instelling van een akkoordsluitende Partij, in hoofde van de andere akkoordsluitende Partij, dezelfde voorrechten als degene die de wetgeving van laatstgenoemde Partij aan gelijkaardige schuldvorderingen toekent. § 4. De nadere regels voor de toepassing van dit artikel worden in een administratieve schikking bepaald.
TITEL VI. - SAMENWERKING BETREFFENDE DE CONTROLES Artikel 19 Algemene principes voor de samenwerking betreffende de controles De bevoegde instellingen van een akkoordsluitende Partij zorgen voor een ondersteuning bij de door de bevoegde instellingen van de andere Partij uitgevoerde controleacties. In dit verband kunnen ze personeelsleden uitwisselen voor het verzamelen van de voor de uitoefening van hun controleopdracht nuttige inlichtingen. Ze verlenen elkaar bijstand, overeenkomstig de wetgevingen die op het grondgebied van elke akkoordsluitende Partij van toepassing zijn, om de geldigheid van documenten en attesten te bepalen, en met het oog op iedere andere vorm van wederzijdse bijstand en samenwerking.
Artikel 20 Nadere controleregels § 1. In het kader van een door de personeelsleden op het grondgebied van één van de akkoordsluitende Partijen uitgevoerde controle kunnen de personeelsleden van de andere akkoordsluitende Partij aanwezig zijn bij deze controle voor het juist vaststellen van de socialezekerheidsbijdragen en/of -heffingen, voor het onderzoeken van de detacheringsvoorwaarden, voor het verifiëren van de cumulatie van prestaties zoals voorzien in titels III en IV van dit akkoord, overeenkomstig de op het grondgebied waar de controle gebeurt geldende wetgeving. § 2. De personeelsleden van een van de akkoordsluitende Partijen nemen enkel als waarnemer deel aan de op het grondgebied van de andere akkoordsluitende Partij uitgevoerde controles en moeten steeds in staat zijn hun hoedanigheid te verantwoorden. § 3. De periodiciteit van deze controles, het benodigde aantal personeelsleden voor de goede uitvoering van de controles alsook de nadere regels voor de evaluatie ervan zijn in de bij artikel 22 van titel VII van dit akkoord bedoelde overeenkomsten opgenomen.
TITEL VII. - NADERE UITVOERINGSREGELS Artikel 21 Administratieve schikkingen § 1. De nadere regels voor de uitvoering van dit akkoord worden bepaald door middel van een tussen de bevoegde autoriteiten gesloten administratieve schikking. § 2. De nadere regels voor de uitvoering van de elektronische overdrachten en van de in artikel 6 bedoelde daarbij horende procedures, worden in een tussen de bevoegde autoriteiten gesloten administratieve schikking bepaald.
Artikel 22 Samenwerking tussen bevoegde instellingen De bevoegde instellingen van de akkoordsluitende Partijen kunnen samenwerkingsovereenkomsten sluiten. Deze samenwerkingsovereenkomsten hebben betrekking op de in titel III en IV en VI van dit akkoord bedoelde aangelegenheden, met uitsluiting van de aangelegenheden die bij de krachtens artikel 21 gesloten administratieve schikking geregeld zijn.
Artikel 23 De gemengde Commissie en geschillenregeling § 1. Een gemengde Commissie wordt opgericht voor de opvolging van dit akkoord. De gemengde Commissie zal uit de volgende leden samengesteld zijn : - voor de regering van het Koninkrijk België, voor rekening van de minister van Sociale Zaken, de voorzitter van het directiecomité van de FOD Sociale Zekerheid of aangestelde(n); voor rekening van de openbare instellingen van sociale zekerheid zal het College van administrateurs-generaal de vertegenwoordigers aanduiden; - voor de regering van de Republiek Frankrijk, de vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteiten. § 2. De gemengde Commissie vergadert op verzoek van de bevoegde autoriteiten van een van de akkoordsluitende Partijen. § 3. Een administratieve schikking bepaalt de nadere regels voor de organisatie en werking van de gemengde Commissie. § 4. Voor zover het geschil resulterend uit de interpretatie of de uitvoering van voorliggend akkoord niet kan geregeld door de gemende Commissie, zullen de bevoegde autoriteiten van de twee akkoordsluitende Partijen inspanningen leveren om dit vriendschappelijk op te lossen.
TITEL VIII. - OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 24 Aanpassingsclausule De clausules van dit akkoord blijven van toepassing voor zover ze geen afbreuk doen aan de bepalingen van de verordeningen bedoeld in in artikel 1, paragraaf 1, a), in geval van wijziging van deze laatste.
Artikel 25 Geldigheidsduur van het akkoord Dit akkoord wordt voor onbepaalde tijd gesloten. Het kan door één van de akkoordsluitende Partijen opgezegd worden.
De opzegging dient betekend langs diplomatieke weg; in dit geval is het akkoord niet langer van toepassing bij het verstrijken van een periode van twaalf maanden vanaf de datum van opzegging.
Artikel 26 Opheffing Het akkoord tussen het Koninkrijk België en de Republiek Frankrijk dat gesloten werd overeenkomstig artikel 92 van verordening nr. 1408/71 van 14 juni 1971 betreffende de sociale zekerheid van migrerende werknemers, en Bijlage, ondertekend te Parijs op 3 oktober 1977, is opgeheven.
Artikel 27 Inwerkingtreding De twee akkoordsluitende Partijen betekenen elkaar, langs diplomatieke weg, de uitvoering van hun respectieve grondwettelijke en wettelijke formaliteiten vereist voor de inwerkingtreding van onderliggend akkoord. Dit akkoord treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op de datum van de laatste notificatie.
TEN BLIJKE WAARVAN de behoorlijk daartoe gemachtigden dit akkoord hebben ondertekend.
OPGEMAAKT te Parijs, op 17 november 2008, in tweevoud, in de Franse en de Nederlandse taal, de twee teksten zijnde gelijkelijk rechtsgeldig.