Etaamb.openjustice.be
Wet van 07 november 2022
gepubliceerd op 07 december 2022

Wet houdende instemming met het Verdrag van de Raad van Europa inzake cinematografische coproductie , en de Bijlagen I en II, gedaan te Rotterdam op 30 januari 2017 (1)(2)(3)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2022034259
pub.
07/12/2022
prom.
07/11/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 NOVEMBER 2022. - Wet houdende instemming met het Verdrag van de Raad van Europa inzake cinematografische coproductie (herzien), en de Bijlagen I en II, gedaan te Rotterdam op 30 januari 2017 (1)(2)(3)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.Het Verdrag van de Raad van Europa inzake cinematografische coproductie (herzien), en de Bijlagen I en II, gedaan te Rotterdam op 30 januari 2017, zullen volkomen gevolg hebben.

Art. 3.De wijzigingen aan de bijlagen bij het Verdrag, die met toepassing van artikel 17 van dit verdrag worden aangenomen, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 7 november 2022.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, P.-Y. DERMAGNE De Minister van Binnenlandse Zaken, A. VERLINDEN De Minister van Buitenlandse Zaken, H. LAHBIB De Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, N. DE MOOR Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota's (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken: nr. 55-2561 29/03/2022: Zonder verslag (2) Zie het decreet van het Waals Gewest van 10 juni 2021 (Belgisch Staatsblad van 18/06/2021), de Ordonnantie van het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest van 28 april 2022 (Belgisch Staatsblad van 09/06/2022 ed.2), het decreet van het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap van 29 juni 2018 (Belgisch staatsblad van 26/07/2018), het decreet van de Franse Gemeenschap van 03 juni 2021 (Belgisch Staatsblad van 11/06/2021) en het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 20 september 2021 (Belgisch Staatsblad van 29/10/2021) 3) Lijst gebonden Staten

Verdrag van de Raad van Europa inzake cinematografische coproductie (herzien), en de Bijlagen I en II, gedaan te Rotterdam op 30 januari 2017 Preambule De lidstaten van de Raad van Europa en de andere staten die partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag (ETS nr.18) die dit Verdrag hebben ondertekend, Overwegende dat het doel van de Raad van Europa is het tot stand brengen van een grotere eenheid tussen zijn leden teneinde met name de idealen en beginselen die hun gemeenschappelijk erfgoed vormen te beschermen en te bevorderen;

Overwegende dat de vrijheid van vormgeving en de vrijheid van meningsuiting fundamentele elementen van deze beginselen vormen;

Overwegende dat het bevorderen van de culturele diversiteit van de verschillende Europese landen één van de doelstellingen van het Europees Cultureel Verdrag is;

Gelet op de UNESCO-Overeenkomst betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen (Parijs, 20 oktober 2005) waarin erkend wordt dat culturele diversiteit inherent is aan de mensheid en gestreefd wordt het scheppen, produceren, verspreiden, distribueren en genieten van cultuuruitingen te versterken; Overwegende dat de cinematografische coproductie, als middel voor vormgeving en expressie van de culturele diversiteit op mondiale schaal, dient te worden versterkt;

Zich ervan bewust dat film een belangrijk middel is voor culturele en artistieke expressie met een essentiële rol bij het ondersteunen van de vrijheid van meningsuiting, diversiteit en creativiteit, alsmede het democratisch burgerschap;

Vastbesloten deze beginselen te ontwikkelen en in herinnering roepend de aanbevelingen van het Comité van Ministers aan lidstaten inzake cinema en het audiovisuele gebied, en met name Aanbeveling Rec(86)3 inzake het bevorderen van de audiovisuele producties in Europa en Aanbeveling CM/Rec(2009)7 inzake nationaal filmbeleid en de diversiteit van culturele expressie;

Erkennend dat Resolutie Res(88)15 tot oprichting van een Europees fonds voor de ondersteuning van coproductie en distributie van oorspronkelijke cinematografische en audiovisuele werken "Eurimages" gewijzigd is zodat ook niet-lidstaten kunnen toetreden;

Vastbesloten deze doelstellingen te verwezenlijken door een gemeenschappelijke inspanning om samenwerking te bevorderen en regels op te stellen die toegesneden kunnen worden op cinematografische coproducties als geheel;

Overwegende dat het aannemen van gemeenschappelijke regels bijdraagt tot het verminderen van beperkingen en het bevorderen van de samenwerking op het gebied van cinematografische coproducties;

Gelet op de technologische, economische en financiële ontwikkeling van de filmindustrie sinds het Europees Verdrag inzake cinematografische coproductie (ETS nr. 147) in 1992 werd opengesteld voor ondertekening;

Ervan overtuigd dat deze ontwikkeling noopt tot herziening van het Verdrag van 1992 teneinde te waarborgen dat de relevantie en effectiviteit van dit kader voor cinematografische coproductie behouden blijven;

Erkennend dat het huidige Verdrag het Europees Verdrag inzake cinematografische coproductie dient te vervangen, Zijn het volgende overeengekomen: Hoofdstuk I. Algemene Bepalingen Artikel 1 - Doel van het Verdrag De partijen bij dit Verdrag verbinden zich ertoe de ontwikkeling van internationale cinematografische coproducties te bevorderen in overeenstemming met de volgende bepalingen.

Artikel 2 - Reikwijdte 1. Dit Verdrag regelt de betrekkingen tussen de partijen op het gebied van multilaterale coproducties die hun oorsprong vinden op het grondgebied van de partijen.2. Dit Verdrag is van toepassing op: a.coproducties waarbij ten minste drie coproducenten zijn betrokken die zijn gevestigd in drie verschillende partijen bij het Verdrag; en b. coproducties waarbij ten minste drie coproducenten zijn betrokken die zijn gevestigd in drie verschillende partijen bij het Verdrag en één of meer coproducenten die niet in deze partijen zijn gevestigd.De totale inbreng van de coproducenten die niet in de partijen bij het Verdrag zijn gevestigd mag echter niet meer bedragen dan 30% van de totale kosten van de productie.

In alle gevallen is dit Verdrag slechts van toepassing op voorwaarde dat het werk voldoet aan de omschrijving van een officiële coproductie van een cinematografisch werk als omschreven in artikel 3, onderdeel c, van dit Verdrag. 3. De bepalingen van bilaterale verdragen gesloten tussen de partijen bij dit Verdrag blijven van toepassing op bilaterale coproducties. In het geval van multilaterale coproducties hebben de bepalingen van dit Verdrag voorrang boven die van bilaterale verdragen tussen de partijen bij het Verdrag. De bepalingen betreffende bilaterale coproducties blijven van kracht indien zij niet in strijd zijn met de bepalingen van dit Verdrag. 4. Bij gebreke van een verdrag waarin de bilaterale betrekkingen ter zake van coproducties tussen twee partijen bij dit Verdrag zijn geregeld, is het Verdrag ook van toepassing op bilaterale coproducties, tenzij door één van de betrokken partijen een voorbehoud is gemaakt ingevolge artikel 22. Artikel 3 - Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder: a. "cinematografisch werk": een werk, ongeacht lengte of drager, in het bijzonder cinematografische fictiewerken, animatie en documentaires, dat voldoet aan de bepalingen die van kracht zijn voor de filmindustrie in elk van de betrokken partijen en dat is bestemd voor bioscoopvertoning;b. "coproducenten": filmproductie-ondernemingen of filmproducenten die zijn gevestigd in de partijen bij dit Verdrag en die zijn gebonden door een coproductie-overeenkomst;c. "officiële coproductie van een cinematografisch werk" (hierna "de film"): een cinematografisch werk dat voldoet aan de voorwaarden gesteld in Bijlage II, die een integrerend onderdeel van dit Verdrag vormt;d. "multilaterale coproductie": een cinematografisch werk geproduceerd door ten minste drie coproducenten als omschreven in artikel 2, tweede lid, hierboven. Hoofdstuk II. Regels die op coproducties van toepassing zijn Artikel 4 - Gelijkstelling met nationale films 1. Voor cinematografische werken die als multilaterale coproducties zijn vervaardigd en binnen de reikwijdte van dit Verdrag vallen, kan aanspraak worden gemaakt op de voordelen die aan nationale films worden toegekend door de wet- en regelgeving die van kracht is in elk van de partijen bij dit Verdrag die aan de desbetreffende coproductie deelnemen.2. De voordelen worden aan elke coproducent toegekend door de partij waarin de coproducent is gevestigd, onder de voorwaarden en binnen de grenzen bepaald in de wet- en regelgeving die in die partij van kracht is en in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag. Artikel 5 - Voorwaarden voor het verkrijgen van de coproductiestatus 1. Elke cinematografische coproductie dient te worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten van de partijen waarin de coproducenten zijn gevestigd, na overleg tussen de bevoegde autoriteiten en in overeenstemming met de procedures vervat in bijlage I.Deze bijlage vormt een integrerend onderdeel van dit Verdrag. 2. Aanvragen voor het verkrijgen van de coproductiestatus dienen ter goedkeuring bij de bevoegde autoriteiten te worden ingediend overeenkomstig de aanvraagprocedure vervat in bijlage I.Deze goedkeuring is onherroepelijk, behalve indien de aanvankelijk aangegane verplichtingen op artistiek, financieel en technisch gebied niet worden nagekomen. 3. Aan projecten van duidelijk pornografische aard of projecten die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld of waarin de menselijke waardigheid openlijk wordt aangetast, kan geen coproductiestatus worden verleend.4. De voordelen van de coproductiestatus worden toegekend aan coproducenten die worden geacht te beschikken over toereikende technische en financiële middelen en voldoende vakbekwaamheid.5. Elke verdragsluitende staat wijst de in het tweede lid van dit artikel genoemde bevoegde autoriteiten aan door middel van een verklaring, afgelegd bij de ondertekening of bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding. Deze verklaring kan daarna te allen tijde worden gewijzigd.

Artikel 6 - Verhouding tussen de inbreng van de coproducenten 1. In het geval van een multilaterale coproductie mag de kleinste inbreng niet minder dan 5% en de grootste inbreng niet meer dan 80% bedragen van de totale productiekosten van een cinematografisch werk. Wanneer de kleinste inbreng minder dan 20% bedraagt of de coproductie louter financieel van aard is, kan de betrokken partij stappen ondernemen om de toegang tot nationale steunmaatregelen voor producties te beperken of te blokkeren. 2. Wanneer dit Verdrag ingevolge de bepalingen van artikel 2, vierde lid, tussen twee partijen als bilateraal verdrag geldt, mag de kleinste inbreng niet minder dan 10% en de grootste inbreng niet meer dan 90% bedragen van de totale productiekosten van het cinematografische werk.Wanneer de kleinste inbreng minder dan 20% bedraagt of de coproductie louter financieel van aard is, kan de betrokken partij stappen ondernemen om de toegang tot nationale steunmaatregelen voor producties te beperken of te blokkeren.

Artikel 7 - Rechten van coproducenten op cinematografisch werk 1. De coproductie-overeenkomst dient te waarborgen dat elke coproducent de gezamenlijke eigendom verkrijgt van alle materiële en immateriële eigendomsrechten van de film.De overeenkomst dient een bepaling te bevatten dat de master van de film (eerste gemonteerde versie) wordt bewaard op een door beide coproducenten gezamenlijk overeen te komen locatie, waartoe zij vrije toegang dienen te hebben. 2. De coproductie-overeenkomst dient tevens te waarborgen dat elke coproducent tevens recht krijgt op toegang tot het materiaal en de master van de film voor gebruik als medium voor het maken van duplicaten. Artikel 8 - Technische en artistieke bijdrage 1. De inbreng van elke coproducent dient een wezenlijke technische en artistieke bijdrage te omvatten.In beginsel, en in overeenstemming met internationale verplichtingen die de partijen binden, dient de inbreng van de coproducenten in de vorm van creatief, technisch en artistiek personeel, acteurs en faciliteiten, evenredig te zijn aan hun investering. 2. Met inachtneming van de internationale verplichtingen die de partijen binden en de eisen van het scenario, dient de filmploeg te bestaan uit onderdanen van de staten die in de coproductie deelnemen en dient de post-productie in beginsel in die staten plaats te vinden. Artikel 9 - Financiële coproducties 1. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 8 en met inachtneming van de specifieke voorwaarden en grenzen vastgesteld in de wet- en regelgeving die in de partijen van kracht is, kan aan coproducties krachtens de bepalingen van dit Verdrag de coproductiestatus worden toegekend indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen: a.zij omvatten één of meer minderheidsdeelnemingen, die louter financieel van aard kunnen zijn, in overeenstemming met de coproductie-overeenkomst, mits elk nationaal aandeel niet minder bedraagt dan 10% en niet meer dan 25% van de productiekosten; b. zij omvatten een meerderheidscoproducent die een wezenlijke technische en artistieke bijdrage levert en voldoet aan de voorwaarden om zijn werk in zijn eigen land als nationaal werk te doen aanmerken;c. zij dragen bij aan het bevorderen van de culturele diversiteit en interculturele dialoog;en d. zij zijn onderwerp van coproductie-overeenkomsten waarin bepalingen zijn opgenomen inzake de verdeling van opbrengsten.2. Financiële coproducties komen slechts in aanmerking voor de coproductiestatus indien de bevoegde autoriteiten in elk afzonderlijk geval hun goedkeuring hebben verleend, hierbij in het bijzonder rekening houdend met de bepalingen van artikel 10 hieronder. Artikel 10 - Algemeen evenwicht 1. Er dient een algemeen evenwicht te worden gehandhaafd in de cinematografische betrekkingen tussen de partijen, zowel wat betreft het totaal geïnvesteerde bedrag, als wat betreft de artistieke en technische deelneming aan cinematografische coproducties.2. Een partij die na een redelijke periode vaststelt dat er sprake is van onevenwichtige betrekkingen op het gebied van coproducties met één of meer partijen, kan weigeren haar goedkeuring te verlenen aan een volgende coproductie totdat het evenwicht in de cinematografische betrekkingen met die partij(en) is hersteld. Artikel 11 - Binnenkomst en verblijf In overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving en internationale verplichtingen vergemakkelijkt elke partij de binnenkomst en het verblijf, alsmede het verlenen van werkvergunningen op haar grondgebied, van technisch en artistiek personeel uit andere partijen die aan een coproductie deelnemen. Op dezelfde manier staat elke partij de tijdelijke invoer en wederuitvoer toe van apparatuur die noodzakelijk is voor de productie en distributie van cinematografische werken die binnen de reikwijdte van dit Verdrag vallen.

Artikel 12 - Vermelding van coproducerende landen 1. De coproducerende landen dienen in de in coproductie vervaardigde cinematografische werken te worden vermeld.2. De namen van deze landen dienen duidelijk te worden vermeld in de titelrollen, in al het reclame- en promotiemateriaal en bij de vertoning van de cinematografische werken. Artikel 13 - Uitvoer Wanneer een in coproductie vervaardigd cinematografisch werk wordt uitgevoerd naar een land waar quota gelden voor de invoer van cinematografische werken en één van de coproducerende partijen voor haar cinematografische werken niet beschikt over het recht van vrije toegang tot het invoerende land: a. wordt het cinematografische werk in beginsel toegevoegd aan de quota van het land dat de grootste bijdrage levert;b. wordt het cinematografische werk, in het geval van een cinematografisch werk waarvoor door verschillende landen een gelijke bijdrage is geleverd, toegevoegd aan de quota van het land dat de beste mogelijkheden heeft voor uitvoer naar het invoerende land;c. wordt het cinematografische werk wanneer de bepalingen van de onderdelen a en b hierboven niet kunnen worden toegepast, opgenomen in de quota van de partij die de regisseur levert. Artikel 14 - Talen Wanneer de coproductiestatus wordt verleend, kan de bevoegde autoriteit van een partij van de daarin gevestigde coproducent een definitieve versie van het cinematografische werk eisen in één van de talen van die partij.

Artikel 15 - Festivals Tenzij de coproducenten anders beslissen, worden in coproductie vervaardigde cinematografische werken op internationale festivals vertoond door de partij waar de meerderheidscoproducent is gevestigd of, in het geval van gelijke financiële deelneming, door de partij die de regisseur levert.

Hoofdstuk III. Slotbepalingen Artikel 16 - Gevolgen van het Verdrag 1. Dit Verdrag treedt ten aanzien van de staten die er partij bij zijn in de plaats van het Europees Verdrag inzake cinematografische coproductie, dat op 2 oktober 1992 werd opengesteld voor ondertekening.2. In de betrekkingen tussen een partij bij dit Verdrag en een partij bij het Verdrag van 1992 die dit Verdrag niet heeft bekrachtigd blijft het Verdrag van 1992 van toepassing. Artikel 17 - Follow-up van het Verdrag en wijzigingen van de bijlagen I en II 1. De Raad van Bestuur van het Europees fonds voor de ondersteuning van coproductie en distributie van oorspronkelijke cinematografische en audiovisuele werken "Eurimages" is verantwoordelijk voor de follow-up van dit Verdrag.2. Elke partij bij dit Verdrag die geen lid is van "Eurimages" kan vertegenwoordigd worden en één stem hebben in de Raad van Bestuur van "Eurimages" wanneer het bestuur de ingevolge het Verdrag aan haar toegewezen taken uitvoert.3. Teneinde de effectieve toepassing van het Verdrag te bevorderen, kan de Raad van Bestuur van "Eurimages": a.voorstellen doen om de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken tussen de partijen te vergemakkelijken; b. en standpunt innemen over elke kwestie die verband houdt met de toepassing en implementatie van dit Verdrag en in dit opzicht specifieke aanbevelingen doen aan de partijen.4. Teneinde de bepalingen van de bijlagen I en II bij dit Verdrag te actualiseren om hun relevantie voor de gebruikelijke praktijken in de cinematografische industrie te blijven waarborgen, kan elke partij, het Comité van Ministers of de Raad van Bestuur van het Europees fonds voor de ondersteuning van coproductie en distributie van oorspronkelijke cinematografische en audiovisuele werken "Eurimages" wijzigingen voorstellen.Zij worden door de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa medegedeeld aan de partijen. 5. Na raadpleging van de partijen kan het Comité van Ministers een overeenkomstig het vierde lid voorgestelde wijziging aannemen met de in artikel 20, onderdeel d, van het Statuut van de Raad van Europa voorziene meerderheid.De wijziging wordt van kracht na het verstrijken van een tijdvak van een jaar na de datum waarop deze is toegestuurd aan de partijen. Gedurende dit tijdvak kan elke partij de Secretaris-Generaal in kennis stellen van enig bezwaar tegen de inwerkingtreding van de wijziging ten aanzien van haar. 6. Indien een derde van de partijen de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa in kennis stelt van een bezwaar tegen het van kracht worden van de wijziging, wordt de wijziging niet van kracht.7. Indien minder dan een derde van de partijen kennisgeving heeft gedaan van bezwaar, wordt de wijziging van kracht voor de partijen die geen kennisgeving van bezwaar hebben gedaan.8. Indien een wijziging overeenkomstig het vijfde tot en met zevende lid van dit artikel van kracht is geworden en een partij kennisgeving heeft gedaan van een bezwaar ertegen, wordt deze wijziging voor de desbetreffende partij van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de partij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa in kennis heeft gesteld van haar aanvaarding van de wijziging.Een partij die bezwaar heeft ingediend kan dit te allen tijde intrekken door middel van een kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. 9. Indien een wijziging is aanvaard door het Comité van Ministers, kan een staat of de Europese Unie zijn of haar instemming te worden gebonden door het Verdrag niet tot uitdrukking brengen zonder tegelijkertijd de wijziging te aanvaarden. Artikel 18 - Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring 1. Dit Verdrag staat open voor ondertekening door de lidstaten van de Raad van Europa en door de andere staten die partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag, die hun instemming door het Verdrag gebonden te worden tot uitdrukking kunnen brengen door: a.ondertekening zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring; of b. ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, gevolgd door bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.2. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. Artikel 19 - Inwerkingtreding 1. Het Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend na het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum waarop drie Staten, waaronder ten minste twee lidstaten van de Raad van Europa, hun instemming door het Verdrag te worden gebonden tot uitdrukking hebben gebracht in overeenstemming met de bepalingen van artikel 18.2. Ten aanzien van een ondertekenende staat die later zijn instemming door het Verdrag te worden gebonden tot uitdrukking brengt, treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand volgend na het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ondertekening of de nederlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring. Artikel 20 - Toetreding van niet-lidstaten 1. Na de inwerkingtreding van dit Verdrag kan het Comité van Ministers van de Raad van Europa, na raadpleging van de partijen, elke staat die geen lid is van de Raad van Europa alsmede de Europese Unie uitnodigen tot dit Verdrag toe te treden, door middel van een besluit dat is genomen met de meerderheid voorzien in artikel 20, onderdeel d, van het Statuut van de Raad van Europa en met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigers van de verdragsluitende staten die recht hebben op een zetel in het Comité van Ministers.2. Ten aanzien van een toetredende staat of de Europese Unie, ingeval zij toetreedt, treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand volgend na het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van nederlegging van de akte van toetreding bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. Artikel 21 - Territoriale toepassing 1. Elke staat kan op het tijdstip van de ondertekening of van de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding het grondgebied of de grondgebieden waarop dit Verdrag van toepassing is nader aangeven.2. Elke partij kan, te allen tijde daarna, door middel van een verklaring gericht aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, de toepassing van dit Verdrag uitbreiden tot elk ander in de verklaring aangegeven grondgebied.Ten aanzien van een dergelijk grondgebied treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van de verklaring door de Secretaris-Generaal. 3. Elke ingevolge de twee voorgaande leden afgelegde verklaring kan ten aanzien van elk in die verklaring aangegeven grondgebied worden ingetrokken door middel van een kennisgeving gericht aan de Secretaris-Generaal.De intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.

Artikel 22 - Voorbehouden 1. Elke staat kan bij de ondertekening of bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding verklaren dat artikel 2, vierde lid, niet van toepassing is op zijn bilaterale betrekkingen op het gebied van coproducties met één of meer partijen.Bovendien kan hij zich het recht voorbehouden een maximale deelneming vast te stellen die afwijkt van de in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, bepaalde deelneming. Andere voorbehouden mogen niet worden gemaakt. 2. Elke partij die ingevolge het voorgaande lid een voorbehoud heeft gemaakt, kan dit geheel of gedeeltelijk intrekken door middel van een kennisgeving gericht aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.De intrekking wordt van kracht op de datum van ontvangst van deze kennisgeving door de Secretaris-Generaal.

Artikel 23 - Opzegging 1. Elke partij kan dit Verdrag te allen tijde opzeggen door middel van een kennisgeving gericht aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.2. Deze opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal. Artikel 24 - Kennisgeving De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa stelt de lidstaten van de Raad van Europa, de Europese Unie en elke staat die is toegetreden of uitgenodigd toe te treden tot dit Verdrag in kennis van: a. elke ondertekening;b. de nederlegging van elke akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding;c. elke datum van inwerkingtreding van dit Verdrag overeenkomstig de artikelen 19, 20 en 21;d. elk voorbehoud en elke intrekking van voorbehouden gemaakt ingevolge artikel 22;e. elke verklaring afgelegd overeenkomstig artikel 5, vijfde lid;f. elke opzegging waarvan kennisgeving is gedaan overeenkomstig artikel 23;g. elke andere akte, kennisgeving of mededeling met betrekking tot dit Verdrag. Ten blijke waarvan, de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

Gedaan te Rotterdam, op 30 januari 2017, in het Engels en het Frans, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in één exemplaar dat wordt neergelegd in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa doet een voor eensluidend verklaard afschrift toekomen aan elk van de in artikel 18, eerste lid, genoemde Staten, alsmede aan de Europese Unie en aan elke Staat die is uitgenodigd tot dit Verdrag toe te treden.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

VERKLARING VAN BELGIE Overeenkomstig artikel 5, paragraaf 5, van het Verdrag geeft het Koninkrijk België te kennen dat de volgende autoriteiten zijn aangewezen als bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 5, paragraaf 5, van het Verdrag: "Voor de Vlaamse Gemeenschap: Vlaams Audiovisueel Fonds Bischoffsheimlaan 38 B-1000 Brussel Voor de Franse Gemeenschap: Centrum voor de Film en de Audiovisuele Sector van de Franse Gemeenschap van België Leopold II laan, 44 B-1080 Bruxelles Voor de Duitstalige Gemeenschap: Regering van de Duitstalige Gemeenschap Klötzerbahn, 32 B-4700 Eupen "

Lijst gebonden Staten

Staat

Ondertekening

Ratificatie

Inwerkingtreding

Albanië

17/05/2021


Armenië

24/01/2018

20/10/2020

01/02/2021

België

28/08/2017

22/11/2022

01/03/2023

Bulgarije

12/06/2019

10/12/2019

01/04/2020

Cyprus

04/05/2017


Denemarken

16/04/2018

25/01/2019

01/05/2019

Duitsland

09/03/2022


Estland

08/07/2020

21/01/2021

01/05/2021

Finland

18/11/2020

05/07/2022

01/11/2022

Georgië

06/09/2018

13/03/2019

01/07/2019

Griekenland

30/01/2017

06/09/2022

01/01/2023

Hongarije

29/04/2019

10/09/2019

01/01/2020

Ierland

16/05/2019 (o)

16/05/2019 (o)

01/09/2019

IJsland

22/04/2021


Italië

30/01/2017

08/02/2022

01/06/2022

Kroatië

20/04/2018

28/09/2018

01/01/2019

Letland

06/03/2018

17/04/2019

01/08/2019

Litouwen

19/06/2017

26/09/2018

01/01/2019

Luxemburg

30/01/2017

26/01/2021

01/05/2021

Malta

30/01/2017

16/01/2018

01/05/2018

Montenegro

28/06/2019

09/08/2019

01/12/2019

Nederland

30/01/2017

24/08/2017

01/12/2017

Noord-Macedonië

08/10/2018

19/06/2020

01/10/2020

Noorwegen

30/01/2017

03/03/2017

01/10/2017

Oekraïne

25/11/2022


Oostenrijk

02/10/2019

03/08/2021

01/12/2021

Polen

18/07/2017

18/04/2019

01/08/2019

Portugal

30/01/2017


Roemenië

19/01/2021

14/01/2022

01/05/2022

Servië

30/01/2017

27/11/2018

01/03/2019

Slovaakse Republiek

30/01/2017

29/06/2017

01/10/2017

Slovenië

30/01/2017

20/01/2020

01/05/2020

Spanje

23/05/2017

07/04/2022

01/08/2022

Tsjechische Republiek

30/04/2019

11/12/2020

01/04/2021

Verenigd Koninkrijk

07/02/2019

18/06/2021

01/10/2021

Zweden

03/05/2017 (o)

03/05/2017 (o)

01/10/2017

Zwitserland

10/04/2019

10/04/2019

01/08/2019


o: ondertekening zonder voorbehoud van bekrachtiging

^