Etaamb.openjustice.be
Wet van 07 juni 2007
gepubliceerd op 27 juli 2007

Wet houdende instemming met het Protocol, opengesteld voor ondertekening te Berlijn van 1 juni 2006 tot 1 november 2006, tot wijziging van de Overeenkomst inzake de oprichting van een Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst, gesloten te Bonn op 6 juni 1955 (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2007015105
pub.
27/07/2007
prom.
07/06/2007
ELI
eli/wet/2007/06/07/2007015105/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 JUNI 2007. - Wet houdende instemming met het Protocol, opengesteld voor ondertekening te Berlijn van 1 juni 2006 tot 1 november 2006, tot wijziging van de Overeenkomst inzake de oprichting van een Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst, gesloten te Bonn op 6 juni 1955 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Protocol, opengesteld voor ondertekening te Berlijn van 1 juni 2006 tot 1 november 2006, tot wijziging van de Overeenkomst inzake de oprichting van een Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst, gesloten te Bonn op 6 juni 1955, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 7 juni 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2006-2007. Senaat : Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 2 april 2007, nr. 3-2376/1.

Verslag namens commissie, nr. 3-2376/2.

Parlementaire handelingen. - Bespreking. Vergadering van 19 april 2007. - Stemming.Vergadering van 19 april 2007.

Kamer van volksvertegenwoordigers : Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 51-3083/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-3083/2.

Parlementaire handelingen. - Bespreking. Vergadering van 24 april 2007. - Stemming.Vergadering van 25 april 2007. (2) Dit Protocol is nog niet in werking getreden. Protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake de oprichting van een Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst De regeringen van het Koninkrijk België, de Franse Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, de Staat Israël, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Polen, het Verenigd Koninkrijk; van Groot-Brittannië en Noord-lerland en de Verenigde Staten van Amerika, Geleid door de wens de Overeenkomst inzake de oprichting van een Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst, oorspronkelijk gesloten te Bonn op 6 juni 1955, zoals nadien gewijzigd, te wijzigen, Zijn het volgende overeengekomen : Artikel I De volgende alinea's worden vóór de laatste overweging aan de preambule toegevoegd : « Overwegende dat de regeringen van de Helleense Republiek en de Republiek Polen nadien partij zijn geworden bij de Overeenkomst inzake de oprichting van een Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst en derhalve lid zijn van de Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst; » « Geleid door de wens toegang te waarborgen, ten behoeve van onderzoek, tot de archieven en documenten die door de Internationale Opsporingsdienst worden bewaard, zowel ter plaatse als door middel van afschriften van de archieven en documenten; » « Overwegende dat de regeringen van oordeel zijn dat de bescherming van persoonsgegevens voldoende gewaarborgd wordt door de nationale wetgeving van elk van hen en dat zij verwachten dat bij het verlenen van toegang tot de bovengenoemde afschriften elke regering rekening houdt met de gevoeligheid van bepaalde informatie die daarin vervat kan zijn; » Artikel II De volgende tekst wordt aan het einde van artikel 2, lid a) toegevoegd : « met inbegrip van toegang voor onderzoekers te Bad Arolsen tot de archieven en documenten die door deze dienst worden bewaard. » Artikel III Er wordt een artikel 8bis toegevoegd : « Artikel 8bis a) Elke regering ontvangt op verzoek een enkel afschrift van de archieven en documenten van de Internationale Opsporingsdienst.b) Elke regering kan deze archieven en documenten ten behoeve van onderzoek toegankelijk maken in de gebouwen van een geschikt archiefcentrum op haar grondgebied, waarbij toegang wordt verleend in overeenstemming met de relevante nationale wetgeving en nationale regels en praktijken voor archieven.» Artikel IV Dit Protocol treedt in werking op de datum waarop alle overeenkomstsluitende regeringen de regering van de Bondsrepubliek Duitsland ervan in kennis hebben gesteld dat aan de nationale vereisten voor deze inwerkingtreding is voldaan. De desbetreffende datum is de datum waarop de laatste kennisgeving door de regering van de Bondsrepubliek Duitsland is ontvangen.

Dit Protocol wordt gesloten in de Duitse, de Franse en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Het staat van 1 juni 2006 tot 1 november 2006 op het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland te Berlijn open voor ondertekening in een enkel exemplaar door alle regeringen die lid zijn van de Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst.

De regering van de Bondsrepubliek Duitsland zendt een gewaarmerkt afschrift aan alle ondertekenende regeringen en aan de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties ter registratie artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.

(PRO MEMORIA) Overeenkomst inzake de oprichting van een Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst De Regeringen van het Koninkrijk België, de Franse Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Staat Israël, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Britannië en Noord-Ierland en de Verenigde Staten van Amerika;

Overwegende dat een Internationale Opsporingsdienst werd opgericht te Arolsen teneinde vermiste personen op te sporen en gegevens over Duitse en niet-Duitse personen die in nationaal-socialistische concentratie- of arbeidskampen geïnterneerd zijn geweest, of over niet-Duitse personen die werden verplaatst tengevolge van de tweede wereldoorlog, te verzamelen, te classificeren, te bewaren en toegankelijk te maken voor de regeringen en belanghebbende personen;

Overwegende dat de Geallieerde Hoge Commissie voor Duitsland de verantwoordelijkheid op zich heeft genomen voor de werkzaamheden van deze Internationale Opsporingsdienst, welke verantwoordelijkheid vroeger berustte bij de UNRRA en bij de Internationale Vluchtelingenorganisatie;

Overwegende dat krachtens artikel 1 (d) van Hoofdstuk VII van het Verdrag inzake de regeling van aangelegenheden voortspruitende uit de oorlog en de bezetting (zoals dit is gewijzigd bij Bijlage IV van het Protocol inzake de beëindiging van het bezettingsregime in de Bondsrepubliek Duitsland, ondertekend te Parijs op 23 oktober 1954) de regering van de Bondsrepubliek Duitsland zich heeft verplicht om de voortzetting van de thans door de Internationale Opsporingsdienst verrichte werkzaamheden te verzekeren;

Met het oog op het feit dat de Geallieerde Hoge Commissie heeft opgehouden te bestaan en dat de regeringen van de Franse Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Britannië en Noord-Ierland en de Verenigde Staten van Amerika, overeenkomstig de notawisseling inzake de voortzetting van de werkzaamheden van de Internationale Opsporingsdienst, zijn overeengekomen dat, als eerste daad tot uitvoering van artikel 1 (d) van Hoofdstuk 7 van genoemd Verdrag, de verantwoordelijkheid voor de leiding en het beheer van de Internationale Opsporingsdienst voorlopig voor een periode van vijf jaar te rekenen van de inwerkingtreding van bovengenoemd Verdrag af, aan het Internationale Comité van het Rode Kruis zal worden overgedragen;

Verlangende de internationale samenwerking welke op dit gebied bestaat, te handhaven, de samenwerking te verzekeren van andere belanghebbende staten, de Westeuropese Unie en andere belanghebbende organisaties, en zorg te dragen voor de bescherming van de archieven en documenten, Zijn overeengekomen als volgt : Artikel 1 a) Bij deze wordt een Internationale Commissie opgericht, bestaande uit een vertegenwoordiger van elk der bij deze Overeenkomst partij zijnde regeringen en onder voorzitterschap van een van deze vertegenwoordigers.De eerste voorzitter van de Internationale Commissie is het Belgische lid. b) De Internationale Commissie kan, met eenparigheid van stemmen, door andere belanghebbende regeringen aangewezen vertegenwoordigers uitnodigen, deel te nemen aan alle besprekingen over aangelegenheden welke voor die regeringen van belang zijn.De Secretaris-Generaal van de Westeuropese Unie of diens vertegenwoordiger, en een vertegenwoordiger van het Internationale Comité van het Rode Kruis kunnen op hun verzoek de besprekingen bijwonen; zij ontvangen een afschrift van de notulen van alle vergaderingen van de Internationale Commissie. c) De Internationale Commissie wordt voor de eerste keer door de voorzitter bijeengeroepen niet later dan zestig dagen na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst.Daarna vergadert zij wanneer zij zulks zal besluiten, met dien verstande dat haar voorzitter haar bijeenroept binnen dertig dagen na een verzoek gedaan door twee van haar leden of door de Secretaris-Generaal van de Westeuropese Unie of door het Internationale Comité van het Rode Kruis. d) De Internationale Commissie neemt haar besluiten bij eenvoudige meerderheid van de door de aanwezige of vertegenwoordigde leden uitgebrachte stemmen, tenzij de Internationale Commissie anders mocht beslissen of enige andere procedure uitdrukkelijk is vastgesteld.e) De Internationale Commissie stelt zelf haar huishoudelijk reglement vast, voor zover dit niet reeds is geschied. Artikel 2 a) De Internationale Commissie heeft tot taak, de samenwerking te verzekeren tussen de in de Commissie vertegenwoordigde Regeringen ten aanzien van vraagstukken met betrekking tot de Internationale Opsporingsdienst, en richtlijnen vast te stellen, in overeenstemming met het Internationale Comité van het Rode Kruis, voor de werkzaamheden van de Internationale Opsporingsdienst.b) De richtlijnen bedoeld in lid a) van dit artikel worden aan het Internationale Comité van het Rode Kruis ter uitvoering toegezonden.c) Bijzonderheden met betrekking tot de uitvoering van de in lid a) van dit artikel bedoelde richtlijnen en met betrekking tot de samenwerking tussen de Internationale Commissie en het Internationale Comité van het Rode Kruis worden geregeld door middel van speciale overeenkomsten tussen de Internationale Commissie en het Internationale Comité van het Rode Kruis. Artikel 3 De regeringen welke deze Overeenkomst hebben ondertekend, machtigen hierbij de voorzitter van de Internationale Commissie : a) om namens hun de als Bijlage A hiernevens gevoegde Overeenkomst met het Internationale Comité van het Rode Kruis te sluiten;b) om, indien bij daartoe met eenparigheid van stemmen door de leden van de Commissie is gemachtigd, de nadere overeenkomsten te sluiten welke eventueel nodig kunnen zijn ter wijziging van bovengenoemde Overeenkomst. Artikel 4 De Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen wordt verzocht, een permanente waarnemer bij de Internationale Commissie te benoemen, ter behartiging van de belangen van de personen die onder zijn mandaat vallen.

Artikel 5 Niet-gouvernementele organisaties welke een duidelijk omschreven belang hebben bij de werkzaamheden van de Internationale Opsporingsdienst, kunnen voorstellen voorleggen aan de Internationale Commissie en, onder door de Commissie te stellen voorwaarden, uitgenodigd worden, deel te nemen aan de besprekingen over deze voorstellen.

Artikel 6 Elk der in de Internationale Commissie vertegenwoordigde Regeringen en de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen zijn bevoegd, op eigen kosten een permanent verbindingsbureau bij de Internationale Opsporingsdienst in stand te houden.

Artikel 7 De bij de Internationale Commissie vertegenwoordigde regeringen verlenen binnen de grenzen van haar wetgeving bijstand aan de Internationale Opsporingsdienst door het onderzoeken, het kopiëren en, voor zover zulks niet in strijd is met de belangen van de betrokken Regering (en) en onder voorbehoud van de eigendomsrechten op deze documenten, het overdragen aan de Internationale Opsporingsdienst van alle documenten welke thans of in de toekomst in hun landen in staatsarchieven, openbare of particuliere archieven worden bewaard en welke betrekking hebben op de in de eerste alinea van de preambule van deze Overeenkomst omschreven groepen personen.

Artikel 8 a) Op uitnodiging van de regeringen welke deze Overeenkomst ondertekenen - tot welke uitnodiging door deze regeringen met eenparigheid van stemmen moet zijn besloten, - kunnen andere belanghebbende regeringen als leden deelnemen in de Internationale Commissie.b) Het lidmaatschap van de Internationale Commissie gaat in nadat de uitgenodigde regering aan de regering van de Bondsrepubliek Duitsland heeft medegedeeld, dat zij het lidmaatschap aanvaardt en bereid is deel te nemen.De regering van de Bondsrepubliek Duitsland doet aan de andere in de Internationale Commissie vertegenwoordigde regeringen mededeling van zodanige aanvaarding en van de datum ervan.

Artikel 9 Een volledige inhoudsopgave van de archieven en van de documenten van de Internationale Opsporingsdienst, ondertekend door vertegenwoordigers van de regeringen van de Franse Republiek, van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Britannië en Noord-Ierland en van de Verenigde Staten van Amerika enerzijds, en door een vertegenwoordiger van het Internationale Comité van het Rode Kruis anderzijds zal bij het origineel van deze Overeenkomst worden neder-gelegd. Voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van deze opgave zullen worden toegezonden aan de in de Internationale Commissie vertegenwoordigde regeringen en aan de Secretaris-Generaal van de Westeuropese Unie; een origineel exemplaar zal worden gezonden aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.

Artikel 10 Deze Overeenkomst treedt in werking voor de duur van vijf jaar op de datum van inwerkingtreding van het bovengenoemde Verdrag inzake de regeling van aangelegenheden voortspruitende uit de oorlog en de bezetting. Uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst zullen de regeringen welke bij de Overeenkomst partij zijn, overleg plegen over de voortzetting of de wijziging van de Overeenkomst.

Ten blijke waarvan de gevolmachtigden deze Overeenkomst hebben ondertekend en daaraan hun zegel hebben gehecht.

Gedaan te Bonn, de 6e juni 1955, in de Franse, de Duitse en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar dat zal worden nedergelegd in het archief van de regering van de Bondsrepubliek Duitsland. De regering van de Bondsrepubliek Duitsland zal een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift doen toekomen aan elk der andere ondertekenende Regeringen, aan andere regeringen zodra deze het lidmaatschap van de Internationale Commissie hebben aanvaard, alsmede aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties ter registratie overeenkomstig artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties, en aan de Secretaris-Generaal van de Westeuropese Unie.

(PRO MEMORIA) Protocol tot verlenging en wijziging van de Overeenkomst inzake de oprichting van een Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst De Regeringen van het Koninkrijk België, de Franse Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Griekenland, de Staat Israël, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Britannië en Noord-Ierland en de Verenigde Staten van Amerika, Wensende de op 6 juni 1955 te Bonn gesloten Overeenkomst inzake de oprichting van een Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst te verlengen en te wijzigen, Zijn overeengekomen als volgt : Artikel I Onder voorbehoud van de volgende bepalingen wordt de werkingsduur van de Overeenkomst van 6 juni 1955 inzake de oprichting van een Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst (hierna te noemen « de Overeenkomst ») verlengd voor een nieuw tijdvak van vijf jaar, hetwelk op 5 mei 1965 afloopt. Ten hoogste een jaar voor de afloop van dit tijdvak zullen de regeringen die bij dit Protocol partij zijn, met elkaar in overleg treden terzake van de verlenging of de wijziging van de Overeenkomst.

Artikel II In de artikelen 4 en 6 van de Overeenkomst worden na de woorden « Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen » toegevoegd de woorden « of een andere instelling van de Verenigde Naties die hem zou opvolgen bij de uitoefening van zijn taken tot internationale bescherming der vluchtelingen ».

Artikel III Artikel 9 van de Overeenkomst komt als volgt te luiden : « Artikel 9 Na de ondertekening van de drie originele teksten van de volledige inhoudsopgave van de archieven en van de documenten van de Internationale Opsporingsdienst, opgesteld volgens de voorwaarden die zijn vastgesteld door een op 19 oktober 1955 tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de Franse Republiek, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Britannië en Noord-Ierland, de Verenigde Staten van Amerika, enerzijds, en het Internationale Comité van het Rode Kruis, anderzijds, overeengekomen Protocol) zullen de drie regeringen daarvan een exemplaar doen nederleggen bij het origineel van de Overeenkomst; het tweede exemplaar zal aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties worden toegezonden, terwijl het derde exemplaar zal blijven berusten bij het Internationale Comité van het Rode Kruis zolang dit verantwoordelijk is voor de Internationale Opsporingsdienst. De Directeur van de Internationale Opsporingsdienst zal er voor zorgen, dat deze inhoudsopgave van dag tot dag tot de laatste stand wordt bijgehouden.

Artikel IV Dit Protocol zal op 5 mei 1960 in werking treden.

Ten blijke waarvan de ondergetekende Gevolmachtigden dit Protocol hebben ondertekend.

Gedaan te Bonn, de 23 e augustus 1960, in de Franse, de Duitse en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar, dat zal worden nedergelegd in het archief van de regering van de Bondsrepubliek Duitsland. De regering van de Bondsrepubliek Duitsland zal een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift doen toekomen aan elk der andere ondertekenende Regeringen, aan andere regeringen zodra deze het lidmaatschap van de Internationale Commissie hebben aanvaard, alsmede aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties ter registratie overeenkomstig artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties, en aan de Secretaris-Generaal van de Westeuropese Unie.

Protocol, opengesteld voor ondertekening te Berlijn van 1 juni 2006 tot 1 november 2006, tot wijziging van de Overeenkomst inzake de oprichting van een Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst, gesloten te Bonn op 6 juni 1955 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^