Etaamb.openjustice.be
Wet van 07 juli 2005
gepubliceerd op 14 oktober 2005

Wet houdende instemming met de volgende Internationale Akten :

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2005015105
pub.
14/10/2005
prom.
07/07/2005
ELI
eli/wet/2005/07/07/2005015105/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 JULI 2005. - Wet houdende instemming met de volgende Internationale Akten :


1° Overeenkomst opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het gebruik van informatica op douanegebied, gedaan te Brussel op 26 juli 1995; 2° Akkoord betreffende de voorlopige toepassing tussen een aantal lid-Staten van de Europese Unie van de op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie opgestelde Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied, gedaan te Brussel op 26 juli 1995; 3° Protocol opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de prejudiciële uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied en de Verklaring, gedaan te Brussel op 29 november 1996; 4° Protocol opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende het toepassingsgebied van het witwassen van opbrengsten in de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied, alsmede betreffende de opneming van het registratienummer van het vervoermiddel in de Overeenkomst, en de Verklaringen, gedaan te Brussel op 12 maart 1999 (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het gebruik van informatica op douanegebied, gedaan te Brussel op 26 juli 1995, zal volkomen gevolg hebben.

Art. 3.Het Akkoord betreffende de voorlopige toepassing tussen een aantal lidstaten van de Europese Unie van de op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie opgestelde Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied, gedaan te Brussel op 26 juli 1995, zal volkomen gevolg hebben.

Art. 4.Het Protocol opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de prejudiciële uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied en de Verklaring, gedaan te Brussel op 29 november 1996, zullen volkomen gevolg hebben.

Art. 5.Het Protocol opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende het toepassingsgebied van het witwassen van opbrengsten in de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied, alsmede betreffende de opneming van het registratienummer van het vervoermiddel in de Overeenkomst, en de Verklaringen, gedaan te Brussel op 12 maart 1999, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 7 juli 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 16 februari 2005, nr. 3-1030/1. - Verslag, nr. 3-1030/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 21 april 2005. - Stemming, vergadering van 21 april 2005. Kamer van volksvertegenwoordigers Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 51-1725/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-1725/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 26 mei 2005. - Stemming, vergadering van 26 mei 2005.

Overeenkomst opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het gebruik van informatica op douanegebied De Hoge Overeenkomstsluitende Partijen, lid Staten van de Europese Unie, Verwijzend naar het besluit van de Raad van de Europese Unie van 26 juli 1995;

Verwijzend naar de verplichtingen in de Overeenkomst inzake wederzijdse bijstand tussen de onderscheiden douaneadministraties, ondertekend te Rome op 7 september 1967;

Overwegende dat de douaneadministraties, tezamen met andere bevoegde autoriteiten, aan de buitengrenzen en binnen de territoriale grenzen van de Gemeenschap verantwoordelijk zijn voor het voorkomen, het onderzoeken en het bestrijden van overtredingen niet alleen van communautaire regelingen maar ook nationale wetten, in het bijzonder van wetten als bedoeld in de artikelen 36 en 223 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

Overwegende dat de zich steeds verder ontwikkelende illegale handel van allerlei aard een ernstige bedreiging van de volksgezondheid, openbare zedelijkheid en openbare veiligheid vormt;

Ervan overtuigd dat het noodzakelijk is om de samenwerking tussen douaneadministraties te versterken door procedures vast te leggen in het kader waarvan douaneadministraties gezamenlijk kunnen optreden en persoonsgegevens en andere gegevens over illegale handelsactiviteiten kunnen uitwisselen, waarbij zij nieuwe technologie voor het beheer en het verzenden van dergelijke informatie toepassen, met inachtneming van het bepaalde in het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, ondertekend te Straatsburg op 28 januari 1981;

Indachtig dat het tot de dagelijkse werkzaamheden van de douaneadministraties behoort om zowel communautaire als niet-communautaire bepalingen toe te passen en dat er dientengevolge een onmiskenbare noodzaak bestaat om te garanderen dat de bepalingen betreffende wederzijdse bijstand en administratieve samenwerking in beide sectoren zich zoveel mogelijk parallel ontwikkelen, hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen : HOOFDSTUK I. - DEFINITIES Artikel 1 Voor de toepassing van deze Overeenkomst : 1. wordt onder « nationale wetten » verstaan : wetten en regelingen van een lid-Staat ter uitvoering waarvan de douaneadministratie van die lid-Staat gehele of gedeeltelijke bevoegdheid bezit, met betrekking tot : - het verkeer van goederen die zijn onderworpen aan verbods-, beperkende of controlemaatregelen, in het bijzonder de maatregelen als bedoeld in de artikelen 36 en 223 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; - het overdragen, omzetten, verbergen of verhullen van voorwerpen of opbrengsten verworven door, al dan niet rechtstreeks verkregen uit of gebruikt in de illegale internationale handel in verdovende middelen; 2. wordt onder « persoonsgegevens » verstaan : iedere informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;3. wordt onder « gegevensverstrekkende lid-Staat » verstaan : een Staat die een gegeven in het douane-informatiesysteem invoert. HOOFDSTUK II. INSTELLING VAN EEN DOUANE-INFORMATIESYSTEEM Artikel 2 1. De douaneadministraties van de lid-Staten richten in en onderhouden een gemeenschappelijk geautomatiseerd informatiesysteem voor douanedoeleinden, hierna « het douane-informatiesysteem » te noemen.2. Het douane-informatiesysteem heeft tot doel, in overeenstemming met het bepaalde in deze Overeenkomst, bij te dragen tot het voorkomen, het onderzoeken en het vervolgen van ernstige overtredingen van nationale wetten, door verbetering, via een snelle verspreiding van informatie, van de doeltreffendheid van de samenwerkings- en controleprocedures van de douaneadministraties van de lid-Staten. HOOFDSTUK III. - FUNCTIONEREN EN GEBRUIK VAN HET DOUANE-INFORMATIESYSTEEM Artikel 3 1. Het douane-informatiesysteem bestaat uit een centrale gegevensbank en is in elke lid-Staat door middel van terminals toegankelijk.Het bevat uitsluitend gegevens die voor de verwezenlijking van zijn doel, als omschreven in artikel 2, lid 2, noodzakelijk zijn, met inbegrip van persoonsgegevens, in de volgende categorieën : i) goederen, ii) vervoermiddelen, iii) bedrijven, iv) personen, v) trends met betrekking tot fraude, vi) beschikbaarheid van deskundigheid.2. De Commissie draagt zorg voor het technisch beheer van de infrastructuur van het douane-informatiesysteem volgens de regels die zijn neergelegd in de in het kader van de Raad vastgestelde uitvoeringsbepalingen. De Commissie brengt over het beheer verslag uit aan het in artikel 16 bedoelde Comité. 3. De Commissie stelt dit Comité in kennis van de voor het technisch beheer getroffen praktische regelingen. Artikel 4 De lid-Staten bepalen voor elk van de categorieën i) tot en met vi) van artikel 3 welke gegevens in het douane-informatiesysteem worden ingevoerd, voor zover zulks noodzakelijk is voor het doel van het systeem. Voor de categorieën v) en vi) van artikel 3 worden in geen geval persoonsgegevens ingevoerd. Voor de categorieën i) tot en met iv) van artikel 3 mogen de ingevoerde persoonsgegevens niet meer omvatten dan : i) naam, meisjesnaam, voornamen en bijnamen, ii) geboortedatum en -plaats, iii) nationaliteit, iv) geslacht, v) bijzondere objectieve en permanente fysieke kenmerken, vi) reden voor de invoering van gegevens in het douane-informatiesysteem, vii) voorgestelde actie, viii) een waarschuwingscode die aangeeft of de persoon ooit gewapend of gewelddadig is geweest dan wel ooit een vluchtpoging heeft gedaan. In geen geval mogen persoonsgegevens worden ingevoerd als genoemd in artikel 6, eerste zin, van het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, ondertekend te Straatsburg op 28 januari 1981, hierna « het Verdrag van Straatsburg van 1981 » te noemen.

Artikel 5 1. Gegevens in de categorieën i) tot en met iv) van artikel 3 mogen uitsluitend met het oog op melding van waarneming, onopvallende of gerichte controles in het douane-informatiesysteem worden ingevoerd.2. Ten behoeve van de voorgestelde acties als bedoeld in lid 1 mogen persoonsgegevens in de categorieën i) tot en met iv) van artikel 3 uitsluitend in het douane-informatiesysteem worden ingevoerd indien er, in het bijzonder op grond van eerdere illegale handelingen, concrete aanwijzingen bestaan dat de desbetreffende persoon ernstige overtredingen van nationale wetten heeft begaan, bezig is deze te begaan, of nog zal begaan. Artikel 6 1. Indien de voorgestelde acties als bedoeld in artikel 5, lid 1, worden uitgevoerd, kan de volgende informatie of een deel daarvan worden verzameld en doorgegeven aan de gegevensverstrekkende lid-Staat : i) het feit dat de goederen, het vervoermiddel, het bedrijf of de persoon waarop de signalering betrekking had, zijn of is aangetroffen; ii) plaats, tijdstip en reden van de controle; iii) route en bestemming van de reis; iv) begeleidende personen of inzittenden van het vervoermiddel; v) gebruikt vervoermiddel; vi) meegenomen voorwerpen; vii) omstandigheden waaronder de goederen, het vervoermiddel, het bedrijf of de persoon werden of werd aangetroffen.

Wanneer deze informatie wordt verzameld tijdens een onopvallende controle, dient er op te worden toegezien dat het onopvallende karakter van de controle niet in het gedrang komt. 2. In het kader van een gerichte controle als bedoeld in artikel 5, lid 1, kunnen personen, vervoermiddelen en voorwerpen worden onderzocht, voor zover zulks is toegestaan en plaatsvindt in Overeenstemming met de wetten, regelingen en procedures van de lid-Staat waar het onderzoek plaatsvindt.Indien de gerichte controle naar het recht van een lid-Staat niet is toegestaan, zet die lid-Staat deze automatisch om in melding van waarneming.

Artikel 7 1. Rechtstreekse toegang tot gegevens in het douane-informatiesysteem is uitsluitend voorbehouden aan de nationale autoriteiten die elke lid-Staat heeft aangewezen.Die nationale autoriteiten zijn de douaneadmi-nistraties, maar kunnen ook andere autoriteiten omvatten die uit hoofde van de wetten, regelingen en procedures van de betrokken lid-Staat eveneens bevoegd zijn op te treden teneinde het in artikel 2, lid 2, omschreven doel te bereiken. 2. Elke lid-Staat zendt aan de andere lid-Staten en aan het Comité als bedoeld in artikel 16 een lijst van zijn bevoegde autoriteiten die in overeenstemming met lid 1 zijn aangewezen om rechtstreekse toegang te hebben tot het douane-informatiesysteem, waarbij voor elke autoriteit wordt aangegeven tot welke gegevens zij toegang kan hebben en voor welke doeleinden.3. Niettegenstaande het bepaalde in de leden 1 en 2 kunnen de lid-Staten eenparig beslissen aan internationale of regionale organisaties toegang te verlenen tot het douane-informatiesysteem.Een dergelijke beslissing wordt neergelegd in een protocol bij deze Overeenkomst. Bij hun besluitvorming hierover houden de lid-Staten rekening met de eventuele regelingen inzake wederkerigheid en de eventuele mening van de in artikel 18 bedoelde gemeenschappelijke controleautoriteit ten aanzien van de toereikendheid van de maatregelen ter bescherming van gegevens.

Artikel 8 1. De lid-Staten mogen gegevens die zijn verkregen uit het douane-informatiesysteem uitsluitend gebruiken om het in artikel 2, lid 2, omschreven doel te bereiken;met voorafgaande toestemming van de lid-Staat die de gegevens in het systeem heeft ingevoerd en met inachtneming van de eventueel door die Staat gestelde voorwaarden, mogen zij deze gegevens evenwel ook voor administratieve of andere doeleinden gebruiken. Dit andere gebruik moet in overeenstemming zijn met de wetten, regelingen en procedures van de lid-Staat die de gegevens wenst te gebruiken; tevens dient rekening te worden gehouden met Beginsel 5.5 van Aanbeveling R (87) 15 van 17 september 1987 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa. 2. Onverminderd het bepaalde in de leden 1 en 4 van dit artikel en in artikel 7, lid 3, mogen gegevens die zijn verkregen uit het douane-informatiesysteem uitsluitend worden gebruikt door de nationale autoriteiten in elke lid-Staat die daartoe aangewezen zijn door de desbetreffende lid-Staat en die uit hoofde van de wetten, regelingen en procedures van die lid-Staat bevoegd zijn te handelen om het in artikel 2, lid 2, omschreven doel te bereiken.3. Elke lid-Staat stuurt aan de andere lid-Staten en aan het Comité als bedoeld in artikel 16 een lijst van de bevoegde autoriteiten die hij in overeenstemming met lid 2 heeft aangewezen.4. Gegevens die zijn verkregen uit het douane-informatiesysteem kunnen, met voorafgaande toestemming van de lid-Staat die de gegevens in het systeem heeft ingevoerd en met inachtneming van de eventueel door die Staat gestelde voorwaarden worden doorgegeven voor gebruik door andere dan de krachtens lid 2 aangewezen nationale autoriteiten, niet-lid-Staten, en internationale en regionale organisaties die de gegevens wensen te gebruiken.Elke lid-Staat neemt speciale maatregelen ter beveiliging van zulke gegevens wanneer deze worden verzonden of verstrekt aan instanties buiten zijn eigen grondgebied.

Bijzonderheden van dergelijke maatregelen dienen te worden doorgegeven aan de in artikel 18 genoemde gemeenschappelijke controleautoriteit.

Artikel 9 1. Het invoeren van gegevens in het douane-informatiesysteem vindt plaats overeenkomstig de wetten, regelingen en procedures van de gegevensverstrekkende lid-Staat, tenzij deze Overeenkomst stringentere bepalingen bevat.2. Het gebruik van gegevens die zijn verkregen uit het douane-informatiesysteem, met inbegrip van het uitvoeren van een actie als bedoeld in artikel 5 die door de gegevensverstrekkende lid-Staat is voorgesteld, vindt plaats overeenkomstig de wetten, regelingen en procedures van de lid-Staat waar die gegevens worden gebruikt, tenzij deze Overeenkomst stringentere bepalingen bevat. Artikel 10 1. Elk van de lid-Staten wijst een bevoegde douaneadministratie aan die de nationale verantwoordelijkheid draagt voor het douane-informatiesysteem.2. Deze administratie is verantwoordelijk voor de juiste werking van het douane-informatiesysteem binnen de lid-Staat en neemt de nodige maatregelen om te voldoen aan de bepalingen van deze Overeenkomst.3. De lid-Staten delen elkaar mede welke de in lid 1 genoemde bevoegde administratie is. HOOFSTUK IV. - WIJZIGING VAN GEGEVENS Artikel 11 1. Uitsluitend de gegevensverstrekkende lid-Staat heeft het recht gegevens die hij in het douane-informatie-systeem heeft ingevoerd, te wijzigen, aan te vullen, te verbeteren of te verwijderen.2. Indien een gegevensverstrekkende lid-Staat opmerkt of erop wordt gewezen dat de door hem ingevoerde gegevens feitelijk onjuist zijn, of in strijd met deze Overeenkomst zijn ingevoerd of opgeslagen, dan dient hij deze gegevens, naargelang van het geval, te wijzigen, aan te vullen, te verbeteren of te verwijderen, en de andere lid-Staten hiervan in kennis te stellen.3. Indien een der lid-Staten aanwijzingen heeft dat een gegeven feitelijk onjuist is, of in strijd met deze Overeenkomst in het douane-informatiesysteem is ingevoerd of opgeslagen, stelt hij de gegevensverstrekkende lid-Staat hiervan zo spoedig mogelijk in kennis. Laatstgenoemde Staat controleert dat gegeven en zorgt, voor zover noodzakelijk, onverwijld voor verbetering of verwijdering van dat gegeven. De gegevensverstrekkende lid-Staat stelt de andere lid-Staten in kennis van elke uitgevoerde verbetering of verwijdering. 4. Wanneer een lid-Staat bij het invoeren van gegevens in het douane-informatiesysteem opmerkt dat zijn signaleren wat betreft inhoud of voorgestelde actie in strijd is met een eerdere signalering, stelt hij de lid-Staat die de eerdere signalering in het systeem heeft ingevoerd, onmiddellijk hiervan in kennis.De twee lid-Staten trachten dan het probleem op te lossen. Wanneer geen overeenstemming wordt bereikt, blijft de eerste signalering behouden; die delen van de nieuwe signalering die er niet mee in strijd zijn, worden echter in het systeem ingevoerd. 5. Onder voorbehoud van het bepaalde in deze Overeenkomst verbinden de lid-Staten zich er onderling toe de onherroepelijke beslissingen ten uitvoer te leggen die in een lid-Staat door een rechtbank, of een andere bevoegde autoriteit van die lid-Staat, worden genomen over het wijzigen, aanvullen, verbeteren of verwijderen van gegevens van het douane-informatiesysteem.Ingeval zulke beslissingen van rechtbanken of andere bevoegde autoriteiten in onderscheiden lid-Staten, met inbegrip van beslissingen als bedoeld in artikel 14, lid 4, met betrekking tot verbetering of verwijdering, onderling strijdig zijn, verwijdert de lid-Staat die de desbetreffende gegevens heeft ingevoerd, deze uit het systeem. HOOFDSTUK V. - BEWAREN VAN GEGEVENS Artikel 12 1. Gegevens die in het douane-informatiesysteem zijn ingevoerd worden niet langer bewaard dan nodig is voor het doel waarvoor zij waren ingevoerd.De noodzaak deze gegevens te bewaren wordt ten minste jaarlijks door de gegevensverstrekkende lid-Staat getoetst. 2. De gegevensverstrekkende lid-Staat kan vóór het verstrijken van de toetsingstermijn besluiten om gegevens te bewaren tot de volgende toetsing, indien dit noodzakelijk is voor het doel waarvoor zij waren ingevoerd.Onverminderd het bepaalde in artikel 15 worden de gegevens, indien niet wordt besloten deze te bewaren, automatisch verplaatst naar dat deel van het douane-informatiesysteem dat beperkt toegankelijk is in overeenstemming met het bepaalde in lid 4. 3. De gegevensverstrekkende lid-Staat wordt vanuit het douane-informatiesysteem één maand van tevoren automatisch in kennis gesteld van een geprogrammeerde verplaatsing van gegevens binnen het douane-informatiesysteem overeenkomstig lid 2.4. Gegevens die overeenkomstig lid 2 zijn verplaatst, blijven nog één jaar in het douane-informatiesysteem aanwezig, maar zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 15, uitsluitend toegankelijk voor een vertegenwoordiger van het Comité als bedoeld in artikel 16 en voor de controleautoriteiten als bedoeld in artikel 17, lid 1, en artikel 18, lid 1.In die periode mogen dezen de gegevens alleen raadplegen om de juistheid en de rechtmatigheid ervan te controleren; na die periode moeten de gegevens uit het systeem worden verwijderd. HOOFDSTUK VI. BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS Artikel 13 1. Elke lid-Staat die voornemens is om persoonsgegevens te ontvangen uit of in te voeren in het douane-informatiesysteem, neemt uiterlijk op het tijdstip van inwerkingtreding van deze Overeenkomst in zijn nationale wetgeving de nodige bepalingen op ter verwezenlijking van een niveau van bescherming van persoonsgegevens dat ten minste gelijk is aan het niveau dat voortvloeit uit de beginselen van het Verdrag van Straatsburg van 1981.2. Een lid-Staat mag alleen dan persoonsgegevens ontvangen uit of invoeren in het douane-informatiesysteem wanneer de maatregelen ter bescherming van dergelijke gegevens, als bedoeld in lid 1, op het grondgebied van die lid-Staat van kracht zijn geworden.De lid-Staat dient tevens, in overeenstemming met artikel 17, vooraf een nationale controleautoriteit of -autoriteiten te hebben aangewezen. 3. Teneinde de juiste toepassing van de in deze Overeenkomst vervatte bepalingen ter bescherming van gegevens te garanderen, wordt het douane-informatiesysteem in elk der lid-Staten beschouwd als een nationaal gegevensbestand dat is onderworpen aan de in lid 1 bedoelde nationale bepalingen en de eventuele stringentere bepalingen van deze Overeenkomst. Artikel 14 1. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 8, lid 1, draagt elke lid-Staat er zorg voor dat het volgens zijn wetten, regelingen en procedures niet is toegestaan om persoonsgegevens uit het douane-informatiesysteem te gebruiken voor een ander dan het in artikel 2, lid 2, omschreven doel.2. Gegevens mogen slechts voor technische doeleinden worden gekopieerd, voor zover dit noodzakelijk is voor directe bevraging door de autoriteiten als bedoeld in artikel 7.Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 8, lid 1, mogen persoonsgegevens die door andere lid-Staten zijn ingevoerd, niet uit het douane-informatiesysteem in andere nationale gegevensbestanden worden overgenomen.

Artikel 15 1. De rechten van personen met betrekking tot de persoonsgegevens in het douane-informatiesysteem, in het bijzonder het recht van kennisneming, worden uitgeoefend in overeenstemming met de wetten, regelingen en procedures van de lid-Staat waarin op deze rechten een beroep wordt gedaan. Voor zover aldus bepaald in de wetten, regelingen en procedures van de betrokken lid-Staat, besluit de in artikel 17 bedoelde nationale controleautoriteit of gegevens zullen worden meegedeeld en welke procedures daarvoor moeten worden gevolgd.

Een lid-Staat die de betrokken gegevens niet heeft verstrekt, mag pas gegevens meedelen nadat hij de gegevensverstrekkende lid-Staat gelegenheid heeft gegeven een standpunt in te nemen. 2. Een lid-Staat tot welke een verzoek om kennisneming van persoonsgegevens wordt gericht, wijst dit verzoek af indien de kennisneming de uitvoering kan schaden van de juridische taak genoemd in de signalering op grond van artikel 5, lid 1, dan wel met het doel de rechten en vrijheden van anderen te beschermen.Kennisneming wordt in ieder geval geweigerd tijdens de periode van onopvallende controles of melding van waarneming. 3. In elke lid-Staat kan een persoon, in overeenstemming met de wetten, regelingen en procedures van die lid-Staat, persoonsgegevens die op hemzelf betrekking hebben, doen verbeteren of verwijderen, indien die gegevens feitelijk onjuist zijn of indien zij in het douane-informatiesysteem werden ingevoerd of zijn opgeslagen in strijd met het doel als omschreven in artikel 2, lid 2, van deze Overeenkomst of met het bepaalde in artikel 5 van het Verdrag van Straatsburg van 1981.4. Op het grondgebied van elke lid-Staat kan iedere persoon, in overeenstemming met de wetten, regelingen en procedures van die lid-Staat, bij de rechtbanken of bij de autoriteit die krachtens de wetten, regelingen en procedures van die lid-Staat bevoegd is, een rechtsvordering instellen of in voorkomend geval een klacht indienen in verband met persoonsgegevens in het douane-informatiesysteem die op hemzelf betrekking hebben, teneinde : i) feitelijke onjuiste persoonsgegevens te doen verbeteren of verwijderen; ii) persoonsgegevens die in strijd met deze Overeenkomst in het douane-informatiesysteem zijn ingevoerd of opgeslagen, te doen verbeteren of verwijderen; iii) kennisneming van persoonsgegevens te verkrijgen; iv) schadevergoeding te verkrijgen op grond van artikel 21, lid 2.

De betrokken lid-Staten verbinden zich er onderling toe onherroepelijke beslissingen van een rechtbank of een andere bevoegde autoriteit met betrekking tot i), ii) en iii) van dit lid ten uitvoer te leggen. 5. Het feit dat in dit artikel en in artikel 11, lid 5, sprake is van een « onherroepelijke beslissing » houdt niet in dat een lid-Staat verplicht is om beroep aan te tekenen tegen een beslissing van een rechtbank of een andere bevoegde autoriteit. HOOFDSTUK VII. - INSTITUTIONELE STRUCTUUR Artikel 16 1. Er wordt een Comité ingesteld, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de douaneadministraties van de Hoge Lid-Partijen.Het Comité neemt zijn besluiten met eenparigheid van stemmen indien het de bepalingen van lid 2, eerste streepje, betreft, en met een meerderheid van twee derde indien het de bepalingen van lid 2, tweede streepje, betreft.

Het stelt met eenparigheid van stemmen zijn reglement van orde vast. 2. Het Comité is verantwoordelijk voor : - de tenuitvoerlegging en de juiste toepassing van deze Overeenkomst, onverminderd de bevoegdheden van de in artikel 17, lid 1, en artikel 18, lid 1, bedoelde autoriteiten; - de juiste werking van het douane-informatiesysteem wat de technische en operationele aspecten betreft. Het Comité doet al het nodige om ervoor te zorgen dat de in de artikelen 12 en 19 genoemde maatregelen met betrekking tot het douane-informatiesysteem juist worden toegepast. Voor de toepassing van dit lid kan het rechtstreeks toegang krijgen tot en gebruik maken van de gegevens uit het douane-informatiesysteem. 3. Overeenkomstig titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie brengt het Comité jaarlijks verslag uit aan de Raad over de doeltreffendheid en de goede werking van het douane-informatiesysteem en doet, voor zover noodzakelijk, aanbevelingen daaromtrent.4. De Commissie wordt bij de werkzaamheden van het Comité betrokken. HOOFDSTUK VIII. - TOEZICHT OP DE BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS Artikel 17 1. Elke lid-Staat belast een nationale controleautoriteit of -autoriteiten, verantwoordelijk voor de bescherming van persoonsgegevens, met het uitoefenen van onafhankelijk toezicht op dergelijke gegevens in het douane-informatiesysteem. De controleautoriteiten dienen, in overeenstemming met hun respectieve nationale wetgeving, op onafhankelijke wijze toezicht uit te oefenen en controles te verrichten teneinde te garanderen dat de verwerking en het gebruik van de in het douane-informatiesysteem opgenomen gegevens de rechten van de betrokkene niet schenden. Voor dit doel hebben de controleautoriteiten toegang tot het douane-informatiesysteem. 2. Een ieder kan elke nationale controleautoriteit verzoeken persoonsgegevens in het douane-informatiesysteem die op hemzelf betrekking hebben en het gebruik dat van deze gegevens is of wordt gemaakt, te controleren.Dit recht wordt uitgeoefend overeenkomstig de wetten, regelingen en procedures van de lid-Staat waar het verzoek is ingediend. Wanneer de gegevens door een andere lid-Staat zijn ingevoerd, geschiedt de controle in nauw overleg met de nationale controleautoriteit van die lid-Staat.

Artikel 18 1. Er wordt een gemeenschappelijke controleautoriteit ingesteld, die bestaat uit twee vertegenwoordigers van elke lid-Staat, afkomstig uit de respectieve onafhankelijke nationale controleautoriteit of -autoriteiten.2. De gemeenschappelijke controleautoriteit vervult haar taak in overeenstemming met het bepaalde in deze Overeenkomst en in het Verdrag van Straatsburg van 1981, daarbij rekening houdend met Aanbeveling R (87) 15 van 17 september 1987 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa.3. De gemeenschappelijke controleautoriteit is bevoegd om toezicht te houden op het functioneren van het douane-informatiesysteem, een onderzoek in te stellen naar toepassings- of interpretatiemoeilijkheden die zich kunnen voordoen bij het functioneren van het systeem en naar mogelijke problemen in verband met de uitoefening van het onafhankelijke toezicht door de nationale controleautoriteiten van de Lid-Staten, of bij de uitoefening van rechten van kennisneming door personen, alsmede voorstellen te formuleren teneinde tot gezamenlijke oplossingen voor problemen te komen.4. Voor de vervulling van haar taken heeft de gemeenschappelijke controleautoriteit toegang tot het douane-informatiesysteem.5. De gemeenschappelijke controleautoriteit rapporteert aan de autoriteiten waaraan de nationale controleautoriteiten rapporteren. HOOFDSTUK IX. - BEVEILIGING VAN HET DOUANE- INFORMATIESYSTEEM Artikel 19 1. Alle noodzakelijke administratieve maatregelen ter handhaving van de beveiliging worden genomen : i) door de bevoegde autoriteiten van de lid-Staten voor wat betreft de terminals van het douane-informatiesysteem in hun respectieve Staten; ii) door het Comité als bedoeld in artikel 16 voor wat betreft het douane-informatiesysteem en de terminals op dezelfde locatie als het systeem die voor technische doeleinden en voor de krachtens lid 3 vereiste controles worden gebruikt. 2. In het bijzonder treffen de bevoegde autoriteiten en het Comité als bedoeld in artikel 16 maatregelen : i) om te voorkomen dat onbevoegden toegang hebben tot de apparatuur die wordt gebruikt voor de verwerking van gegevens; ii) om te voorkomen dat gegevens en gegevensdragers door onbevoegden worden gelezen, gekopieerd, veranderd of verwijderd; iii) om te voorkomen dat op ongeoorloofde wijze gegevens worden ingevoerd en dat gegevens op ongeoorloofde wijze worden geraadpleegd, gewijzigd of gewist; iv) om te voorkomen dat onbevoegden zich door middel van datatransmissieapparatuur toegang verschaffen tot gegevens in het douane-informatiesysteem. v) om te waarborgen dat, met betrekking tot het gebruik van het douane-informatiesysteem, bevoegde personen uitsluitend recht van toegang hebben tot gegevens die binnen hun bevoegdheid vallen; vi) om te waarborgen dat kan worden nagegaan en vastgesteld aan welke autoriteiten gegevens mogen worden verzonden door middel van datatransmissieapparatuur; vii) om te waarborgen dat achteraf kan worden nagegaan en vastgesteld welke gegevens wanneer en door wie in het douane-informatiesysteem zijn ingevoerd en dat toezicht kan worden gehouden op de bevragingen; viii) om te voorkomen dat op ongeoorloofde wijze gegevens worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of gewist tijdens het verzenden van gegevens en het transport van gegevensdragers. 3. Het Comité als bedoeld in artikel 16 houdt toezicht op de bevragingen van het douane-informatiesysteem teneinde te controleren of deze bevragingen op geoorloofde wijze en door bevoegde gebruikers zijn verricht.Ten minste 1 % van alle bevragingen wordt gecontroleerd. Van die bevragingen en controles wordt aantekening gehouden in het systeem; deze aantekeningen mogen uitsluitend voor het genoemde doel door het genoemde Comité en de controleautoriteiten als bedoeld in de artikelen 17 en 18, worden gebruikt en worden na zes maanden verwijderd.

Artikel 20 De in artikel 10, lid 1, van deze Overeenkomst genoemde bevoegde douaneadministratie is verantwoordelijk voor de in artikel 19 beschreven beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de terminals op het grondgebeid van de betrokken lid-Staat de toetsing als bedoeld in artikel 12, leden 1 en 2, en voorts voor de juiste uitvoering van deze Overeenkomst, voor zover noodzakelijk uit hoofde van de wetten, regelingen en procedures van deze lid-Staat. HOOFDSTUK X. VERANTWOORDELIJKHEID EN AANSPRANKELIJKHEID Artikel 21 1. Elke lid-Staat is verantwoordelijk voor de juistheid, actualiteit en rechtmatigheid van de gegevens die hij in het douane-informatiesysteem heeft ingevoerd.Elke lid-Staat is ook verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde in artikel 5 van het Verdrag van Straatsburg van 1981. 2. Elke lid-Staat is, in overeenstemming met zijn eigen wetten, regelingen en procedures, aansprakelijk voor de schade die een persoon door het gebruik van het douane-informatiesysteem in de betrokken lid-Staat lijdt.Dit is eveneens het geval wanneer de schade werd veroorzaakt doordat de gegevensverstrekkende lid-Staat onjuiste gegevens heeft ingevoerd dan wel gegevens in strijd met deze Overeenkomst heeft ingevoerd. 3. Indien de lid-Staat tegen welke een rechtsvordering wordt ingesteld in verband met onjuiste gegevens, niet de lid-Staat is die de gegevens heeft verstrekt, trachten de betrokken lid-Staten overeenstemming te bereiken over de vraag of de gegevensverstrekkende lid-Staat al dan niet een deel van de betaalde schadevergoeding aan de andere lid-Staat dient terug te betalen.De aldus overeengekomen bedragen worden op verzoek terugbetaald.

Artikel 22 1. De kosten die verbonden zijn aan het functioneren en het gebruik van het douane-informatiesysteem door de lid-Staten op hun grondgebied, komen ten laste van elk van deze partijen.2. De andere uitgaven die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst, met uitzondering van die welke onverbrekelijk verbonden zijn met de werking van het douane-informatiesysteem ten behoeve van de toepassing van de douane- en landbouwregelingen van de Gemeenschap, komen ten laste van de lid-Staten.Het aandeel van elke Lid-Staat wordt vastgesteld in overeenstemming met het aandeel van zijn bruto nationaal product in de som van de bruto nationale producten van de lid-Staten voor het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de kosten worden gemaakt.

Voor de toepassing van dit lid betekent de term « bruto nationaal product » het bruto nationaal product als vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad van 13 februari 1989 betreffende de harmonisatie van de opstelling van het bruto nationaal product tegen marktprijzen ( 1 ), of een communautair instrument tot wijziging of vervanging daarvan. HOOFDSTUK XI. - UITVOERING EN SLOTBEPALINGEN Artikel 23 De informatie waain deze Overeenkomst voorziet, wordt rechtstreeks uitgewisseld tussen de autoriteiten van de lid-Staten.

Artikel 24 1. Deze Overeenkomst wordt de Lid-Staten ter aanneming volgens hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen voorgelegd.2. De lid-Staten stellen de Secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie in kennis van de voltooiing van de overeenkomstig hun grondwettelijke bepalingen voor de aanneming van deze Overeenkomst vereiste procedure.3. Deze Overeenkomst treedt in werking negentig dagen na de kennisgeving als bedoeld in lid 2 door de lid-Staat die als laatste daartoe overgaat. Artikel 25 1. Elke Staat die lid wordt van de Europese Unie, kan tot deze Overeenkomst toetreden.2. De door de Raad van de Europese Unie vastgestelde tekst van deze Overeenkomst in de taal van de toetredende Staat, is authentiek.3. De akten van toetreding worden nedergelegd bij de depositaris.4. Deze Overeenkomst treedt ten aanzien van elke toetredende Staat in werking negentig dagen nadat diens akte van toetreding is neergelegd, of op de datum van haar inwerkingtreding indien deze Overeenkomst bij het verstrijken van de genoemde periode van negentig dagen nog niet in werking is getreden. Artikel 26 1. De Secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie is depositaris van deze Overeenkomst.2. De depositaris maakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen de stand van de aannemingen en toetredingen, alsmede de verklaringen, voorbehouden en andere kennisgevingen met betrekking tot deze Overeenkomst bekend. Artikel 27 1. Geschillen tussen lid-Staten over de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst worden, met het oog op een oplossing, in een eerste fase in de Raad besproken volgens de procedure van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Indien binnen zes maanden geen oplossing is gevonden, kan de zaak door een bij het geschil betrokken partij aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen worden voorgelegd. 2. Ieder geschil tussen een of meer lid-Staten en de Commissie betreffende de toepassing van deze Overeenkomst dat niet door middel van onderhandelingen kon worden opgelost, kan aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen wordt voorgelegd. Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze overeenkomst hebben gesteld.

Gedaan te Brussel, de zesentwintigste juli negentienhonderd vijfennegentig, in één exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, dat wordt neergelegd in het archief van het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

Akkoord betreffende de voorlopige toepassing tussen een aantal lid-Staten van de Europese Unie van de op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie opgestelde Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied HET KONINKRIJK BELGIE, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE HELLEENSE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK SPANJE, DE FRANSE REPUBLIEK, IERLAND DE ITALIAANSE REPUBLIEK, HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG, HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, DE REPUBLIEK OOSTENRIJK, DE PORTUGESE REPUBLIEK, DE REPUBLIEK FINLAND, HET KONINKRIJK ZWEDEN, HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIE EN NOORD-IERLAND, Lid-Staten van de Europese Unie, ondertekenaren van de op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie opgestelde Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied, van 26 juli 1995, hierna « de Overeenkomst » te noemen;

Overwegende het belang van een spoedige toepassing van de Overeenkomst;

Overwegende dat overeenkomstig artikel K.7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het bepaalde in titel VI van dat Verdrag geen beletsel vormt voor de instelling of de ontwikkeling van een nauwere samenwerking tussen twee of meer lidstaten, voor zover die samenwerking niet indruist tegen of geen belemmering vormt voor de in titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie beoogde samenwerking;

Overwegende dat een eventuele voorlopige toepassing tussen bepaalde lidstaten van de Europese Unie van de Overeenkomst niet zou indruisen tegen en geen belemmering zou vormen voor de samenwerking, bedoeld in titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie, zijn het volgende overeengekomen : Artikel 1 Voor de toepassing van dit akkoord wordt verstaan onder : - « Overeenkomst » : de op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie opgestelde Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied; - « Hoge Overeenkomstsluitende Partijen » : de lid-Staten van de Europese Unie die partij zijn bij de Overeenkomst; - « Partijen » : de lid-Staten van de Europese Unie die partij zijn bij dit Akkoord.

Artikel 2 De Overeenkomst is tussen de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen die partij zijn bij dit akkoord van voorlopige toepassing met ingang van de eerste dag van de derde maand na de neerlegging van de akte van goedkeuring, aanvaarding of bekrachtiging van dit akkoord door de achtste Hoge Overeenkomstsluitende Partij die deze formaliteit vervult.

Artikel 3 De voor een voorlopige toepassing van de Overeenkomst noodzakelijke overgangsbepalingen worden in onderlinge overeenstemming vastgesteld door de Hoge Overeenkomstsluitende Partijen tussen welke de Overeenkomst van voorlopige toepassing is, in overleg met de overige Hoge Overeenkomstsluitende Partijen. Tijdens deze periode van voorlopige toepassing worden de taken van het Comité van artikel 16 van de Overeenkomst uitgeoefend door de Hoge Overeen-komstsluitende Partijen, die in nauwe samenwerking met de Commissie van de Europese Gemeenschappen en in onderlinge overeenstemming besluiten nemen.

Artikel 7, lid 3, en artikel 16 van de Overeenkomst kunnen tijdens deze periode niet ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 4 1. Dit akkoord staat open voor ondertekening door de lidstaten die de Overeenkomst hebben ondertekend.Het is onderworpen aan goedkeuring, aanvaarding of bekrachtiging. Het treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na de neerlegging van de akte van goedkeuring, aanvaarding of bekrachtiging door de achtste Hoge Overeenkomstsluitende Partij die deze formaliteit vervult. 2. Voor Hoge Overeenkomstsluitende Partijen die hun akte van goedkeuring, aanvaarding of bekrachtiging naderhand neerleggen, treedt dit akkoord in werking op de eerste dag van de derde maand na de datum van die neerlegging.3. De akten van goedkeuring, aanvaarding of bekrachtiging worden neergelegd bij de Secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie, die als depositaris fungeert. Artikel 5 Dit akkoord, opgesteld in één exemplaar in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, wordt neergelegd bij de Secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toezendt aan alle Partijen.

Artikel 6 Dit akkoord verstrijkt op het ogenblik van de inwerkingtreding van de Overeenkomst.

Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze overeenkomst hebben gesteld.

Gedaan te Brussel, de zesentwintigste juli negentienhonderd vijfennegentig, in één exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, dat wordt neergelegd in het archief van het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

Protocol opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de prejudiciële uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied De Hoge overeenkomstsluitende Partijen, zijn de hiernavolgende bepalingen overeengekomen, welke aan de overeenkomst worden gehecht : Artikel 1 Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is onder de in dit Protocol vastgestelde voorwaarden bevoegd bij wijze van prejudiciële beslissing een uitspraak te doen over de uitlegging van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied.

Artikel 2 1. Elke lid-Staat kan door middel van een bij de ondertekening van het Verdrag afgelegde verklaring of te allen tijde na de ondertekening ervan de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen om, bij wijze van prejudiciële beslissing, een uitspraak te doen over de uitlegging van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied, erkennen op de in lid 2, onder a), of in lid 2, onder b), vermelde voorwaarden.2. Elke lid-Staat die een verklaring in de zin van lid 1 aflegt, kan daarbij aangeven dat : a) elke rechterlijke instantie van de lid-Staat waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen kan verzoeken, bij wijze van prejudiciële beslissing, een uitspraak te doen over een vraag die in een bij deze instantie aanhangige zaak aan de orde is gekomen en die betrekking heeft op de uitlegging van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied, indien deze rechterlijke instantie een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het wijzen van haar vonnis, of b) elke rechterlijke instantie van de lid-Staat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen kan verzoeken, bij wijze van prejudiciële beslissing, een uitspraak te doen over een vraag die in een bij deze instantie aanhangige zaak aan de orde is gekomen en die betrekking heeft op de uitlegging van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied, indien deze rechterlijke instantie een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het wijzen van haar vonnis. Artikel 3 1. Het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie, en het Reglement voor de procesvoering van het Hof zijn van toepassing.2. Overeenkomstig het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft elke lid-Staat, ongeacht of deze een verklaring in de zin van artikel 2 heeft afgelegd, het recht memoriën of schriftelijke opmerkingen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen voor te leggen in zaken die uit hoofde van artikel 1 aanhangig gemaakt worden. Artikel 4 1. Dit protocol wordt door de lid-Staten aangenomen overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen.2. De lid-Staten stellen de depositaris in kennis van de voltooiing van de procedures die overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen vereist zijn voor de aanneming van dit protocol, alsmede van elke overeenkomstig artikel 2 afgelegde verklaring.3. Dit protocol treedt in werking negentig dagen na de in lid 2 beoogde kennisgeving door de staat die op de datum van aanneming door de Raad van de akte tot vaststelling van dit protocol lid is van de Europese Unie en die als laatste deze formaliteit vervult.Het treedt evenwel ten vroegste gelijktijdig met de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied in werking.

Artikel 5 1. Elke staat die lid wordt van de Europese Unie kan tot dit protocol toetreden.2. De akten van toetreding worden neergelegd bij de depositaris.3. De door de Raad van de Europese Unie vastgestelde tekst van dit protocol in de taal van de toetredende lid-Staat is authentiek.4. Dit protocol treedt voor de toetredende lidstaat in werking negentig dagen na de datum van nederlegging van zijn toetredingsakte, of op de datum van inwerkingtreding van dit protocol indien dit na afloop van genoemde periode van negentig dagen nog niet in werking is getreden. Artikel 6 Elke staat die lid wordt van de Europese Unie en toetreedt tot de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied overeenkomstig artikel 25 daarvan, moet de bepalingen van dit protocol aanvaarden.

Artikel 7 1. Elke lid-Staat die Hoge Overeenkomstsluitende Partij is, kan wijzigingen in het protocol voorstellen.Elk wijzigingsvoorstel wordt aan de depositaris toegezonden, die het aan de Raad mededeelt. 2. De wijzigingen worden vastgesteld door de Raad, die de aanneming daarvan door de lidstaten, overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen, aanbeveelt.3. De aldus vastgestelde wijzigingen treden in werking volgens de bepalingen van artikel 4. Artikel 8 1. De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie is depositaris van dit protocol.2. De depositaris maakt de kennisgevingen, akten of mededelingen in verband met dit protocol bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit protocol hebben gesteld.

Gedaan te Brussel, de negentwintigste november negentienhonderd zesennegentig, opgesteld in één exemplaar in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde elk der teksten gelijkelijk authentiek.

VERKLARING over de gelijktijdige aanneming van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied en het Protocol betreffende de prejudiciële uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van deze Overeenkomst De vertegenwoordigers van de regeringen der lid-Staten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen.

Op het moment van de ondertekening van de Akte van de Raad tot opstelling van het Protocol betreffende de prejudiciële uitlegging door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied.

Verlangend dat deze Overeenkomst vanaf haar inwerkingtreding zo doeltreffend en uniform mogelijk wordt toegepast.

Verklaren zich bereid, alle passende stappen te ondernemen om de nationale procedures voor de aanneming van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied en het Protocol betreffende de uitlegging ervan, gelijktijdig en zo spoedig mogelijk af te ronden.

Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze verklaring hebben gesteld.

Gedaan te Brussel, de negenentwintigste november negentienhonderd zesennegentig.

Protocol opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende het toepassingsgebied van het witwassen van opbrengsten in de overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied, alsmede betreffende de opneming van het registratienummer van het vervoermiddel in de overeenkomst De Hoge Overeenkomstsluitende Partijen bij dit protocol, lid-Staten van de Europese Unie, onder verwijzing naar de Akte van de Raad van de Europese Unie van 12 maart 1999, Gelet op de op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie opgestelde overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied ( 2 ), hierna « overeenkomst » genoemd; hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen : Artikel 1 Artikel 1, lid 1, tweede streepje, van de overeenkomst wordt vervangen door : « - het overdragen, omzetten, verbergen of verhullen van voorwerpen of opbrengsten verworven door, al dan niet rechtstreeks verkregen uit of gebruikt in de illegale internationale handel in verdovende middelen, of overtredingen van i) de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van een lidstaat ter uitvoering waarvan de douaneadministratie van die lid-Staat geheel of gedeeltelijk bevoegdheid bezit, met betrekking tot het grensoverschrijdende verkeer van goederen die zijn onderworpen aan verbods-, beperkende of controlemaatregelen, in het bijzonder de maatregelen als bedoeld in de artikelen 36 en 223 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met betrekking tot niet-geharmoniseerde accijnzen, of ii) alle communautaire bepalingen en daarmee samenhangende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de invoer, de uitvoer, de doorvoer en de aanwezigheid van goederen die worden verhandeld tussen lid-Staten en derde landen alsmede tussen lid-Staten onderling wanneer het goederen betreft die niet de status van communautaire goederen in de zin van artikel 9, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bezitten of die ter verkrijging van deze status aanvullende controles en onderzoeken dienen te ondergaan, of iii) alle bepalingen die op communautair niveau zijn vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de specifieke bepalingen die ten aanzien van door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen zijn vastgesteld, of iv) alle bepalingen die op communautair niveau zijn vastgesteld ter zake van geharmoniseerde accijnzen en BTW op de invoer, alsmede de nationale bepalingen ter uitvoering daarvan.».

Artikel 2 De in artikel 4 van de overeenkomst genoemde gegevenscategorieën worden aangevuld met de volgende categorie : « ix) registratienummer van het vervoermiddel. ».

Artikel 3 1. Dit protocol wordt door de lid-Staten aangenomen overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen.2. De lid-Staten stellen de depositaris in kennis van de voltooiing van de overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen voor de aanneming van dit protocol vereiste procedure.3. Dit protocol treedt in werking negentig dagen na de in lid 2 bedoelde kennisgeving door de staat die op de datum van aanneming door de Raad van de akte tot vaststelling van dit protocol lid is van de Europese Unie en die als laatste deze formaliteit vervult.Het treedt evenwel ten vroegste gelijk met de overeenkomst in werking.

Artikel 4 1. Elke staat die lid wordt van de Europese Unie, kan tot dit protocol toetreden.2. De akten van toetreding worden nedergelegd bij de depositaris.3. De door de Raad van de Europese Unie vastgestelde tekst van dit protocol in de taal van de toetredende staat, is authentiek.4. Dit protocol treedt ten aanzien van elke toetredende staat in werking negentig dagen nadat diens akte van toetreding is neergelegd, of op de datum van inwerkingtreding van dit protocol indien dit bij het verstrijken van de genoemde periode van negentig dagen nog niet in werking is getreden. Artikel 5 Elke staat die lid wordt van de Europese Unie en toetreedt tot de overeenkomst overeenkomstig artikel 25 daarvan, aanvaardt de bepalingen van dit protocol.

Artikel 6 1. Elke lid-Staat die een hoge overeenkomstsluitende partij is, kan wijzigingen in het protocol voorstellen.Wijzigingsvoorstellen worden toegezonden aan de depositaris, die deze voorstellen aan de Raad doorzendt. 2. Wijzigingen worden vastgesteld door de Raad, die de aanneming daarvan door de lid-Staten, overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen, aanbeveelt.3. De aldus vastgestelde wijzigingen treden in werking overeenkomstig artikel 3. Artikel 7 1. De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie treedt op als depositaris van dit protocol.2. De depositaris maakt de kennisgevingen, akten of mededelingen met betrekking tot dit protocol bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Gedaan te Brussel, de twaalfde maart negentienhonderd negenennegentig.

Verklaringen 1. Het Koninkrijk Spanje verklaart voornemens te zijn het douane-informatiesysteem in te voeren nadat voor elk geval is nagegaan of de beginselen van de rechtszekerheid en het vermoeden van onschuld in acht zijn genomen, met name wanneer de in te voeren gegevens betrekking hebben op belastingzaken.2. Denemarken verklaart dat naar zijn oordeel artikel 1 alleen van toepassing is op de basisdelicten ten aanzien waarvan heling van gesloten goederen te allen tijde strafbaar is naar Deens recht, met name krachtens artikel 191 A van het Deense wetboek van strafrecht betreffende heling van gestolen drugs in samenhang met smokkel van bijzonder ernstige aard. Overeenkomst opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het gebruik van informatica op douanegebied, gedaan te Brussel op 26 juli 1995 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze overeenkomst is nog niet in werking getreden.

Akkoord betreffende de voorlopige toepassing tussen een aantal lidstaten van de Europese Unie van de op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie opgestelde Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied, gedaan te Brussel op 26 juli 1995 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Protocol opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de prejudiciële uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebie en Verklaring, gedaan te Brussel op 29 november 1996 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Dit Protocol is nog niet in werking getreden.

Protocol opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende het toepassingsgebied van het witwassen van opbrengsten in de overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied, alsmede betreffende de opneming van het registratienummer van het vervoermiddel in de Overeenkomst, en Verklaringen, gedaan te Brussel op 12 maart 1999 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Dit Protocol is nog niet in werking getreden.

Protocol, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de prejudiciële uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied, gedaan te Brussel op 29 november 1996. - Verklaring van België "Het Koninkrijk België verklaart de bevoegdheden van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te aanvaarden volgens de modaliteiten zoals bepaald in artikel 2, paragraaf 2, b)."

^