gepubliceerd op 30 juni 1998
Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving
6 MEI 1998. - Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.In artikel 1 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving, gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 maart 1994, worden 4° en 5° vervangen als volgt : « 4° a) zendtoestel voor radioverbinding : iedere generator van elektromagnetische trillingen gebouwd om radioberichten uit te zenden met uitzondering van toestellen die uitsluitend voor de ontvangst van de klank- en televisieomroepuitzendingen bestemd zijn; b) zend-ontvangtoestel voor radioverbinding : iedere generator en ontvanger van elektromagnetische trillingen gebouwd om radioberichten uit te zenden en te ontvangen met uitzondering van toestellen die uitsluitend voor de ontvangst van de klank- en televisieomroepuitzendingen bestemd zijn;c) ontvangtoestel voor radioverbinding : iedere ontvanger van elektromagnetische trillingen gebouwd om radioberichten te ontvangen met uitzondering van toestellen die uitstluitend voor de ontvangst van klank- en televisieomroepuitzendingen bestemd zijn;5° station voor radioverbinding : het geheel samengesteld uit een zendtoestel, een zend-ontvangtoestel of een ontvangtoestel, de ermee verbonden antennes alsook alle toestellen die nodig zijn om het geheel behoorlijk te laten functioneren;».
Art. 3.Artikel 4, c, van dezelfde wet, gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 maart 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling : « c) andere radioverbindingen dan die bedoeld in artikel 314bis van het Strafwetboek en die niet voor hem bestemd zijn, opvangen of trachten op te vangen. Indien zulke verbindingen onopzettelijk worden ontvangen, mogen zij noch weergegeven, noch aan derden medegedeeld, noch voor enig doeleinde worden gebruikt en zelfs aan hun bestaan mag geen bekendheid worden gegeven, behalve in de gevallen door de wet opgelegd of toegestaan. »
Art. 4.Artikel 7 van dezelfde wet, gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 maart 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 7.Geen zendtoestel of zend-ontvangtoestel voor radioverbinding mag worden gebruikt of te koop of te huur aangeboden wanneer een exemplaar ervan niet door het Instituut is goedgekeurd als beantwoordend aan de technische voorschriften vastgesteld door de minister.
De regels inzake goedkeuring worden vastgesteld door de minister op advies van het Instituut.
Het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing op radio- elektrisch materiaal dat voor militaire doeleinden of met het oog op de openbare veiligheid wordt besteld door de diensten die onder de minister van Landsverdediging ressorteren, door de Noordatlantische Verdragsorganisatie en door de Geallieerde strijdkrachten, noch op zendtoestellen of zend-ontvangtoestellen die uitsluitend voor de uitvoer bedoeld zijn of waarvan het bewijs van uitvoer behoorlijk wordt geleverd.
De minister bepaalt, na advies van het Instituut, de gevallen waarin een goedkeuring niet vereist is met toepassing van de bepalingen genomen op grond van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. »
Art. 5.In artikel 8 van dezelfde wet worden de woorden « zend- of ontvangtoestel voor radioverbinding » vervangen door « zendtoestel of zend-ontvangtoestel voor radioverbinding ». De woorden « zend- of ontvangtoestellen voor radioverbinding » worden vervangen door « zendtoestellen of zend-ontvangtoestellen voor radioverbinding ».
Art. 6.In artikel 9 van dezelfde wet worden de woorden « zend- of ontvangtoestellen voor radioverbinding » vervangen door « zendtoestellen of zend-ontvangtoestellen voor radioverbinding ».
Art. 7.Een artikel 9bis luidend als volgt wordt ingevoegd in dezelfde wet : «
Art. 9bis.De verkoop, het te koop aanbieden, de aankoop, de verhuring, het houden, de overdracht, de vervaardiging, de invoer, de uitvoer en het vervoer van radio-apparatuur die ontworpen, vervaardigd of voorgesteld is als zijnde geschikt om buiten de geautoriseerde luisterfrequenties boodschappen op te vangen en die bovendien uitgerust zijn met een demodulatie die toelaat om kennis te nemen van de inhoud van de opgevangen boodschappen, alsook de reclame voor dergelijke toestellen, is verboden.
Dit artikel is niet van toepassing op radio-elektrisch materiaal dat voor militaire doeleinden of met het oog op de openbare veiligheid wordt besteld door de diensten die onder de ministers van Justitie, Binnenlandse Zaken of Landsverdediging ressorteren, door de Noordatlantische Verdragsorganisatie en door de Geallieerde strijdkrachten. »
Art. 8.Artikel 14 van dezelfde wet, gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 maart 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 14.§ 1. De Koning kan de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie toekennen aan de personeelsleden van het Instituut, die Hij belast met het vaststellen van overtredingen van deze wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten.
Deze personeelsleden hebben voorrang ten aanzien van andere officieren van gerechtelijke politie, met uitzondering van de procureur des Konings en van de onderzoeksrechter. Hun processen- verbaal zijn rechtsgeldig tot op bewijs van het tegendeel. § 2. De in § 1 bedoelde personeelsleden kunnen in de uitoefening van hun opdracht van gerechtelijke politie : 1° ieder gebouw en aanhorigheid betreden tussen 5 u.'s morgens en 9 u. 's avonds, wanneer zulks voor de uitoefening van hun opdracht noodzakelijk is. Indien het gaat om een woning is de machtiging van de onderzoeksrechter vereist; 2° alle dienstige vaststellingen doen, zich documenten, stukken, boeken en voorwerpen die bij de opsporing en vaststelling nodig zijn, doen vertonen en die in beslag nemen;3° alle documenten, stukken, boeken en voorwerpen in beslag nemen, voor zover dit nodig is om aan de overtreding een einde te maken.»
Art. 9.In artikel 15, lid 3 van dezelfde wet worden de woorden « Inbreuk op de artikelen 6, 7, 8 en 9 van deze wet » vervangen door « Overtreding van de artikelen 6, 7, 8, 9 en 9bis van deze wet ».
Art. 10.Artikel 15, lid 4, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : « De verbeurdverklaring van zendtoestellen, van zend-ontvangtoestellen of van ontvangtoestellen voor radioverbinding en van de in artikel 9bis van deze wet bedoelde toestellen, alsook van enig toebehoren dat speciaal voor de werking ervan bestemd is, wordt altijd uitgesproken. »
Art. 11.In artikel 16 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 28 juni 1984, worden de woorden « in geval van overtreding van de artikelen 6, 7, 8 en 9 van deze wet » vervangen door de woorden « in geval van overtreding van de artikelen 6, 7, 8, 9 en 9bis van deze wet ».
Art. 12.Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 6 mei 1998.
ALBERT Van Koningswege : DE Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO Met's Lands zegel gezegeld : T. VAN PARYS
(1) Zittijd 1997-1998. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire stukken. - Ontwerp van wet, nr. 1172/1. - Amendement, nr. 1172/2. - Verslag, nr. 1172/3. - Tekst aangenomen door de Commissie voor de infrastructuur, het verkeer en de overheidsbedrijven, nr. 1172/4. - Amendement, nr. 1172/5. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 1172/6.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 9 december 1997.
Senaat.
Parlementaire stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 807/1. - Amendementen, nr. 807/2 en 807/3. - Verslag, nr. 807/4. - Tekst aangenomen door de Commissie van financiën en economische zaken, nr. 807/5.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 26 maart 1998.