Etaamb.openjustice.be
Wet van 06 januari 2014
gepubliceerd op 31 januari 2014

Wet met betrekking tot het klimaatresponsabiliseringsmechanisme

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
numac
2014021008
pub.
31/01/2014
prom.
06/01/2014
ELI
eli/wet/2014/01/06/2014021008/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

6 JANUARI 2014. - Wet met betrekking tot het klimaatresponsabiliseringsmechanisme (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Definities

Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° Beschikking 406/2009/EG : de Beschikking nr.406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen; 2° Richtlijn 2003/87/EG : de Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van de Richtlijn 96/61/EG van de Raad;3° emissie-inventarissen : de inventarissen van de emissies van broeikasgassen als bedoeld in artikel 65quater, § 5, van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, hierna genoemd "de bijzondere wet";4° minister : de federale minister bevoegd voor Leefmilieu;5° comité : het in artikel 3, § 4, bedoelde raadgevend comité;6° trajecten : de in artikel 65quater van de bijzondere wet bedoelde trajecten;7° eerste trajecten : de in artikel 65quater, § 3, tweede lid, van de bijzondere wet bedoelde trajecten;8° daaropvolgende trajecten : de in artikel 65quater, § 4, van de bijzondere wet bedoelde trajecten;samenwerkingsakkoord van 18 juni 2008Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 18/06/2008 pub. 18/07/2008 numac 2008202564 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de organisatie en het administratief beheer van het gestandaardiseerd en genormaliseerd registersysteem van België overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad sluiten : het samenwerkingsakkoord van 18 juni 2008Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 18/06/2008 pub. 18/07/2008 numac 2008202564 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de organisatie en het administratief beheer van het gestandaardiseerd en genormaliseerd registersysteem van België overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad sluiten tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de organisatie en het administratief beheer van het gestandaardiseerd en genormaliseerd registersysteem van België overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad;10° samenwerkingsakkoord van 14 november 2002 : het samenwerkingsakkoord van 14 november 2002 tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opstellen, het uitvoeren en het opvolgen van een Nationaal Klimaatplan, alsook het rapporteren, in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering en het Protocol van Kyoto;11° Nationale Klimaatcommissie : de krachtens artikel 3 van het samenwerkingsakkoord van 14 november 2002 opgerichte commissie;12° veiler : de dienst die verantwoordelijk is voor de veiling van de broeikasgasemissierechten bedoeld in artikel 65quater, § 7, tweede lid, van de bijzondere wet;13° registerverordening : de Verordening (EU) nr.1193/2011 van de Commissie van 18 november 2011 tot instelling van een EU-register voor de op 1 januari 2013 beginnende handelsperiode en de daaropvolgende handelsperioden van de EU-regeling voor de handel in emissierechten krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2216/2004 en (EU) nr. 920/2010 van de Commissie; 14° veilingverordening : de Verordening (EU) nr.1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap. HOOFDSTUK 3. - Klimaatresponsabiliseringsmechanisme

Art. 3.§ 1. Het Federaal Planbureau en de bevoegde gewestelijke diensten voeren gezamenlijk een studie uit om de toepassing van een geharmoniseerde methodologie op nationaal vlak te verzekeren, alsook de coherentie tussen de trajecten en de realisatie van de doelstellingen met betrekking tot de vermindering van de uitstoot van België ingevolge de Europese wetgeving en het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en zijn protocollen.

Het Federaal Planbureau verzekert het secretariaat. § 2. Bij de uitvoering van de in § 1, eerste lid, bedoelde studie baseren het Federaal Planbureau en de bevoegde gewestelijke diensten zich onder andere op de vooruitzichten van de broeikasgasemissies en van het beleid en de maatregelen waarover de federale Staat en de gewesten aan de Nationale Klimaatcommissie rapporteren overeenkomstig artikel 11 van het samenwerkingsakkoord van 14 november 2002. § 3. Het Federaal Planbureau en de bevoegde gewestelijke diensten gaan de bepaling van de perimeter van de gebouwensector na, alsook de afstemming ervan op de emissie-inventarissen om te kunnen controleren of het traject wordt nageleefd. Ze gaan de harmonisatie van de factoren na die de in § 2 bedoelde vooruitzichten bepalen.

Ze verzekeren zich ervan dat, voor het halen van de emissiereductiedoelstellingen, de inspanning die in de gebouwensector moet worden geleverd volgens de in artikel 65quater, § 2, van de bijzondere wet bedoelde trajecten, rekening zal houden met het emissiereductiepotentieel van de gebouwensector en de ermee verbonden kosten en baten. § 4. Het Federaal Planbureau en de bevoegde gewestelijke diensten worden in de uitoefening van hun in §§ 2 en 3 bedoelde werkzaamheden bijgestaan door een raadgevend comité samengesteld uit acht onafhankelijke wetenschappelijke experts die gespecialiseerd zijn op het vlak van de prognose en de evaluatie van de impact van het beleid op de broeikasgasemissies.

Voor de eerste trajecten benoemt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de minister bevoegd voor Leefmilieu en de minister bevoegd voor Duurzame ontwikkeling, twee leden van het raadgevend comité van verschillende taalrol. De minister informeert het Federaal Planbureau en de bevoegde gewestelijke diensten hierover onverwijld. Elke gewestregering wordt voor deze zelfde periode eveneens uitgenodigd om twee leden van het raadgevend comité te benoemen en de minister hiervan in kennis te stellen, waarna de minister het Federaal Planbureau en de bevoegde gewestelijke diensten hierover onverwijld informeert.

Voor de daaropvolgende trajecten benoemt de Koning twee leden van het comité, tegen ten laatste tweeëntwintig maanden vóór het begin van de overeenstemmende periode. De minister informeert het Federaal Planbureau en de bevoegde gewestelijke diensten hierover onverwijld.

Elke gewestregering wordt voor deze zelfde periode eveneens uitgenodigd om twee leden van het comité te benoemen en de minister tegen ten laatste tweeëntwintig maanden vóór het begin van de overeenstemmende periode hiervan in kennis te stellen. De minister informeert het Federaal Planbureau en de bevoegde gewestelijke diensten hierover onverwijld.

Deze onafhankelijke deskundigen mogen geen lid zijn van een beleidscel van een federale minister of van een kabinet van een gewestelijke minister. § 5. Het Federaal Planbureau en de bevoegde gewestelijke diensten leggen hun analyse voor aan de Nationale Klimaatcommissie uiterlijk zes maanden vóór de bepaling van de trajecten overeenkomstig artikel 65quater, § 2, eerste, derde en vierde lid, van de bijzondere wet.

Deze analyse wordt door de minister bekendgemaakt. Zij wordt medegedeeld aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en aan de gewestparlementen.

De Nationale Klimaatcommissie overhandigt haar voorstel uiterlijk drie maanden vóór de bepaling van de trajecten overeenkomstig artikel 65quater, §§ 2, eerste lid, en §§ 3 en 4, van de bijzondere wet.

Art. 4.§ 1. De verschillen ten opzichte van de trajecten worden jaarlijks vastgelegd. Deze verschillen worden vastgelegd aan de hand van het verschil tussen de doelstelling zoals bepaald door het traject voor het betrokken jaar overeenkomstig artikel 65quater, § 2, van de bijzondere wet en het uitstootniveau van broeikasgassen in de gebouwensector voor dit jaar zoals bepaald in de in artikel 65quater, § 5, eerste lid, van de bijzondere wet bedoelde inventarissen, rekening houdend met de mogelijke correcties na de aanvankelijke controle door de Europese Commissie overeenkomstig de van toepassing zijnde wetgeving en bijgestuurd volgens de graden-dagen (GD) van het betrokken jaar die worden meegedeeld door het Koninklijk Meteorologisch Instituut volgens de in de bijlage opgenomen formule. § 2. De in artikel 65quater, §§ 5 en 6, van de bijzondere wet bepaalde bedragen worden elk jaar vastgelegd door de verschillen zoals bepaald in § 1, uitgedrukt in aantal ton CO2-equivalent, te vermenigvuldigen met de gemiddelde prijs van de geveilde emissierechten in de loop van hetzelfde jaar krachtens artikel 10 van Richtlijn 2003/87/EG. De gemiddelde prijs wordt bekomen door het totaalbedrag van de opbrengst van de veiling te delen door het aantal door België geveilde emissierechten. § 3. De verschillen ten opzichte van de trajecten en de bijbehorende bedragen zoals vastgelegd overeenkomstig de bepalingen van §§ 1 en 2, worden jaarlijks bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 4. De opdrachten van de veiler zijn de volgende : 1° overeenkomstig de veiling- en registerverordeningen en in overeenstemming met de door de Europese Commissie in dat kader vastgelegde veilingagenda, de hoeveelheid emissierechten die België hem heeft aangewezen, ter veiling aan te bieden;2° de veilinginkomsten die België toekomen, te ontvangen;3° erop toe te zien dat de veilingopbrengsten worden uitgekeerd overeenkomstig het in artikel 65quater, § 7, van de bijzondere wet bedoelde samenwerkingsakkoord. De veiler brengt maandelijks verslag uit over de veilinginkomsten van het veilingplatform. Dit verslag wordt medegedeeld aan de federale regering en aan de gewestregeringen. HOOFDSTUK 4. - Wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen

Art. 5.Rubriek 25 "Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu" van de tabel opgenomen in bijlage van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 december 2010, wordt aangevuld als volgt : "25-11 Fonds bestemd voor de klimaatresponsabilisering Aard van de toegewezen ontvangsten : 1° Het federaal deel van de opbrengsten uit het veilen van emissierechten van broeikasgassen.2° Een deel van de opbrengst van de personenbelasting dat overeenkomt met de in artikel 65quater, § 5, tweede lid, 2°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten bedoelde bedragen. Aard van de toegestane uitgaven : Toekenning aan de gewesten van de in artikel 65quater, § 5, tweede lid, 1°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten bedoelde bedragen.

De ontvangsten van het fonds die samengesteld worden door het deel van de opbrengsten van de personenbelasting dat overeenkomt met de in artikel 65quater, § 5, tweede lid, 2°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde bedragen, zijn exclusief bestemd voor elke uitgave die het verminderen van de emissies van broeikasgassen tot doel heeft.

Wanneer het verschil of de afwezigheid van een verschil met betrekking tot het in artikel 65quater, § 2, van dezelfde bijzondere wet bedoelde traject definitief is vastgesteld voor een gegeven begrotingsjaar, wordt het saldo van het fonds verminderd met het verschil voor dat jaar tussen het in artikel 65quater, § 8, eerste lid, van dezelfde bijzondere wet bedoelde plafond en de som, in voorkomend geval gelijk aan nul, van de in artikel 65quater, § 5, tweede lid, 1°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde bedragen.". HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen

Art. 6.Elke gewestregering wordt uitgenodigd om de minister te informeren, ten laatste binnen twee maanden die volgen op de bekendmaking van deze wet, welke de bevoegde gewestelijke dienst is in de zin van artikel 3, § 1. De minister informeert hierover onverwijld het Federaal Planbureau.

Art. 7.Deze wet treedt in werking op 1 januari 2014, met uitzondering van de artikelen 4 en 5, die in werking treden op 1 juli 2015.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 6 januari 2014.

FILIP Van Koningswege : De Eerste Minister, E. DI RUPO De Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Staatssecretaris voor Leefmilieu en voor Staatshervorming, M. WATHELET De Staatssecretaris voor Staatshervorming, S. VERHERSTRAETEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) : Stukken : 53 2965 Integraal verslag : 27 en 28 november 2013.

Senaat (www.senate.be) : Stukken : 5-2370 Handelingen van de Senaat : 17, 18 en 19 december 2013.

Bijlage bij de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot het klimaatresponsabiliseringsmechanisme De niveaus van de emissies van broeikasgassen van een jaar die in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de verschillen met betrekking tot de trajecten worden voorafgaandelijk gecorrigeerd in functie van de graden-dagen (GD 15/15) van het betrokken jaar, berekend op basis van de in het station van het Koninklijk Meteorologisch Instituut te Ukkel vastgestelde temperaturen.

De correctie wordt uitgevoerd volgens de volgende formule : Gecorrigeerde emissies van de GD van het jaar N =

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld In deze formule : - is E gelijk aan de emissies in kilo-ton van het jaar N; - wordt onder GD 15/15 van het jaar N begrepen de som van de verschillen, die elke dag van dat jaar N worden berekend, tussen de temperatuur van 15 graden en de gemiddelde buitentemperatuur van de dag, waarbij de negatieve verschillen teruggebracht worden tot nul; - wordt onder GD 15/15 standaard begrepen het gemiddelde van de GD 15/15 van de jaren 1990 tot 2011, zijnde 1880.

^