Etaamb.openjustice.be
Wet van 06 april 2010
gepubliceerd op 21 september 2010

Wet houdende instemming met het Europees Verdrag inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen, gedaan te 's-Gravenhage op 28 mei 1970

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2010015089
pub.
21/09/2010
prom.
06/04/2010
ELI
eli/wet/2010/04/06/2010015089/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

6 APRIL 2010. - Wet houdende instemming met het Europees Verdrag inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen, gedaan te 's-Gravenhage op 28 mei 1970 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Europees Verdrag inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen, gedaan te 's-Gravenhage op 28 mei 1970, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 6 april 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, S. VANACKERE De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK _______ Nota (1) Zitting 2008-2009 en 2009-2010. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 1 april 2009, nr. 4-1266/1. - Verslag, nr. 4-1266/2. - Verslag, nr. 4-1266/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 10 december 2009.

Kamer : Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 52-2319/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 52-2319/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 28 januari 2010.

Europees Verdrag inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen Preambule De lidstaten van de Raad van Europa die dit Verdrag hebben ondertekend, Overwegende dat de strijd tegen de misdaad, waarvan de gevolgen zich steeds meer over de grenzen van één land uitstrekken, op internationaal vlak het gebruik van moderne doeltreffende middelen vereist;

Overtuigd van de noodzaak om een gemeenschappelijk strafrechtelijk beleid te voeren, gericht op de bescherming van de samenleving;

Zich bewust van de noodzaak de menselijke waardigheid te eerbiedigen en de reclassering van delinquenten te bevorderen;

Overwegende dat het doel van de Raad van Europa is het tot stand brengen van een grotere eenheid tussen zijn Leden, Zijn als volgt overeengekomen : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen Artikel 1 Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder : a) « Europees strafvonnis » : de onherroepelijke beslissing van een strafrechter van een Verdragsluitende Staat naar aanleiding van een strafvervolging;b) « strafbaar feit » : handelingen die in het strafrecht strafbaar zijn gesteld, alsmede handelingen die onder de in bijlage II van dit Verdrag genoemde wettelijke bepalingen vallen, mits de betrokkene, indien die bepalingen bevoegdheid verlenen aan een bestuurlijke autoriteit, de mogelijkheid heeft de zaak aan de rechter voor te leggen;c) « veroordeling » : het opleggen van een sanctie;d) « sanctie » : de straf of maatregel, opgelegd wegens een strafbaar feit en uitdrukkelijk in een Europees strafvonnis of een strafbeschikking uitgesproken;e) « ontzetting » : de ontneming of opschorting van een recht, de ontzegging van een bevoegdheid of de ontzetting uit een recht;f) « verstekvonnis » : de beslissing, die krachtens het tweede lid van artikel 21 als zodanig wordt aangemerkt;g) « strafbeschikking » : een van de in een andere Verdragsluitende Staat genomen beslissingen als vermeld in Bijlage II van dit Verdrag. HOOFDSTUK II. - Tenuitvoerlegging van Europese strafvonnissen Afdeling 1. - Algemene bepalingen

a - algemene voorwaarden voor tenuitvoerlegging Artikel 2 Dit hoofdstuk is van toepassing op : a) sancties die vrijheidsbeneming meebrengen;b) geldboeten of verbeurdverklaringen;c) ontzettingen Artikel 3 1.In de gevallen en onder de omstandigheden bedoeld in dit Verdrag is een Verdragsluitende Staat bevoegd tot tenuitvoerlegging van een sanctie, die in een van de andere Verdragsluitende Staten is opgelegd en aldaar uitvoerbaar is. 2. Deze bevoegdheid kan slechts worden uitgeoefend na een verzoek om tenuitvoerlegging, afkomstig van de andere Verdragsluitende Staat. Artikel 4 1. Een sanctie kan slechts door een andere Verdragsluitende Staat ten uitvoer worden gelegd indien het feit waarvoor de sanctie is opgelegd, ware het op het grondgebied van die Staat begaan, krachtens de wet van die Staat een strafbaar feit zou hebben opgeleverd en de dader aldaar strafbaar zou zijn geweest.2. Indien de veroordeling betrekking heeft op verscheidene strafbare feiten, waarvan enkele niet voldoen aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden, geeft de Staat een veroordeling aan, welk gedeelte van de sanctie opgelegd wegens de strafbare feiten die wel aan deze voorwaarden voldoen. Artikel 5 De Staat van veroordeling kan de tenuitvoerlegging van een sanctie door een andere Verdragsluitende Staat slechts verzoeken, indien aan een of meer van de volgende voorwaarden is voldaan : a) de veroordeelde heeft zijn vaste woonplaats in de andere Staat;b) de tenuitvoerlegging van de sanctie in de andere Staat schept naar verwachting betere kansen voor de reclassering van de veroordeelde;c) het betreft een sanctie die vrijheidsbeneming meebrengt, die in de andere Staat kan worden ten uitvoer gelegd in aansluiting op een andere sanctie die vrijheidsbeneming meebrengt en die de veroordeelde in die Staat ondergaat of moet ondergaan;d) de andere Staat de Staat van herkomst van de veroordeelde is en zich reeds bereid heeft verklaard tot tenuitvoerlegging van de sanctie;e) de Staat van veroordeling meent dat hij zelf niet de sanctie ten uitvoer kan leggen, ook niet met behulp van uitlevering, en dat de andere Staat dat wel kan. Artikel 6 De tenuitvoerlegging, verzocht onder de in de voorafgaande bepalingen gestelde voorwaarden, kan alleen, hetzij geheel hetzij gedeeltelijk, in één van de volgende gevallen worden geweigerd a) de tenuitvoerlegging zou in strijd zijn met de grondbeginselen van de rechtsorde van de aangezochte Staat;b) de aangezochte Staat is van oordeel dat het strafbare feit waarvoor de veroordeling is uitgesproken van politieke aard is of als een zuiver militair delict moet worden beschouwd;c) de aangezochte Staat meent ernstige redenen te hebben om aan te nemen dat de veroordeling is uitgelokt of ongunstig beïnvloed door overwegingen van ras, godsdienst, nationaliteit of politieke overtuiging;d) de tenuitvoerlegging is in strijd met de internationale verplichtingen van de aangezochte Staat;e) het feit wordt in de aangezochte Staat reeds vervolgd of die Staat besluit tot vervolging over te gaan;f) de bevoegde autoriteiten van de aangezochte Staat hebben besloten geen vervolging in te stellen of van verdere vervolging wegens hetzelfde feit af te zien;g) het feit is begaan buiten het grondgebied van de verzoekende Staat;h) de aangezochte Staat kan de sanctie niet ten uitvoer leggen;i) het verzoek berust op artikel 5, letter e, en aan geen van de andere in dat artikel genoemde voorwaarden is voldaan;j) de aangezochte Staat is van mening dat de verzoekende Staat zelf de sanctie ten uitvoer kan leggen;k) de veroordeelde had wegens zijn leeftijd op het tijdstip waarop hij het feit beging in de aangezochte Staat niet kunnen worden vervolgd;l) de sanctie is verjaard volgens de wet van de aangezochte Staat;m) voor zover bij het vonnis een ontzetting is uitgesproken. Artikel 7 Aan een verzoek om tenuitvoerlegging wordt geen gevolg gegeven, indien de tenuitvoerlegging zou indruisen tegen de beginselen welke zijn erkend in de bepalingen van de Eerste Afdeling van Hoofdstuk III van dit Verdrag. b - Gevolgen van de overdracht van de tenuitvoerlegging Artikel 8 Voor de toepassing van artikel 6, letter (1), en van het voorbehoud vermeld in letter (c ) in Bijlage 1 van dit Verdrag worden de door de autoriteiten van de Staat van veroordeling rechtsgeldig verrichte handelingen die de verjaring stuiten of schorsen geacht dezelfde rechtskracht te hebben in de aangezochte Staat voor de vaststelling van de verjaring volgens het recht van die Staat.

Artikel 9 1. De veroordeelde die zich in de verzoekende Staat in hechtenis bevond en die is overgeleverd aan de aangezochte Staat met het oog op tenuitvoerlegging, wordt niet vervolgd, berecht of in hechtenis gehouden met het oog op tenuitvoerlegging van een straf of een maatregel, noch onderworpen aan enige andere beperking van zijn persoonlijke vrijheid, wegens enig vóór de overlevering begaan feit dat niet ten grondslag lag aan de ten uitvoer te leggen veroordeling, behalve in de volgende gevallen a) wanneer de Staat die hem heeft overgeleverd daarin toestemt. Daartoe dient een verzoek te worden ingediend, vergezeld van alle ter zake dienende stukken en van een rechterlijk proces-verbaal waarin alle verklaringen van de veroordeelde zijn opgenomen. De toestemming wordt gegeven indien het strafbare feit, waarvoor zij is gevraagd, grondslag voor uitlevering had kunnen zijn volgens de wet van de Staat die de tenuitvoerlegging heeft gevraagd, of indien de uitlevering slechts zou zijn uitgesloten vanwege de strafmaat; b) wanneer de veroordeelde, hoewel hij daartoe de mogelijkheid had, niet binnen de 45 dagen die op zijn definitieve invrijheidsstelling volgden het grondgebied van de Staat, waaraan hij was overgeleverd heeft verlaten, of indien hij na dit gebied te hebben verlaten, daarin is teruggekeerd.2. De Staat aan welke om tenuitvoerlegging is verzocht kan echter de maatregelen treffen, die nodig zijn met het oog op een eventuele verwijdering van zijn grondgebied, dan wel een stuiting van de verjaring overeenkomstig zijn wetgeving, met inbegrip van de instelling van een verstekprocedure. Artikel 10 1. De tenuitvoerlegging wordt beheerst door de wet van de aangezochte Staat, die bij uitsluiting bevoegd is alle ter zake dienende beslissingen te nemen, met name wat de voorwaardelijke invrijheidsstelling betreft.2. De verzoekende Staat heeft bij uitsluiting het recht te beslissen op een verzoek om herziening van de veroordeling.3. Elk van beide Staten kan het recht van amnestie of gratie uitoefenen. Artikel 11 1. Zodra de Staat van veroordeling het verzoek om tenuitvoerlegging heeft gedaan, mag hij niet meer overgaan tot tenuitvoerlegging van de sanctie waarop het verzoek betrekking heeft.De Staat van veroordeling mag echter overgaan tot tenuitvoerlegging van een sanctie, die vrijheidsbeneming medebrengt, indien de veroordeelde zich reeds ten tijde van het verzoek in hechtenis bevindt op het grondgebied van die Staat. 2. De verzoekende Staat herkrijgt zijn recht tot tenuitvoerlegging indien a) hij zijn verzoek intrekt voordat de aangezochte Staat hem in kennis heeft gesteld van zijn voornemen er gevolg aan te geven;b) de aangezochte Staat hem mededeelt, dat hij weigert gevolg te geven aan het verzoek;c) de aangezochte Staat uitdrukkelijk van zijn recht tot tenuitvoerlegging afstand doet.Deze afstand kan slechts plaatsvinden als de beide belanghebbende Staten hiermee instemmen of als de tenuitvoerlegging in de aangezochte Staat niet langer mogelijk is. In het laatste geval is de afstand verplicht, indien de verzoekende Staat daarom vraagt.

Artikel 12 1. De bevoegde autoriteiten van de aangezochte Staat beëindigen de tenuitvoerlegging zodra zij kennis dragen van gratie, amnestie, een aanvrage tot herziening of van elke andere beslissing die de sanctie niet langer uitvoerbaar maakt.Hetzelfde geldt voor de tenuitvoerlegging van een geldboete, wanneer de veroordeelde deze aan de bevoegde autoriteiten van de verzoekende Staat heeft betaald. 2. De verzoekende Staat stelt onverwijld de aangezochte Staat in kennis van een op zijn grondgebied genomen beslissing of processuele handeling die, overeenkomstig het vorige lid, aan het recht tot tenuitvoerlegging een einde maakt. c - Bepalingen van onderscheiden aard Artikel 13 1. De doortocht door het grondgebied van een Verdragsluitende Staat van een persoon, die van zijn vrijheid is beroofd en krachtens dit Verdrag naar een derde Verdragsluitende Staat moet worden overgebracht, wordt toegestaan op verzoek van de Staat waarin hij zich in hechtenis bevindt.De Staat waar de doortocht moet plaatsvinden kan, alvorens een beslissing te nemen op het verzoek, overlegging verlangen van alle terzake dienende documenten. De overgebrachte persoon blijft in hechtenis op het grondgebied van de Staat waar de doortocht plaatsvindt, tenzij de Staat van waaruit hij wordt overgebracht om zijn invrijheidstelling verzoekt. 2. Behalve ingeval de doortocht is verzocht krachtens artikel 34, kan een Verdragsluitende Staat weigeren de doortocht toe te staan : a) om een van de redenen genoemd in artikel 6, letters b en c ;b) als de betrokkene onderdaan van die Staat is;3. Ingeval het vervoer door de lucht plaatsvindt zijn de volgende bepalingen van toepassing a) Wanneer geen landing is voorzien, kan de Staat van waaruit de persoon moet worden overgebracht, de Staat over welks grondgebied zal worden gevolgen ervan in kennis te stellen dat de persoon in kwestie wordt overgebracht ingevolge dit Verdrag.In geval van een onvoorziene landing heeft deze kennisgeving de rechtskracht van een verzoek om voorlopige aanhouding als bedoeld in het tweede lid van artikel 32 en dient een gewoon verzoek om doortocht te worden gedaan. b) Wanneer een landing is voorzien, dient een gewoon verzoek om doortocht te worden gedaan. Artikel 14 De Verdragsluitende Staten zien over en weer af van de terugvordering van kosten die voortvloeien uit de toepassing van dit Verdrag. Afdeling 2. - Verzoeken om tenuitvoerlegging

Artikel 15 1. De verzoeken bedoeld in dit Verdrag worden schriftelijk gedaan.Zij worden, evenals alle voor de toepassing van dit Verdrag benodigde gegevens, toegezonden hetzij door het Ministerie van Justitie van de verzoekende Staat aan het ministerie van justitie van de aangezochte Staat, hetzij, krachtens een overeenkomst tussen de betrokken Verdragsluitende Staten, door de autoriteiten van de verzoekende Staat rechtstreeks gericht aan die van de aangezochte Staat, en op dezelfde wijze teruggezonden. 2. In spoedeisende gevallen kunnen de verzoeken om mededelingen worden gedaan door tussenkomst van de Internationale Politie Organisatie (Interpol).3. Een Verdragsluitende Staat kan door middel van een verklaring, gericht aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, te kennen geven dat hij wenst af te wijken van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel. Artikel 16 Het verzoek om tenuitvoerlegging gaat vergezeld van het origineel of een authentiek afschrift van de beslissing waarvan de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, alsook van alle ter zake doende stukken. Het origineel of een authentiek afschrift van het geheel of een deel van het strafdossier wordt op verzoek van de aangezochte Staat overgelegd. De bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat verklaart dat de sanctie uitvoerbaar is.

Artikel 17 Als naar het oordeel van de aangezochte Staat de door de verzoekende Staat verschafte inlichtingen onvoldoende zijn om hem in staat te stellen dit Verdrag toe te passen, vraagt hij de nodige aanvulling van gegevens. Hij kan een termijn stellen waarbinnen deze gegevens ontvangen moeten zijn.

Artikel 18 1. De autoriteiten van de aangezochte Staat lichten de autoriteiten van de verzoekende Staat onverwijld in omtrent het gevolg dat aan het verzoek om tenuitvoerlegging is gegeven.2. In het voorkomende geval doen de autoriteiten van de aangezochte Staat aan de autoriteiten van de verzoekende Staat een stuk toekomen, waarin wordt verklaard dat de sanctie ten uitvoer is gelegd. Artikel 19 1. Behoudens de bepalingen van het tweede lid van dit artikel wordt geen vertaling van verzoeken en bijlagen geëist.2. Een Verdragsluitende Staat kan zich bij de ondertekening of bij nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding, door middel van een verklaring, gericht aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, het recht voorbehouden, te verlangen dat aan hem gerichte verzoeken en bijlagen vergezeld gaan van een vertaling in zijn eigen taal of in een van de officiële talen van de Raad van Europa, of in een van die talen, zoals door hem aan te wijzen.De andere Staten kunnen het beginsel van wederkerigheid toepassen. 3. Dit artikel laat onverlet de bepalingen met betrekking tot de vertaling van verzoeken en bijlagen, vervat in thans van kracht zijnde of alsnog te sluiten overeenkomsten of regelingen tussen twee of meer Verdragsluitende Staten. Artikel 20 De stukken en documenten, die op grond van dit Verdrag worden overgelegd, zijn vrijgesteld van alle formaliteiten van legalisatie. Afdeling 3. - Verstekvonnissen en strafbeschikkingen

Artikel 21 1. Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald zijn voor de tenuitvoerlegging van verstekvonnissen en van strafbeschikkingen dezelfde regels van toepassing als voor de tenuitvoerlegging van andere vonnissen.2. Behoudens het bepaalde in het derde lid wordt onder verstekvonnis in de zin van dit Verdrag verstaan een beslissing van een strafrechter van een Verdragsluitende Staat naar aanleiding van een strafvervolging uitgesproken terwijl de veroordeelde niet in persoon ter terechtzitting is verschenen.3. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid van artikel 25, het tweede lid van artikel 26 en artikel 29 wordt als vonnis op tegenspraak beschouwd a) een verstekvonnis of strafbeschikking die in de Staat van veroordeling na verzet van de veroordeelde is bevestigd of uitgesproken;b) een in hoger beroep gewezen verstekvonnis mits het beroep tegen het vonnis in eerste aanleg was ingesteld door de veroordeelde. Artikel 22 Verstekvonnissen en strafbeschikkingen waartegen nog geen verzet of ander rechtsmiddel is aangewend, kunnen, zodra zij zijn gewezen, aan de aangezochte Staat worden toegezonden ter betekening en eventuele tenuitvoerlegging.

Artikel 23 1. Indien de aangezochte Staat aanleiding ziet om gevolg te geven aan het verzoek om tenuitvoerlegging van een verstekvonnis of een strafbeschikking, laat hij de in de verzoekende Staat genomen beslissing aan de veroordeelde in persoon betekenen.2. In de akte van betekening aan de veroordeelde wordt hem mededeling gedaan dat : a) een verzoek om tenuitvoerlegging is gedaan overeenkomstig dit Verdrag;b) hem als enig rechtsmiddel het verzet als voorzien in artikel 24 openstaat;c) het verzet moet worden gedaan bij de hem aangewezen autoriteit;de ontvankelijkheid van het verzet wordt beoordeeld volgens de in artikel 24 gestelde eisen en hij kan verzoeken te worden berecht door de autoriteiten van de Staat van veroordeling; d) indien niet binnen de voorgeschreven termijn verzet is gedaan, de beslissing voor de gehele toepassing van dit Verdrag geacht wordt op tegenspraak te zijn gewezen.3. Een afschrift van de akte van betekening wordt onverwijld gezonden aan de autoriteit die de tenuitvoerlegging heeft verzocht. Artikel 24 1. Zodra de beslissing is betekend overeenkomstig artikel 23, is verzet het enige rechtsmiddel dat tegen de veroordeling kan worden aangewend.Dit verzet wordt, naar keuze van de veroordeelde, behandeld door hetzij de bevoegde rechter van de verzoekende Staat, hetzij die van de aangezochte Staat. Als de veroordeelde geen voorkeur kenbaar maakt, wordt het verzet behandeld door de bevoegde rechter van de aangezochte Staat. 2. In de beide gevallen, voorzien in het vorige lid, is het verzet ontvankelijk indien het is gedaan door middel van een verklaring, gericht tot de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat binnen een termijn van 30 dagen te rekenen van de dag van de betekening.De termijn wordt berekend overeenkomstig de toepasselijke wettelijke regels van de aangezochte Staat. De bevoegde autoriteit van die Staat licht de autoriteit die het verzoek om tenuitvoerlegging heeft gedaan onverwijld in.

Artikel 25 1. Indien het verzet in de verzoekende Staat wordt behandeld, wordt de veroordeelde gedagvaard in die Staat te verschijnen ter terechtzitting, welke is vastgesteld voor een nieuwe behandeling van de zaak.Deze dagvaarding wordt hem ten minste 21 dagen vóór die nieuwe behandeling in persoon betekend. Deze termijn kan met toestemming van de veroordeelde worden bekort. De nieuwe behandeling vindt plaats voor de bevoegde rechter van de verzoekende Staat en volgens de in die Staat geldende procedure. 2. Indien de veroordeelde niet in persoon verschijnt of zich niet doet vertegenwoordigen overeenkomstig de wet van de verzoekende Staat, verklaart de rechter het verzet vervallen en wordt van deze beslissing mededeling gedaan aan de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat. Hetzelfde geschiedt wanneer de rechter het verzet niet ontvankelijk verklaart. In beide gevallen wordt het verstek of de strafbeschikking voor de gehele toepassing van dit Verdrag geacht een veroordeling op tegenspraak te zijn. 3. Indien de veroordeelde in persoon verschijnt of zich doet vertegenwoordigen overeenkomstig de wet van de verzoekende Staat en het verzet ontvankelijk wordt verklaard, wordt het verzoek om tenuitvoerlegging als niet gedaan beschouwd. Artikel 26 1. Indien het verzet in de aangezochte Staat wordt behandeld, wordt de veroordeelde gedagvaard in die Staat te verschijnen ter terechtzitting die is vastgesteld voor een nieuwe behandeling van de zaak.Deze dagvaarding wordt hem ten minste 21 dagen vóór die nieuwe behandeling in persoon betekend. Deze termijn kan met toestemming van de veroordeelde worden bekort. De nieuwe behandeling vindt plaats voor de bevoegde rechter van de aangezochte Staat en volgens de in die Staat geldende procedure. 2. Indien de veroordeelde niet in persoon verschijnt of zich niet doet vertegenwoordigen overeenkomstig de wet van de aangezochte Staat, verklaart de rechter het verzet vervallen.In dat geval en indien de rechter het verzet niet ontvankelijk verklaart wordt het verstekvonnis of de strafbeschikking voor de gehele toepassing van dit Verdrag geacht een veroordeling op tegenspraak te zijn. 3. Indien de veroordeelde in persoon verschijnt of zich doet vertegenwoordigen overeenkomstig de wet van de aangezochte Staat en het verzet ontvankelijk wordt verklaard, wordt de zaak berecht als ware het feit in die Staat begaan.Niettemin mag niet worden onderzocht of het recht tot strafvordering is verjaard. Het in de verzoekende Staat uitgesproken vonnis wordt als niet gewezen beschouwd. 4. De in de Staat van veroordeling overeenkomstig de aldaar geldende wetten en voorschriften met het oog op de vervolging of het onderzoek verrichte handelingen hebben in de aangezochte Staat dezelfde rechtskracht als waren zij door de autoriteiten van die Staat verricht, zonder dat deze gelijkstelling ten gevolge kan hebben dat aan die handelingen een grotere bewijskracht wordt toegekend dan daaraan in de verzoekende Staat is verbonden. Artikel 27 Voor het doen van verzet en de procedure die daarop volgt heeft de bij verstek of strafbeschikking veroordeelde in de gevallen en op de voorwaarden voorzien in de wet van de aangezochte Staat of in voorkomend geval van de verzoekende Staat, recht op ambtshalve toevoeging van een raadsman.

Artikel 28 De rechterlijke beslissingen, gegeven krachtens het derde lid van artikel 26, en hun tenuitvoerlegging worden uitsluitend beheerst door de wetgeving van de aangezochte Staat.

Artikel 29 Indien een bij verstek of strafbeschikking veroordeelde geen verzet aantekent, wordt de beslissing voor de gehele toepassing van dit Verdrag geacht een veroordeling op tegenspraak te zijn.

Artikel 30 De bepalingen van de nationale wetgevingen met betrekking tot herstel in de oorspronkelijke toestand zijn van toepassing indien de veroordeelde, om redenen onafhankelijk van zijn wil, heeft nagelaten de termijnen bedoeld in de artikelen 24, 25 en 26 in acht te nemen of te verschijnen ter terechtzitting die is vastgesteld voor een nieuwe behandeling van de zaak. Afdeling 4. - Voorlopige maatregelen

Artikel 31 Indien de veroordeelde zich bevindt in de verzoekende Staat, nadat de kennisgeving is ontvangen dat het verzoek van die Staat tot tenuitvoerlegging van een vonnis, waarbij een vrijheidsbeneming is opgelegd, wordt aanvaard, kan die Staat, indien hij zulks ter verzekering van de tenuitvoerlegging nodig acht, hem aanhouden ten einde hem over te brengen overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.

Artikel 32 1. Heeft de verzoekende Staat om tenuitvoerlegging verzocht dan kan de aangezochte Staat overgaan tot aanhouding van de veroordeelde indien a) de wet van de aangezochte Staat voorlopige hechtenis uit hoofde van het strafbare feit toelaat en b) gevaar voor vlucht of, in het geval van een veroordeling bij verstek, gevaar voor onklaar raken van bewijsmateriaal bestaat.2. Indien de verzoekende Staat zijn voornemen om de tenuitvoerlegging te vragen kenbaar maakt, kan de aangezochte Staat op aanvraag van de verzoekende Staat overgaan tot aanhouding van de veroordeelde, mits aan de voorwaarden, genoemd in het vorige lid onder de letters a en b, is voldaan.Deze aanvraag moet vermelden : het strafbare feit dat tot de veroordeling heeft geleid, de tijd en de plaats waar het feit is begaan alsmede een zo nauwkeurig mogelijk signalement van de veroordeelde. Het moet eveneens een beknopte uiteenzetting bevatten van de feiten en omstandigheden waarop het vonnis berust.

Artikel 33 1. Op de hechtenis is de wet van de aangezochte Staat van toepassing, die tevens de voorwaarden regelt waaronder de aangehouden persoon in vrijheid kan worden gesteld.2. De hechtenis neemt in elk geval een einde indien : a) haar duur gelijk is aan die van de opgelegde sanctie, welke vrijheidsbeneming meebrengt;b) de aanhouding is geschied met toepassing van artikel 32, tweede lid, en de aangezochte Staat niet binnen 18 dagen na de datum van de aanhouding het verzoek, vergezeld van de stukken bedoeld in artikel 16, heeft ontvangen. Artikel 34 1. Hij die in de aangezochte Staat in hechtenis wordt gehouden krachtens artikel 32 en, naar aanleiding van een door hem gedaan verzet, overeenkomstig artikel 25 is gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van het bevoegde gerecht in de verzoekende Staat, wordt daartoe overgebracht naar het grondgebied van die Staat.2. Na de overbrenging wordt de betrokkene door de verzoekende Staat niet langer in hechtenis gehouden indien het geval bedoeld in artikel 33, tweede lid, letter a, zich voordoet of indien de verzoekende Staat de tenuitvoerlegging van de nieuwe veroordeling niet verzoekt.De overgebrachte persoon wordt zo snel mogelijk teruggezonden naar de aangezochte Staat, tenzij hij in vrijheid is gesteld.

Artikel 35 1. Hij die naar aanleiding van een door hem gedaan verzet is gedagvaard voor een bevoegd gerecht aan de verzoekende Staat, wordt niet vervolgd, berecht of gevangen gehouden met het oog op de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel, noch onderworpen aan enige andere beperking van zijn persoonlijke vrijheid voor enig in de dagvaarding niet vermeld feit, gepleegd vóór zijn vertrek uit het grondgebied van de aangezochte Staat, tenzij hij daarmede uitdrukkelijk schriftelijk instemt.In het geval bedoeld in artikel 34, eerste lid, wordt een afschrift van de verklaring van instemming gezonden aan de Staat van waaruit de betrokkene is overgebracht. 2. Het bepaalde in het vorige lid is niet langer van toepassing wanneer de gedagvaarde persoon, hoewel hij daartoe de mogelijkheid heeft gehad, het grondgebied van de verzoekende Staat niet heeft verlaten binnen 15 dagen na de datum van de uitspraak die is gevolgd op de zitting waar hij is verschenen, of indien hij, na dat grondgebied te hebben verlaten, daarin is teruggekeerd zonder te zijn gedagvaard. Artikel 36 1. Indien de verzoekende Staat de tenuitvoerlegging van een verbeurdverklaring heeft verzocht, kan de aangezochte Staat overgaan tot voorlopige inbeslagneming, mits zijn wet inbeslagneming voor soortgelijke feiten toelaat.2. Op de inbeslagneming is de wet van de aangezochte Staat van toepassing, die tevens de voorwaarden regelt waaronder de inbeslagneming kan worden opgeheven. Afdeling 5. - Tenuitvoerlegging van sancties

a - algemene bepalingen Artikel 37 De tenuitvoerlegging van een sanctie die is opgelegd in de verzoekende Staat kan in de aangezochte Staat slechts plaatsvinden krachtens een beslissing van de rechter van die Staat. Een Verdragsluitende Staat kan echter andere autoriteiten met zodanige beslissingen belasten, indien het uitsluitend de tenuitvoerlegging van een geldboete of een verbeurdverklaring betreft en beroep op de rechter tegen die beslissingen openstaat.

Artikel 38 Indien de aangezochte Staat aanleiding ziet gevolg te geven aan het verzoek om tenuitvoerlegging wordt de zaak voorgelegd aan de rechter of de autoriteit die krachtens artikel 37 is aangewezen.

Artikel 39 1. Alvorens te beslissen op het verzoek om tenuitvoerlegging stelt de rechter de veroordeelde in de gelegenheid zijn gezichtspunten naar voren te brengen.Indien de veroordeelde daarom vraagt wordt hij, hetzij bij wege van rogatoire commissie, hetzij in persoon, door de rechter gehoord. Indien de veroordeelde daarom uitdrukkelijk verzoekt, wordt een verhoor in persoon gelast. 2. Niettegenstaande een verzoek van de veroordeelde om in persoon te worden gehoord, kan de rechter in afwezigheid van de veroordeelde over de aanvaarding van het verzoek om tenuitvoerlegging beslissen, indien deze zich in de verzoekende Staat in hechtenis bevindt.In dat geval wordt de beslissing betreffende de vervanging van de sanctie, bedoeld in artikel 44, aangehouden totdat de veroordeelde na zijn overbrenging naar de aangezochte Staat in de gelegenheid is gesteld voor de rechter te verschijnen.

Artikel 40 1. De met de zaak belaste rechter of, in de gevallen voorzien in artikel 37, de volgens dat artikel aangewezen autoriteit, dient er zich van te verzekeren dat : a) de sanctie, waarvan de tenuitvoerlegging is gevraagd, is opgelegd bij een Europees strafvonnis;b) aan de in artikel 4 genoemde voorwaarden is voldaan;c) de in artikel 6, letter a, gestelde voorwaarde niet is vervuld of de tenuitvoerlegging niet in de weg staat;d) de tenuitvoerlegging niet in strijd is met artikel 7;e) in het geval van een veroordeling bij verstek of een strafbeschikking voldaan is aan de in afdeling 3 van dit Hoofdstuk genoemde voorwaarden.2. Een Verdragsluitende Staat is vrij de rechter of de krachtens artikel 37 aangewezen autoriteit te belasten met het onderzoek naar het vervuld zijn van andere voorwaarden voor de tenuitvoerlegging waarin dit Verdrag voorziet. Artikel 41 Tegen rechterlijke beslissingen, die krachtens deze afdeling met het oog op de gevraagde tenuitvoerlegging of in beroep tegen een beslissing van een bestuurlijke autoriteit aangewezen krachtens artikel 37 zijn genomen, dient een rechtsmiddel te kunnen worden aangewend.

Artikel 42 De aangezochte Staat is gebonden aan de vaststelling van de feiten en omstandigheden voor zover deze zijn uiteengezet in de beslissing of voor zover deze beslissing daarop impliciet berust. b) Bepalingen die in het bijzonder betrekking hebben op de tenuitvoerlegging van sancties welke vrijheidsbeneming meebrengen Artikel 43 Indien de veroordeelde zich in hechtenis bevindt in de verzoekende Staat wordt hij, tenzij de wet van die Staat anders bepaalt, overgebracht naar de aangezochte Staat, zodra de verzoekende Staat in kennis is gesteld van de aanvaarding van het verzoek om tenuitvoerlegging. Artikel 44 1. Indien het verzoek om tenuitvoerlegging is aanvaard, vervangt de rechter de in de verzoekende Staat opgelegde sanctie welke vrijheidsbeneming meebrengt door een sanctie die voor hetzelfde feit is voorzien in zijn eigen wet.Die sanctie kan, binnen de in het tweede lid aangegeven grenzen, van een andere aard en duur zijn dan de in de verzoekende Staat opgelegde sanctie. Indien deze laatste van de aangezochte Staat mag worden opgelegd, is de rechter niet gebonden aan dat minimum en legt hij een sanctie op die overeenkomt met de sanctie die was opgelegd in de verzoekende Staat. 2. Bij het vaststellen van de sanctie mag de rechter de strafrechterlijke bejegening van de veroordeelde, waartoe de in de verzoekende Staat genomen beslissing leidt, niet verscherpen.3. Delen van de door de verzoekende Staat opgelegde sanctie en periode van voorlopige hechtenis, die door de veroordeelde zijn ondergaan na het vonnis, worden integraal in mindering gebracht.Hetzelfde geldt voor de preventieve hechtenis die de veroordeelde in de verzoekende Staat vóór zijn veroordeling heeft ondergaan, voor zover de wet van die Staat dat vereist. 4. Een Verdragsluitende Staat kan op elk tijdstip bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa een verklaring nederleggen, waardoor hij krachtens dit Verdrag bevoegd wordt tot het ten uitvoer leggen van een sanctie die vrijheidsbeneming meebrengt van dezelfde aard als die opgelegd in de verzoekende Staat, zelfs als de duur van die sanctie het maximum overschrijdt dat zijn eigen wetgeving voor een dergelijke sanctie kent.Deze regel mag echter slechts worden toegepast in de gevallen waarin de nationale wet van de aangezochte Staat toelaat voor hetzelfde feit een sanctie op te leggen, die ten minste van dezelfde duur is als, maar strenger van aard is dan de in de verzoekende Staat opgelegde sanctie. De overeenkomstig het bepaalde in dit lid opgelegde sanctie kan, indien de duur en het doel daarvan zulks vereisen, ten uitvoer worden gelegd in een penitentiaire inrichting bestemd voor de tenuitvoerlegging van sancties van andere aard. c - Bepalingen die in het bijzonder betrekking hebben op de tenuitvoerlegging van geldboeten of verbeurdverklaringen Artikel 45 1. Indien het verzoek om tenuitvoerlegging van een geldboete of van een verbeurdverklaring van een som geld is aanvaard, drukt de rechter of de krachtens artikel 37 aangewezen autoriteit het bedrag uit in de valuta van de aangezochte Staat met toepassing van de op het ogenblik waarop de beslissing is genomen geldende wisselkoers.Hij bepaalt aldus het bedrag van de geldboete of van de verbeurd te verklaren som, waarbij hij echter het maximum, vastgelegd in de wet van die Staat voor hetzelfde feit, of, indien een wettelijk maximum ontbreekt, het maximum van het bedrag dat gewoonlijk in die Staat voor een zodanig feit wordt opgelegd, niet mag overschrijden. 2. Het staat de rechter of de krachtens artikel 37 aangewezen autoriteit echter vrij een veroordeling tot geldboete of verbeurdverklaring te handhaven tot de hoogte van het in de verzoekende Staat opgelegde bedrag, indien die sanctie voor hetzelfde feit niet is voorzien in de wet van de aangezochte Staat, maar die wet wel zwaardere sancties toelaat.Hetzelfde geldt indien de sanctie die is opgelegd in de verzoekende Staat het maximum waarin de wet van de aangezochte Staat voor hetzelfde feit voorziet, te boven gaat, maar die wet wel zwaardere sancties toelaat. 3. Alle faciliteiten met betrekking tot het tijdstip van betaling of betaling in termijnen welke zijn toegestaan in de verzoekende Staat worden in acht genomen in de aangezochte Staat. Artikel 46 1. Indien het verzoek om tenuitvoerlegging de verbeurdverklaring van een bepaald voorwerp betreft, kan de rechter of de krachtens artikel 37 aangewezen autoriteit de verbeurdverklaring van dat voorwerp slechts bevelen, indien zulks volgens de wet van de aangezochte Staat voor hetzelfde feit mogelijk is.2. Het staat de rechter of de krachtens artikel 37 aangewezen autoriteit echter vrij de verbeurdverklaring die is opgelegd in de verzoekende Staat te handhaven, indien die sanctie voor hetzelfde feit niet is voorzien in de wet van de aangezochte Staat, maar die wet wel zwaardere sancties toelaat. Artikel 47 1. De opbrengst van geldboeten en verbeurdverklaringen vervalt aan de aangezochte Staat onverminderd de rechten van derden.2. Verbeurdverklaarde voorwerpen die een bijzondere waarde vertegenwoordigen, kunnen op aanvrage worden teruggegeven aan de verzoekende Staat. Artikel 48 Indien de tenuitvoerlegging van een geldboete onmogelijk blijkt, kan de rechter van de aangezochte Staat een vervangende hechtenis opleggen mits de wet van beide Staten daarin voor een dergelijk geval voorziet, tenzij de verzoekende Staat uitdrukkelijk zijn verzoek beperkt heeft tot de tenuitvoerlegging van de geldboete alleen. Als de rechter besluit een vervangende hechtenis op te leggen zijn de volgende regels van toepassing a) Wanneer de omzetting van de boete in een hechtenis reeds is vastgelegd in de veroordeling die in de verzoekende Staat is uitgesproken of onmiddellijk in de wet van die Staat, stelt de rechter van de aangezochte Staat de aard en de duur van de straf volgens de regels van zijn eigen recht vast.Als de hechtenis die al was vastgesteld in de verzoekende Staat lager is dan het minimum dat de wet van de aangezochte Staat toelaat, is de rechter niet gebonden aan dat minimum en legt hij een hechtenis op welke overeenkomt met de hechtenis die is voorgeschreven in de verzoekende Staat. Bij het vaststellen van de hechtenis mag de rechter de strafrechtelijke bejegening van de veroordeelde, waartoe de in de verzoekende Staat genomen beslissing leidt, niet verscherpen. b) In alle andere gevallen zet de rechter van de aangezochte Staat de boete om volgens zijn eigen wet, met inachtneming van de grenzen voorzien bij de wet van de verzoekende Staat.d) Bepalingen die in het bijzonder betrekking hebben op de tenuitvoerlegging van een ontzetting Artikel 49 1.Indien een verzoek tot tenuitvoerlegging van een ontzetting is gedaan, kan daaraan slechts gevolg worden gegeven als de wet van de aangezochte Staat het opleggen van een ontzetting voor een dergelijk strafbaar feit toelaat. 2. De met de zaak belaste rechter beoordeelt de opportuniteit van de tenuitvoerlegging van de ontzetting op het grondgebied van zijn land. Artikel 50 1. Indien de rechter de tenuitvoerlegging van de ontzetting beveelt, stelt hij de duur daarvan vast binnen de grenzen, voorgeschreven in zijn eigen wetgeving, zonder evenwel de grenzen die zijn vastgesteld in het strafvonnis dat in de verzoekende Staat is gewezen, te mogen overschrijden.2. De rechter kan de ontzetting beperken tot een deel van de rechten waarvan het verlies of de opschorting is opgelegd. Artikel 51 Artikel 11 is niet van toepassing op een ontzetting.

Artikel 52 De aangezochte Staat heeft het recht de veroordeelde te herstellen in de rechten, waaruit hij is ontzet op grond van een beslissing, genomen door toepassing van deze Afdeling. HOOFDSTUK III. - Internationale gevolgen van Europese strafvonnissen Afdeling I. - Ne bis in idem

Artikel 53 1. Hij die bij een Europees strafvonnis is veroordeeld kan niet voor hetzelfde feit worden vervolgd, berecht of onderworpen aan de tenuitvoerlegging van een sanctie in een andere Verdragsluitende Staat indien a) hij is vrijgesproken;b) de opgelegde sanctie i) geheel is ondergaan of nog steeds ten uitvoer wordt gelegd, of (ii) geheel of wat betreft het nog niet ten uitvoer gelegde gedeelte bij wege van gratie of amnestie is kwijtgescholden of (iii) niet meer ten uitvoer kan worden gelegd omdat zij is verjaard;c) de rechter de dader van het strafbare feit schuldig heeft verklaard zonder oplegging van een sanctie.2. Een Verdragsluitende Staat is echter, tenzij hij zelf om vervolging heeft verzocht, niet verplicht de gevolgen van het « ne bis in idem » te erkennen, indien het feit dat aanleiding heeft gegeven tot het vonnis, begaan is tegen een tot de openbare dienst van die Staat behorende persoon, instelling of zaak, of indien de persoon tegen wie het vonnis is gewezen zelf tot de openbare dienst van die Staat behoorde.3. Bovendien is de Verdragsluitende Staat waar het feit is begaan, dan wel volgens de wet van die Staat wordt geacht te zijn begaan, niet verplicht de gevolgen van het « ne bis in idem » te erkennen, tenzij hij zelf om de vervolging heeft gevraagd. Artikel 54 Indien een nieuwe vervolging wordt ingesteld tegen een persoon die voor hetzelfde feit reeds in een andere Staat is veroordeeld, wordt iedere periode van vrijheidsbeneming, ondergaan bij de tenuitvoerlegging van het vonnis, in mindering gebracht op de eventueel op te leggen sanctie.

Artikel 55 Deze Afdeling vormt geen beletsel voor de toepassing van ruimere nationale bepalingen waardoor aan buitenlandse rechterlijke beslissingen « ne bis in idem »-werking wordt toegekend. Afdeling 2. - Overige gevolgen

Artikel 56 De Verdragsluitende Staten nemen de wettelijke maatregelen, die zij nodig achten om hun gerechten in staat te stellen bij het wijzen van een vonnis rekening te houden met een Europees strafvonnis, dat terzake van een ander strafbaar feit tevoren op tegenspraak is gewezen, zodat daaraan geheel of gedeeltelijk dezelfde gevolgen worden verbonden als die, welke zijn voorzien in hun wet voor op hun grondgebied gewezen vonnissen. Zij stellen de voorwaarden vast waaronder met een zodanig vonnis rekening wordt gehouden.

Artikel 57 De Verdragsluitende Staten nemen de wettelijke maatregelen die zij nodig achten om te bereiken dat met een Europees strafvonnis, dat op tegenspraak is geween, in dier voege rekening wordt gehouden dat een ontzetting die hun wetten verbinden aan op hun grondgebied gewezen vonnissen geheel of gedeeltelijk toepasselijk wordt. Zij stellen de voorwaarden vast waaronder met een zodanig vonnis rekening wordt gehouden. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen Artikel 58 1. Dit Verdrag staat open voor ondertekening door de lidstaten vertegenwoordigd in het Comité van ministers van de Raad van Europa. Het dient te worden bekrachtigd of aanvaard. De akten van bekrachtiging of aanvaarding worden nedergelegd bij de SecretarisGeneraal van de Raad van Europa. 2. Het Verdrag treedt in werking drie maanden na de datum van nederlegging van de derde akte van bekrachtiging of aanvaarding.3. Voor elke ondertekenende Staat die het daarna bekrachtigt of aanvaardt treedt het Verdrag in werking drie maanden na de datum van de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of aanvaarding. Artikel 59 1. Na de inwerkingtreding van dit Verdrag kan het Comité van ministers van de Raad van Europa iedere Staat die geen lid is van de Raad uitnodigen toe te treden tot dit Verdrag, mits de resolutie tot deze uitnodiging eenstemmig is goedgekeurd door de Leden van de Raad die het Verdrag hebben bekrachtigd.2. Toetreding geschiedt door nederlegging bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa van een akte van toetreding die van kracht wordt drie maanden na de datum van nederlegging. Artikel 60 1. Een Verdragsluitende Staat kan op het ogenblik van ondertekening of op het ogenblik van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding het grondgebied of de grondgebieden aanwijzen, waarop dit Verdrag van toepassing is.2. Een Verdragsluitende Staat kan op het ogenblik van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding, of op elk later tijdstip door middel van een verklaring, gericht aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, de toepassing van dit Verdrag uitbreiden tot ieder ander in de verklaring aangegeven grondgebied, voor welks internationale betrekkingen hij verantwoordelijk is of voor welke hij bevoegd is verbintenissen aan te gaan.3. Verklaringen, afgelegd krachtens het voorgaande lid, kunnen, wat een grondgebied dat is aangewezen in deze verklaring betreft, onder de voorwaarden genoemd in artikel 66 van dit Verdrag, worden ingetrokken. Artikel 61 1. Een Verdragsluitende Staat kan op het ogenblik van ondertekening of bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding verklaren gebruik te maken van een of meer voorbehouden vermeld in bijlage I van dit Verdrag.2. Een Verdragsluitende Staat kan een voorbehoud, door hem gemaakt krachtens het voorgaande lid, geheel of gedeeltelijk intrekken door middel van een verklaring, gericht aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, welke verklaring van kracht wordt op het ogenblik van ontvangst.3. De Verdragsluitende Staat die een voorbehoud heeft gemaakt met betrekking tot een bepaling van dit Verdrag mag de naleving van deze bepaling door een andere Staat niet eisen;hij kan echter, als zijn voorbehoud beperkt of voorwaardelijk is, de naleving van de bepaling eisen voor zover hij zich daaraan gebonden heeft.

Artikel 62 1. Een Verdragsluitende Staat kan op ieder ogenblik door middel van een verklaring, gericht aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, de wettelijke bepalingen aanwijzen die opgenomen moeten worden in de Bijlagen II en III van dit Verdrag.2. Wijziging van de nationale bepalingen, die zijn opgenomen in de bijlagen II of III, moet worden medegedeeld aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa indien zij de gegevens, verschaft in deze Bijlagen, onjuist maakt.3. Wijzigingen die met toepassing van de voorafgaande leden zijn aangebracht in de bijlagen II of III worden voor iedere Verdragsluitende Staat een maand na de datum van kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa van kracht. Artikel 63 1. Met het oog op de toepassing van dit Verdrag verschaft een Verdragsluitende Staat op het ogenblik van de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa alle noodzakelijke inlichtingen betreffende de in die Staat toepasselijke sancties en hun tenuitvoerlegging.2. Latere wijzigingen die de inlichtingen, verschaft krachtens het vorige lid, onjuist maken worden eveneens medegedeeld aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. Artikel 64 1. Dit Verdrag laat onverlet de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit uitleveringsverdragen en multilaterale internationale overeenkomsten betreffende bijzondere onderwerpen, of bepalingen betreffende aangelegenheden die het onderwerp vormen van dit Verdrag en zijn vervat in andere overeenkomsten tussen de Verdragsluitende Staten.2. De Verdragsluitende Staten mogen onderling slechts bilaterale of multilaterale overeenkomsten inzake door dit Verdrag geregelde onderwerpen sluiten, indien deze ertoe strekken de bepalingen van dit Verdrag aan te vullen of de toepassing van de daarin vervatte beginselen te vergemakkelijken.3. Indien evenwel twee of meer Verdragsluitende Staten hun betrekkingen reeds hebben geregeld op basis van een eenvormige wetgeving of van een bijzonder stelsel of daartoe in de toekomst overgaan, hebben zij de bevoegdheid hun onderlinge betrekkingen te dezen uitsluitend op basis van die stelsels te regelen, niettegenstaande de bepalingen van dit Verdrag.4. De Verdragsluitende Staten, die ertoe zouden overgaan in hun onderlinge betrekkingen de toepassing van dit Verdrag uit te sluiten overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid richten te dien einde een mededeling aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. Artikel 65 De Europese Commissie voor Strafrechtelijke Vraagstukken van de Raad van Europa houdt zich op de hoogte van de tenuitvoerlegging van dit Verdrag en bevordert zonodig een oplossing in der minne van elke moeilijkheid waartoe de tenuitvoerlegging van het Verdrag aanleiding zou kunnen geven.

Artikel 66 1. Dit Verdrag blijft voor onbepaalde tijd van kracht.2. Een Verdragsluitende Staat kan dit Verdrag wat hem betreft opzeggen door een kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa te zenden.3. De opzegging wordt van kracht zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal. Artikel 67 De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa geeft aan de lidstaten, vertegenwoordigd in het Comité van Ministers, en aan iedere Staat die is toegetreden tot dit Verdrag kennis van a) ondertekeningen;b) nederlegging van akten van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding;c) data van inwerkingtreding van dit Verdrag overeenkomstig artikel 58;d) verklaringen ontvangen krachtens het tweede lid van artikel 19;e) verklaringen ontvangen krachtens het vierde lid van artikel 44, f) verklaringen ontvangen krachtens artikel 60;g) voorbehouden gemaakt krachtens het bepaalde in het eerste lid van artikel 61 of de intrekking van een zodanig voorbehoud;h) verklaringen ontvangen krachtens het eerste lid van artikel 62 en een latere kennisgeving ontvangen krachtens het tweede lid van dat artikel;i) inlichtingen ontvangen krachtens het eerste lid van artikel 63 en iedere latere kennisgeving ontvangen krachtens het tweede lid van dat artikel;j) kennisgevingen betreffende bilaterale of multilaterale overeenkomsten gesloten krachtens het tweede lid van artikel 64, of betreffende een eenvormige wetgeving, ingevoerd krachtens het derde lid van artikel 64;k) kennisgevingen ontvangen krachtens het bepaalde in artikel 66 en de datum waarop de opzegging van kracht wordt. Artikel 68 Het Verdrag en de verklaringen van kennisgevingen waartoe het machtigt zijn slechts van toepassing op de tenuitvoerlegging van vonnissen gewezen na de inwerkingtreding van dit Verdrag tussen de Verdragsluitende Staten.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

Gedaan te 's Gravenhage, op 28 mei 1970, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar dat zal worden neergelegd in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-generaal van de Raad van Europa zal voor eensluidend gewaarmerkte afschriften doen toekomen aan iedere ondertekenende en toetredende Staat.

Bijlage I Elke Verdragsluitende Staat kan verklaren zich het recht voor te behouden : a) de tenuitvoerlegging te weigeren als hij van mening is dat de veroordeling een strafbaar feit van fiscale of godsdienstige aard betreft;b) de tenuitvoerlegging te weigeren van een sanctie, die is opgelegd wegens een feit, dat volgens zijn wetgeving uitsluitend tot de bevoegdheid van een bestuurlijke autoriteit zou hebben behoord;c) de tenuitvoerlegging te weigeren van een Europees strafvonnis, dat is gewezen door de autoriteiten van de verzoekende Staat op een tijdstip waarop het recht tot strafvordering voor het strafbare feit waarop het vonnis betrekking heeft zou zijn verjaard volgens de bepalingen van zijn eigen wet;d) de tenuitvoerlegging te weigeren van verstekvonnissen en van strafbeschikkingen of van slechts een van die categorieën van beslissingen;e) de toepassing te weigeren van de bepalingen van artikel 8 in de gevallen waarin hij een bevoegdheid uit eigen hoofde bezit en in die gevallen slechts de gelijkwaardigheid te erkennen van handelingen in de verzoekende Staat die de verjaring stuiten of schorsen;f) de toepassing van hoofdstuk III slechts te aanvaarden voor een van beide Afdelingen. Bijlage II Lijst van feiten, die niet in de strafwet strafbaar zijn gesteld Met feiten, die in de strafwet strafbaar zijn gesteld moet worden gelijkgesteld : - in Frankrijk : onwettig gedrag dat wordt bestempeld als een « contravention de grande voirie »; - in de Bondsrepubliek Duitsland : onwettig gedrag waarvoor een procedure is geschapen bij het « Gesetz über Ordnungswidrigkeiten » van 24 mei 1968 (BGBL 1968, I, 481); - in Italië : onwettig gedrag waarop de wet nr. 317 van 3 maart 1967 van toepassing is.

Bijlage III Lijst van strafbeschikkingen Oostenrijk Strafverfügung (Artikelen 460-62 van het Wetboek van Strafprocesrecht).

Denemarken Bodeforelaeg of Udenretlig bodevedtagelse (Artikel 931 van de wet op de organsiatie van de rechtspraak).

Frankrijk 1. Amende de composition (Artikelen 524-528 van het Wetboek van Strafprocesrecht en de artikelen R42-R50).2. Ordonnance pénale, slechts van toepassing in de departementen Bas-Rhin, Haut-Rhin en Moselle. Bondsrepubliek Duitsland 1. Strafbefehl (Artikelen 407-412 van het Wetboek van Strafprocesrecht).2. Strafverfügung (Artikel 413 van het Wetboek van Strafprocesrecht).3. Bussgeldbescheid (Artikelen 65-66 van de wet van 24 mei 1968 BGBL 1968 I, 481). Italië 1. Decreto penale (Artikelen 506-510 van het Wetboek van Strafprocesrecht).2. Decreto penale, voor fiscale zaken (wet van 7 januari 1929, nr.4). 3. Decreto penale, voor Scheepvaartaangelegenheden (Artikelen 1242-43 van het Wetboek voor de Scheepvaart).4. Besluit krachtens de wet nr.317 van 3 maart 1967.

Luxemburg 1. Ordonnance pénale (wet van 31 juli 1924 betreffende de regeling van ordonnances pénales).2. Ordonnance pénale (Artikel 16 van de wet van 14 februari 1955 betreffende de regeling voor het verkeer op alle openbare wegen). Noorwegen 1. Forelegg (Artikelen 287-290 van de wet op de gerechtelijke procedure in strafzaken).2. Forenklet forelegg (Artikel 31B van de Verkeerswetgeving van 18 juni 1965). Zweden 1. Strafföreläggande (Hoofdstuk 48 van het Wetboek van Procesrecht).2. Föreläggande av ordningsbot (Hoofdstuk 48 van het Wetboek van Procesrecht). Zwitserland 1. Strafbefehl (Aargau, Baselland, Basel-Stadt, Schaffhausen, Schwyz, Uri, Zug, Zürich).Ordonnance pénale (Freiburg, Valais). 2. Strafantrag (Nidwalden).3. Strafbescheid (St.Gallen). 4. Strafmandat (Bern, Graubünden, Solothurn, Obwalden).5. Strafverfügung (Appenzell Ausser Rhoden, Glarus, Schaffhausen, Thurgau).6. Abwandlungserkenntnis (Luzern).7. Bussenentscheid (Appenzell Inner Rhoden).8. Ordonnance de condamnation (Vaud).9. Mandat de répression (Neuchâtel).10. Avis de contravention (Genève, Vaud).11. Prononcé préfectoral (Vaud).12. Prononcé de contravention (Valais).13. Decreto di accusa (Ticino). Turkije Ceza Kararnamesi (Artikelen 386-91 van het Wetboek van Strafprocedure) en alle beslissingen waarmee de administratieve overheden straffen uitspreken.

Europees Verdrag inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen, gedaan te 's-Gravenhage op 28 mei 1970

Staten

Datum Authentificatie

Type instemming

Datum instemming

Datum interne inwerkingtreding

ALBANIE

08/06/2000

Bekrachtiging

22/10/2003

23/01/2004

BULGARIJE

09/10/2003

Bekrachtiging

30/03/2004

01/07/2004

BELGIE

28/05/1970

Bekrachtiging

30/06/2010

01/10/2010

CYPRUS

03/03/1972

Bekrachtiging

25/04/1974

26/07/1974

DENEMARKEN

28/05/1970

Bekrachtiging

03/03/1971

26/07/1974

DUITSLAND

28/05/1970

Onbepaald


ESTLAND

08/06/2000

Bekrachtiging

25/04/2001

26/07/2001

GEORGIE

08/06/2000

Bekrachtiging

25/03/2002

26/06/2002

GRIEKENLAND

27/08/1979

Onbepaald


IJSLAND

19/09/1989

Bekrachtiging

06/08/1993

07/11/1993

ITALIE

04/02/1971

Onbepaald


LETLAND

30/10/2002

Bekrachtiging

29/07/2003

30/10/2003

LITOUWEN

10/07/1995

Bekrachtiging

08/04/1998

09/07/1998

LUXEMBURG

08/04/1976

Onbepaald


MOLDAVI"

27/06/2001

Bekrachtiging

20/06/2006

21/09/2006

MONTENEGRO

08/03/2010

Bekrachtiging

19/03/2010

20/06/2010

NEDERLAND

28/05/1970

Bekrachtiging

30/09/1987

01/01/1988

NOORWEGEN

28/05/1970

Bekrachtiging

19/09/1974

20/12/1974

OEKRAINE

08/06/2000

Bekrachtiging

11/03/2003

12/06/2003

OOSTENRIJK

28/05/1970

Bekrachtiging

01/04/1980

01/07/1980

PORTUGAL

10/05/1979

Onbepaald


ROEMENIE

20/11/1997

Bekrachtiging

08/06/2000

09/09/2000

SAN MARINO

11/12/2001

Bekrachtiging

17/04/2002

18/07/2002

SERVI"

26/04/2007

Bekrachtiging

26/04/2007

27/07/2007

SLOVENIE

25/01/2000

Onbepaald


SPANJE

30/05/1984

Bekrachtiging

02/09/1994

03/12/1994

TURKIJE

26/06/1974

Bekrachtiging

27/10/1978

28/01/1979

ZWEDEN

28/05/1970

Bekrachtiging

21/06/1973

26/07/1974


Verklaring « Overeenkomstig artikel 19, tweede lid, van het Verdrag behoudt België zich het recht voor te verlangen dat de verzoeken en bijlagen vergezeld gaan van een vertaling in het Nederlands, het Frans, het Duits of het Engels. »

Voorbehoud « België behoudt zich het recht voor de tenuitvoerlegging te weigeren van verstekvonnissen en van strafbeschikkingen ». (Bijlage I, (d ))

^