Etaamb.openjustice.be
Wet van 03 augustus 2012
gepubliceerd op 21 november 2012

Wet houdende instemming met het Verdrag betreffende de computercriminaliteit, gedaan te Boedapest op 23 november 2001 (2) (3)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2012015172
pub.
21/11/2012
prom.
03/08/2012
ELI
eli/wet/2012/08/03/2012015172/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

3 AUGUSTUS 2012. - Wet houdende instemming met het Verdrag betreffende de computercriminaliteit, gedaan te Boedapest op 23 november 2001 (1) (2) (3)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Verdrag betreffende de computercriminaliteit, gedaan te Boedapest op 23 november 2001, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 3 augustus 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, D. REYNDERS De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Zitting 2011-2012. Senaat.

Documenten Ontwerp van wet ingediend op 22 februari 2012, nr. 5-1497/1.

Verslag, nr. 5-1497/2.

Parlementaire Handelingen.

Bespreking, vergadering van 31 mei 2012.

Stemming, vergadering van 31 mei 2012.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Documenten.

Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 53-2226/1.

Verslag namens de commissie, nr. 53-2226/2.

Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 53-2226/3.

Parlementaire Handelingen.

Bespreking, vergadering van 14 juni 2012.

Stemming, vergadering van 14 juni 2012.

VERDRAG BETREFFENDE DE COMPUTERCRIMINALITEIT Preambule De lidstaten van de Raad van Europa en de overige Staten die dit Verdrag hebben ondertekend;

Overwegende dat het doel van de Raad van Europa is het tot stand brengen van een grotere eenheid tussen zijn leden;

Erkennende het belang van het versterken van de samenwerking met de andere Staten die Partij zijn bij dit Verdrag;

Overtuigd van de noodzaak bij voorrang een gemeenschappelijk strafrechtelijk beleid na te streven gericht op de bescherming van de samenleving tegen misdrijven met betrekking tot computercriminaliteit, inzonderheid door de goedkeuring van passende wetgeving en het versterken van internationale samenwerking;

Zich bewust van de ingrijpende veranderingen die zijn teweeggebracht door de digitalisering, convergentie en voortschrijdende mondialisering van computernetwerken;

Bezorgd over het risico dat computernetwerken en elektronische informatie eveneens kunnen worden gebruikt voor het begaan van misdrijven en dat bewijzen met betrekking tot dergelijke misdrijven door deze netwerken kunnen worden opgeslagen en overgedragen;

Erkennende de noodzaak van samenwerking tussen Staten en particuliere ondernemingen bij het bestrijden van misdrijven met betrekking tot computercriminaliteit en de noodzaak legitieme belangen bij het gebruik en de ontwikkeling van informatietechnologie te beschermen;

Van mening dat voor een doeltreffende bestrijding van misdrijven met betrekking tot computercriminaliteit een nauwere, snelle en doeltreffende internationale samenwerking in strafzaken vereist is;

Ervan overtuigd dat dit Verdrag noodzakelijk is ter voorkoming van handelingen gericht tegen de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van computersystemen, netwerken en computergegevens alsmede van misbruik van deze systemen, netwerken en gegevens door te voorzien in de strafbaarstelling van dergelijk gedrag, zoals omschreven in dit Verdrag, en in de goedkeuring van toereikende bevoegdheden voor de doeltreffende bestrijding van deze strafbare feiten, door het ontdekken, onderzoeken en vervolgen van deze feiten te vergemakkelijken zowel op nationaal als internationaal niveau en door middel van de uitwerking van regelingen voor snelle en betrouwbare internationale samenwerking;

Indachtig de behoefte aan een goed evenwicht tussen de belangen van de wetshandhaving en de eerbiediging van de fundamentele rechten van de mens zoals vastgelegd in het Verdrag van de Raad van Europa van 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het Internationaal Verdrag van de Verenigde Naties van 1966 inzake burgerrechten en politieke rechten en andere toepasselijke internationale verdragen inzake de rechten van de mens die het recht van eenieder herbevestigen zonder inmenging een mening te koesteren, alsmede het recht op vrijheid van meningsuiting, daaronder begrepen de vrijheid alle soorten van informatie en ideeën te vergaren, te ontvangen en mee te delen, ongeacht grenzen, en de rechten betreffende de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;

Mede indachtig het recht op de bescherming van persoonsgegevens zoals, bijvoorbeeld, toegekend door het Verdrag van de Raad van Europa van 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens;

Indachtig het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind en het Verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie van 1999 inzake de ergste vormen van kinderarbeid;

Gelet op de bestaande verdragen van de Raad van Europa inzake samenwerking in strafzaken, alsmede soortgelijke verdragen tussen de lidstaten van de Raad van Europa en andere Staten, en benadrukkend dat dit Verdrag bedoeld is als aanvulling op die verdragen teneinde de strafrechtspleging inzake misdrijven met betrekking tot computersystemen en -gegevens doeltreffender te maken en de bewijsvergaring van strafbare feiten in elektronische vorm mogelijk te maken;

De recente ontwikkelingen toejuichend die de internationale verstandhouding en samenwerking bij de bestrijding van misdrijven met betrekking tot computercriminaliteit kracht bijzetten, daaronder begrepen van de door de Verenigde Naties, de OESO, de Europese Unie en de G8 ondernomen activiteiten;

In herinnering roepend de Aanbevelingen van het Comité van Ministers nr. R (85) 10 inzake de praktische toepassing van het Europees Verdrag inzake wederzijdse bijstand in strafzaken met betrekking tot rogatoire commissies voor het aftappen van telecommunicatie, nr. R (88) 2 inzake piraterij op het gebied van auteursrechten en naburige rechten, nr. R (87) 15 ter regulering van het gebruik van persoonsgegevens in de politiesector, nr.R (95) 4 inzake de bescherming van persoonsgegevens op het gebied van telecommunicatiediensten, in het bijzonder telefoondiensten, alsmede nr. R (89) 9 inzake computercriminaliteit, waarin richtlijnen worden aangereikt voor de nationale wetgeving betreffende de omschrijving van bepaalde computermisdrijven en nr. R (95) 13 betreffende problemen op het gebied van strafrechtspleging die samenhangen met informatietechnologie; Gelet op Resolutie nr. 1, aangenomen door de Europese Ministers van Justitie tijdens hun 21e Conferentie (Praag, 10 en 11 juni 1997), waarin het Comité van Ministers wordt aanbevolen de door het Europees Comité voor strafrechtelijke vraagstukken (CDPC) verrichte werkzaamheden op het gebied van misdrijven met betrekking tot computercriminaliteit te ondersteunen teneinde de nationale strafwetgevingen nader tot elkaar te brengen en het gebruik van doeltreffende middelen voor onderzoek naar computermisdrijven mogelijk te maken, alsmede Resolutie nr. 3, aangenomen tijdens de 23e Conferentie van de Europese ministers van Justitie (Londen, 8 en 9 juni 2000), waarin de onderhandelende partijen worden aangemoedigd hun inspanningen voort te zetten teneinde passende oplossingen te vinden om een zo groot mogelijk aantal Staten de gelegenheid te bieden partij bij het Verdrag te worden en waarin de behoefte aan een snel en doeltreffend systeem van internationale samenwerking wordt erkend, dat op behoorlijke wijze rekening houdt met de specifieke behoeften bij de bestrijding van misdrijven met betrekking tot computercriminaliteit;

Tevens gelet op het Actieplan, aangenomen door de staatshoofden en regeringsleiders van de Raad van Europa tijdens hun Tweede Top (Straatsburg, 10 en 11 oktober 1997), teneinde gemeenschappelijke antwoorden te vinden op de ontwikkeling van de nieuwe informatietechnologie die is gegrond op de normen en waarden van de Raad van Europa;

Zijn het volgende overeengekomen : HOOFDSTUK I. - Terminologie

Artikel 1.- Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder : a. "computersysteem", elk instrument of elk geheel van onderling met elkaar verbonden of in contact staande instrumenten, waarvan een of meer door middel van een programma automatisch gegevens verwerken;b. "computergegevens", elke weergave van feiten, informatie of concepten in een vorm die geschikt is voor verwerking in een computersysteem, daaronder begrepen van een programma dat geschikt is om een computer een taak te laten uitvoeren;c. "serviceprovider" : i.elke publieke of particuliere instantie die aan de gebruikers van haar diensten de mogelijkheid biedt door middel van een computersysteem te communiceren, en ii. elke andere instantie die ten behoeve van deze communicatiedienst of gebruikers van deze dienst computergegevens verwerkt of opslaat; « verkeersgegevens", computergegevens met betrekking tot een communicatie via een computersysteem die gegenereerd worden door een computersysteem dat een onderdeel vormt van de communicatieketen, en die de soort of de herkomst, bestemming, route, tijd, datum, omvang of duur van de onderliggende dienst aanduiden. HOOFDSTUK II. - Op nationaal niveau te nemen maatregelen Afdeling 1. - Materieel strafrecht

TITEL 1. - Misdrijven tegen de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van computergegevens en -systemen

Artikel 2.- Onrechtmatige toegang Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om in haar nationaal recht de opzettelijke en onrechtmatige toegang tot een computersysteem of een onderdeel daarvan strafbaar te stellen.

Een Partij kan eisen dat het misdrijf wordt begaan door de schending van veiligheidsmaatregelen, met het oogmerk computergegevens te verkrijgen of met ander kwaad opzet, of in relatie tot een computersysteem dat op een ander computersysteem is aangesloten.

Artikel 3.- Onrechtmatige onderschepping Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om in haar nationaal recht de opzettelijke en onrechtmatige onderschepping, met technische middelen, van niet-openbare verzendingen van computergegevens naar, vanuit of binnen een computersysteem, daaronder begrepen van elektromagnetische emissies van een computersysteem dat dergelijke computergegevens transporteert, strafbaar te stellen. Een Partij kan eisen dat het misdrijf wordt begaan met kwaad opzet, of in relatie tot een computersysteem dat op een ander computersysteem is aangesloten.

Artikel 4.- Schending van de integriteit van gegevens 1. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om in haar nationaal recht het opzettelijk en onrechtmatig beschadigen, wissen, aantasten, wijzigen of verwijderen van computergegevens strafbaar te stellen.2. Een Partij kan zich het recht voorbehouden te eisen dat de in het eerste lid bedoelde handeling ernstige schade veroorzaakt.

Artikel 5.- Schending van de integriteit van een computersysteem Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om in haar nationaal recht de opzettelijke en onrechtmatige ernstige verstoring van de werking van een computersysteem door middel van het invoeren, verzenden, beschadigen, wissen, aantasten, wijzigen of verwijderen van computergegevens strafbaar te stellen.

Artikel 6.- Misbruik van instrumenten 1. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om in haar nationaal recht strafbaar te stellen : a.de opzettelijke en onrechtmatige vervaardiging, verkoop, verkrijging voor gebruik, invoer, verspreiding of andere vormen van beschikbaarstelling van : i. een instrument, daaronder begrepen een computerprogramma, dat hoofdzakelijk is ontworpen of aangepast om een van de overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 5 strafbaar gestelde feiten mogelijk te maken; ii. een computerwachtwoord, toegangscode, of soortgelijke gegevens waarmee toegang kan worden verkregen tot een computersysteem of een gedeelte daarvan, met het oogmerk dat deze worden gebruikt voor het plegen van een van de in de artikelen 2 tot en met 5 bedoelde strafbare feiten; en b. het opzettelijk en onrechtmatig bezit van een in letter a, i of ii, bedoeld onderdeel, met het oogmerk dat dit wordt gebruikt voor het plegen van een van de in de artikelen 2 tot en met 5 bedoelde strafbare feiten.Een Partij kan in haar nationaal recht eisen dat een aantal van deze onderdelen in bezit moet zijn voordat sprake is van strafrechtelijke aansprakelijkheid. 2. Dit artikel mag niet zodanig worden uitgelegd dat sprake is van strafrechtelijke aansprakelijkheid wanneer de in het eerste lid van dit artikel bedoelde vervaardiging, verkoop, verkrijging voor gebruik, invoer, verspreiding of andere vormen van beschikbaarstelling niet bedoeld zijn voor het plegen van een overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 5 van dit Verdrag strafbaar gesteld feit, zoals voor het geautoriseerd testen of beveiligen van een computersysteem.3. Elke Partij kan zich het recht voorbehouden het eerste lid van dit artikel niet toe te passen, mits het voorbehoud geen betrekking heeft op de verkoop, verspreiding of andere vormen van beschikbaarstelling van de in het eerste lid, letter a, ii, van dit artikel bedoelde onderdelen. TITEL 2. - Computermisdrijven

Artikel 7.- Computervervalsing Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om in haar nationaal recht het opzettelijk en onrechtmatig invoeren, wijzigen, wissen of verwijderen van computergegevens strafbaar te stellen, indien zulks leidt tot niet-authentieke gegevens met het oogmerk dat deze in aanmerking genomen worden bij of aangewend worden voor rechtmatige doeleinden alsof zij authentiek waren, ongeacht of de gegevens al dan niet rechtstreeks leesbaar en begrijpelijk zijn. Een Partij kan eisen dat sprake moet zijn van frauduleuze opzet of soortgelijk kwaad opzet voordat sprake is van strafrechtelijke aansprakelijkheid.

Artikel 8.- Computerfraude Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om in haar nationaal recht strafbaar te stellen het opzettelijk en onrechtmatig veroorzaken van een vermogensnadeel aan een andere persoon door : a. het invoeren, wijzigen, wissen of verwijderen van computergegevens;b. het aantasten van de werking van een computersysteem, met het frauduleuze of kwade opzet onrechtmatig een economisch voordeel voor zichzelf of voor iemand anders te verkrijgen. TITEL 3. - Inhoudgerelateerde misdrijven

Artikel 9.- Misdrijven met betrekking tot kinderpornografie 1. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om de volgende gedragingen in haar nationaal recht strafbaar te stellen wanneer deze opzettelijk en onrechtmatig plaatsvinden : a.het vervaardigen van kinderpornografie ter verspreiding hiervan door middel van een computersysteem; b. het aanbieden of beschikbaar stellen van kinderpornografie door middel van een computersysteem;c. het verspreiden of verzenden van kinderpornografie door middel van een computersysteem;d. het verkrijgen van kinderpornografie via een computersysteem voor zichzelf of voor iemand anders;e. het bezitten van kinderpornografie in een computersysteem of op een opslagmedium voor computergegevens.2. Voor de toepassing van het eerste lid omvat de term "kinderpornografie" pornografisch materiaal dat het volgende uitbeeldt : a.een minderjarige die expliciete seksuele handelingen verricht; b. iemand die eruitziet als een minderjarige die expliciete seksuele handelingen verricht;c. realistische afbeeldingen die een minderjarige voorstellen die expliciete seksuele handelingen verricht.3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder de term "minderjarige" verstaan alle personen beneden de leeftijd van 18 jaar. Een Partij kan evenwel een lagere leeftijdsgrens eisen, die niet minder mag bedragen dan 16 jaar. 4. Elke Partij kan zich het recht voorbehouden het eerste lid, letters d en e, en het tweede lid, letters b en c, gedeeltelijk of in het geheel niet toe te passen. TITEL 4. - Misdrijven met betrekking tot inbreuken op de intellectuele eigendom en op de naburige rechten

Artikel 10.- Misdrijven met betrekking tot inbreuken op de intellectuele eigendom en op de naburige rechten 1. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om in haar nationaal recht inbreuken op de intellectuele eigendom, zoals gedefinieerd in de wetgeving van die Partij, strafbaar te stellen, uit hoofde van de verplichtingen die zij is aangegaan krachtens de Akte van Parijs van 24 juli 1971 houdende toepassing van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van intellectuele eigendom en het WIPO-Verdrag inzake intellectuele eigendom, met uitzondering van de door deze verdragen toegekende morele rechten, wanneer deze feiten opzettelijk, op commerciële schaal en met gebruikmaking van een computersysteem worden begaan.2. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om in haar nationaal recht inbreuken op naburige rechten, zoals gedefinieerd in de wetgeving van die Partij, strafbaar te stellen, uit hoofde van de verplichtingen die zij is aangegaan krachtens het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties (Verdrag van Rome), de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van intellectuele eigendom en het WIPO-Verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen, met uitzondering van de door deze verdragen toegekende morele rechten, wanneer deze feiten opzettelijk, op commerciële schaal en met gebruikmaking van een computersysteem worden begaan.3. Een Partij kan zich het recht voorbehouden onder bepaalde omstandigheden niet over te gaan tot de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde strafbaarstelling, mits andere doeltreffende middelen beschikbaar zijn en een dergelijk voorbehoud geen afbreuk doet aan de internationale verplichtingen van deze Partij uit hoofde van de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde internationale instrumenten. TITEL 5. - Andere vormen van aansprakelijkheid en sancties

Artikel 11.- Poging en medeplichtigheid of uitlokking 1. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om in haar nationaal recht strafbaar te stellen de opzettelijke medeplichtigheid aan of uitlokking tot het plegen van een van de overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 10 van dit Verdrag strafbaar gestelde feiten, met het oogmerk dat een dergelijk feit wordt begaan.2. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om in haar nationaal recht een opzettelijke poging om een van de in de artikelen 3 tot en met 5, 7, 8 en 9, eerste lid, letter a en c, van dit Verdrag strafbaar gestelde feiten te begaan, strafbaar te stellen.3. Elke Partij kan zich het recht voorbehouden het tweede lid van dit artikel gedeeltelijk of in het geheel niet toe te passen.

Artikel 12.- Aansprakelijkheid van rechtspersonen 1. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn opdat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor een uit hoofde van dit Verdrag strafbaar gesteld feit, als dat feit voor hun rekening is begaan door een natuurlijke persoon, die hetzij zelfstandig handelt, hetzij als lid van een orgaan van de rechtspersoon, en die daarin een leidinggevende functie vervult, op grond van : a.een vertegenwoordigingsbevoegdheid van de rechtspersoon; b. een bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen;c. een bevoegdheid om binnen de rechtspersoon toezicht uit te oefenen.2. Naast de gevallen bedoeld in het eerste lid van dit artikel neemt elke Partij de maatregelen die nodig zijn opdat een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld wanneer het gebrek aan toezicht of controle door een in het eerste lid bedoelde natuurlijke persoon het plegen van een in dit Verdrag strafbaar gesteld feit namens die rechtspersoon door een onder zijn gezag handelende natuurlijke persoon mogelijk heeft gemaakt.3. Overeenkomstig de rechtsbeginselen van de Partij kan de aansprakelijkheid van een rechtspersoon van strafrechtelijke, burgerrechtelijke of bestuursrechtelijke aard zijn.4. Deze aansprakelijkheid laat de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de natuurlijke personen die het feit hebben begaan, onverlet.

Artikel 13.- Sancties en maatregelen 1. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn opdat op de overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 11 strafbaar gestelde feiten doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties worden gesteld, daaronder begrepen vrijheidsberovende straffen. Elke Partij ziet erop toe dat rechtspersonen die overeenkomstig artikel 12 aansprakelijk worden gesteld, worden onderworpen aan doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke of niet-strafrechtelijke sancties of maatregelen, daaronder begrepen geldstraffen. Afdeling 2. - Procesrecht

TITEL 1. - Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 14.- Draagwijdte van procesrechtelijke maatregelen 1. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn voor de instelling van de in deze Afdeling bedoelde bevoegdheden en procedures ten behoeve van specifieke strafrechtelijke onderzoeken of strafrechtsplegingen.2. Behoudens de in artikel 21 opgenomen afwijkende bepaling past elke Partij de in het eerste lid van dit artikel bedoelde bevoegdheden en procedures toe op : a.de overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 11 van dit Verdrag strafbaar gestelde feiten; b. andere door middel van een computersysteem begane strafbare feiten; en c. de bewijsvergaring in elektronische vorm van strafbare feiten.3. a.Elke Partij kan zich het recht voorbehouden de in artikel 20 bedoelde maatregelen uitsluitend toe te passen op de in het voorbehoud vermelde feiten of categorieën van feiten, mits de waaier feiten of categorieën van feiten niet beperkter zijn dan de waaier feiten ten aanzien waarvan zij de in artikel 21 bedoelde maatregelen toepast.

Elke Partij onderzoekt het voornemen om een dergelijk voorbehoud te beperken teneinde een zo ruim mogelijke toepassing van de in artikel 20 bedoelde maatregelen mogelijk te maken. b. Wanneer een Partij, als gevolg van beperkingen in haar wetgeving die van kracht is op het tijdstip van de goekeuring van dit Verdrag, niet in staat is de in de artikelen 20 en 21 bedoelde maatregelen toe te passen op communicatie die plaatsvindt binnen een computersysteem van een serviceprovider, welk systeem : i.wordt geëxploiteerd ten behoeve van een gesloten groep van gebruikers; en ii. geen gebruik maakt van openbare communicatienetwerken en niet verbonden is met een ander computersysteem, hetzij publiek of particulier; kan deze Partij zich het recht voorbehouden die maatregelen niet toe te passen op dergelijke communicatie. Elke Partij onderzoekt de mogelijkheden om een dergelijk voorbehoud te beperken teneinde een zo ruim mogelijke toepassing van de in artikelen 20 en 21 bedoelde maatregelen mogelijk te maken.

Artikel 15.- Voorwaarden en waarborgen 1. Elke Partij ziet erop toe dat de instelling, uitvoering en toepassing van de in deze afdeling bedoelde bevoegdheden en procedures onderworpen zijn aan de voorwaarden en waarborgen bedoeld in haar nationaal recht, dat een passende bescherming moet bieden van de rechten van de mens en de vrijheden, in het bijzonder van de rechten uit hoofde van de verplichtingen die zij is aangegaan krachtens het Verdrag van de Raad van Europa van 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het Internationaal Verdrag van de Verenigde Naties van 1966 inzake burgerrechten en politieke rechten, en andere toepasselijke internationale mensenrechteninstrumenten, met inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel.2. Deze voorwaarden en waarborgen omvatten, wanneer zulks wenselijk is gelet op de aard van de betrokken procedure of bevoegdheid, onder andere gerechtelijk of ander onafhankelijk toezicht, de redenen die ten grondslag liggen aan de toepassing, en een beperking van de draagwijdte en duur van deze bevoegdheid of procedure.3. Wanneer zulks in overeenstemming is met het algemeen belang, in het bijzonder met een goede rechtsbedeling, onderzoekt elke Partij de gevolgen van de in deze afdeling vervatte bevoegdheden en procedures voor de rechten, verantwoordelijkheden en legitieme belangen van derden. TITEL 2. - Snelle bewaring van opgeslagen computergegevens

Artikel 16.- Snelle bewaring van opgeslagen computergegevens 1. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om haar bevoegde autoriteiten in staat te stellen door middel van een bevel of op soortgelijke wijze de snelle bewaring van specifieke computergegevens te verwezenlijken, daaronder begrepen verkeersgegevens die zijn opgeslagen door middel van een computersysteem, in het bijzonder wanneer redenen bestaan om aan te nemen dat de computergegevens bijzonder kwetsbaar zijn voor verlies of wijziging.2. Wanneer een Partij uitvoering geeft aan het eerste lid door middel van een bevel aan een persoon om de in zijn bezit zijnde of onder zijn toezicht staande specifieke computergegevens te bewaren, neemt die Partij de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om deze persoon ertoe te verplichten de integriteit van die computergegevens zo lang als nodig is te bewaren en te beschermen, met een maximum van negentig dagen, teneinde de bevoegde autoriteiten in staat te stellen deze gegevens te onthullen.Een Partij kan bepalen dat een dergelijk bevel daarna kan worden verlengd. 3. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om de bewaarder of andere persoon belast met de bewaring van de computergegevens te verplichten de instelling van dergelijke procedures gedurende het in haar nationale recht bedoelde periode geheim te houden.4. De in dit artikel bedoelde bevoegdheden en procedures zijn onderworpen aan de artikelen 14 en 15.

Artikel 17.- Snelle bewaring en gedeeltelijke onthulling van verkeersgegevens 1. Elke Partij neemt ten aanzien van verkeersgegevens die uit hoofde van artikel 16 moeten worden bewaard de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om : a.erop toe te zien dat een snelle bewaring van gegevens mogelijk is ongeacht of een of meer serviceproviders bij de verzending van die gegevens betrokken waren; en b. toe te zien op de snelle onthulling aan de bevoegde autoriteit van de Partij, of aan een door die autoriteit aangewezen persoon, van een hoeveelheid verkeersgegevens toereikend om de Partij in staat te stellen te achterhalen wie de serviceproviders zijn en langs welke weg de gegevens zijn verzonden.1. De in dit artikel bedoelde bevoegdheden en procedures zijn onderworpen aan de artikelen 14 en 15. TITEL 3. - Bevel tot overlegging

Artikel 18.- Bevel tot overlegging 1. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om haar bevoegde autoriteiten te machtigen : a.een persoon op haar grondgebied te bevelen specifieke computergegevens over te leggen die deze persoon in zijn bezit of onder zijn toezicht heeft en die zijn opgeslagen in een computersysteem of op een drager voor computergegevens; en b. een serviceprovider die zijn diensten op het grondgebied van de Partij aanbiedt te bevelen abonnee-informatie over te leggen met betrekking tot deze diensten die de betrokken serviceprovider in zijn bezit of onder zijn toezicht heeft.2. De in dit artikel bedoelde bevoegdheden en procedures zijn onderworpen aan de artikelen 14 en 15.3. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder "abonnee-informatie" enige informatie in de vorm van computergegevens of andere gegevens in handen van een serviceprovider die betrekking heeft op de abonnees van zijn diensten, andere dan gegevens betreffende het verkeer of de inhoud, aan de hand waarvan het volgende kan worden vastgesteld : a.het type gebruikte communicatiedienst, de technische maatregelen die daarvoor zijn genomen en de duur van de dienstverlening; b. de identiteit, het postadres of geografisch adres, telefoonnummer en enig ander toegangsnummer, de factuur- en betalingsgegevens van de abonnee, die beschikbaar zijn op grond van een servicecontract of -regeling;c. alle overige informatie over de locatie waar de communicatieapparatuur is geïnstalleerd, die beschikbaar is op grond van een servicecontract of -regeling. TITEL 4. - Doorzoeking en inbeslagneming van opgeslagen computergegevens

Artikel 19.- Doorzoeking en inbeslagneming van opgeslagen computergegevens 1. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om haar bevoegde autoriteiten te machtigen : a.een computersysteem of onderdeel daarvan en de daarin opgeslagen computergegevens; en b. een drager voor computergegevens waarop computergegevens kunnen worden opgeslagen, op haar grondgebied te doorzoeken of zich hiertoe op soortgelijke wijze toegang te verschaffen.2. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat wanneer haar autoriteiten, krachtens het eerste lid, letter a, een specifiek computersysteem of een onderdeel daarvan doorzoeken of zich daartoe op soortgelijke wijze toegang verschaffen en redenen hebben om aan te nemen dat de gezochte gegevens zijn opgeslagen in een ander computersysteem of een onderdeel daarvan op haar grondgebied, en tot deze gegevens op rechtmatige wijze toegang kan worden verkregen vanuit het initiële systeem of deze gegevens voor dit systeem beschikbaar zijn, de autoriteiten in staat zijn snel het andere systeem te doorzoeken of zich hiertoe op soortgelijke wijze toegang te verschaffen.3. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om haar bevoegde autoriteiten te machtigen de computergegevens waartoe overeenkomstig het eerste of tweede lid toegang is verkregen, in beslag te nemen of op soortgelijke wijze te verkrijgen.Deze maatregelen omvatten de bevoegdheid tot : a. het in beslag nemen of op soortgelijke wijze zeker stellen van een computersysteem of onderdeel daarvan of een drager voor computergegevens;b. het maken en bewaren van een kopie van deze computergegevens;c. het instandhouden van de integriteit van de relevante computergegevens;d. het ontoegankelijk maken of verwijderen van die computergegevens uit het computersysteem waartoe toegang is verkregen.4. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om haar bevoegde autoriteiten te machtigen een persoon die kennis heeft van de werking van het computersysteem of van de maatregelen ter bescherming van de zich daarin bevindende computergegevens, te bevelen alle redelijkerwijs vereiste informatie te verstrekken teneinde de uitvoering van de in het eerste en tweede lid bedoelde maatregelen mogelijk te maken.5. De in dit artikel bedoelde bevoegdheden en procedures zijn onderworpen aan de artikelen 14 en 15. TITEL 5. - Real-time vergaring van computergegevens

Artikel 20.- Real-time vergaring van verkeersgegevens 1. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om haar bevoegde autoriteiten te machtigen, real-time verkeersgegevens die betrekking hebben op specifieke communicatie op haar grondgebied die plaatsvindt door middel van een computersysteem : a.te vergaren of te bewaren door middel van de toepassing van de op haar grondgebied bestaande technische middelen; en b. een serviceprovider ertoe te dwingen, binnen zijn bestaande technische capaciteiten, de supra bedoelde verkeersgegevens : i.te vergaren of te bewaren door middel van de op haar grondgebied bestaande technische middelen; of ii. bij de vergaring of bewaring hiervan met de bevoegde autoriteiten samen te werken en deze te helpen. 2. Wanneer een Partij vanwege in haar nationale rechtsstelsel verankerde beginselen de in het eerste lid, letter a, bedoelde maatregelen niet kan nemen, kan zij in plaats daarvan de nodige wettelijke en andere maatregelen treffen om de real-time vergaring of bewaring van verkeersgegevens betreffende specifieke, op haar grondgebied verzonden communicatie, te waarborgen door middel van de toepassing van de op dat grondgebied bestaande technische middelen.3. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om een serviceprovider te verplichten tot geheimhouding ervan dat een van de in dit artikel bedoelde bevoegdheden is uitgeoefend en van alle informatie hieromtrent.4. De in dit artikel bedoelde bevoegdheden en procedures zijn onderworpen aan de artikelen 14 en 15.

Artikel 21.- Onderschepping van inhoudgegevens 1. Elke Partij neemt, met betrekking tot een reeks van in het nationale recht te omschrijven zware misdrijven, de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om haar bevoegde autoriteiten te machtigen om, real-time inhoudgegevens van specifieke communicatie op haar grondgebied die plaatsvindt door middel van een computersysteem : a.te vergaren of te bewaren door middel van de toepassing van de op haar grondgebied bestaande technische middelen; of b. een serviceprovider ertoe te dwingen, binnen zijn bestaande technische capaciteiten, de supra bedoelde inhoudgegevens : i.te vergaren of te bewaren door middel van de op haar grondgebied bestaande technische middelen; of ii. bij de vergaring of bewaring hiervan met de bevoegde autoriteiten samen te werken en deze te helpen. 2. Wanneer een Partij vanwege in haar nationaal rechtsstelsel verankerde beginselen de in het eerste lid, letter a, bedoelde maatregelen niet kan nemen, kan zij in plaats daarvan de nodige wetgevende en andere maatregelen treffen om de real-time vergaring of bewaring van inhoudgegevens betreffende specifieke, op haar grondgebied verzonden communicatie, te waarborgen door middel van de toepassing van de op dat grondgebied bestaande technische middelen.3. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om een serviceprovider te verplichten tot geheimhouding ervan dat een van de in dit artikel bedoelde bevoegdheden is uitgeoefend en van alle informatie hieromtrent.4. De in dit artikel bedoelde bevoegdheden en procedures zijn onderworpen aan de artikelen 14 en 15. Afdeling 3. - Rechtsmacht

Artikel 22.- Rechtsmacht 1. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om rechtsmacht te vestigen ten aanzien van een van de in de artikelen 2 tot en met 11 van dit Verdrag strafbaar gestelde feiten, wanneer het misdrijf wordt begaan : a.op haar grondgebied; b. aan boord van een schip dat de vlag van die Partij voert;of c. aan boord van een luchtvaartuig dat krachtens de wetten van die Partij is geregistreerd;of d. door een van haar onderdanen, wanneer het misdrijf strafbaar is waar het is begaan of wanneer het misdrijf niet ressorteert onder de territoriale rechtsmacht van enige Staat.2. Elke Partij kan zich het recht voorbehouden de in het eerste lid, letters b tot en met d, van dit artikel vervatte regels inzake rechtsmacht, of een gedeelte daarvan, niet toe te passen of slechts in bepaalde gevallen of onder specifieke omstandigheden toe te passen.3. Elke Partij neemt de maatregelen die nodig zijn om rechtsmacht te vestigen inzake de in artikel 24, eerste lid, van dit Verdrag bedoelde misdrijven, wanneer de vermoedelijke dader zich op haar grondgebied bevindt en hem, uitsluitend op grond van zijn nationaliteit, na een verzoek om uitlevering niet aan een andere Partij uitlevert.4. Dit Verdrag sluit geen enkele strafrechtelijke rechtsmacht uit die een Partij uit hoofde van haar nationale recht kan uitoefenen. Wanneer meer dan een Partij rechtsmacht opeist over een vermoedelijk feit bedoeld in dit Verdrag, plegen de betrokken Partijen, waar dienstig, overleg teneinde te bepalen welke rechtsmacht het meest geschikt is om tot vervolging over te gaan. HOOFDSTUK III. - Internationale samenwerking Afdeling 1. - Algemene beginselen

TITEL 1. - Algemene beginselen met betrekking tot internationale samenwerking

Artikel 23.- Algemene beginselen met betrekking tot internationale samenwerking De Partijen werken in de grootst mogelijke mate met elkaar samen in overeenstemming met de bepalingen van dit hoofdstuk en door middel van de toepassing van de relevante internationale instrumenten inzake internationale samenwerking in strafzaken, van regelingen op grond van uniforme of wederkerige wetgeving en van hun nationaal recht, ter fine van onderzoeken of procedures betreffende door middel van een computersysteem en -gegevens begane misdrijven, of voor de bewijsvergaring in elektronische vorm inzake een misdrijf.

TITEL 2. - Beginselen met betrekking tot uitlevering

Artikel 24.- Uitlevering 1. a.Dit artikel is van toepassing op uitlevering tussen de Partijen voor de overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 11 van dit Verdrag strafbaar gestelde feiten, mits deze krachtens de wetten van beide betrokken Partijen strafbaar zijn gesteld met vrijheidsberovende straf met een maximumduur van ten minste een jaar of met een zwaardere straf. b. Wanneer een andere minimumstraf moet worden opgelegd uit hoofde van een regeling op grond van uniforme of wederkerige wetgeving of een uitleveringsverdrag, daaronder begrepen het Europees Verdrag betreffende uitlevering (ETS nr.24), dat van toepassing is tussen twee of meer Partijen, is de in die regeling of dat verdrag bedoelde minimumstraf van toepassing. 2. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde misdrijven worden geacht in elk tussen de Partijen bestaand uitleveringsverdrag te zijn begrepen als uitleveringsmisdrijven.De Partijen verplichten zich ertoe deze misdrijven op te nemen als uitleveringsmisdrijven in elk uitleveringsverdrag dat tussen hen wordt gesloten. 3. Indien een Partij die uitlevering afhankelijk stelt van het bestaan van een verdrag, een verzoek om uitlevering ontvangt van een andere Partij waarmee zij geen uitleveringsverdrag heeft gesloten, kan zij dit Verdrag beschouwen als wettelijke grond voor uitlevering wegens ieder in het eerste lid van dit artikel bedoeld misdrijf.4. De Partijen die uitlevering niet afhankelijk stellen van het bestaan van een verdrag, erkennen de in het eerste lid van dit artikel bedoelde misdrijven onderling als uitleveringsmisdrijven.5. Uitlevering is onderworpen aan de voorwaarden bepaald in het nationaal recht van de aangezochte Partij of in de toepasselijke uitleveringsverdragen, daaronder begrepen de gronden waarop de aangezochte Partij de uitlevering kan weigeren.6. Indien uitlevering vanwege een in het eerste lid van dit artikel bedoeld misdrijf wordt geweigerd uitsluitend op grond van de nationaliteit van de gezochte persoon, of omdat de aangezochte Partij van oordeel is dat zij bevoegd is van dat feit kennis te nemen, legt de aangezochte Partij de zaak op verzoek van de verzoekende Partij met het oog op vervolging voor aan haar bevoegde autoriteiten, en deelt zij het definitieve resultaat daarvan te gepasten tijde mee aan de verzoekende Partij.De betrokken autoriteiten nemen hun beslissing en voeren hun onderzoeken en procedure op dezelfde wijze als voor elk ander misdrijf van vergelijkbare aard, overeenkomstig de wetgeving van die Partij. 7. a.Elke Partij stelt, op het tijdstip van ondertekening of van neerlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding de Secretaris-generaal van de Raad van Europa in kennis van de naam en het adres van elke autoriteit die verantwoordelijk is voor de verzending of de ontvangst van verzoeken om uitlevering of voorlopige arrestatie, bij gebreke van een verdrag. b. De Secretaris-generaal van de Raad van Europa stelt een register op van de aldus door de Partijen aangewezen autoriteiten en houdt dit bij.Elke Partij ziet permanent erop toe dat de in het register vermelde gegevens juist zijn.

TITEL 3. - Algemene beginselen met betrekking tot wederzijdse bijstand

Artikel 25.- Algemene beginselen met betrekking tot wederzijdse bijstand 1. De Partijen verlenen elkaar zo ruim mogelijke wederzijdse bijstand inzake onderzoeken of rechtsplegingen inzake misdrijven met betrekking tot computersystemen en -gegevens, of ten behoeve van de bewijsvergaring in elektronische vorm van een misdrijf.2. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn voor de nakoming van de in de artikelen 27 tot en met 35 genoemde verplichtingen.3. Elke Partij kan, in spoedeisende omstandigheden, een verzoek om wederzijdse bijstand of daarop betrekking hebbende mededelingen formuleren met snelle communicatiemiddelen, daaronder begrepen fax of e-mail, mits deze middelen voldoende veiligheid en echtheid waarborgen (daaronder begrepen, indien nodig, encryptie), met officiële bevestiging nadien, wanneer de aangezochte Partij zulks eist.De aangezochte Partij aanvaardt het verzoek en beantwoordt dit door middel van een van deze snelle communicatiemiddelen. 4. Behoudens andersluidend beding in de artikelen van dit hoofdstuk, is de wederzijdse bijstand onderworpen aan de voorwaarden bepaald in het nationaal recht van de aangezochte Partij of in de toepasselijke uitleveringsverdragen, daaronder begrepen de redenen op grond waarvan de aangezochte Partij samenwerking kan weigeren.De aangezochte Partij mag het recht op wederzijdse bijstand met betrekking tot de in de artikelen 2 tot en met 11 bedoelde misdrijven niet weigeren op grond van het enkele feit dat het verzoek betrekking heeft op een misdrijf dat zij als een fiscaal misdrijf aanmerkt. 5. Wanneer de aangezochte Partij, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk, wederzijdse bijstand afhankelijk kan maken van het bestaan van dubbele strafbaarstelling, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan indien de gedraging die ten grondslag ligt aan het strafbare feit waarvoor om bijstand wordt verzocht, in haar nationaal recht wordt beschouwt als misdrijf, ongeacht het feit of in haar nationaal recht het strafbare feit al dan niet in dezelfde categorie misdrijven valt of met dezelfde termen wordt omschreven als door de verzoekende Partij.

Artikel 26.- Informatie uit eigen beweging 1. Een Partij kan, binnen de grenzen van haar nationaal recht en zonder voorafgaand verzoek, aan een andere Partij informatie verstrekken in het kader van haar eigen onderzoek wanneer zij van oordeel is dat zulks de ontvangende Partij kan helpen bij het instellen of uitvoeren van onderzoeken of strafvervolgingen ter zake van de krachtens dit Verdrag strafbaar gestelde feiten, of kan leiden tot een verzoek om samenwerking van die Partij in de zin van dit hoofdstuk.2. Alvorens deze informatie mee te delen, kan de verstrekkende Partij verzoeken dat deze vertrouwelijk wordt behandeld of uitsluitend onder bepaalde voorwaarden wordt gebruikt.Indien de ontvangende Partij aan een dergelijk verzoek niet kan voldoen, stelt zij de verstrekkende Partij daarvan in kennis, die vervolgens bepaalt of de informatie niettemin moet worden verstrekt. Indien de ontvangende Partij de informatie onder bepaalde voorwaarden aanvaardt, moet zij deze voorwaarden naleven.

TITEL 4. - Procedures inzake verzoeken om wederzijdse bijstand bij gebreke van toepasselijke internationale overeenkomsten

Artikel 27.- Procedures inzake verzoeken om wederzijdse bijstand bij gebreke van toepasselijke internationale overeenkomsten 1. Wanneer tussen de verzoekende en aangezochte Partij geen verdrag inzake wederzijdse bijstand of regeling op grond van uniforme of wederkerige wetgeving van kracht is, zijn de bepalingen van het tweede tot en met het negende lid van dit artikel van toepassing.Die bepalingen zijn niet van toepassing wanneer dergelijke verdragen, regelingen of wetgeving bestaan, tenzij de betrokken Partijen overeenkomen in plaats daarvan de rest van dit artikel of een gedeelte daarvan toe te passen. 2. a.Elke Partij wijst een of meer centrale autoriteiten aan belast met het verzenden en ontvangen van verzoeken om wederzijdse bijstand, met de uitvoering of met de doorzending ervan naar de bevoegde autoriteiten met het oog op tenuitvoerlegging; b. De centrale autoriteiten onderhouden rechtstreeks contact met elkaar.c. Elke Partij kan, op het tijdstip van ondertekening of van neerlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, de Secretaris-generaal de namen en adressen van de uit hoofde van dit lid aangewezen autoriteiten meedelen.d. De Secretaris-generaal van de Raad van Europa stelt een register op van door de Partijen aangewezen centrale autoriteiten en houdt dit bij.Elke Partij ziet permanent toe op de juistheid van de in het register opgenomen gegevens. 3. Verzoeken om wederzijdse bijstand uit hoofde van dit artikel worden uitgevoerd overeenkomstig de door de verzoekende Partij aangegeven procedures, behoudens wanneer deze onverenigbaar zijn met de wetgeving van de aangezochte Partij.4. Behoudens de in artikel 25, vierde lid, bedoelde weigeringsgronden, kan de aangezochte Partij bijstand weigeren indien : a.het verzoek betrekking heeft op een misdrijf dat door de aangezochte Partij wordt beschouwt als politiek misdrijf of als een met een politiek misdrijf samenhangend feit, of b. zij van oordeel is dat ingaan op het verzoek zou kunnen leiden tot aantasting van haar soevereiniteit, veiligheid, openbare orde of andere wezenlijke belangen.5. De aangezochte Partij kan de uitvoering van het verzoek opschorten indien daardoor de door haar autoriteiten ingestelde strafrechtelijke onderzoeken of procedures zouden worden geschaad.6. Voordat de aangezochte Partij bijstand weigert of opschort gaat zij na, eventueel na overleg met de verzoekende Partij, of gedeeltelijk aan het verzoek kan worden voldaan, of onder door haar nodig geachte voorwaarden.7. De aangezochte Partij brengt de verzoekende Partij onverwijld op de hoogte van het gevolg dat zij voornemens is aan het verzoek om bijstand te geven.Weigering of opschorting van het verzoek moet met redenen worden omkleed. De aangezochte Partij brengt de verzoekende Partij tevens op de hoogte van de redenen die de uitvoering van het verzoek onmogelijk maken of aanzienlijk kunnen vertragen. 8. De verzoekende Partij kan verzoeken dat de aangezochte Partij het feit dat een verzoek dat krachtens dit hoofdstuk is gedaan alsmede het onderwerp daarvan geheim houdt, behoudens voor zover dit nodig is voor de uitvoering ervan.Indien de aangezochte Partij niet aan het verzoek om vertrouwelijkheid kan voldoen, brengt zij de verzoekende Partij hiervan onverwijld op de hoogte, die vervolgens bepaalt of het verzoek niettemin moet worden uitgevoerd. 9. a.In spoedeisende gevallen kunnen de gerechtelijke autoriteiten van de verzoekende Partij de verzoeken om rechtshulp of daarop betrekking hebbende mededelingen rechtstreeks verzenden aan de gerechtelijke autoriteiten van de aangezochte Partij. In dergelijke gevallen wordt tegelijkertijd door toedoen van de centrale autoriteit van de verzoekende Partij een afschrift gezonden aan de centrale autoriteit van de aangezochte Partij. b. Enig verzoek of enige mededeling overeenkomstig dit lid kan worden gedaan door toedoen van Interpol.c. Wanneer een verzoek overeenkomstig letter a van dit lid is gedaan en de autoriteit niet bevoegd is om het te behandelen, zendt deze het verzoek door naar de bevoegde nationale autoriteit en stelt de verzoekende Partij daarvan rechtstreeks op de hoogte.d. De verzoeken of mededelingen, gedaan overeenkomstig dit lid, die geen dwangmiddelen vergen, kunnen door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende Partij rechtstreeks worden toegezonden aan de bevoegde autoriteiten van de aangezochte Partij.e. Elke Partij kan, op het tijdstip van ondertekening of van neerlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, de Secretaris-generaal van de Raad van Europa meedelen dat, om redenen van doelmatigheid, de krachtens dit lid gedane verzoeken aan haar centrale autoriteit moeten worden gericht.

Artikel 28.- Geheimhouding en beperking van gebruik 1. Wanneer tussen de verzoekende en aangezochte Partij geen verdrag inzake wederzijdse bijstand of regeling op grond van uniforme of wederkerige wetgeving van kracht is, zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing.Die bepalingen zijn niet van toepassing wanneer dergelijke verdragen, regelingen of wetgeving wel bestaan, tenzij de betrokken Partijen overeenkomen in plaats daarvan de rest van dit artikel of een gedeelte daarvan toe te passen. 2. De aangezochte Partij kan aan de verstrekking van informatie of materiaal in antwoord op een verzoek de voorwaarde verbinden dat : a.deze geheim wordt gehouden wanneer aan het verzoek om wederzijdse bijstand bij gebreke van een dergelijke voorwaarde niet kan worden voldaan, of b. deze niet wordt gebruikt voor andere onderzoeken of procedures dan in het verzoek vermeld.3. Indien de verzoekende Partij niet kan voldoen aan een in het tweede lid bedoelde voorwaarde brengt zij de andere Partij hiervan onverwijld op de hoogte, die vervolgens bepaalt of de informatie niettemin moet worden verstrekt.Indien de verzoekende Partij de voorwaarde aanvaardt, is zij hieraan gebonden.

Een Partij die informatie of materiaal verstrekt waarvoor een in het tweede lid bedoelde voorwaarde geldt, kan van de andere Partij, met betrekking tot die voorwaarde, nadere uitleg eisen omtrent het gebruik dat van deze informatie of dit materiaal is gemaakt. Afdeling 2. - Specifieke bepalingen

TITEL 1. - Wederzijdse bijstand met betrekking tot voorlopige maatregelen

Artikel 29.- Snelle bewaring van opgeslagen computergegevens 1. Een Partij kan een andere Partij verzoeken de snelle bewaring te bevelen of op andere wijze op te leggen, van gegevens die zijn opgeslagen door middel van een computersysteem dat zich bevindt op het grondgebied van die andere Partij en ten aanzien waarvan de verzoekende Partij voornemens is een verzoek om wederzijdse bijstand in te dienen met het oog op de doorzoeking of toegang met een soortgelijk middel, de inbeslagneming of soortgelijke bewaring, of de onthulling van voornoemde gegevens.2. In een verzoek om bewaring krachtens het eerste lid wordt het volgende vermeld : a.de autoriteit die om de bewaring verzoekt; b. het strafbare feit waarop het strafrechtelijk onderzoek of de strafvervolging betrekking heeft en een korte uiteenzetting van de daarop betrekking hebbende feiten;c. de computergegevens die moeten worden opgeslagen en het verband met het misdrijf;d. alle beschikbare informatie met betrekking tot de bewaarder van de opgeslagen computergegevens of de locatie van het computersysteem;e. de noodzaak van de bewaring;en f. het feit dat de Partij voornemens is een verzoek om wederzijdse bijstand in te dienen voor de doorzoeking of toegang met een soortgelijk middel, de inbeslagneming of soortgelijke bewaring, of de onthulling van de opgeslagen computergegevens.3. Na ontvangst van het verzoek van een andere Partij, neemt de aangezochte Partij alle passende maatregelen om onverwijld over te gaan tot de snelle bewaring van de nader omschreven gegevens, zulks overeenkomstig haar nationaal recht.Om aan een verzoek te voldoen is dubbele strafbaarstelling niet vereist als voorwaarde voor de bewaring. 4. Een Partij die dubbele strafbaarstelling vereist als voorwaarde voor het voldoen aan een verzoek om wederzijdse bijstand voor de doorzoeking of toegang met een soortgelijk middel, de inbeslagneming of soortgelijke bewaring, of de onthulling van opgeslagen gegevens kan, ten aanzien van andere feiten dan die welke overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 11 van dit Verdrag strafbaar zijn gesteld, zich het recht voorbehouden het verzoek om bewaring krachtens dit artikel te weigeren wanneer zij redenen heeft om aan te nemen dat op het tijdstip van de onthulling niet aan de voorwaarde van dubbele strafbaarstelling kan worden voldaan.5. Daarnaast kan een verzoek om bewaring alleen worden geweigerd indien : a.het verzoek betrekking heeft op een misdrijf dat door de aangezochte Partij wordt beschouwt als politiek misdrijf of als een met een politiek misdrijf samenhangend feit, of b. de aangezochte Partij van oordeel is dat de uitvoering van het verzoek zou kunnen leiden tot aantasting van haar soevereiniteit, veiligheid, openbare orde of andere wezenlijke belangen.6. Wanneer de aangezochte Partij van mening is dat de gewone bewaring de toekomstige beschikbaarheid van de gegevens niet waarborgt of de vertrouwelijkheid van het onderzoek van de verzoekende Partij in gevaar brengt of dit anderszins schaadt, brengt zij de verzoekende Partij hiervan onverwijld op de hoogte, die vervolgens bepaalt of het verzoek niettemin moet worden uitgevoerd.7. Een in antwoord op het in het eerste lid bedoelde verzoek verrichte bewaring is voor een periode van ten minste 60 dagen geldig, teneinde de verzoekende Partij de mogelijkheid te bieden een verzoek in te dienen voor de doorzoeking of toegang met een soortgelijk middel, de inbeslagneming of soortgelijke bewaring, of de onthulling van de gegevens.Na de ontvangst van een dergelijk verzoek blijven de gegevens bewaard in afwachting van een beslissing inzake het verzoek.

Artikel 30.- Snelle onthulling van bewaarde verkeersgegevens 1. Wanneer de aangezochte Partij bij de uitvoering van een verzoek krachtens artikel 29 om bewaring van verkeersgegevens met betrekking tot een specifieke communicatie ontdekt dat een serviceprovider in een andere Staat betrokken was bij de verzending van die communicatie, gaat de aangezochte Partij onverwijld over tot de onthulling aan de verzoekende Partij van een hoeveelheid verkeersgegevens voldoende om te achterhalen wie die serviceprovider is en langs welke weg de communicatie was verzonden.2. De onthulling van verkeersgegevens uit hoofde van het eerste lid mag enkel worden geweigerd indien : a.het verzoek betrekking heeft op een misdrijf dat door de aangezochte Partij wordt beschouwt als politiek misdrijf of als een met een politiek misdrijf samenhangend feit, of b. zij van oordeel is dat de uitvoering van het verzoek zou kunnen leiden tot aantasting van haar soevereiniteit, veiligheid, openbare orde of andere wezenlijke belangen. TITEL 2. - Wederzijdse bijstand betreffende onderzoeksbevoegdheden

Artikel 31.- Wederzijdse bijstand betreffende de toegang tot opgeslagen computergegevens 1. Een Partij kan een andere Partij verzoeken om de doorzoeking of toegang met een soortgelijk middel, de inbeslagneming of soortgelijke bewaring, en de onthulling van gegevens die zijn opgeslagen door middel van een computersysteem dat zich bevindt op het grondgebied van de aangezochte Partij, daaronder begrepen van gegevens die krachtens artikel 29 zijn vastgelegd.2. De aangezochte Partij voldoet aan het verzoek door middel van de toepassing van de in artikel 23 bedoelde internationale instrumenten, regelingen en wetten, en in overeenstemming met de andere relevante bepalingen van dit hoofdstuk.3. In de volgende gevallen moet zo spoedig mogelijk aan het verzoek worden voldaan : a.er zijn redenen om aan te nemen dat de relevante gegevens zeer kwetsbaar zijn voor verlies of wijziging; of b. de in het tweede lid bedoelde instrumenten, regelingen en wetten voorzien op andere wijze in snelle samenwerking.

Artikel 32.- Grensoverschrijdende toegang tot opgeslagen computergegevens, met instemming of wanneer voor het publiek toegankelijk zijn Een Partij kan zich, zonder de machtiging van een andere Partij : a. toegang verschaffen tot opgeslagen voor het publiek toegankelijke (open bron) computergegevens, ongeacht waar deze zich in geografisch opzicht bevinden;of b. via een computersysteem dat zich bevindt op haar grondgebied toegang verschaffen tot opgeslagen computergegevens die zich bevinden in een andere Partij, indien de Partij de wettige en vrijwillige instemming verkrijgt van de persoon die wettelijk gemachtigd is de gegevens via dat computersysteem aan de Partij te onthullen, of deze ontvangen.

Artikel 33.- Wederzijdse bijstand bij de real-time vergaring van verkeersgegevens 1. De Partijen verlenen elkaar wederzijdse bijstand bij de real-time vergaring van verkeersgegevens die verband houden met nader omschreven communicatie die op hun grondgebied door middel van een computersysteem plaatsvindt.Behoudens de bepalingen van het tweede lid wordt deze bijstand beheerst door de in het nationaal recht bedoelde voorwaarden en procedures. 2. Elke Partij verleent deze bijstand ten minste ten aanzien van strafbare feiten waarvoor de real-time vergaring van verkeersgegevens in een vergelijkbaar nationaal geval beschikbaar zou zijn.

Artikel 34.- Wederzijdse bijstand op het gebied van de onderschepping van inhoudgegevens De Partijen verlenen elkaar wederzijdse bijstand bij de real-time vergaring of bewaring van inhoudgegevens van nader omschreven communicatie die door middel van een computersysteem plaatsvindt voor zover hun toepasselijke verdragen en nationaal recht zulks toestaan.

TITEL 2. - 24/7-Netwerk

Artikel 35.- 24/7-netwerk 1. Elke Partij wijst een meldpunt aan dat 24 uur per dag, 7 dagen per week beschikbaar is, met het oog op onverwijlde bijstand ten behoeve van onderzoeken of procedures betreffende aan computersystemen en -gegevens gerelateerde misdrijven, of voor de bewijsvergaring in elektronische vorm van een misdrijf.Deze bijstand omvat mede de vergemakkelijking of, indien haar nationaal recht en de nationale rechtspraktijk dit toestaan, de rechtstreekse uitvoering van de volgende maatregelen : a. het verstrekken van technisch advies;b. de bewaring van gegevens krachtens de artikelen 29 en 30;c. de bewijsvergaring, het verstrekken van juridische informatie en de lokalisering van verdachten.2. a.Het meldpunt van de ene Partij kan via een versnelde procedure communiceren met het meldpunt van een andere Partij. b. Indien het door een Partij aangewezen meldpunt niet ressorteert onder de autoriteit of autoriteiten van die Partij die verantwoordelijk zijn voor internationale wederzijdse bijstand of uitlevering, draagt het meldpunt alles in het werk om met deze autoriteit of autoriteiten via een versnelde procedure gecoördineerd op te treden. Elke Partij draagt zorg ervoor dat opgeleid en toegerust personeel beschikbaar is teneinde de werking van het netwerk te vergemakkelijken. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Artikel 36.- Ondertekening en inwerkingtreding 1. Dit Verdrag staat open voor ondertekening door de lidstaten van de Raad van Europa en door de Staten die, geen lid zijnde van de Raad, aan de opstelling ervan hebben deelgenomen.2. Dit Verdrag moet worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd.De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden neergelegd bij de Secretaris-generaal van de Raad van Europa. 3. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum waarop vijf Staten, waaronder ten minste drie lidstaten van de Raad van Europa, overeenkomstig de bepalingen van het eerste en tweede lid hun instemming door het Verdrag te worden gebonden tot uitdrukking hebben gebracht.4. Ten aanzien van iedere ondertekenende Staat die later zijn instemming door dit Verdrag te worden gebonden tot uitdrukking brengt, treedt het in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum waarop overeenkomstig de bepalingen van het eerste en tweede lid zijn instemming door het Verdrag te worden gebonden tot uitdrukking is gebracht.

Artikel 37.- Toetreding tot het Verdrag 1. Na de inwerkingtreding van dit Verdrag kan het Comité van Ministers van de Raad van Europa, na raadpleging en verkrijging van de eenstemmige instemming van de Verdragsluitende Staten bij het Verdrag, iedere Staat die geen lid is van de Raad en niet heeft deelgenomen aan de opstelling ervan uitnodigen tot dit Verdrag toe te treden bij een beslissing welke overeenkomstig artikel 20, onderdeel d, van het Statuut van de Raad van Europa met meerderheid van stemmen is genomen, en met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Staten die recht hebben in het Comité van Ministers zitting te nemen.2. Ten aanzien van iedere krachtens het eerste lid tot het Verdrag toetredende Staat treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum van neerlegging van de akte van toetreding bij de Secretaris-generaal van de Raad van Europa.

Artikel 38.- Territoriale toepasselijkheid 1. Iedere Staat kan op het tijdstip van ondertekening of van neerlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding het grondgebied of de grondgebieden nader aanduiden waarop dit Verdrag van toepassing is.2. Iedere Staat kan, op elk later tijdstip, door middel van een aan de Secretaris-generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring de toepassing van dit Verdrag uitbreiden tot elk ander in de verklaring nader aangeduid grondgebied.Ten aanzien van dat grondgebied treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum van ontvangst van die verklaring door de Secretaris-generaal. 3. Iedere krachtens de twee vorige leden gedane verklaring kan met betrekking tot elk in die verklaring nader aangeduid grondgebied worden ingetrokken door een aan de Secretaris-generaal van de Raad van Europa gerichte kennisgeving.De intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum van ontvangst van die kennisgeving door de Secretaris-generaal.

Artikel 39.- Gevolgen van het Verdrag 1. Dit Verdrag is bedoeld ter aanvulling van de tussen de Partijen toepasselijke multilaterale of bilaterale verdragen of regelingen, waaronder de bepalingen van : - het Europees Verdrag betreffende uitlevering, op 13 december 1957 te Parijs voor ondertekening opengesteld; - het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, op 20 april 1959 te Straatsburg voor ondertekening opengesteld; - het Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag betreffende uitlevering, op 17 maart 1978 te Straatsburg voor ondertekening opengesteld. 2. Indien twee of meer Partijen reeds een overeenkomst of verdrag hebben gesloten met betrekking tot de in dit Verdrag geregelde aangelegenheden of anderszins hun betrekkingen ter zake van deze aangelegenheden hebben geregeld, of dit in de toekomst doen, zijn zij eveneens gerechtigd die overeenkomst of dat verdrag toe te passen of die betrekkingen dienovereenkomstig te regelen.Wanneer de Partijen evenwel hun betrekkingen ten aanzien van de in dit Verdrag geregelde aangelegenheden vaststellen op een andere dan de hierin bedoelde wijze, doen zij dit op een wijze die niet onverenigbaar is met de doelen en beginselen van het Verdrag. 3. Niets in dit Verdrag doet afbreuk aan de overige rechten, beperkingen, verplichtingen of verantwoordelijkheden van een Partij.

Artikel 40.- Verklaringen Iedere Staat kan, op het tijdstip van ondertekening of van neerlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding door middel van een aan de Secretaris-generaal van de Raad van Europa gerichte schriftelijke kennisgeving verklaren dat hij de mogelijkheid behoudt één of meerdere aanvullende elementen te vereisen zoals bedoeld in de artikelen 2 en 3, artikel 6, eerste lid, letter b, artikel 7, artikel 9, derde lid, en artikel 27, negende lid, letter e.

Artikel 41.- Federale clausule 1. Een federale Staat kan zich het recht voorbehouden de verplichtingen krachtens hoofdstuk II van dit Verdrag aan te gaan voor zover deze in overeenstemming zijn met zijn fundamentele beginselen die ten grondslag liggen aan de betrekkingen tussen zijn centrale regering en de constituerende Staten of andere vergelijkbare territoriale entiteiten, mits hij in staat blijft op grond van hoofdstuk III samen te werken.2. Wanneer een federale Staat krachtens het eerste lid een voorbehoud maakt, kan hij de formulering van dit voorbehoud niet aanwenden om zijn in hoofdstuk II bedoelde verplichtingen uit te sluiten of wezenlijk te verminderen.Hij draagt in elk geval zorg voor een uitgebreide en doeltreffende handhavingscapaciteit met betrekking tot de in dat hoofdstuk bedoelde maatregelen. 3. Ten aanzien van de bepalingen van dit Verdrag waarvan de toepassing onder de rechtsbevoegdheid valt van elk van de constituerende Staten of andere vergelijkbare territoriale entiteiten die, krachtens het constitutionele stelsel van de federatie, niet verplicht zijn wetgevende maatregelen te nemen, brengt de federale regering de bevoegde autoriteiten van deze Staten op de hoogte van de genoemde bepalingen, vergezeld van een positief advies, en moedigt zij hen aan passende maatregelen te nemen ter uitvoering hiervan.

Artikel 42.- Voorbehouden Iedere Staat kan, op het tijdstip van ondertekening of van neerlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding door middel van een aan de Secretaris-generaal van de Raad van Europa gerichte schriftelijke kennisgeving verklaren dat hij gebruik maakt van de voorbehouden bedoeld in artikel 4, tweede lid, artikel 6, derde lid, artikel 9, vierde lid, artikel 10, derde lid, artikel 11, derde lid, artikel 14, derde lid, artikel 22, tweede lid, artikel 29, vierde lid, en artikel 41, eerste lid. Enig ander voorbehoud is niet toegestaan.

Artikel 43.- Status en intrekking van voorbehouden 1. Een Partij die een voorbehoud heeft gemaakt overeenkomstig artikel 42 kan dit geheel of ten dele intrekken door middel van een aan de Secretaris-generaal van de Raad van Europa gerichte kennisgeving.Deze intrekking wordt van kracht op de datum van ontvangst van deze kennisgeving door de Secretaris-generaal. Indien in de kennisgeving wordt vermeld dat deze van kracht moet worden op een daarin nader aangeduide datum, en deze datum later valt dan de datum waarop de kennisgeving door de Secretaris-generaal wordt ontvangen, wordt de intrekking op die latere datum van kracht. 2. Een Partij die een in artikel 42 bedoeld voorbehoud heeft gemaakt, trekt dit voorbehoud geheel of ten dele in zodra de omstandigheden zulks mogelijk maken.3. De Secretaris-generaal van de Raad van Europa kan op regelmatige tijdstippen bij de Partijen die een of meer in artikel 42 bedoelde voorbehouden hebben gemaakt, informeren naar de mogelijke intrekking daarvan.

Artikel 44.- Wijzigingen 1. Wijzigingen van dit Verdrag kunnen worden voorgesteld door iedere Partij en worden door de Secretaris-generaal van de Raad van Europa meegedeeld aan de lidstaten van de Raad van Europa, aan de niet-lidstaten die hebben deelgenomen aan de opstelling van dit Verdrag, alsmede aan elke Staat die is toegetreden of uitgenodigd is toe te treden tot dit Verdrag overeenkomstig de bepalingen van artikel 37.2. Iedere door een Partij voorgestelde wijziging wordt meegedeeld aan het Europees Comité voor strafrechtelijke vraagstukken (CDPC) dat zijn oordeel over de voorgestelde wijziging voorlegt aan het Comité van Ministers.3. Het Comité van Ministers onderzoekt de voorgestelde wijziging en het door het CDPC voorgelegde oordeel en kan, na raadpleging van de niet-lidstaten die Partij zijn bij dit Verdrag, de wijziging aannemen.4. De tekst van elke door het Comité van Ministers overeenkomstig het derde lid van dit artikel aangenomen wijziging wordt aan de Partijen ter aanvaarding toegezonden.5. Iedere overeenkomstig het derde lid van dit artikel aangenomen wijziging treedt in werking op de dertigste dag nadat alle Partijen de Secretaris-generaal hebben meegedeeld dat zij haar hebben aanvaard.

Artikel 45.- Beslechting van geschillen 1. Het Europees Comité voor strafrechtelijke vraagstukken van de Raad van Europa wordt op de hoogte gehouden van de uitlegging en toepassing van dit Verdrag.2. In geval van een geschil tussen de Partijen over de uitlegging of toepassing van dit Verdrag, trachten zij het geschil te beslechten door onderhandelingen of op elke andere vreedzame wijze naar hun keuze, daaronder begrepen het voorleggen van het geschil aan het CDPC, aan een scheidsgerecht dat beslissingen neemt die voor de Partijen bij het geschil bindend zijn, of aan het Internationaal Gerechtshof, als overeengekomen tussen de betrokken Partijen.

Artikel 46.- Overleg van de Partijen 1. De Partijen plegen waar dienstig regelmatig overleg ter vergemakkelijking van : a.de daadwerkelijke toepassing en tenuitvoerlegging van dit Verdrag, daaronder begrepen het in kaart brengen van eventuele problemen hierbij, alsmede de gevolgen van de overeenkomstig dit Verdrag afgelegde verklaringen of gemaakte voorbehouden; b. de uitwisseling van informatie met betrekking tot belangrijke juridische, beleidsmatige of technische ontwikkelingen op het gebied van misdrijven met betrekking tot computercriminaliteit en de bewijsvergaring in elektronische vorm;c. de bestudering van mogelijke aanvulling of wijziging van het Verdrag.2. Het Europees Comité voor strafrechtelijke vraagstukken (CDPC) wordt regelmatig op de hoogte gehouden van het resultaat van het in het eerste lid bedoelde overleg.3. Het CDPC bevordert, waar dienstig, het in het eerste lid bedoelde overleg en neemt de nodige maatregelen om de Partijen bij te staan bij hun inspanningen ter aanvulling of wijziging van het Verdrag. Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag toetst het Europees Comité voor strafrechtelijke vraagstukken (CDPC), in samenwerking met de Partijen, alle bepalingen van het Verdrag en doet dit Comité, indien nodig, aanbevelingen voor passende wijzigingen. 4. Behoudens wanneer deze door de Raad van Europa worden gedragen, worden de bij de uitvoering van de bepalingen van het eerste lid gemaakte kosten door de Partijen op een door hen vast te stellen wijze gedragen.5. De Partijen worden door het Secretariaat van de Raad van Europa bijgestaan bij de uitvoering van hun taken krachtens dit artikel.

Artikel 47.- Opzegging 1. Iedere Partij kan dit Verdrag te allen tijde opzeggen door middel van een aan de Secretaris-generaal van de Raad van Europa gerichte kennisgeving.2. De opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-generaal.

Artikel 48.- Kennisgeving De Secretaris-generaal van de Raad van Europa stelt de lidstaten van de Raad van Europa, de niet-lidstaten die hebben deelgenomen aan de opstelling van dit Verdrag alsmede iedere Staat die tot dit Verdrag is toegetreden, in kennis van : a. iedere ondertekening;b. de neerlegging van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding;c. iedere datum van inwerkingtreding van dit Verdrag overeenkomstig de artikelen 36 en 37;d. iedere verklaring of elk voorbehoud, afgelegd of gemaakt overeenkomstig artikel 40 of artikel 42;e. iedere andere handeling, kennisgeving of mededeling met betrekking tot dit Verdrag. TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, hiertoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Boedapest, op 23 november 2001, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar dat zal worden neergelegd in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-generaal van de Raad van Europa doet een gewaarmerkt afschrift toekomen aan iedere lidstaat van de Raad van Europa, aan de niet-lidstaten die hebben deelgenomen aan de opstelling van dit Verdrag en aan iedere Staat die is uitgenodigd tot dit Verdrag toe te treden.

KONINKRIJK BELGIE VOORBEHOUDEN Overeenkomstig artikel 22 van het Verdrag behoudt de Belgische Regering zich de mogelijkheid voor artikel 22.1.c. van het Verdrag slechts toe te passen indien de volgende specifieke omstandigheid gerealiseerd is : artikel 36 van de wet van 27 juni 1937 betreffende de regeling der luchtvaart beschouwt misdrijven bedreven aan boord van een Belgisch varend luchtvaartuig als misdrijven bedreven in België.

Overeenkomstig artikel 42 van het Verdrag behoudt België zich het recht voor artikel 22.1.d. van het Verdrag slechts toe te passen op de Belg die zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf buiten het grondgebied van het Rijk, wanneer het misdrijf omschreven wordt als een misdaad of een misdrijf in de Belgische wetgeving en indien het feit door de wetgeving van het land waar het is gepleegd wordt gestraft en indien de dader ervan in België wordt gevonden. België behoudt zich het recht voor enkel vervolging in te stellen indien het slachtoffer van het misdrijf een buitenlander is, ingeval van een voorafgaandelijke klacht van het slachtoffer, zijn familie of een officieel bericht van de buitenlandse autoriteit waar het strafbaar feit is gepleegd.

KONINKRIJK BELGIE VERKLARINGEN Overeenkomstig artikel 2 van het Verdrag, verklaart de Belgische Regering de gedragingen vermeld in artikel 2, inzake « interne hacking » voorzien in artikel 550bis, § 2 van het strafwetboek, slechts strafbaar te stellen wanneer deze gedragingen gepleegd zijn met bedrieglijk opzet of het oogmerk om te schaden.

Overeenkomstig artikel 7 van het Verdrag, verklaart de Belgische Regering de gedragingen vermeld in artikel 7 slechts strafbaar te stellen wanneer deze gepleegd zijn met bedrieglijk opzet of het oogmerk om te schaden.

Overeenkomstig artikel 24.7.a. van het Verdrag, verklaart de Belgische Regering dat de autoriteit die verantwoordelijk is voor de verzending of de ontvangst van verzoeken om uitlevering of voorlopige arrestatie, bij gebreke van verdrag, de volgende autoriteit is : Federale Overheidsdienst Justitie, dienst Internationale Rechtshulp in Strafzaken, Waterloolaan 115, 1000 Brussel, fax +32 (0)2 210 57 98 (tot einde 2012).

Overeenkomstig artikel 27.2 van het Verdrag, verklaart de Belgische Regering dat de autoriteit die belast is met het verzenden en ontvangen van verzoeken om wederzijdse bijstand, met de uitvoering of met de doorzending ervan naar de bevoegde autoriteiten met het oog op tenuitvoerlegging de volgende autoriteit is : Federale Overheidsdienst Justitie, dienst Internationale Rechtshulp in Strafzaken, Waterloolaan 115, 1000 Brussel, fax +32 (0)2 210 57 98 (tot einde 2012).

Overeenkomstig artikel 35 van het Verdrag, wijst de Belgische Regering de volgende dienst aan als meldpunt 24/7 : Federal Judicial Police Direction for Combating Economic and Financial Crime Federal Computer Crime Unit (FCCU) Tel : +32-2-743-73-84 24 hours a day, 7 days a week +32-2-743-74-74 (Secretariat) Monitored during work hours.

Fax : +32-2-733-56-16 Must phone prior to sending a fax.

E-mail : 24 hours a day, 7 days a week (Must phone prior to sending an e-mail)

Verdrag betreffende de computercriminaliteit, gedaan te Boedapest op 23 november 2001

Staten

Datum Authentificatie

Type instemming

Datum instemming

Datum interne inwerkingtreding

ALBANIE

23/11/2001

Bekrachtiging

20/06/2002

01/07/2004

ARMENIE

23/11/2001

Bekrachtiging

12/10/2006

01/02/2007

AZERBEIDZJAN

30/06/2008

Bekrachtiging

15/03/2010

01/07/2010

BOSNIE EN HERZEGOVINA

09/02/2005

Bekrachtiging

19/05/2006

01/09/2006

BULGARIJE

23/11/2001

Bekrachtiging

07/04/2005

01/08/2005

BELGIE

23/11/2001

Bekrachtiging

20/08/2012

01/12/2012

CANADA

23/11/2001

Onbepaald


CYPRUS

23/11/2001

Bekrachtiging

19/01/2005

01/05/2005

DENEMARKEN

22/04/2003

Bekrachtiging

21/06/2005

01/10/2005

DUITSLAND

23/11/2001

Bekrachtiging

09/03/2009

01/07/2009

ESTLAND

23/11/2001

Bekrachtiging

12/05/2003

01/07/2004

FINLAND

23/11/2001

Bekrachtiging

24/05/2007

01/09/2007

FRANKRIJK

23/11/2001

Bekrachtiging

10/01/2006

01/05/2006

GEORGIE

01/04/2008

Bekrachtiging

06/06/2012

01/10/2012

GRIEKENLAND

23/11/2001

Onbepaald


HONGARIJE

23/11/2001

Bekrachtiging

04/12/2003

01/07/2004

IERLAND

28/02/2002

Onbepaald


IJSLAND

30/11/2001

Bekrachtiging

29/01/2007

01/05/2007

ITALIE

23/11/2001

Bekrachtiging

05/06/2008

01/10/2008

JAPAN

23/11/2001

Bekrachtiging

03/07/2012

01/11/2012

KROATIE

23/11/2001

Bekrachtiging

17/10/2002

01/07/2004

LETLAND

05/05/2004

Bekrachtiging

14/02/2007

01/06/2007

LIECHTENSTEIN

17/11/2008

Onbepaald


LITOUWEN

23/06/2003

Bekrachtiging

18/03/2004

01/07/2004

LUXEMBURG

28/01/2003

Onbepaald


MACEDONIE (VOORMALIGE JOEGOSLAVISCHE REP.)

23/11/2001

Bekrachtiging

15/09/2004

01/01/2005

MALTA

17/01/2002

Bekrachtiging

12/04/2012

01/08/2012

MOLDAVIE

23/11/2001

Bekrachtiging

12/05/2009

01/09/2009

MONTENEGRO

07/04/2005

Bekrachtiging

03/03/2010

01/07/2010

NEDERLAND

23/11/2001

Bekrachtiging

16/11/2006

01/03/2007

NOORWEGEN

23/11/2001

Bekrachtiging

30/06/2006

01/10/2006

OEKRAINE

23/11/2001

Bekrachtiging

10/03/2006

01/07/2006

OOSTENRIJK

23/11/2001

Bekrachtiging

13/06/2012

01/10/2012

POLEN

23/11/2001

Onbepaald


PORTUGAL

23/11/2001

Bekrachtiging

24/03/2010

01/07/2010

ROEMENIE

23/11/2001

Bekrachtiging

12/05/2004

01/09/2004

SERVIE

07/04/2005

Bekrachtiging

14/04/2009

01/08/2009

SLOVAKIJE

04/02/2005

Bekrachtiging

08/01/2008

01/05/2008

SLOVENIE

24/07/2002

Bekrachtiging

08/09/2004

01/01/2005

SPANJE

23/11/2001

Bekrachtiging

03/06/2010

01/10/2010

TSJECHISCHE REP.

09/02/2005

Onbepaald


TURKIJE

10/11/2010

Onbepaald


VERENIGD KONINKRIJK

23/11/2001

Bekrachtiging

25/05/2011

01/09/2011

VERENIGDE STATEN

23/11/2001

Bekrachtiging

29/09/2006

01/01/2007

ZUID-AFRIKA

23/11/2001

Onbepaald


ZWEDEN

23/11/2001

Onbepaald


ZWITSERLAND

23/11/2001

Bekrachtiging

21/09/2011

01/01/2012

^