Etaamb.openjustice.be
Wet van 03 april 2006
gepubliceerd op 16 november 2021

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Democratische Republiek Congo, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Kinshasa op 17 februari 2005 (2) (3)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2006015070
pub.
16/11/2021
prom.
03/04/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 APRIL 2006. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Democratische Republiek Congo, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Kinshasa op 17 februari 2005 (1) (2) (3)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Democratische Republiek Congo, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Kinshasa op 17 februari 2005, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 3 april 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Buitenlandse Handel, M. VERWILGHEN Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2005-2006 Senaat Documenten.- Ontwerp van wet ingediend op 18 januari 2006, nr. 3-1515/1. - Verslag, nr. 3-1515/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 2 februari 2006.

Kamer van volksvertegenwoordigers Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 51-2249/1. Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-2249/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 23 februari 2006. (2) Zie Decreet van het Vlaamse Gewest van 7 juli 2006 (Belgisch Staatsblad van 1 september 2006), Decreet van het Waalse Gewest van 3 mei 2007 (Belgisch Staatsblad van 31 mei 2007), Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 30 maart 2006 (Belgisch Staatsblad van 13 april 2006).(3) Datum inwerkingstrededing : 22 november 2021 (art.14 van de Overeenkomst)

Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Democratische Republiek Congo, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen De Regering van het Koninkrijk België, handelend zowel in eigen naam als in naam van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, krachtens bestaande overeenkomsten, de Vlaamse Regering, de Waalse Regering, en de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, enerzijds, en De Regering van de Democratische Republiek Congo, anderzijds, (hierna te noemen de « Overeenkomstsluitende Partijen ») Verlangende hun economische samenwerking te versterken door gunstige voorwaarden te scheppen voor de verwezenlijking van investeringen door onderdanen van de ene Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij;

Erkennende dat de verbintenis inzake de behandeling die aan zodanige investering zal worden verleend, de particuliere kapitaalstromen en de economische ontwikkeling van de Overeenkomstsluitende Partijen zal stimuleren;

Ervan overtuigd dat door een stabiel investeringskader economische hulpbronnen zo doeltreffend mogelijk worden gebruikt en de levensstandaard maximaal wordt verbeterd;

Zijn overeengekomen als volgt : ARTIKEL 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de term : 1. « investeerder » : a) de « onderdanen », met andere woorden elk natuurlijk persoon die volgens de wetgeving van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Democratische Republiek Congo beschouwd wordt als een onderdaan van respectievelijk het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg dan wel de Democratische Republiek Congo en die investeringen doet op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij;b) de « vennootschappen », met andere woorden elke rechtspersoon die wordt opgericht in overeenstemming met de wetgeving van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Democratische Republiek Congo en die daadwerkelijk een handelsactiviteit uitoefent en zijn maatschappelijke zetel heeft op het grondgebied van respectievelijk het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg dan wel de Democratische Republiek Congo en die investeringen doet op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij.2. « investeringen » : gelijk welk vermogensbestanddeel en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in speciën, natura of diensten, die wordt geïnvesteerd of geherinvesteerd in welke economische sector ook. Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden namelijk, maar niet uitsluitend : a) roerende en onroerende goederen evenals alle andere zakelijke rechten als hypotheken, voorrechten, panden, vruchtgebruik en gelijkaardige rechten;b) aandelen, winstbewijzen en elke andere vorm van deelneming, zelfs minoritair of onrechtstreeks, in het kapitaal van vennootschappen die zijn opgericht op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen;c) obligaties, vorderingen en rechten op enige prestatie met economische waarde;d) auteursrechten, rechten van industriële eigendom, technische procédés, handelsnamen en goodwill;e) krachtens het publiekrecht of een overeenkomst verleende concessies, met name concessies voor de prospectie, de ontginning, de winning of de exploitatie van natuurlijke rijkdommen. Veranderingen in de rechtsvorm waarin activa en kapitalen zijn geïnvesteerd of geherinvesteerd brengen hun omschrijving als « investering » als bedoeld in deze Overeenkomst niet in het gedrang. 3. « inkomsten » : de opbrengsten uit een investering en met name doch niet uitsluitend, winsten, interesten, kapitaalaangroei, dividenden, royalty's of vergoedingen.4. « grondgebied » : a) het grondgebied van het Koninkrijk België, het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg evenals de maritieme gebieden, dit wil zeggen de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van de betreffende Staat uitstrekken en waarin deze overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen;b) het grondgebied van de Democratische Republiek Congo evenals de aangehouden aan het maritieme grondgebied grenzende delen, met inbegrip van de oceaanbodem of de ondergrond daarvan, van de Democratische Republiek Congo en waarop de Democratische Republiek Congo overeenkomstig het internationaal recht soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent.5. « milieuwetgeving » : de in de Overeenkomstsluitende Partijen van toepassing zijnde wetten en regelgevende bepalingen of elke hierin vervatte bepaling, die voornamelijk verband houden met milieubescherming of het voorkomen van elk gevaar voor het leven of de gezondheid van mensen, dieren of planten middels : a) het voorkomen, verminderen of controleren van lozingen of emissies van verontreinigende stoffen of voor het milieu schadelijke producten;b) het controleren van voor het milieu gevaarlijke of toxische chemische producten, stoffen, materialen en afvalstoffen en het verspreiden van informatie daaromtrent;c) het beschermen en instandhouden van in het wild levende dier- en plantensoorten, met inbegrip van met uitroeiing bedreigde soorten, hun habitat en de speciaal beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen.6. « arbeidswetgeving » : de in de Overeenkomstsluitende Partijen van toepassing zijnde wetten en regelgevende bepalingen of elke hierin vervatte bepaling die rechtstreeks verband houden met de hierna opgesomde universeel erkende rechten van de werknemers : a) het recht op vereniging;b) het recht op organisatie en collectieve onderhandelingen;c) het verbod op gelijk welke vorm van gedwongen of verplichte arbeid;d) een minimumleeftijd voor toelating van kinderen tot arbeid;e) aanvaardbare arbeidsvoorwaarden met betrekking tot het minimumloon en de arbeidsduur, alsmede met betrekking tot de veiligheid en gezondheid van de werknemers. ARTIKEL 2 Bevordering en toelating van de investeringen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij dient investeringen op haar grondgebied door de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aan te moedigen en gunstige voorwaarden te scheppen en deze investeringen in overeenstemming met haar wetten en voorschriften toe te laten.2. Om de wederzijdse stroom investeringen aan te moedigen dient elke Overeenkomstsluitende Partij een inspanning te leveren om de andere Overeenkomstsluitende Partij, op vraag van de ene dan wel de andere Overeenkomstsluitende Partij, te informeren over de investeringsmogelijkheden op haar grondgebied.3. Elke Overeenkomstsluitende Partij staat met name het sluiten en uitvoeren toe van licentiecontracten en van overeenkomsten voor commerciële, administratieve of technische bijstand, voor zover deze activiteiten verband houden met de investeringen.4. De binnenkomst, het verblijf en het werk van personeel dat in het kader van de investeringen op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij wordt tewerkgesteld evenals de binnenkomst, het verblijf en het werk van de gezinsleden van dit personeel, zijn onderworpen aan de wetten en voorschriften van deze Overeenkomstsluitende Partij. ARTIKEL 3 Bescherming van de investeringen 1. Alle investeringen door investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een eerlijke en rechtvaardige behandeling.2. Onverminderd de maatregelen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde, genieten deze investeringen een voortdurende zekerheid en bescherming, met uitsluiting van elke ongerechtvaardigde of discriminatoire maatregel die, in rechte of in feite, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de liquidatie ervan zou kunnen belemmeren. ARTIKEL 4 Nationale behandeling en meestbegunstigingsclausule 1. Met betrekking tot alle vraagstukken inzake de behandeling van investeringen genieten de investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Partij de nationale behandeling en de meestbegunstigingsbehandeling.2. Geen van de Overeenkomstsluitende Partijen verleent op haar grondgebied aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij ten aanzien van de verwerving, de uitbreiding, de behandeling, het beheer, het onderhoud, het genot, het gebruik, de verkoop of de vervreemding van hun investering, een behandeling die minder gunstig is dan die welke aan de eigen investeerders of aan investeerders van een derde Staat, wordt verleend.3. Deze behandeling strekt zich niet uit tot de voorrechten die een Overeenkomstsluitende Partij toekent aan investeerders van een derde Staat op grond van zijn lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of iedere andere vorm van regionale economische organisatie.4. Het bepaalde in dit Artikel is niet van toepassing op belastingzaken. ARTIKEL 5 Milieu 1. In het besef dat elke Overeenkomstsluitende Partij het recht heeft haar eigen niveau van milieubescherming te bepalen en de beleidslijnen en prioriteiten ter zake van milieu en ontwikkeling vast te leggen alsmede haar ad hoc wetgeving dienovereenkomstig aan te nemen of te wijzigen, dient elke Overeenkomstsluitende Partij erop toe te zien dat haar wetgeving een hoog niveau van milieubescherming waarborgt en alles in het werk te stellen om voornoemde wetgeving voortdurend bij te sturen.2. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat het niet passend is de nationale milieuwetgeving te versoepelen teneinde investeringen aan te moedigen.In het verlengde hiervan, ziet elke Overeenkomstsluitende Partij erop toe dat geen vrijstelling of enige andere afwijking van voornoemde wetgeving wordt toegestaan en dat ook geen mogelijkheid tot vrijstelling of andere afwijking wordt geboden teneinde het doen, onderhouden of uitbreiden van een investering op haar grondgebied aan te moedigen. 3. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen andermaal de verbintenissen die ze zijn aangegaan in het kader van internationale milieuovereenkomsten.Ze zien erop toe dat deze verbintenissen in hun nationale wetgeving ten volle worden erkend en toegepast. 4. De Partijen erkennen dat de onderlinge samenwerking hen meer mogelijkheden biedt om de voorschriften inzake milieubescherming bij te sturen.Op verzoek van één van de Partijen, stemt de andere Partij ermee in dat de regeringsvertegenwoordigers van beide Partijen bijeenkomen om overleg te plegen over elke onder het toepassingsgebied van dit artikel ressorterende aangelegenheid.

ARTIKEL 6 Arbeid 1. In het besef dat elke Overeenkomstsluitende Partij het recht heeft haar eigen normen ter bescherming van de arbeid vast te leggen en haar ad hoc wetgeving dienovereenkomstig aan te nemen of te wijzigen, dient elke Overeenkomstsluitende Partij erop toe te zien dat haar wetgeving arbeidsnormen vastlegt die in overeenstemming zijn met de in artikel 1, 6e lid opgesomde universeel erkende rechten van de werknemers en ze voortdurend bij te sturen.2. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat het niet passend is de nationale arbeidswetgeving te versoepelen teneinde investeringen aan te moedigen.In het verlengde hiervan, ziet elke Overeenkomstsluitende Partij erop toe dat geen vrijstelling of enige andere afwijking van deze wetgeving wordt toegestaan en dat ook geen mogelijkheid tot vrijstelling of andere afwijking wordt geboden teneinde het doen, onderhouden of uitbreiden van een investering op haar grondgebied aan te moedigen. 3. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen andermaal de verbintenissen die ze zijn aangegaan als lid van de Internationale Arbeidsorganisatie alsmede hun verbintenissen op grond van de Verklaring van de IAO inzake de beginselen en fundamentele arbeidsrechten en de follow-up ervan.De Overeenkomstsluitende Partijen zien erop toe dat de in artikel 1, 6e lid opgesomde beginselen en universeel erkende rechten van de werknemers worden erkend en beschermd middels hun nationale wetgeving. 4. De Partijen erkennen dat de onderlinge samenwerking hen meer mogelijkheden biedt om de normen ter bescherming van de arbeid bij te sturen.Op verzoek van één van de Partijen, stemt de andere Partij ermee in dat de regeringsvertegenwoordigers van beide Partijen bijeenkomen om overleg te plegen over elke onder het toepassingsgebied van dit artikel ressorterende aangelegenheid.

ARTIKEL 7 Onteigening en vergoeding voor schade en verlies 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe geen enkele maatregel tot onteigening of nationalisatie noch enige andere maatregel te treffen die rechtstreeks of onrechtstreeks tot gevolg heeft dat aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de hun toebehorende investeringen op haar grondgebied worden ontnomen.2. Indien om redenen van openbaar nut, nationale veiligheid of nationaal belang, van het bepaalde in lid 1 van dit artikel dient te worden afgeweken, moeten de volgende voorwaarden zijn vervuld : a) de maatregelen worden genomen volgens een wettelijke procedure;b) ze zijn niet discriminatoir of strijdig met een bijzondere verbintenis;c) ze gaan vergezeld van bepalingen waarbij wordt voorzien in de betaling van een billijke en reële schadeloosstelling.3. Het bedrag van de schadeloosstelling komt overeen met de werkelijke waarde van de desbetreffende investeringen daags voor het tijdstip waarop deze maatregelen worden getroffen of bekendgemaakt. De schadeloosstelling wordt betaald in de munt van de Staat waarvan de investeerder onderdaan is of in elke vrij inwisselbare munt. Ze wordt onverwijld gestort en dient vrij te kunnen worden overgemaakt. Ze levert interest op aan de normale commerciële rentevoet vanaf de datum van de onteigening tot de datum van uitbetaling. 4. Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die met betrekking tot hun investering verliezen lijden wegens oorlog of een andere vorm van gewapend conflict, revolutie, nationale noodtoestand of opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt door laatstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere vorm van vergoeding betreft, een behandeling toegekend die ten minste gelijk is aan die welke die Overeenkomstsluitende Partij aan investeerders van de meest begunstigde natie toekent. ARTIKEL 8 Overmakingen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt er zorg voor dat investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de met een investering verband houdende uitkeringen binnen en buiten haar grondgebied vrij mogen overmaken, inzonderheid : a) de bedragen bestemd om de investering tot stand te brengen, te behouden of uit te breiden;b) de bedragen bestemd voor het nakomen van contractuele verbintenissen, met inbegrip van de bedragen die nodig zijn voor de terugbetaling van leningen, royalty's en andere betalingen voortvloeiend uit licenties, franchises, concessies en andere soortgelijke rechten alsmede de bezoldiging van het geëxpatrieerd personeel;c) de opbrengsten uit investeringen;d) de opbrengst van een gehele of gedeeltelijke liquidatie van de investeringen, inclusief meerwaarden of verhogingen van het geïnvesteerde kapitaal;e) de ingevolge artikel 7 betaalde schadeloosstellingen.2. De onderdanen van een Overeenkomstsluitende Partij die uit hoofde van een investering op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij mogen werken, is het toegestaan een evenredig deel van hun bezoldiging over te maken naar hun land van herkomst.3. De overmakingen gebeuren in vrij inwisselbare munt, tegen de wisselkoers die op de datum van overmaking van toepassing is op contante transacties in de gebruikte munt.4. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de toelating die vereist is om de overmaking zonder vertraging uit te voeren, zonder andere lasten dan de gebruikelijke bankkosten. ARTIKEL 9 Subrogatie 1. Indien een der Overeenkomstsluitende Partijen of een nationale of internationale openbare instelling een schadeloosstelling uitkeert aan haar eigen investeerders op grond van een voor een investering verleende waarborg, erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de rechten van de investeerders zijn overgedragen aan de Overeenkomstsluitende Partij of de openbare instelling in haar hoedanigheid van verzekeraar.2. Met betrekking tot de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij jegens de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerders is getreden, de verplichtingen laten gelden die wettelijk of contractueel op de investeerders rusten. ARTIKEL 10 Toepassing van andere verplichtingen 1. Indien een investeringsvraagstuk wordt geregeld door zowel deze Overeenkomst als door de nationale wetgeving van de ene Overeenkomstsluitende Partij dan wel door internationale overeenkomsten die nu van kracht zijn of nog zullen worden gesloten door de partijen, kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij zich beroepen op de voor hen meest gunstige bepalingen, evenals op de regels en beginselen van internationaal recht.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij verplicht zich tot de naleving van elke eerder aangegane verplichting ten aanzien van een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij met betrekking tot investeringen op zijn grondgebied die reeds werden goedgekeurd. ARTIKEL 11 Regeling van geschillen tussen een Overeenkomstsluitende Partij en de investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij 1. Van elk investeringsgeschil tussen een investeerder van een Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt schriftelijk kennis gegeven.De kennisgeving gaat vergezeld van een memorandum dat naar behoren is toegelicht door de meest gerede partij.

De Partijen dienen er in de mate van het mogelijke naar te streven het geschil te regelen door onderhandeling en daarbij, indien nodig, deskundig advies in te winnen van een derde of nog door bemiddeling langs diplomatieke weg tussen de Overeenkomstsluitende Partijen. 2. Indien de Partijen niet via een rechtstreekse regeling een minnelijke schikking hebben bereikt of niet binnen zes maanden na de kennisgeving het geschil langs diplomatieke weg hebben kunnen beslechten, wordt het naar keuze van de investeerder voorgelegd aan de bevoegde rechtsmacht van de Staat waar de investering is gedaan, dan wel onderworpen aan internationale arbitrage. Te dien einde geeft elke Overeenkomstsluitende Partij haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming om elk investeringsgeschil aan arbitrage te onderwerpen. Deze toestemming houdt in dat de Partijen afstand doen van het recht om de uitputting van alle nationale administratieve of rechtsmiddelen te verzoeken. 3. Als internationale arbitrage wordt gevraagd, wordt het geschil naar keuze van de investeerder voorgelegd aan een van de hierna genoemde arbitrageorganen : - een scheidsgerecht ad hoc dat wordt ingesteld krachtens de arbitrageregels van de Commissie van de Verenigde Naties inzake Internationaal Handelsrecht (UNCITRAL); - het Internationaal Centrum voor Regeling van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), dat is ingesteld krachtens het te Washington op 18 maart 1965 voor ondertekening opengestelde « Verdrag tot regeling van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten », voor zover elke Staat die Partij is bij deze Overeenkomst daar lid van is. Zolang deze voorwaarde niet is vervuld, stemt elke Overeenkomstsluitende Partij ermee in dat het geschil wordt voorgelegd aan arbitrage, overeenkomstig de Aanvullende Voorziening van het I.C.S.I.D.; - het scheidsgerecht van de Internationale Kamer van Koophandel te Parijs.

Indien de arbitrageprocedure op initiatief van een Overeenkomstsluitende Partij wordt aangespannen, verzoekt deze de betrokken investeerder schriftelijk het arbitrage-organisme van zijn keuze waaraan het geschil zal worden voorgelegd, kenbaar te maken. 4. Geen van de bij een geschil betrokken Overeenkomstsluitende Partijen, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer kunnen aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een verzekeringspolis of van de in artikel 9 van deze Overeenkomst vermelde waarborg heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.5. De arbitragevonnissen zijn definitief en bindend voor de partijen bij het geschil.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.

ARTIKEL 12 Geschillen tussen de overeenkomstsluitende partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze overeenkomst 1. Elk geschil betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst moet zo mogelijk langs diplomatieke weg worden geregeld.2. Wanneer een geschil niet binnen zes maanden langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt het voorgelegd aan een gemengde commissie bestaande uit vertegenwoordigers van beide Partijen;deze komt op verzoek van de meest gerede Partij zonder onnodige vertraging bijeen. 3. Indien de gemengde commissie het geschil niet binnen zes maanden kan regelen, wordt het op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen voorgelegd aan een scheidsgerecht dat voor elk geval afzonderlijk op de volgende wijze is samengesteld : Elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt een scheidsman binnen een tijdvak van twee maanden vanaf de datum waarop een Overeenkomstsluitende Partij de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen.Binnen twee maanden na hun benoeming, kiezen de twee scheidsmannen in onderlinge overeenstemming een onderdaan van een derde Staat tot voorzitter van het scheidsgerecht.

Wanneer de voorgeschreven termijnen niet werden nageleefd, kan een van de Overeenkomstsluitende Partijen de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de vereiste benoeming(en) te verrichten.

Indien de President van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een der Overeenkomstsluitende Partijen geen diplomatieke banden heeft, dan wel om een andere reden verhinderd is bedoelde functie uit te oefenen, wordt de Vice-President van het Internationale Gerechtshof verzocht de benoeming(en) te verrichten. 4. Het aldus samengestelde scheidsgerecht bepaalt zijn eigen procedureregels en doet uitspraak bij meerderheid van stemmen;de uitspraken zijn onherroepelijk en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen. 5. Iedere Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van de scheidsman die zij heeft benoemd.De kosten voortvloeiend uit de benoeming van een derde scheidsman en de werkingskosten van het gerecht worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen. Het scheidsgerecht kan evenwel beslissen de gerechtskosten anders te verdelen.

ARTIKEL 13 Vorige investeringen Deze Overeenkomst dient van toepassing te zijn op de investeringen die vóór of na de inwerkingtreding ervan werden gedaan maar niet op een investeringsgeschil dat is ontstaan en werd geregeld vóór de inwerkingtreding.

ARTIKEL 14 Inwerkingtreding en duur 1. Deze Overeenkomst treedt in werking een maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen de akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld.Ze blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar.

Tenzij een der Overeenkomstsluitende Partijen de Overeenkomst ten minste een jaar voor het verstrijken van de geldigheidstermijn opzegt, wordt ze telkens stilzwijgend verlengd voor een nieuw tijdvak van tien jaar. Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt het recht ze ten minste een jaar voor het einde van een lopende geldigheidstermijn bij kennisgeving op te zeggen. 2. De investeringen die vóór de datum van beëindiging van deze Overeenkomst zijn gedaan, vallen nog gedurende tien jaar, te rekenen vanaf dat tijdstip, onder de toepassing van deze Overeenkomst. Ten blijke waarvan de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Kinshasa, op 17 februari 2005, in twee oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Franse tekst doorslaggevend.

^