gepubliceerd op 04 augustus 1998
Rechterlijke Orde Vacante betrekkingen - griffier : - bij het hof van beroep te Gent : 1, vanaf 01.10.98; - bij het hof van beroep te Luik : 1; vanaf 01.02.99; - bij het hof van beroep te Bergen : 1; vanaf 01.09.98; - bi - bij de politierechtbank te Antwerpen : 1, vanaf 01.01.99; - adjunct-griffier : - bij he(...)
MINISTERIE VAN JUSTITIE
Rechterlijke Orde Vacante betrekkingen - griffier : - bij het hof van beroep te Gent : 1, vanaf 01.10.98; - bij het hof van beroep te Luik : 1; vanaf 01.02.99; - bij het hof van beroep te Bergen : 1; vanaf 01.09.98; - bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel : 1 (*), vanaf 01.09.98; - bij de politierechtbank te Antwerpen : 1, vanaf 01.01.99; - adjunct-griffier : - bij het hof van beroep te Brussel : 1; - bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen : 1, vanaf 01.09.98; - bij de rechtbank van eerste aanleg te Tongeren : 1, vanaf 01.09.98; - bij de rechtbank van eerste aanleg te Leuven : 1, vanaf 01.09.98; - opsteller : - bij de griffier van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel : 1 (*); - bij het parket van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Ieper : 1.
De kandidaturen voor een benoeming in de Rechterlijke Orde moeten bij een ter post aangetekend schrijven worden gericht aan de heer Minister van Justitie, Directoraat-Generaal, Rechterlijke Organisatie, Dienst Personeelszaken, 3/P/R.O. II, Waterloolaan 115, 1000 Brussel, binnen een termijn van één maand na de bekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad (artikel 287 van het Gerechtelijk Wetboek).
De kandidaten dienen een afschrift bij te voegen van het bewijs dat zij geslaagd zijn voor het examen voor de griffies en parketten van hoven en rechtbanken, ingericht door de Minister van Justitie, en dit voor het ambt waarvoor zij kandidaat zijn.
De kennis van het Nederlands en van het Frans is vereist van de kandidaten voor de vacante plaatsen in de griffie van de gerechten die aangeduid zijn een sterretje (*), overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 53 en 54bis van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.