gepubliceerd op 22 december 2011
Samenwerkingsakkoord van 5 juni 2009 tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten met betrekking tot de vertegenwoordiging van het Koninkrijk België in de instellingen van de Benelux Unie en de daarmee verband houdende standpuntbepaling en coördinatie
Samenwerkingsakkoord van 5 juni 2009 tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten met betrekking tot de vertegenwoordiging van het Koninkrijk België in de instellingen van de Benelux Unie en de daarmee verband houdende standpuntbepaling en coördinatie
Gelet op artikelen 1, 2, 3, 33, 34, 35, 127 tot 130, 134 en 167 van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de bijzondere wet van 8 augustus 1988, de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, de bijzondere wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten, de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen, de bijzondere wet van 12 augustus 2003, de bijzondere wet van 25 april 2004 en de bijzondere wet van 13 september 2004, inzonderheid op artikel 4, 5, 6, 6bis, 6ter en 92bis, § 1 en 4bis;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, gewijzigd door de bijzondere wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten en de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, inzonderheid op artikel 4 en 42;
Gelet op artikel 31bis van de wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, ingevoegd bij de wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervormingen en gewijzigd door de wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten;
Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd door de wet van 18 juli 1990 en de wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten, inzonderheid op artikel 4 en 55bis;
Gelet op het samenwerkingsakkoord van 8 maart 1994 tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten over de nadere regelen voor het sluiten van gemengde verdragen;
Gelet op het kaderakkoord van 30 juni 1994 tot samenwerking tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten over de vertegenwoordiging van het Koninkrijk België bij de internationale organisaties waarvan de werkzaamheden betrekking hebben op gemengde bevoegdheden, inzonderheid op artikel 1, § 3;
Gelet op de aanbeveling van de Interministeriële Conferentie voor het Buitenlands Beleid van 9 juli 2008;
Overwegende dat artikel 306 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en artikel 202 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie stellen dat die verdragen geen beletsel vormen voor het bestaan en de voltooiing van een regionale unie tussen België, Luxemburg en Nederland, voor zover de doelstellingen van die unie niet bereikt zijn door toepassing van de vermelde verdragen;
Overwegende het verdrag tot instelling van de Benelux Unie, inzonderheid op deel 2;
Overwegende dat er aanleiding bestaat tot een bijzondere regeling met betrekking tot de interne coördinatie en standpuntbepaling en de vertegenwoordiging van het Koninkrijk België in de instellingen van de Benelux Unie;
De Federale Staat, vertegenwoordigd door de [Minister van Buitenlandse Zaken], De Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van haar Minister-President, De Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van [haar Minister-President en de Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen van de Franse Gemeenschapsregering], De Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van [haar Minister-President];
Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door de Waalse Regering, in de persoon van [haar Minister-President en de Minister van Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen], Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, vertegenwoordigd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, in de persoon van [haar Minister-Voorzitter en de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Informatica], kwamen het volgende overeen : HOOFDSTUK I. - Definities en doelstellingen Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord wordt verstaan onder : 1° het verdrag tot instelling van de Benelux Unie : het verdrag tot herziening van het op 3 februari 1958 gesloten Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, ondertekend te 's-Gravenhage op 17 juni 2008;2° de ICBB : de Interministeriële Conferentie voor het Buitenlands Beleid, vermeld in artikel 31bis, tweede lid, van de wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen; 3° de FOD Benelux : de Dienst Bleu Benelux (B1.1) van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Doelstellingen
Art. 2.Met toepassing van het Kaderakkoord van 30 juni 1994 tot samenwerking tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten over de vertegenwoordiging van het Koninkrijk België bij de Internationale Organisaties waarvan de werkzaamheden betrekking hebben op gemengde bevoegdheden, regelt dit samenwerkingsakkoord de standpuntbepaling en vertegenwoordiging van het Koninkrijk België in de instellingen van de Benelux Unie, evenals de daarmee verband houdende coördinatie. HOOFDSTUK II. - Verspreiding van informatie Contactpunt
Art. 3.§ 1. Er wordt een Overlegplatform Benelux opgericht, waarvan de FOD Benelux het voorzitterschap en het secretariaat waarneemt, en dat fungeert als Benelux-contactpunt. § 2. De voorzitter van het Overlegplatform Benelux treedt op als coördinator tussen het Koninkrijk België en de Benelux Unie. § 3. De FOD Benelux zal er zorg voor dragen dat bij alle Benelux-werkzaamheden elke overheid die bevoegd is voor de behandelde materies van in het begin nauw betrokken wordt bij de voorbereiding en, volgens de hierna beschreven procedures, bij de standpuntbepaling en vertegenwoordiging in de Belgische delegatie, zowel op technisch als op ministerieel vlak.
Verspreiding van documenten
Art. 4.De FOD Benelux verspreidt alle documenten die hij ontvangt over Benelux-werkzaamheden onmiddellijk en tegelijkertijd aan alle leden van het Overlegplatform Benelux. HOOFDSTUK III. - Organisatie van een bestendige overlegstructuur Algemeen overleg
Art. 5.§ 1. Vóór iedere vergadering van het Benelux Comité van Ministers en van de Benelux Raad of op verzoek van een bevoegde overheid wordt een vergadering georganiseerd van het Overlegplatform Benelux.
Dat overleg betreft het vaststellen van de agenda van het Benelux Comité van Ministers, met inbegrip van het schrappen of toevoegen van agendapunten. Die vergadering zal eveneens het Belgische standpunt, zowel algemeen als voor elk punt van de dagorde, vaststellen. Dat standpunt wordt bij consensus tussen de bevoegde overheden bepaald.
Op verzoek van een bevoegde overheid kan een dergelijk overleg eveneens plaatsvinden ter voorbereiding van ambtelijke werkgroepen. § 2. In ieder geval wordt er een overlegvergadering georganiseerd met het oog op de bespreking van het ontwerp van gemeenschappelijk werkprogramma en van het jaarplan. § 3. Het algemene overleg vindt plaats op een systematische en horizontaal gestructureerde wijze. Daarom worden op alle overlegvergaderingen vertegenwoordigers uitgenodigd van 1° de Eerste Minister, 2° de Ministers-Presidenten en 3° andere federale Ministers en Gemeenschaps- en Gewestministers, die hetzij op inhoudelijk vlak, hetzij op het gebied van de buitenlandse betrekkingen bevoegd zijn. § 4. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt van elke overlegvergadering, dat onder meer de namen van de deelnemers vermeldt. Dat proces-verbaal zal ambtshalve bezorgd worden aan alle uitgenodigde vertegenwoordigers, alsook aan de voorzitter en de leden van de ICBB. § 5. De Belgische delegatie in het Benelux Comité van Ministers en in de Benelux Raad neemt alleen standpunten in over aangelegenheden waarover voorafgaandelijk overleg heeft plaatsgevonden, overeenkomstig de bepalingen van dit samenwerkingsakkoord. § 6. Als ter uitvoering van artikel 10 van het verdrag tot instelling van de Benelux Unie ministeriële werkgroepen worden opgericht, zijn de bepalingen van dit samenwerkingsakkoord mutatis mutandis hierop van toepassing. § 7. Wanneer in het kader van de Benelux Unie onderhandelingen worden gevoerd over het sluiten van een gemengd verdrag, vindt het overleg plaats onverminderd de bevoegdheden van de werkgroep « Gemengde Verdragen », zoals bepaald in het samenwerkingsakkoord van 8 maart 1994 tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten over de nadere regelen voor het sluiten van gemengde verdragen.
Procedure bij aanhoudend meningsverschil
Art. 6.§ 1. Binnen de ICBB wordt een Werkgroep Benelux opgericht die de follow-up en geschillenbeslechting van het algemene Benelux-overleg behartigt. § 2. In geval van aanhoudend meningsverschil binnen het Overlegplatform Benelux kan elke overheid het probleem bij de Werkgroep Benelux aanhangig maken. De werkgroep beraadslaagt over het probleem en zendt, wanneer zij een akkoord bereikt, de materie terug naar het Overlegplatform. § 3. In geval van aanhoudende blokkering, maakt de voorzitter van de Werkgroep Benelux de kwestie zo vlug mogelijk aanhangig bij de voorzitter van de ICBB, die het punt inschrijft op de dagorde van de eerstvolgende ICBB of van een ad hoc vergadering op ministerieel niveau. § 4. Een lid van de ICBB of van de ministeriële ad hoc-vergadering kan zich constructief onthouden, teneinde de Belgische stemming niet in de weg te staan. § 5. In geval van blijvende onenigheid binnen de ICBB of de ministeriële ad hoc-vergadering kan besloten worden om aan de voorzitter van de Benelux de schrapping van het agendapunt van het Comité van Ministers te vragen. Indien België het voorzitterschap van de Benelux Unie waarneemt, zal het dit punt niet op de agenda van het Comité plaatsen. § 6. Indien bij blijvende onenigheid de in § 5 voorziene schrapping niet mogelijk is, zal België een negatieve stem over het desbetreffende punt uitbrengen in het Comité van Ministers. HOOFDSTUK IV Vertegenwoordiging in de instellingen van de Benelux Unie Het Benelux Comité van Ministers
Art. 7.§ 1. De Belgische delegatie voor de vergaderingen van het Benelux Comité van Ministers, wordt samengesteld, overeenkomstig artikel 7 van het verdrag tot instelling van de Benelux Unie, op basis van de bevoegdheden waarop de agenda van het Comité betrekking heeft.
Elke betrokken minister die bevoegd is voor de behandelde materies, kan deel uitmaken van de Belgische delegatie. § 2. Het delegatiehoofd wordt afhankelijk van de overheid die er hoofdzakelijk bij betrokken is, bij consensus in de overlegvergadering aangewezen. Het delegatiehoofd brengt de stem van het Koninkrijk België uit, rekening houdend met de besluiten van het voorafgaandelijk overleg. § 3. De samenstelling van de Belgische delegatie en de identiteit van het delegatiehoofd worden door de FOD Benelux aan het Benelux-secretariaat-generaal meegedeeld, overeenkomstig het reglement van orde van het Comité.
De Benelux Raad
Art. 8.§ 1. De Belgische delegatie voor de vergaderingen van de Benelux Raad wordt samengesteld, overeenkomstig artikel 13 van het verdrag tot instelling van de Benelux-16/01/2009Unie, op basis van de bevoegdheden waarop de agenda van de Raad betrekking heeft. De delegatieleden vervullen binnen hun overheidsdienst de functie van Secretaris-generaal, directeur-generaal, dan wel een leidinggevende functie van een vergelijkbaar niveau. § 2. Het delegatiehoofd wordt afhankelijk van de overheid die er hoofdzakelijk bij betrokken is, bij consensus in de overlegvergadering aangewezen. § 3. De samenstelling van de Belgische delegatie en de identiteit van het delegatiehoofd worden door de FOD Benelux aan het Benelux-secretariaat-generaal meegedeeld, overeenkomstig het reglement van orde van de Raad.
De ambtelijke werkgroepen en commissies van onafhankelijke deskundigen
Art. 9.§ 1. Elke betrokken regering kan vertegenwoordigers aanwijzen voor de deelname aan ambtelijke werkgroepen op basis van de bevoegdheden waarop de agenda betrekking heeft. Elke betrokken regering kan deskundigen aanstellen voor de deelname aan commissies van onafhankelijke deskundigen op basis van de bevoegdheden waarop de agenda betrekking heeft. § 2. Tijdens het Belgische voorzitterschap van de Benelux Unie wordt in het kader van het overleg, vermeld in hoofdstuk III, voor elk van de werkgroepen en commissies en voor de gehele duur van het voorzitterschap, een voorzitter aangewezen, rekening houdend met de bevoegdheden van de Federale Staat en van de Gemeenschappen en de Gewesten. In voorkomend geval worden ook de betrokken belangen van een overheid in aanmerking genomen.
Het Benelux-secretariaat-generaal
Art. 10.De voordracht van het Belgische lid van het College van Secretarissen-generaal, vermeld in art. 19, § 1, van het verdrag tot instelling van de Benelux Unie, wordt goedgekeurd in de ICBB. HOOFDSTUK V. - Slotbepaling Duur, wijziging, bekendmaking en inwerkingtreding
Art. 11.§ 1. Dit samenwerkingsakkoord wordt voor onbepaalde tijd gesloten. § 2. De bepalingen van dit samenwerkingsakkoord kunnen op verzoek van elke partij worden gewijzigd. Een verzoek tot wijziging wordt binnen drie maanden onderzocht in de ICBB. § 3. De Minister van Buitenlandse Zaken is belast met de bekendmaking van dit samenwerkingsakkoord in het Belgisch Staatsblad. § 4. Dit samenwerkingsakkoord treedt in werking op dezelfde datum als het verdrag tot herziening van het op 3 februari 1958 gesloten verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, ondertekend te 's-Gravenhage op 17 juni 2008.
Opgemaakt in Eupen op 5 juni 2009, in zes originele exemplaren, in het Nederlands, Frans en Duits.
Voor de Federale Staat : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT Voor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest : De Minister-President, K. PEETERS. Voor de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest : De Minister-president, R. DEMOTTE De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen van de Franse Gemeenschapsregering en Gewestminister van Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET Voor de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, K.-H. LAMBERTZ Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest : De Minister-Voorzitter, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Informatica, G. VANHENGEL