gepubliceerd op 14 mei 2004
Samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het tweede Plan voor wetenschappelijke ondersteuning van een beleid gericht op duurzame ontwikkeling
FEDERALE OVERHEIDSDIENST KANSELARIJ VAN DE EERSTE MINISTER, MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP? MINISTERIE VANDE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP, MINISTERIE VAN HET VLAAMS GEWEST
20 MEI 2002. - Samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het tweede Plan voor wetenschappelijke ondersteuning van een beleid gericht op duurzame ontwikkeling (PODO II)
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, met name op de artikelen 6bis, § 1 en § 2, 1° en 5°, ingevoegd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, en 92bis, § 1, ingevoegd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Overwegende de prioriteiten van de Conferentie van Rio (Agenda 21) en alle internationale overeenkomsten en Europese richtlijnen waaraan de België moet voldoen en die samenhangen met de problematiek van de duurzame ontwikkeling;
Overwegende artikel 6 van de basisprincipes van het Verdrag van Amsterdam dat de aandacht vestigt op de noodzaak om, met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling, de bescherming van het leefmilieu te integreren in de bepaling en de uitvoering van de beleidsmaatregelen en activiteiten van de Europese Unie;
Overwegende het voornemen van de federale Regering een federaal plan voor duurzame ontwikkeling in werking te stellen;
Overwegende de regeringsverklaring van de federale Regering van 7 juli 1999, die als één van de krijtlijnen vooropstelt dat : "Duurzame ontwikkeling is de enige waarborg voor een veilige en gezonde toekomst";
Overwegende de prioriteiten vastgelegd in de krachtlijnen van het regeerakkoord, in het bijzonder : - het in overweging nemen van het concept van duurzame ontwikkeling als waarborg voor een veilige en gezonde toekomst, evenals het feit dat "ecologische duurzaamheid" als kader wordt opgenomen voor elke verdere ontwikkeling van de Belgische wetgeving; - fiscale hervormingen die milieuvriendelijk zijn en milieubewuste productie en consumptie stimuleren; - de liberalisering van de electriciteitssector en het aanmoedigen van rationeel energiegebruik en energiebesparingen; - de uitwerking van een geïntegreerd mobiliteitsbeleid; - een bijzondere aandacht voor de kwaliteit en de veiligheid van de voedselketen;
Overwegende dat duurzame ontwikkeling een vorm van ontwikkeling is waarbij gezocht moet worden naar een permanent evenwicht tussen economische en sociale ontwikkeling en milieuzorg;
Overwegende dat plannen voor wetenschappelijke ondersteuning van een beleid gericht op duurzame ontwikkeling een mogelijke synergie kunnen tot stand brengen tussen het onderzoek dat onder diverse disciplines ressorteert;
Overwegende dat het valoriseren van de resultaten van de onderzoekswerkzaamheden die moeten worden verricht in het kader van deze plannen onder de bevoegdheid valt van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten naargelang van hun respectieve bevoegdheden, en dat deze plannen zowel de Staat als de gefedereerde entiteiten nuttige elementen kunnen aanreiken voor het voeren van hun beleid inzake duurzame ontwikkeling;
Overwegende dat een tweede plan voor wetenschappelijke ondersteuning van een beleid gericht op duurzame ontwikkeling onontbeerlijk is om gedurende een voldoende lange periode middelen ter beschikking te stellen aan de wetenschappelijke gemeenschap teneinde deze in staat te stellen concrete en coherente besluiten te fomuleren die in termen van beleid kunnen vertaald worden;
Overwegende dat de federale Minister van Wetenschappelijk Onderzoek bevoegd is voor de "wetenschappelijke aspecten van duurzame ontwikkeling";
Overwegende het op 12 mei 1995 en 16 april 1997 door de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling geformuleerde advies over de algemene oriëntaties van het plan voor wetenschappelijke ondersteuning;
Overwegende dat op 24 oktober 1997 een samenwerkingsakkoord werd gesloten tussen de Staat en de Gewesten voor de uitvoering van het Plan voor wetenschappelijke ondersteuning van een beleid gericht op duurzame ontwikkeling (PODO I);
Overwegende dat, tijdens de vergadering van 14 februari 2000, de begeleidingscomité's bij het PODO I werden geraadpleegd aangaande het voorstel tot PODO II;
Overwegende dat de federale Ministerraad tijdens zijn vergadering van 12 mei 2000, principieel ingestemd heeft met de uitvoering van een tweede Plan voor wetenschappelijke ondersteuning van een beleid gericht op duurzame ontwikkeling (PODO II);
Overwegende dat in een samenwerkingsakkoord de wijze moet worden toegelicht volgens welke de Gemeenschappen en de Gewesten betrokken worden bij de opvolging van de uitvoering van dit plan;
Gezien de beslissing van de Interministeriële Conferentie voor Wetenschapsbeleid tijdens haar vergadering van 26 september 2000 inzake de tenuitvoerlegging van het tweede Plan voor wetenschappelijke ondersteuning van een beleid gericht op duurzame ontwikkeling (PODO II);
De Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, en de Regeringscommissaris belast met het Wetenschappelijk Onderzoek, toegevoegd aan de Minister van Wetenschappelijk Onderzoek;
De Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door de Minister van Onderwijs en Vorming en de Minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening;
De Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek;
De Duitse Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme;
Het Waals Gewest, vertegenwoordigd door de Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën;
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door de Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, zijn overeengekomen wat volgt : Algemene bepaling
Artikel 1.In dit akkoord zijn de samenwerkingsregels vastgelegd voor de uitvoering van het Plan voor wetenschappelijke ondersteuning van een beleid gericht op duurzame ontwikkeling II (hierna te noemen het Plan) dat het voorwerp is van de principebeslissing van de federale Ministerraad d.d. 12 mei 2000.
Begeleidingscomités
Art. 2.Er wordt opgericht : - een algemeen begeleidingscomité belast met de opvolging en de valorisatie van het hele Plan, met inbegrip van de ondersteunende acties (deel III van het Plan); - twee specifieke begeleidingscomités voor de delen I en II, belast met de algemene opvolging en met het proces van integratie van de thema's behandeld in deze beide onderdelen, evenals met de valorisatie ervan. Deze twee comités zullen voor de opvolging van bepaalde materies kunnen worden bijgestaan door subcomités, waarvan zijzelf de samenstelling zullen bepalen.
Het algemeen begeleidingscomité, evenals de twee specifieke begeleidingscomités van de delen I en II, is samengesteld uit ambtenaren van de federale administraties en van de administraties van de Gemeenschappen en Gewesten, betrokken bij de problematiek die in het Plan aan bod komt;
Het algemeen begeleidingscomité bestaat uit 4 leden aangewezen door de Staat, 2 leden aangewezen door de Vlaamse Gemeenschap, 2 leden aangewezen door de Franse Gemeenschap, 2 leden aangewezen door de Duitse Gemeenschap, 2 leden aangewezen door het Vlaams Gewest, 2 leden aangewezen door het Waals Gewest en 2 leden aangewezen door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De leden van dit comité zullen gekozen worden uit de leden van de comités voor de delen I en II. De begeleidingscomités van de delen I en II bestaan ieder uit 4 leden aangewezen door de Staat, 2 leden aangewezen door de Vlaamse Gemeenschap, 2 leden aangewezen door de Franse Gemeenschap, 2 leden aangewezen door de Duitse Gemeenschap, 2 leden aangewezen door het Vlaams Gewest, 2 leden aangewezen door het Waals Gewest en 2 leden aangewezen door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Naast de "leden" bedoeld in de 4e en 5e alinea, mag iedere betrokken overheid ambtenaren aanwijzen die behoren tot andere besturen dan die van de leden. Deze ambtenaren zullen, naargelang van de agenda, zitting hebben als "waarnemer".
Iedere overheid zal de Secretaris-generaal van de DWTC de lijst meedelen van de door haar aangewezen leden van het algemeen begeleidingscomité, de comités van de delen I en II alsmede de verantwoordelijke ambtenaren van de besturen die waarnemers voor deze comités zouden kunnen aanwijzen.
Het algemeen begeleidingscomité en de twee specifieke comités zullen, tijdens hun eerste bijeenkomst, de lijst vastleggen van hun leden en waarnemers.
De adviezen komen tot stand bij consensus van de "leden". Indien geen consensus bereikt kan worden, zal het advies vermelden op welke punten de meningen uiteenlopen.
De onderscheiden comités worden voorgezeten door de Secretaris-generaal van de DWTC of zijn afgevaardigden. Het secretariaat ervan wordt gevoerd door de DWTC. Evaluatie en selectie
Art. 3.Voor de verschillende onderdelen van het Plan worden, zoals beschreven in de principebeslissing van de Ministerraad d.d. 12 mei 2000, door de DWTC openbare oproepen voor het indienen van voorstellen georganiseerd, die in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd. De DWTC brengen de wetenschappelijke en universitaire instellingen op de hoogte van deze oproepen.
De voorstellen die worden ingediend ten gevolge van deze oproepen worden, door toedoen van de DWTC, ter beoordeling voorgelegd aan buitenlandse experts.
De resultaten van deze evaluaties alsook de door de DWTC voorgestelde selectie van projecten worden ter kennis gebracht van de betrokken comités van de delen I en II die ter zake hun advies bekendmaken.
De federale Minister van Wetenschappelijk Onderzoek houdt rekening met dit advies voor de uiteindelijke selectie van projecten.
Deze uiteindelijke selectie wordt ter kennis gebracht van het algemeen begeleidingscomité en van de betrokken comités.
Opvolging van het tweede plan voor wetenschappelijke ondersteuning van een beleid gericht op duurzame ontwikkeling
Art. 4.Het algemeen begeleidingscomité van het Plan komt minstens eenmaal per jaar samen om het verloop van het Plan in zijn geheel op te volgen, evenals de ondersteunende acties, en alle nuttige aanbevelingen te doen dienaangaande.
Het ziet erop toe dat de in het kader van het Plan opgezette acties coherent zijn en dat alle resultaten ervan doelmatig worden overgedragen tussen de verschillende delen en naar de externe gebruikers.
Naargelang de agenda van de vergaderingen, kan het te dien einde vertegenwoordigers uitnodigen van federale en gewestbesturen die niet permanent in het comité vertegenwoordigd zijn.
De specifieke comités zien toe op de coherentie van de acties die worden op touw gezet in het kader van het betrokken deel en op de valorisatie van de resultaten ervan, evenals op de integratie van de milieu-, sociale, economische en institutionele componenten noodzakelijk voor de verwezenlijking van duurzame ontwikkeling.
Duur van het akkoord
Art. 5.Dit akkoord wordt gesloten voor een periode van acht jaar.
Inwerkingtreding
Art. 6.Dit akkoord treedt in werking op 1 juni 2000.
Opgemaakt te Brussel, in acht exemplaren, op 20 mei 2002.
Voor de Staat : De Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, Ch. PICQUE De Regeringscommissaris belast met het Wetenschappelijk Onderzoek toegevoegd aan de Minister Wetenschappelijk Onderzoek, Y. YLIEFF Voor de Vlaamse Gemeenschap en voor het Vlaams Gewest : De Minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN De Minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN Voor de Franse Gemeenschap : De Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, Mme F. DUPUIS Voor de Duitse Gemeenschap : De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme, B. GENTGES Voor het Waals Gewest : De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-Voorzitter, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, F.-X. DE DONNEA