gepubliceerd op 16 oktober 2014
Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het statuut van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en de Gewesten in de diplomatieke en consulaire posten
VLAAMSE OVERHEID
18 MEI 2014. - Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het statuut van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en de Gewesten in de diplomatieke en consulaire posten
Gelet op de artikelen 1, 2, 3, 33, 35, 38, 39, 127-130, 134 en 167 van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, inzonderheid op de artikelen 4, 5, 6 § 1, 87 en 92bis § 1;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten en de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, inzonderheid op de artikelen 4, 40, 42, 60;
Gelet op de wet van 31 december 1983Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/12/1983 pub. 11/12/2007 numac 2007000934 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1990 en de wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten, inzonderheid op de artikelen 4, 6, 55bis;
Gelet op de verdragen van Wenen van 18 april 1961 en van 24 april 1963 inzake het diplomatiek en consulair verkeer;
Overwegende dat de Gemeenschappen en de Gewesten de mogelijkheid hebben om vertegenwoordigers in diplomatieke en consulaire posten van de federale Staat te huisvesten en de noodzaak om hun aanwezigheid in deze zendingen te regelen;
Overwegende de wens van de partijen om over een uniek en algemeen samenwerkingsakkoord te beschikken dat de bepalingen groepeert die momenteel in de Protocollen staan die door de federale Staat afzonderlijk werden gesloten met de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest op 25 juli 1988, met de Vlaamse Gemeenschap op 9 januari 1990, met de Duitstalige Gemeenschap op 24 oktober 1991 en met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op 20 januari 1994;
De federale staat, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van de Minister van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking;
De Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door hun Regering, in de persoon van de Minister-President en Vlaamse Minister bevoegd voor Economie, KMO, Wetenschapsbeleid, Energie en Externe Betrekkingen;
De Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering in de persoon van de Minister-President, belast met Ambtenarenzaken, Kinderwelzijn en Gezondheidspromotie, en de Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen;
De Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van de Minister-President en Minister van Financiën, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport, Toerisme, Buitenlandse Betrekkingen en Monumenten en Landschappen;
Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van de Minister-President, bevoegd voor Economie, KMO's, Externe Betrekkingen en Toerisme;
Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van de Minister-Voorzitter, bevoegd voor Ruimtelijke Ordening, Ondergeschikte Besturen en Tewerkstelling en van de Minister van Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, Kwamen overeen wat volgt: INLEIDENDE BEPALING Artikel 1 Dit samenwerkingsakkoord wordt in een geest van federale loyauteit en wederzijdse samenwerking uitgevoerd tussen de federale overheid, de Gemeenschaps- en/of de Gewestoverheden in België en in de Belgische diplomatieke en consulaire posten.
HOOFDSTUK I. - Huisvesting en statuut van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten Artikel 2 Op verzoek van de betrokken Gemeenschap en/of het Gewest en in overleg met de contracterende partijen worden vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten, gehuisvest in de Belgische diplomatieke en consulaire posten.
Artikel 3 3.1. Behoudens bezwaar van de ontvangende Staat worden de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten opgenomen op de diplomatieke of consulaire lijst van de post. Zij hebben rechten en plichten, gelijk aan die welke de ontvangende staat toekent aan de leden van diplomatieke of consulaire posten met een vergelijkbare graad en functie. 3.2. Het posthoofd stelt deze vertegenwoordigers aan de overheid van de ontvangende Staat officieel voor als leden van de diplomatieke of consulaire post in hoedanigheid van "Attaché van de .....Gemeenschap of van het ...... Gewest" of, op aanvraag van de betrokken Gemeenschap of het betrokken Gewest, en naargelang de aard van de bilaterale betrekkingen, in hoedanigheid hetzij van "Afgevaardigde van de ......Gemeenschap of van het ..... Gewest", hetzij, in slechts één geval voor elke Gemeenschap of Gewest, van "Algemeen Afgevaardigde van de ..... Gemeenschap of van het ..... Gewest".
Ingeval van fusie der Regeringen van de Gemeenschappen en de Gewesten maken voornoemde officiële benamingen het voorwerp uit van afzonderlijke bilaterale afspraken met het federale Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Artikel 4 In hun contacten gebruiken de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten de titel waaronder zij officieel werden voorgesteld.
Artikel 5 5.1. De vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten hebben hun kantoren in de kanselarijen. 5.2. Als er afzonderlijke kantoorruimte vereist of gewenst is, maken de kantoren die door de Gemeenschap en/of het Gewest worden aangekocht of gehuurd, met de instemming van de overheden van de ontvangende Staat, deel uit van de betrokken diplomatieke of consulaire posten. 5.3. Op verzoek van de betrokken Gemeenschap en/of het betrokken Gewest, en op voorwaarde dat de ontvangende staat zijn voorafgaande en uitdrukkelijke goedkeuring geeft, kunnen de kantoren van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten die deel uitmaken van een Belgische diplomatieke of consulaire post, in een andere stad worden gevestigd dan die waar voormelde post zich bevindt. 5.4. De kantoren van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten met inbegrip van die welke buiten de kanselarijen ( hoofdgebouwen ) van de posten gelegen zijn, worden aan de ingang aangeduid door een naambord met de vermelding:"Ambassade van België of Consulaat-Generaal van België of Permanente Vertegenwoordiging van België - Diensten van de Attaché of van de Afgevaardigde van de ......
Gemeenschap of van het ......Gewest" of "van de ......Gemeenschap en het ......Gewest" .
Ingeval van fusie der Regeringen van de Gemeenschappen en de Gewesten maken voornoemde officiële benamingen het voorwerp uit van afzonderlijke bilaterale afspraken met het federale Ministerie van Buitenlandse Zaken. 5.5. Wat de in dit artikel 5 bedoelde kantoren betreft, kan de vlag van de Gemeenschap en/of het Gewest naast de nationale vlag worden gehesen, mits de ontvangende staat akkoord gaat. Zowel de Belgische als de plaatselijke regels en gebruiken stellen de voorwaarden vast waarbinnen de bevlagging is toegestaan.
Artikel 6 De vertegenwoordigers van d Gemeenschappen en/of de Gewesten in de posten beschikken over eigen infrastructuur, waaronder afzonderlijke telefoon en telefaxlijnen en fotokopieertoestellen.
HOOFDSTUK II. - Uitoefening van de functies Artikel 7 7.1. De vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten worden uitsluitend door de betrokken Gemeenschappen en/of Gewesten aangewezen. 7.2. Zij oefenen hun functie uit overeenkomstig de bevoegdheden van de Gemeenschappen en de Gewesten, met uitzondering van de handelspromotie, geregeld door het samenwerkingsakkoord van 17 juni 1994 betreffende de gewestelijke economische en handelsattachés en de modaliteiten op het vlak van de handelspromotie. 7.3. Zij worden aangewezen door een officiële kennisgevingsbrief van de betrokken Gemeenschap en/of het betrokken Gewest aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat op zijn beurt de betrokken diplomatieke of consulaire post inlicht.
Artikel 8 8.1. De vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten krijgen hun taken en opdrachten van hun overheden tegenover wie ze verantwoordelijk zijn, en aan wie ze rekenschap moeten geven. 8.2. De vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten handelen autonoom in al hun contacten met hun werkgever. 8.3. De contacten en de correspondentie met de officiële overheden van de ontvangende Staat gebeuren in overleg met het posthoofd.
Artikel 9 9.1. Het posthoofd geeft, voor zover het personeelsbestand en de beschikbare middelen zulks mogelijk maken, gevolg aan de verzoeken van de Gemeenschap en/of het Gewest om ondersteuning op het gebied van bemiddeling en informatieverstrekking, dan wel hulp bij algemene taken in het kader van de bevordering van hun belangen, of de voorbereiding van officiële zendingen. 9.2. De vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten kunnen het posthoofd om hulp en medewerking verzoeken als een bijkomende officiële tussenkomst noodzakelijk of nuttig lijkt voor de verwezenlijking van hun taken. 9.3. Anderzijds kan het posthoofd, na voorafgaande goedkeuring van de betrokken Gemeenschap en/of het betrokken Gewest, voor de algemene taken van de federale vertegenwoordiging een beroep doen op de samenwerking van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten. 9.4. De vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten beschikken over de informatie van de post die betrekking heeft op Gemeenschaps- en/of Gewestmateries, of die nuttig geacht wordt voor het uitoefenen van hun functie. 9.5. Vragen betreffende een Gemeenschap en/of een Gewest in het bijzonder, die ter plaatse aan de post worden gericht, worden bezorgd aan de betrokken vertegenwoordiger van de Gemeenschap en/of het Gewest, of worden, als er geen vertegenwoordiger is, rechtstreeks doorgestuurd naar de betrokken Gemeenschap en/of het betrokken Gewest. 9.6. Algemene vragen betreffende Gemeenschaps- en/of Gewestmateries, die ter plaatse aan de post worden gericht, worden aan de vertegenwoordigers van de drie Gemeenschappen en/of van de drie Gewesten voorgelegd. 9.7. In de posten waar een Gemeenschap en/of een Gewest een residerend vertegenwoordiger hebben aangeduid, behandelt enkel deze laatste de Gemeenschaps|Up en/of Gewestmateries, behalve de in artikel 9.2. bepaalde toepassingsgevallen. 9.8. De vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten worden betrokken bij de interne coördinatie van de post, zowel voor de gemeenschaps- en/of Gewestzaken, als voor het algemene kader van de bilaterale betrekkingen tussen België en de ontvangende Staat.
HOOFDSTUK III. - Diplomatiek gezag van het posthoofd Artikel 10 10.1. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 7 en 8, oefent het posthoofd zijn leidinggevende en coördinerende functie uit t.a.v. de leden van de diplomatieke of consulaire post. Daarom houden de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten hem op de hoogte van hun activiteiten. 10.2. Zowel binnen de diplomatieke of consulaire post als naar buiten uit handelen de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten onder het diplomatiek gezag van het posthoofd. In hun persoonlijk en professioneel gedrag dienen zij de diplomatieke regels en gebruiken in acht te nemen. In alle omstandigheden dienen zij zich, net zoals de andere leden van de post, onberispelijk te gedragen. 10.3. De vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten moeten, zoals de andere leden van het diplomatieke of consulaire personeel, de nodige discretie in acht nemen. Iedere openbare verklaring van hun kant, in het bijzonder t.o.v. de pers, vereist, in overleg met het posthoofd, een voorafgaande informatie van hun bevoegde overheden. 10.4. Geschillen tussen de leden van de diplomatieke of consulaire post over de toepassing van het diplomatieke statuut en betreffende de professionele activiteiten of het persoonlijk gedrag van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten, worden in overleg tussen de rechtstreeks betrokken partijen behandeld, in de in artikel 15 bedoelde werkgroep. 10.5. De problemen van disciplinaire aard zullen het voorwerp uitmaken van een door de partijen vast te leggen eenvormige procedure.
HOOFDSTUK IV. - Activiteitenzone Artikel 11 11.1. De vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten oefenen hun taken uit binnen de grenzen van de activiteitenzone die overeenstemt met het rechtsgebied van de post waaronder zij ressorteren.
Het federale Ministerie van Buitenlandse Zaken licht vooraf de betrokken Gemeenschappen en/of Gewesten in over elke wijziging van het rechtsgebied van de diplomatieke en consulaire posten. 11.2. Deze activiteitenzone kan uitgebreid worden voor zover de politieke en diplomatieke context dit toelaat en mits de bevoegde overheid van het of de betrokken land(en) akkoord gaat. 11.3. In dit laatste geval worden de functies van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten uitgeoefend onder het diplomatieke gezag van het betrokken posthoofd, en met inachtneming van zijn leidinggevende en coördinerende functie.
HOOFDSTUK V. - Tenlasteneming van de kosten Artikel 12 12.1. De kosten voortvloeiend uit de aanwezigheid van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten in de diplomatieke en consulaire posten, zijn ten laste van de Gemeenschappen en/of de Gewesten waaronder de vertegenwoordigers ressorteren, volgens de hierna vermelde regels. 12.2.1. Wanneer de federale staat eigenaar is van de kanselarij, betalen de betrokken Gemeenschap en/of het betrokken Gewest een symbolische huurprijs (1 BEF per jaar) voor de ingenomen kantoorruimte.
Wanneer de federale Staat de kanselarij huurt, betalen de betrokken Gemeenschap en/of het betrokken Gewest een huurprijs naar rata van de netto ingenomen oppervlakte. 12.2.2. De Gemeenschappen en/of de Gewesten die kantoren hebben in de kanselarijen, dragen een deel van de algemene werkingskosten (water, elektriciteit, onderhoudswerkzaamheden), naar rata van de netto ingenomen oppervlakte in verhouding tot de netto ingenomen oppervlakte van de andere kantoren. 12.2.3. De Gemeenschappen en/of de Gewesten zijn verantwoordelijk voor de inrichting en het onderhoud van de hun toegewezen kantoren. Hieruit volgt dat het binnenschilder- en behangwerk, de aanschaf of de vervanging van vloerbekleding, de aanpassingswerken volgens de specifieke behoeften van de Gemeenschaps- en/of de Gewestdiensten, de aankoop van roerende goederen ten laste zijn van de betrokken Gemeenschappen en/of Gewesten.
De inrichtings- of aanpassingswerken dienen vooraf goedgekeurd te worden door de federale overheid.
De herstellingskosten van door het Gemeenschaps- en/of Gewestpersoneel of door bezoekers veroorzaakte schade, zijn ten laste van de betrokken Gemeenschappen en/of Gewesten. 12.2.4. Ingeval van renovatie van de kanselarij, wordt telkenmale een aparte regeling nagestreefd. 12.3. Ingeval extra oppervlakte vereist zou zijn, dragen de betrokken Gemeenschap en/of het betrokken Gewest hiervoor de kosten. 12.4. De betrokken Gemeenschappen en/of Gewesten dragen zelf de kosten voor hun eigen mailing, telefax en telefoon. 12.5. De bijdragen in de algemene kosten gebeuren ter plaatse door middel van periodieke stortingen aan de betrokken posten. 12.6. De betrokken Gemeenschap en/of het betrokken Gewest dragen volledig de specifieke kosten van de dienstreizen die de leden van de diplomatieke of consulaire posten op hun verzoek maken. Het federale Ministerie van Buitenlandse Zaken moet nochtans vooraf toestemming geven voor deze dienstreizen. 12.7. Het federale Ministerie van Buitenlandse Zaken draagt volledig de specifieke kosten van de dienstreizen die de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten op zijn verzoek maken. De betrokken Gemeenschap en/of het betrokken Gewest moeten nochtans hun toestemming geven voor deze dienstreizen.
HOOFDSTUK VI. - Andere administratieve bepalingen Artikel 13 13.1. De vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten gebruiken voor hun briefwisseling briefpapier met brievenhoofd van de post waaronder zij ressorteren, en waarop behalve hun titel, ook de naam en het logo van de Gemeenschap en/of het Gewest waaronder zij ressorteren of waarvoor zij werken, mogen voorkomen. Een gemeenschappelijk grafisch ontwerp zal worden uitgewerkt. 13.2. De aanwerving van hulppersoneel voor de Gemeenschappen en/of de Gewesten is voor rekening van de betrokken Gemeenschap en/of het betrokken Gewest. Zij vindt plaats na raadpleging van het federale Ministerie van Buitenlandse Zaken wanneer, als gevolg van deze aanwerving de Gemeenschappen en/of de Gewesten een bijzonder statuut aanvragen. 13.3. De veiligheidsregels met betrekking tot het personeel in de diplomatieke en consulaire posten zijn zonder uitzondering van toepassing op het voltallige personeel van deze post. Na de aanwijzing van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten, dienen de betrokken Gemeenschap en/of het betrokken Gewest bij de Nationale veiligheidsoverheid een aanvraag in voor een veiligheidsonderzoek. De resultaten ervan worden tegelijkertijd meegedeeld aan de betrokken Gemeenschap en/of het betrokken Gewest alsmede aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Artikel 14 De diplomatieke en consulaire posten in het buitenland sturen rechtstreeks een kopie van hun politieke en economische jaarrapporten naar de Gemeenschappen en/of de Gewesten. De vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten zenden een kopie van hun jaarverslag aan de federale overheden. Dit geldt tevens voor gelegenheidsverslagen die nuttig worden geacht voor de partijen.
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen Artikel 15 15.1. Een werkgroep waarin de Partijen vertegenwoordigd zijn, onderzoekt op regelmatige tijdstippen de uitvoering van dit samenwerkingsakkoord, en brengt desgevallend verslag uit aan de Interministeriële Conferentie "Buitenlands Beleid" (ICBB). 15.2. De werkgroep wordt ertoe gemachtigd richtlijnen vast te leggen die voor de regeling van eventuele regelmatig terugkerende problemen noodzakelijk zouden zijn.
Artikel 16 Dit samenwerkingsakkoord heft de "Protocollen houdende statuut van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen in het buitenland en bij de Internationale Organisaties" op, gesloten met de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest op 25 juli 1988, met de Vlaamse Gemeenschap op 9 januari 1990, met de Duitstalige Gemeenschap op 24 oktober 1991, en met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op 20 januari 1994.
Artikel 17 Dit samenwerkingsakkoord is van kracht vanaf 18 mei 1995.
Het wordt voor onbepaalde duur gesloten.
De bepalingen van dit samenwerkingsakkoord kunnen worden herzien op verzoek van één van de contracterende Partijen. Een verzoek tot herziening wordt binnen de drie maanden onderzocht in de Interministeriële Conferentie "Buitenlands Beleid" (ICBB).
Artikel 18 De toelichting maakt integraal deel uit van dit samenwerkingsakkoord.
Gedaan te Brussel op 18 mei 1995, in één origineel, in de Nederlandse, Franse en Duitse taal, die gelijkelijk rechtsgeldig zijn.
Voor de Federale Staat: E. DERYCKE, Minister van Buitenlandse Zaken en van ontwikkelingssamenwerking Voor de Vlaamse Gemeenschap en voor het Vlaamse Gewest: L. VAN DEN BRANDE, Minister-President van de Vlaamse Regering en Vlaams Minister bevoegd voor Economie, KMO, Wetenschapsbeleid, Energie en Externe Betrekkingen Voor de Franse Gemeenschap: L. ONKELINX, Minister-President van de Franse Gemeenschapsregering, belast met Ambtenarenzaken, Kinderwelzijn en Gezondheidspromotie M. LEBRUN, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen van de Regering van de Franse Gemeenschap Voor de Duitstalige Gemeenschap: J. MARAITE, Minister-President en Minister van Financiën, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport, Toerisme, Buitenlandse Betrekkingen en Monumenten en Landschappen van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap Voor het Waalse Gewest: R. COLLIGNON, Minister-President van de Regering van het Waalse Gewest, bevoegd voor Economie, KMO's, Externe Betrekkingen en Toerisme Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest: Ch. PICQUE, Minister-Voorzitter van de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, bevoegd voor Ruimtelijke Ordening, Ondergeschikte Besturen en Tewerkstelling J. CHABERT, Minister van Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen van de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest
Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het statuut van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en de Gewesten in de diplomatieke en consulaire posten TOELICHTING Overeenkomstig de toelichting bij de bijzondere wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten "behouden de Gemeenschappen en de Gewesten wat de organisatie van hun bilaterale vertegenwoordiging betreft, de huidige keuzevrijheid geval per geval door middel van een autonome vertegenwoordiging of door middel van een vertegenwoordiging binnen de bestaande diplomatieke en consulaire posten".
Overeenkomstig de Verdragen van Wenen van 18 april 1961 en van 24 april 1963 onderhoudt enkel het Koninkrijk België diplomatieke en consulaire betrekkingen.
Vóór de inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord werd het statuut van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en van de Gewesten geregeld door vier protocollen. Deze werden gesloten tussen de federale Minister van Buitenlandse Zaken en zijn Collega's van de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest op 25 juli 1988, van de Vlaamse Gemeenschap op 9 januari 1990, van de Duitstalige Gemeenschap op 24 oktober 1991 en van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op 20 januari 1994.
Dit samenwerkingsakkoord vervangt de vier voormelde protocollen. Het legt de regels vast met betrekking tot de huisvesting van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en van de Gewesten in de diplomatieke en consulaire posten van het Koninkrijk, de uitoefening van hun functies, het diplomatiek gezag van het Posthoofd, de activiteitenzones, de tenlasteneming van de kosten en andere administratieve of slotbepalingen.
De tekst van dit samenwerkingsakkoord werd voorbereid in een ad hoc werkgroep, samengesteld uit vertegenwoordigers van de federale en de Gemeenschaps- en Gewestoverheden.
Het Samenwerkingsakkoord is onderverdeeld in zeven hoofdstukken, die hieronder worden samengevat.
Een inleidende bepaling herinnert aan de noodzaak om het Samenwerkingsakkoord uit te voeren in een geest van federale loyauteit en wederzijdse samenwerking.
Hoofdstuk I betreft de huisvesting en het statuut van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten. Het bevat een aantal bepalingen die van toepassing zijn wanneer de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten, op vraag van de Gemeenschap en/of het Gewest en in overleg met de contracterende partijen, in de Belgische diplomatieke en consulaire posten worden gehuisvest, en die hoofdzakelijk over volgende vragen handelen: de titels die kunnen worden gebruikt bij hun officiële presentatie bij de overheden van de ontvangende Staat, de modaliteiten van inschrijving op de diplomatieke of consulaire lijst van de post, de modaliteiten van huisvesting en identificatie van hun kantoren in de diplomatieke en consulaire posten, de modaliteiten van bevlagging van voormelde kantoren, en de mogelijkheid om over een eigen infrastructuur te beschikken.
Hoofdstuk II handelt over de uitoefening van de functie, en bevat een aantal grondbeginselen ter zake, te weten de aanwijzing van de vertegenwoordigers uitsluitend door de Gemeenschaps- en/of Gewestoverheden, de autonome uitoefening van de functie overeenkomstig de aan de Gemeenschappen en/of de Gewesten toegekende bevoegdheden (met uitzondering van de handelspromotie die door het samenwerkingsakkoord van 17 juni 1994 betreffende de gewestelijke economische en handelsattachés en de modaliteiten op het vlak van de handelspromotie wordt geregeld), het overleg met het posthoofd voor de contacten en de briefwisseling met de officiële overheden van de ontvangende Staat, alsook de wederzijdse bijstand en informatie tussen de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten en het posthoofd.
Hoofdstuk III verduidelijkt, zoals hierna uiteengezet, de rol van het posthoofd, meer bepaald wat het diplomatiek gezag en de leidinggevende en coördinerende functie betreft.
Hoofdstuk IV herinnert aan het principe volgens hetwelk het netwerk van Belgische diplomatieke en consulaire posten in het buitenland en de aan deze posten toegekende rechtsgebieden, het institutionele en functionele kader vormen van de activiteitenzones van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten.
Deze activiteitenzones kunnen door het federale Ministerie van Buitenlandse Zaken, op verzoek van de Gemeenschappen en/of de Gewesten, worden uitgebreid binnen de perken van de bestaande politieke en diplomatieke context, en mits het akkoord van de bevoegde overheden van het of de betrokken land(en).
Hoofdstuk V verduidelijkt de modaliteiten voor de tenlasteneming van de kosten, overeenkomstig het algemeen principe volgens hetwelk de Gemeenschap en/of het Gewest de kosten dragen die voortvloeien uit de aanwezigheid van haar/zijn vertegenwoordigers in de diplomatieke en consulaire posten. Een onderscheid wordt gemaakt tussen drie soorten kosten die ten laste zijn 1 van de Gemeenschappen en/of de Gewesten, te weten een deelname in de door de Staat betaalde huur, een evenredig deel in de algemene kosten naar rata van de netto ingenomen oppervlakte, en een tenlasteneming van de kosten van inrichtings- en onderhoudswerken van de hen toegewezen lokalen.
Bovendien bestaat er overeenstemming over het principe volgens hetwelk de specifieke kosten die door een partij worden aangegaan op vraag van een andere partij zullen worden gedragen door de vragende partij, mits voorafgaande toestemming van de andere partij.
Hoofdstuk VI bundelt een aantal administratieve bepalingen, noodzakelijk als gevolg van de huisvesting van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten in de kanselarijen van de diplomatieke en consulaire posten, en voortvloeiend uit de nauwe samenwerking tussen de federale Staat en de Gemeenschappen en/of de Gewesten in de diplomatieke en consulaire posten.
Deze administratieve bepalingen betreffen meer bepaald de modaliteiten voor de aanwerving van hulppersoneel voor de Gemeenschappen en/of de Gewesten, de modaliteiten betreffende het veiligheidsonderzoek dat geldt voor het voltallig personeel van de post, en de modaliteiten voor het gebruik van het briefpapier met brievenhoofd van de diplomatieke of consulaire post.
Eveneens wordt voorzien dat de posten rechtstreeks een afschrift van hun politieke en economische jaarrapporten toesturen aan de Gemeenschappen en/of de Gewesten, en dat de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten een afschrift van hun jaarverslag sturen aan de federale overheden. Dit geldt tevens voor de gelegenheidsverslagen die nuttig geacht worden voor de partijen.
De slotbepalingen voorzien in de oprichting van een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de partijen, die op regelmatige tijdstippen, ter intentie van de Interministeriële Conferentie "Buitenlands Beleid" (ICBB), de uitvoering van het samenwerkingsakkoord onderzoekt, alsmede in de opheffing van de vier vroegere protocollen, de inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord vanaf de datum van ondertekening, de modaliteiten voor de herziening van zijn bepalingen en het feit dat de toelichting een integraal deel is van het samenwerkingsakkoord.
ARTIKELSGEWIJZE INTERPRETATIEVE COMMENTAAR Artikel 3 Artikel 3 maakt een onderscheid tussen de generieke term "Vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en de Gewesten" die in de titel van het samenwerkingsakkoord voorkomt, en de werkelijk gebruikte titels van Attaché, van Afgevaardigde, of uitzonderlijk, van Algemeen Afgevaardigde.
De Gemeenschappen of de Gewesten, die dit opportuun zouden achten, kunnen inderdaad aan het federale Departement van Buitenlandse Zaken voorstellen om bij wijze van uitzondering, en beperkt tot een enkel geval, de titel van "Algemeen Afgevaardigde van de .... Gemeenschap of van het ... Gewest" te gebruiken. Het federale Ministerie van Buitenlandse Zaken legt dit voorstel voor aan de overheden van de ontvangende Staat.
Ingeval van fusie der Regeringen van de Gemeenschappen en de Gewesten maken voornoemde officiële benamingen het voorwerp uit van afzonderlijke bilaterale afspraken met het federale Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Artikel 4 Artikel 4 verduidelijkt dat enkel de titel waaronder zij officieel werden voorgesteld, mag gebruikt worden in de contacten van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten. Aangezien voormelde vertegenwoordigers lid zijn van een Belgische diplomatieke of consulaire post, impliceert dit noodzakelijkerwijze de gelijktijdige vermelding van de betrokken post.
Artikel 5 De gebruikelijke regels inzake de aanduiding van de kantoren door een naambord worden in artikel 5 herinnerd, te weten de noodzaak van een correcte vermelding van de post en van de officiële benaming van zowel de betrokken Gemeenschap en/of het betrokken Gewest als van de titel van de betrokken agent. De vertaling. van voormelde vermeldingen maakt het voorwerp uit van een akkoord tussen de betrokken partijen, in het kader van de werkzaamheden van de overeenkomstig artikel 15 opgerichte werkgroep.
Ingeval van fusie der Regeringen van de Gemeenschappen en de Gewesten maken voornoemde officiële benamingen het voorwerp uit van afzonderlijke bilaterale afspraken met het federale Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Inzake bevlagging van de in artikel 5 bedoelde kantoren die deel uitmaken van de post, zijn de gebruikelijke regels, zowel Belgische als plaatselijke, van toepassing, te weten dat de vlag van de Gemeenschap en/of het Gewest naast de nationale vlag zal worden gehesen, en in ieder geval ter gelegenheid van manifestaties van de Gemeenschap en/of het Gewest binnen de post (zoals b.v. de viering van het Feest van de Gemeenschap en/of het Gewest, de aanwezigheid van een lid van een Gemeenschaps- en/of Gewestregering, en de organisatie van een officiële manifestatie of activiteit op initiatief van een Gemeenschap en/of Gewest), behoudens bezwaar van het gastland.
Artikel 8 Artikel 8 handelt meer bepaald over het autonoom toewijzen van taken en opdrachten aan de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten door hun eigen overheden t.a.v. wie zij verantwoordelijk zijn en volkomen autonoom handelen.De contacten en de briefwisseling met de officiële overheden van de ontvangende Staat gebeuren in overleg met het Posthoofd.
Dit overleg wordt op een pragmatische wijze georganiseerd, en onderstelt geen formeel akkoord maar wel een wederzijdse informatie, gebaseerd op wederzijds vertrouwen en respect.
Artikel 9 Artikel 9 verduidelijkt de modaliteiten van wederzijdse bijstand en wederzijdse uitwisseling van inlichtingen tussen de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten en het Posthoofd, in een geest van samenwerking; wederkerigheid en federale loyauteit, en in de mate dat het personeelsbestand en de beschikbare middelen het toelaten.
Anderzijds onderstelt de betrokkenheid van . de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten bij de interne coördinatie van de Post, zowel voor de Gemeenschaps- en/of Gewestzaken als voor het algemeen kader van de bilaterale en/of multilaterale betrekkingen, een zekere regelmaat van dergelijke interne coördinaties alsook wederkerigheid inzake de krachtens de artikelen 9 en 10 uitgewisselde informatie.
Onverminderd deze algemene en wederzijdse informatie-uitwisseling, en telkens dit nuttig lijkt, is een individueel overleg voor specifieke punten tussen het posthoofd en de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten wenselijk.
Artikel 10 Artikel 10 stelt dat het posthoofd zijn leidinggevende en coördinerende rol vervult onverminderd de autonome uitoefening ten gronde van de functie van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten, overeenkomstig de aan de Gemeenschappen en/of de Gewesten toegekende bevoegdheden. Dit houdt in dat het posthoofd op de hoogte wordt gehouden van de activiteiten van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten in zijn rechtsgebied, meer bepaald door voormelde interne coördinatievergaderingen of door individueel overleg.
Overeenkomstig de nodige discretie van de leden van de post, vereist iedere openbare verklaring van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of Gewesten, in het bijzonder t.o.v. de pers of de massamedia, conform het spreekrecht van de ambtenaren, een voorafgaande mededeling aan hun bevoegde overheden, in overleg met het posthoofd. Dit overleg moet in dezelfde zin begrepen worden als het overleg voorzien in voormeld artikel 8.
Artikel 11 Artikel 11 verduidelijkt dat, in geval van uitbreiding van de activiteitenzone ten voordele van niet-residerende vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten, de betrokken diplomatieke en consulaire posten verder instaan voor de dagelijkse behandeling van de dossiers van de Gemeenschappen en/of de Gewesten, met uitzondering van de in onderling overleg aan te duiden specifieke dossiers.