Etaamb.openjustice.be
Samenstelling van 04 juli 2024
gepubliceerd op 19 juli 2024

Besluit van de Regering betreffende de samenstelling en de werking van de kabinetten van de regeringsleden alsmede betreffende de personeelsleden van de diensten van de Regering aangewezen om in het kabinet van een lid van de federale regering mee te werken

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2024203676
pub.
19/07/2024
prom.
04/07/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 JULI 2024. - Besluit van de Regering betreffende de samenstelling en de werking van de kabinetten van de regeringsleden alsmede betreffende de personeelsleden van de diensten van de Regering aangewezen om in het kabinet van een lid van de federale regering mee te werken


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de Grondwet, artikelen 121, 130 en 139;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 68, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, en artikel 69;

Gelet op de wet van 31 december 1983Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/12/1983 pub. 11/12/2007 numac 2007000934 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, artikel 51, gewijzigd bij de wetten van 16 juli 1993 en 6 januari 2014;

Gelet op het besluit van de Regering van 20 juni 2019 betreffende de samenstelling en de werking van de kabinetten van de regeringsleden alsmede betreffende de personeelsleden van de diensten van de Regering aangewezen om in het kabinet van een lid van de federale regering mee te werken;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid gewettigd wordt door de omstandigheid dat de regeling inzake de samenstelling en de werking van de ministeriële kabinetten zo snel mogelijk na de verkiezing van de nieuwe regeringsleden moet worden aangenomen, zodat de continuïteit van het regeringswerk niet in het gedrang komt;

Op de voordracht van de Minister-President, Minister van Lokale Besturen, Ruimtelijke Ordening en Financiën;

Na beraadslaging, Besluit :

HOOFDSTUK 1. - De kabinetten van de regeringsleden Afdeling 1. - Bevoegdheden en samenstelling


Artikel 1.Elke minister beschikt over een kabinet.

De bevoegdheden van elk kabinet zijn als volgt bepaald: 1° de aangelegenheden die invloed kunnen hebben op het algemene beleid van de Regering of op de werkzaamheden van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap;2° de onderzoeken en studies die de persoonlijke taak van het regeringslid kunnen verlichten;3° het voorleggen van de dossiers van het Ministerie;4° het ontvangen en openen van post die aan hem persoonlijk is gericht;5° zijn bijzondere briefwisseling;6° de aanvragen om een afspraak;7° het verzorgen van de public relations en het persoverzicht.

Art. 2.Elk kabinet beschikt maximaal over vijf leden met een weddeschaal van ten hoogste niveau I. In afwijking van het eerste lid kan de Minister-President, Minister van Lokale Besturen, Ruimtelijke Ordening en Financiën, vier extra kabinetsleden met een weddeschaal van ten hoogste niveau I, alsook één extra medewerker met een weddeschaal van ten hoogste niveau I voor de functie van protocolchef en twee extra medewerkers met een weddeschaal van ten hoogste niveau I voor de functie van directieassistent in zijn kabinet aanstellen.

In afwijking van het eerste lid kan de Minister van Onderwijs, Opleiding en Werkgelegenheid twee extra kabinetsleden met een weddeschaal van ten hoogste niveau I in zijn kabinet aanstellen.

In afwijking van het eerste lid kan de Minister van Gezin, Sociale Aangelegenheden, Huisvesting en Gezondheid één extra kabinetslid met een weddeschaal van ten hoogste niveau I in zijn kabinet aanstellen.

Art. 3.Voor het uitvoerend werk kan elk kabinet beschikken over ten hoogste twee medewerkers met een weddeschaal van niveau II+, II en/of III. Bovendien beschikt elk kabinet over een chauffeur met een weddeschaal van niveau III; die chauffeurs kunnen ook met conciërgewerkzaamheden worden belast.

In afwijking van het eerste lid kan de Minister van Cultuur, Sport, Toerisme en Media een extra kabinetslid met een weddeschaal van niveau II+, II en/of III in zijn kabinet aanstellen.

Art. 4.De leden en medewerkers met een voltijdse betrekking bedoeld in de artikelen 2 en 3 kunnen elk door twee personen met een deeltijdse betrekking worden vervangen.

Art. 5.De rechtspositie van alle personeelsleden van de kabinetten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 is tijdelijk statutair en de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten is niet op hen toepasselijk. De personeelsleden van de kabinetten op wie artikel 11 van toepassing is, zijn echter onderworpen aan de bepalingen over het gewaarborgd loon bij arbeidsongeschiktheid door een andere ziekte dan een beroepsziekte of bij arbeidsongeschiktheid door een ander ongeval dan een arbeidsongeval of een ongeval op weg van en naar het werk.

Art. 6.De contractuele en statutaire personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap alsmede van het bestuur van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap mogen niet worden aangewezen om deel uit te maken van het kabinet van een minister van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 7.Personeelsleden van de openbare diensten of van het gesubsidieerd onderwijs mogen slechts worden aangewezen om van een kabinet deel uit te maken, indien zij noch hun ambt in de openbare diensten of in het gesubsidieerd onderwijs noch de bevoegdheden ervan blijven uitoefenen tijdens de tijd dat ze bij een kabinet werkzaam zijn. Afdeling 2. - Benoemingen en werking


Art. 8.De personeelsleden van elk kabinet worden door de betrokken minister benoemd en ontslagen.

Art. 9.Het daartoe door de minister aangewezen personeelslid zendt de mededelingen en de instructies van de minister langs de hiërarchische weg over aan de secretaris-generaal van het Ministerie.

Art. 10.De personeelsleden van de kabinetten mogen slechts direct met het Ministerie onderhandelen, als ze daartoe toestemming hebben gekregen van de betrokken minister. Afdeling 3. - Betaling, toelagen en vergoedingen


Art. 11.§ 1 - Aan de in artikel 2 bedoelde kabinetsleden die een weddeschaal van niveau I genieten en die niet tot de openbare diensten of het gesubsidieerd onderwijs behoren, wordt een als wedde geldende kabinetstoelage toegekend die per kabinet ten hoogste overeenstemt met de volgende weddeschalen geldig voor het personeel van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap: 1° de kabinetschef van de MInister-President: M2 2° de overige kabinetschefs: M3 3° de overige medewerkers van niveau I: I/8 Indien de kabinetstoelage vermeld in het eerste lid niet hoger is dan de weddeschaal I/8 van het personeel van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, wordt ze verhoogd met een jaarlijkse aanvullende toelage van maximaal 2.382 euro die aan de spilindex 138,01 gekoppeld is.

De kabinetstoelage voor de kabinetschef wordt verhoogd met een jaarlijkse aanvullende toelage van maximaal 7.393,80 euro die aan de spilindex 138,01 gekoppeld is. § 2 - Bij de indiensttreding wordt de dienstanciënniteit van de personeelsleden van de kabinetten bedoeld in paragraaf 1 forfaitair berekend vanaf de volle leeftijd van 24 jaar; die dienstanciënniteit mag 20 jaar alleen overschrijden wanneer de overschrijding overeenstemt met dienstprestaties bij de openbare diensten of bij kabinetten. § 3 - Aan de overige kabinetsmedewerkers bedoeld in de artikelen 2 en 3, die niet tot de openbare diensten of het gesubsidieerd onderwijs behoren, wordt een als wedde geldende kabinetstoelage toegekend die overeenstemt met de weddeschaal die gepaard gaat met de gelijkwaardige graad van de niveaus II+, II of III toepasselijk op het personeel van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, verhoogd met een jaarlijkse aanvullende toelage van maximaal 2.382 euro die aan de spilindex 138,01 gekoppeld is. § 4 - Bij de indiensttreding wordt de dienstanciënniteit van de personeelsleden van de kabinetten bedoeld in paragraaf 3 forfaitair berekend vanaf de volle leeftijd van 20 jaar; die dienstanciënniteit mag 20 jaar alleen overschrijden indien de overschrijding overeenstemt met dienstprestaties bij de openbare diensten of bij kabinetten. § 5 - De personeelsleden bedoeld in de paragrafen 1 en 3 hebben recht op de tussentijdse verhogingen naargelang hun geldelijke anciënniteit. § 6 - De minister kan een personeelslid als vermeld in de paragrafen 1 en 3 na vijf jaar dienstanciënniteit in zijn kabinet inschalen in de eerstvolgende hogere weddeschaal. Onder 'eerstvolgende hogere weddeschalen' worden de weddeschalen verstaan waarin de ambtenaren van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap op grond van de bevorderingsregels kunnen worden ingeschaald.

Art. 12.Aan het kabinetspersoneel behorend tot de openbare diensten of tot het gesubsidieerd onderwijs wordt onder naleving van artikel 13 een aanvullende toelage toegekend van maximaal 2.382 euro die aan de spilindex 138,01 gekoppeld is.

Aan de kabinetschef behorend tot de openbare diensten of tot het gesubsidieerd onderwijs wordt een jaarlijkse aanvullende toelage toegekend van maximaal 7.393,80 euro die aan de spilindex 138,01 gekoppeld is.

Art. 13.§ 1 - De bezoldiging van het kabinetspersoneel dat behoort tot het personeel van een ministerie, een andere openbare dienst of het gesubsidieerd onderwijs wordt als volgt geregeld: 1° Indien de werkgever de wedde blijft betalen, verkrijgt de belanghebbende de aanvullende toelage bepaald in artikel 11.Eventueel wordt de wedde van het personeelslid van de kabinetten, desgevallend verhoogd met de werkgeversbijdragen, aan de dienst van oorsprong terugbetaald. De wedde die moet worden terugbetaald, mag echter niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de weddeschalen die voor de overeenstemmende graad in artikel 11 zijn vastgelegd; 2° Indien de werkgever de wedde niet blijft betalen, bekomt de belanghebbende een als wedde geldende toelage overeenstemmend met die bepaald in artikel 11 en een aanvullende toelage.Het totaal bedrag bestaande uit de toelage plus de aanvullende toelage mag nochtans niet hoger liggen dan het uit de wedde plus de toelage bestaande bedrag dat de belanghebbende zou verkrijgen indien de onder 1° bepaalde maatregelen op hem toepasselijk zouden zijn. § 2 - De terugbetaling van de wedde der personeelsleden van de nationale ministeries die bij het kabinet van een lid van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap gedetacheerd zijn, wordt volgens de modaliteiten uitgevoerd die door een koninklijk besluit zijn vastgelegd.

Art. 14.§ 1 - Op het einde van de legislatuur of bij ontslag van de betrokken minister ontvangen de personeelsleden van het kabinet, onder de voorwaarden die in dit artikel worden bepaald, een forfaitaire toelage wegens ontslag. § 2 - Voor de in artikel 11 bedoelde personeelsleden van de kabinetten omvat de toelage wegens ontslag: 1° desgevallend de voor de lopende maand resterende kabinetstoelage;2° per aangevangen schijf van 5 jaar dienstanciënniteit in een kabinet van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, een bedrag overeenstemmend met drie maanden kabinetstoelage. De toelage wegens ontslag wordt in maandelijkse schijven uitbetaald.

De werkloosheidsuitkering waarop het betrokken personeelslid eventueel recht zou hebben tijdens de uitbetalingsperiode wordt afgetrokken van de toelage wegens ontslag.

De toelage wegens ontslag wordt alleen uitbetaald als het betrokken personeelslid geen ambt in een ministerieel kabinet, in een dienst of gesubsidieerde inrichting van de Duitstalige Gemeenschap, in een dienst van de Staat, van de gemeenschappen of van de gewesten, in een andere openbare dienst of in een gesubsidieerde onderwijsinrichting uitoefent, noch een pensioen ten laste van de staatskas of van de Duitstalige Gemeenschap geniet. Als één van die situaties zich voordoet, wordt een einde gemaakt aan de maandelijkse uitbetalingen.

Het betrokken personeelslid bevestigt schriftelijk dat geen van de situaties bedoeld in het voorgaande lid opgetreden is. § 3 - Voor de in artikel 12 bedoelde personeelsleden van de kabinetten omvat de toelage wegens ontslag: 1° desgevallend de voor de lopende maand resterende aanvullende toelage;2° per aangevangen schijf van 5 jaar dienstanciënniteit in een kabinet van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, een bedrag overeenstemmend met één maand aanvullende toelage. De toelage wegens ontslag wordt in maandelijkse schijven uitbetaald. § 4 - De toelage wegens ontslag wordt noch voor de toepassing van de wetgeving inzake werkloosheid noch voor de berekening van de inhoudingen voor de sociale zekerheid als bezoldiging beschouwd.

Art. 15.Voor structureel telewerk ontvangen de personeelsleden van de kabinetten per maand een vergoeding van 100 euro, vermenigvuldigd met het percentage telewerk ten opzichte van een voltijdse betrekking dat is vastgelegd in een overeenkomst.

Onder structureel telewerk wordt verstaan: het in het kader van de arbeidsverhouding regelmatig verrichten van het werk in de door het personeelslid gebruikte privéruimten, waarbij de verrichting van het werk vooraf wordt vastgelegd in een overeenkomst.

De overeenkomst tussen het personeelslid en de betreffende minister heeft een looptijd van minimaal drie tot maximaal twaalf maanden en bevat de nadere regels voor het structureel telewerk. De overeenkomst bevat ten minste de volgende gegevens: 1° het percentage telewerk;2° de tijdsplanning, uitgedrukt in uren of dagen;3° de vormen van bereikbaarheid tijdens het telewerk. Een personeelslid heeft geen absoluut recht op structureel telewerk.

Het is verplicht gevolg te geven aan een uitzonderlijke terugroeping door zijn meerdere om fysiek aanwezig te zijn en in de gebouwen van de werkgever te werken.

De vergoeding wordt samen met de maandwedde uitbetaald.

Als tijdens ten minste dertig opeenvolgende dagen geen werkelijke diensten verricht worden, wordt de vergoeding vanaf de 31e dag voor de duur van de afwezigheid niet uitbetaald.

Beide partijen kunnen de overeenkomstig het derde lid opgestelde overeenkomst op elk moment eenzijdig of met onderlinge overeenstemming voortijdig beëindigen. De beëindiging wordt van kracht op de tiende dag na de datum van de kennisgeving van de beëindiging, tenzij de partijen een andere termijn overeenkomen.

Art. 16.Het kabinetspersoneel ontvangt de haard- of standplaatstoelage, de maaltijdcheques, het vakantiegeld en de eindejaarspremie tegen het bedrag en onder de voorwaarden die voor het personeel van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap bepaald zijn.

Art. 17.§ 1 - Voor de terugbetaling van de kosten voor dienstreizen worden de personeelsleden van de kabinetten gelijkgesteld met het personeel van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap. § 2 - De door de Regering hiertoe aangewezen personeelsleden van de kabinetten zijn ertoe gemachtigd voor hun dienstreizen gebruik te maken van hun eigen wagen onder de voorwaarden bepaald in het besluit van de Regering van 23 april 2015 tot regeling van de terugbetaling van onkosten in sommige instellingen van de Duitstalige Gemeenschap.

Ze hoeven geen rittenboek bij te houden.

De machtiging om de eigen wagen te gebruiken, wordt geregeld bij een bijzonder besluit. § 3 - De werklunch- of werkdinerkosten, de kosten voor meerdaagse verblijven met overnachting om dienstredenen en de kosten voor telefonie of andere communicatiemiddelen om dienstredenen die voor de personeelsleden van de kabinetten ontstaan, worden terugbetaald overeenkomstig het besluit van de Regering van 23 april 2015 tot regeling van de terugbetaling van onkosten in sommige instellingen van de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 18.§ 1 - De toelagen bedoeld in de artikelen 11 en 12 worden maandelijks na vervallen termijn aan elk kabinetslid uitbetaald.

De maandelijkse toelagen bedragen 1/12 van het jaarlijkse bedrag.

Wanneer ze niet voor de volledige maand verschuldigd zijn, worden ze uitbetaald overeenkomstig de regels bepaald in de bezoldigingsregeling van het personeel van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap. § 2 - De in de artikelen 11 en 12 bepaalde toelagen zijn onderworpen aan de mobiliteitsregeling die geldt voor de bezoldiging van de ambtenaren. Zij zijn gekoppeld aan de spilindex 138,01. § 3 - Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 14 beslist de Regering of en in welke mate de toelagen bedoeld in de artikelen 11, 12 en 16 moeten worden uitbetaald wanneer een personeelslid van een kabinet zijn kabinetsfunctie niet uitoefent.

HOOFDSTUK 2. - Personeelsleden van de diensten van de regering van de Duitstalige Gemeenschap die aangewezen zijn om deel uit te maken van een kabinet van een lid van de Federale regering

Art. 19.De personeelsleden van de diensten van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap kunnen leden van het kabinet van een lid van de federale regering worden, indien zij voordien de machtiging van de minister bevoegd inzake Personeel gekregen hebben.

Deze machtiging mag slechts verleend worden wanneer de Koning een besluit afgekondigd heeft dat de modaliteiten regelt voor de terugbetaling der wedden van de bij het eerste lid bedoelde personeelsleden.

Art. 20.Artikel 7 is van toepassing op de personeelsleden van de diensten van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap die bij het kabinet van een lid van de federale regering gedetacheerd zijn.

Art. 21.De wedde van de bij artikel 20, eerste lid, bedoelde personeelsleden wordt door de Duitstalige Gemeenschap uitbetaald.

De terugbetaling aan de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgevoerd op basis van een driemaandelijkse onkostenstaat die door de diensten van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap aan het betrokken lid van de federale regering wordt toegezonden.

De aanvraag tot terugbetaling wordt bij het begin van elk trimester ingediend voor het afgelopen trimester.

HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen

Art. 22.Aan de ministers wordt een forfaitaire kostenvergoeding van 500 euro per maand toegekend.

Art. 23.Dit besluit is niet van toepassing op de kabinetten van de vóór 1 juli 2024 fungerende Regering.

Art. 24.Het besluit van de Regering van 20 juni 2019 betreffende de samenstelling en de werking van de kabinetten van de Regeringsleden alsmede betreffende de personeelsleden van de diensten van de Regering aangewezen om in het kabinet van een lid van de Federale Regering mee te werken, wordt opgeheven.

Art. 25.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het wordt aangenomen.

Art. 26.De ministers zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 4 juli 2024.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, Ruimtelijke Ordening en Financiën, O. PAASCH De Minister van Onderwijs, Opleiding en Werkgelegenheid, J. FRANSSEN De Minister van Cultuur, Sport, Toerisme en Media, G. FRECHES De Minister van Gezin, Sociale Aangelegenheden, Huisvesting en Gezondheid, L. KLINKENBERG


^