Etaamb.openjustice.be
Richtlijn van 14 mei 2001
gepubliceerd op 01 juni 2001

Richtlijn inzake kandidaat-huisartsen die in het kader van een onderzoeksmandaat onderzoekingen verrichten omtrent de huisartsgeneeskunde en hun onderzoekingen wensen te laten erkennen als een deel van hun huisartsenopleiding

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2001022328
pub.
01/06/2001
prom.
14/05/2001
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 MEI 2001. - Richtlijn inzake kandidaat-huisartsen die in het kader van een onderzoeksmandaat onderzoekingen verrichten omtrent de huisartsgeneeskunde en hun onderzoekingen wensen te laten erkennen als een deel van hun huisartsenopleiding


Aan het Bestuur Geneeskundepraktijk, aan de Hoge Raad van geneesheren-specialisten en van huisartsen, aan de erkenningscommissie voor huisartsen, aan de stagemeesters en stagediensten, aan de kandidaat-huisartsen.

Hierna volgt de richtlijn inzake kandidaat-huisartsen die in het kader van een onderzoeksmandaat relevant voor de huisartsgeneeskunde hun onderzoekingen wensen te laten erkennen als een deel van hun huisartsenopleiding en dit op voorstel van de Hoge Raad van geneesheren-specialisten en van huisartsen overeenkomstig artikel 5, § 4, 3°, van het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen :

Artikel 1.Het Belgisch wettelijk diploma van arts of een daarmee gelijkgestelde graad verworven hebben.

Art. 2.Tijdens het zevende jaar van de opleiding tot het Belgisch wettelijk diploma van arts het theoretische onderricht in de huisartsgeneeskunde gevolgd en de verplichte stages gelopen hebben, zoals bepaald in artikel 5 en 7 van het ministerieel besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de erkenningscriteria voor huisartsgeneeskunde.

Art. 3.Vooraf een stageplan te hebben ingediend, overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, 11 en 12 van het koninklijke besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor de erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen. Bij de indiening van het stageplan dient eveneens het bewijs gevoegd van het toegekende onderzoeksmandaat en de daarmee gepaard gaande vergoeding of beurs.

Dit stageplan dient te zijn goedgekeurd door de bevoegde kamer van de erkenningscommissie voor huisartsen.

Art. 4.Wanneer het onderzoeksmandaat loopt over een voltijdse periode dient de kandidaat-huisarts onmiddellijk daarna een jaar stage te verrichten in de praktijk van een stagemeester die erkend is voor de opleiding van kandidaat-huisartsen door de Minister van de Volksgezondheid. Tijdens dit opleidingsjaar is de kandidaat-huisarts gehouden ten minste 40uur seminaries te volgen, een stageboekje bij te houden en op het einde van het jaar een stageverslag in te dienen, zoals bepaald in artikel 6 van het ministerieel besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de erkenningscriteria voor huisartsen en in artikel 15, § 1 en 2, van het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen. Tevens moet de kandidaat- huisarts voldoen aan een equivalent van een voltijdse opleidingsduur van 2 jaar, waarbij de werkzaamheden in het kader van een voltijds onderzoeksmandaat kunnen worden ingebracht voor een equivalentie waarbij 1 jaar voltijds onderzoeksmandaat wordt gelijkgesteld met 3 maand, met een maximum van 12 maand.

Art. 5.Wanneer het onderzoeksmandaat loopt over een halftijdse periode kan de kandidaat-huisarts tijdens die periode een halftijdse stage verrichten. Deze stage wordt verricht in de praktijk van een stagemeester die erkend is voor de opleiding van kandidaat-huisartsen door de Minister van Volksgezondheid. Tijdens de opleidingsjaren is de kandidaat-huisarts gehouden ten minste gedurende twee jaar 40 uren seminaries per jaar te volgen, stageboekjes bij te houden en op het einde van elk jaar een stageverslag in te dienen, conform artikel 6 van het ministerieel besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de erkenningscriteria voor huisartsen en artikel 15, § 1 en 2, van het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen Voor gelijkstelling van onderzoeksperiodes zijn dezelfde principes van toepassing, zoals bepaald in artikel 4 van hetzelfde besluit.

Art. 6.Om erkend te worden als huisarts dient de kandidaat-huisarts in kader van zijn onderzoeksmandaat alle andere wettelijke bepalingen, die de opleiding en erkenning in de huisartsgeneeskunde regelen, in acht te nemen.

Brussel, 14 mei 2001.

De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET

^