gepubliceerd op 10 september 1999
Samenwerkingsprotocol tussen de Minister van Justitie en de leden van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bevoegd inzake bijstand aan personen inzake hulpverlening aan gedetineerden en aan personen die het voorwerp uitmaken van een maatregel of straf uitgevoerd in de Gemeenschap
25 MAART 1999. - Samenwerkingsprotocol tussen de Minister van Justitie en de leden van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bevoegd inzake bijstand aan personen inzake hulpverlening aan gedetineerden en aan personen die het voorwerp uitmaken van een maatregel of straf uitgevoerd in de Gemeenschap
Gelet op artikel 128, § 1 en 135 van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 5, § 1, II, 7°, en artikel 92bis, § 1;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen, inzonderheid op de artikels 60 en 63;
Gelet op de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en de gewoontemisdadigers zoals vervangen door de wet van 1 juli 1964;
Gelet op de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie;
Gelet op de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis;
Gelet op de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930, gewijzigd door de wet van 1 juli 1964;
Overwegende dat een nauwe samenwerking tussen de Psychosociale Dienst en de Dienst Justitiehuizen enerzijds en de diensten Justitieel Welzijnswerk, erkend door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vereist is om de integrale sociale hulp- en dienstverlening te garanderen aan gedetineerden en aan personen die het voorwerp uitmaken van een straf of maatregel uitgevoerd in de gemeenschap, met het oog op hun sociale (re)integratie;
Overwegende dat deze samenwerking moet geregeld worden en dat de taken moeten verdeeld worden tussen de betrokken diensten overéénkomstig de hervorming der instellingen;
De Federale Regering, vertegenwoordigd door de Minister van Justitie en het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vertegenwoordigd door de Leden, bevoegd inzake bijstand aan personen.
In functie van hun respectieve bevoegdheden, zijn overeengekomen wat volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen, gezamenlijke doelstelling, gezamenlijke opdrachten, territoriale bepaling van de samenwerking
Artikel 1.Teneinde de sociale (re)integratie te bevorderen, hebben de Psychosociale Dienst, de Dienst Justitiehuizen en de diensten Justitieel Welzijnswerk erkend door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie als gezamenlijke opdracht, bij te dragen tot de integrale hulp- en dienstverlening aan gedetineerden en aan personen die het voorwerp uitmaken van een maatregel of straf uitgevoerd in de gemeenschap, met het oog op een optimaal beheer van de detentie, de voorbereiding van de invrijheidstelling en de uitvoering, in de gemeenschap, van gerechtelijke beslissingen.
Zij kijken erop toe de negatieve gevolgen van de justitie-interventie zo veel mogelijk te beperken voor de naastbestaanden.
Daartoe werken zij nauw samen met alle relevante openbare en private diensten.
Art. 2.De samenwerking heeft betrekking op de integrale hulp- en dienstverlening aan gedetineerden, beklaagden - geïnterneerden - veroordeelden, opgesloten in de gevangenissen gelegen op het grondgebied van Brussel-Hoofdstad en aan personen die het voorwerp uitmaken van een maatregel of straf uitgevoerd in de gemeenschap, en die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen of er zich wensen te vestigen, en aan de naastbestaanden van hogervermelde personen. HOOFDSTUK II. - Onderscheiden bevoegdheden
Art. 3.De Diensten hebben onderscheiden bevoegdheden : 1° behoren tot de bevoegdheden van de federale Diensten, het psycho-sociaal werk dat verband houdt met het detentietraject en het opgelegd sociaal werk, voortvloeiende uit het institutioneel kader en de wetten opgesomd in onderhavig samenwerkingsakkoord.2° behoren tot de bevoegdheden van de diensten Justitieel Welzijnswerk erkend door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de sociale hulp- en dienstverlening, gevraagd of aanvaard door de betrokkenen. HOOFDSTUK III. - Respectieve taken en samenwerkingsmodaliteiten Afdeling 1. - Intra-muros
Art. 4.De Psychosociale dienst staat in voor de hierna vermelde taken : 1° het onthaal van de nieuwe gedetineerden;2° het meewerken, samen met de gedetineerden en andere diensten en personen, aan het uitwerken van het detentieplan;3° het begeleiden van de gedetineerden in functie van het opgestelde detentieplan, het opsporen van behoeften waaraan een veilige en humane strafuitvoering gericht op een toekomstige integratie moet beantwoorden;4° het uitwerken van het reclasseringsplan, in het verlengde van het detentieplan en in samenwerking met de gedetineerden en andere diensten en personen;5° het verzorgen van advies en expertises met betrekking tot de diverse scharniermomenten in de strafuitvoering, met als doel de bevoegde autoriteiten te informeren en voor te lichten met het oog op hun besluitvorming;6° het overleggen met de toekomstige justitieassistent van de Dienst Justitiehuizen teneinde de overgang van de gevangenis naar de gerechtelijke begeleiding te verzekeren;7° het beheer van het penitentiair psychosociaal dossier van de gedetineerden, het registreren en coördineren van interne en externe interventies teneinde deze te optimaliseren, de globaliteit ervan te verzekeren en overlappingen in de sociale hulp- en dienstverlening te vermijden.
Art. 5.De diensten Justitieel Welzijnswerk erkend door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie staan in voor volgende taken : 1° het aanbieden van morele, sociale, psychologische, materiële en culturele hulp aan alle gedetineerden en hun naastbestaanden, van bij de aanvang van de detentie.Deze hulp wordt verleend door beroepskrachten en/of vrijwilligers. Deze laatsten handelen, omkaderd door de beroepskrachten van de erkende diensten en onder de verantwoordelijkheid van hun respectieve directies die tevens instaan voor hun vorming; 2° het meewerken aan de uitwerking van het detentieplan en het reclasseringsplan van de veroordeelden die zij begeleiden.Zij stellen oplossingen voor en handelen zelf of in samenwerking met andere externe diensten actief op domeinen die de sociale integratie bevorderen : huisvesting, welzijn, gezondheidszorg, gezin, vorming, onderwijs, tewerkstelling en sociale zekerheid; 3° het bijdragen tot de ontwikkeling van culturele en vormende activiteiten in de gevangenissen.Zij werken daartoe samen met alle gemeenschaps- en gewestvoorzieningen actief op het vlak van welzijn, gezondheidszorg, huisvesting, gezin, onderwijs, tewerkstelling, vorming en cultuur en doen beroep op vrijwilligers die op hogergenoemde vlakken over biezondere bekwaamheden beschikken; 4° het informeren van de Psychosociale dienst over de tussenkomsten inzake sociale hulp- en dienstverlening aan gedetineerden met het oog op het beheer van het dossier zoals bepaald in artikel 4, 7°.
Art. 6.De beide partijen komen volgende samenwerkingsmodaliteiten overéén : § 1. Bij het onthaal van de nieuwe gedetineerden stelt de maatschappelijk werker van de Psychosociale dienst de diensten Justitieel Welzijnswerk erkend door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voor aan de gedetineerden. Bij die gelegenheid worden de voorstellingsfolders van die diensten aan de gedetineerden overhandigd. § 2. De beroepskrachten van de diensten Justitieel Welzijnswerk erkend door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie verzekeren een regelmatige aanwezigheid in de gevangenis en alle gedetineerden kunnen op hun diensten beroep doen. Zij hebben toegang tot het opsluitings- en moreel dossier van de gedetineerden die zij begeleiden.
In de uitoefening van hun opdracht zijn de beroepskrachten en de vrijwilligers van de diensten Justitieel Welzijnswerk gehouden, zoals het gevangenispersoneel, het inwendig reglement van de betrokken strafinrichtingen na te leven. Elk initiatief dient rekening te houden met de mogelijkheden en de beperkingen eigen aan de strafinrichtingen. § 3. De Psychosociale dienst en de diensten Justitieel Welzijnswerk onderhouden in het dagelijks leven goede samenwerkingsrelaties die hun toelaten hun respectieve informaties uit te wisselen. De diensten Justitieel Welzijnswerk maken schriftelijk melding van hun interventies, voor zover deze van wezenlijk belang zijn voor het beheer van het psychosociaal dossier en rekening houdend met het beroepsgeheim verbonden aan vrijwillige hulpverlening. § 4. In elke gevangenis gelegen op het grondgebied van Brussel-Hoofdstad wordt een Brusselse coördinatiecel opgericht die minstens om de drie maanden vergadert. 1. Deze Brusselse coördinatiecellen zijn minimaal samengesteld uit : - de directeur van de gevangenis of zijn afgevaardigde; - een lid van de Psychosociale dienst; - een professionele hulpverlener van de Diensten Justitieel Welzijnswerk, erkend door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie; - een inspecteur van de Psychosociale dienst; - een vertegenwoordiger van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
De leden van de coördinatiecellen kunnen beslissen om hun samenstelling uit te breiden tot andere interne of externe beroepskrachten die hun activiteiten uitoefenen in de gevangenis. Zij kunnen op bepaalde tijdstippen alle andere interne of externe personen uitnodigen wiens bijdrage zij van enig nut oordelen. 2. De Brusselse coördinatiecellen staan onder meer in voor : - de uitwerking en de uitvoering van een werkingsplan met betrekking tot de sociale en psychologische hulp- en dienstverlening aan gedetineerden; - het uitwisselen van informatie, de samenwerking, de coördinatie en de uitvoering van de activiteiten van de diverse leden inzake sociale en psychologische hulp- en dienstverlening; - de samenwerking en de coördinatie met het « welzijnsteam » en met de « cellule de coordination », evenals met alle andere diensten die activiteiten uitoefenen in de gevangenissen; - de organisatie van de begeleiding van individuele gevallen; - het regelen van geschillen betreffende de tenuitvoerlegging van onderhavig samenwerkingsakkoord. Afdeling 2. - Extra-muros
Art. 7.In het kader van de wetten vermeld in bijlage, omvat het opgelegd sociaal werk uitgevoerd door de Dienst Justitiehuizen, de hierna vermelde taken : 1° advies verlenen aan gerechtelijke en administratieve overheden en rapporten opstellen in het kader van sociale enquêtes en begeleidingen of sociale voogdijen;2° toezicht uitoefenen op de opgelegde voorwaarden, alsook de gerechtelijke begeleiding of de sociale voogdij;3° in voorkomend geval, de coördinatie van de activiteiten van andere betrokken diensten en personen;4° voorstellen formuleren aan de autoriteiten met betrekking tot noodzakelijk geachte maatregelen.
Art. 8.De diensten Justitieel Welzijnswerk erkend door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie hebben de volgende opdrachten : 1° een zo breed en gediversifieerd mogelijk aanbod bieden inzake hulp- en dienstverlening afgestemd op de behoeften van de personen die het voorwerp uitmaken van een maatregel of straf uitgevoerd in de gemeenschap en aan hun naastbestaanden;2° het uitoefenen van een specifieke begeleiding of een behandeling opgelegd als voorwaarde door de bevoegde overheid, in het kader van de wetten voorzien in onderhavig samenwerkingsakkoord en meer in het biezonder in het kader van de wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling en de wet met betrekking tot de internering.De begeleiding bestaat uit sociale hulpverlening gericht op het oplossen van een probleem van sociale of professionele integratie.
Art. 9.De partijen komen de volgende samenwerkingsmodaliteiten overeen : 1° de justitieassistent bevordert voor de personen die het voorwerp uitmaken van een straf of maatregel uitgevoerd in de gemeenschap, de toegang tot de Diensten Justitieel Welzijnswerk van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.Daartoe worden voorstellingsfolders van deze diensten aan de betrokkenen overhandigd.
De samenwerking gebeurt vooral indien zich cruciale problemen stellen inzake sociale reïntegratie, meer bepaald, het zoeken naar werk, huisvesting, budget of schuldenbeheer of in crisissituaties die dringende tussenkomsten vereisen of inzake relationele of drugsproblemen.
De justitieassistenten verlenen aan de hulpverleners van de diensten Justitieel Welzijnswerk alle nuttige informatie noodzakelijk voor het goed uitoefenen van hun opdracht. 2° de hulpverleningsdienst, gelast met een begeleiding of een behandeling, zoals bepaald in artikel 8, 2°, maakt aan de justitieassistent een verslag over dat hem in staat moet stellen de globale situatie van de persoon te evalueren teneinde ten gepasten tijde aan de bevoegde overheden de noodzakelijk geachte maatregelen voor te stellen.Dit rapport wordt overgemaakt binnen de maand na de inwerkingtreding van de gestelde begeleidings- of behandelingsvoorwaarden en vervolgens, overéénkomstig de termijnen voorzien door de betrokken wetten, of tussentijds indien de evolutie van het geval zulks rechtvaardigt, en dit tot en met de opheffing van de begeleiding of behandelingsvoorwaarden.
In dit rapport worden de volgende punten behandeld : - de effectieve aanwezigheid op afspraken; - de afwezigheden die niet gerechtvaardigd zijn; - het signaleren van ernstige problemen in de uitoefening van de begeleiding. 3° de directeurs van de Justitiehuizen, de justitieassistenten en de hulpverleners van de diensten Justitieel Welzijnswerk erkend door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vergaderen éénmaal om de drie maanden. HOOFDSTUK IV. - Evaluatie en geschillenregeling
Art. 10.Teneinde de samenwerking te evalueren zal er jaarlijks minstens één vergadering gehouden worden in een gevangenis gelegen op het grondgebied van Brussel-Hoofdstad, waaraan volgende personen deelnemen : - een vertegenwoordiger van alle diensten Justitieel Welzijnswerk erkend door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie; - de inspecteurs (N + F) van de Psychosociale dienst, bevoegd voor de betrokken gevangenissen; - de directeurs (N + F) van de Brusselse Justitiehuizen; - de directeurs van de betrokken gevangenissen.
Worden eveneens uitgenodigd op deze vergadering, andere vertegenwoordigers van diverse gemeenschaps- en gewestvoorzieningen, meer in het biezonder de vertegenwoordigers van het « welzijnsteam » en van de « cellules de coordination » die activiteiten uitoefenen ten voordele van justitiëcliënten en hun naastbestaanden.
De deelnemers worden door de Psychosociale dienst of door de directeur van de gevangenis waar de vergadering plaats heeft uitgenodigd op de vergadering.
Het verslag van deze vergaderingen maakt een balans op van de samenwerking met alle gemeenschaps- en gewestvoorzieningen en doet aanbevelingen inzake de optimalisering van de sociale hulp- en dienstverlening aan justitiecliënten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit verslag wordt overgemaakt aan de bevoegde Ministers.
Art. 11.Betwistingen over de toepassing van het onderhavig samenwerkingsakkoord worden voorgelegd aan een Bemiddelingscommissie bestaande uit leidende ambtenaren van de Directoraten-Generaal van het Bestuur Strafinrichtingen en de Rechterlijke Orde en van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
Gedaan te Brussel, op 25 maart 1999, in drie originele exemplaren, Voor de Federale Regering : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS Voor het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie : De Leden bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan Personen, R. GRIJP D. GOSUIN