gepubliceerd op 04 december 2017
Wijzigingen aan het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer van 9 mei 1980, zoals gewijzigd door het Protocol van 3 juni 1999, goedgekeurd door de Algemene Vergadering tijdens haar 12de zitting
FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER
Directoraat-generaal Duurzame Mobiliteit en Spoorbeleid. - Directie Spoorbeleid
19 NOVEMBER 2017. - Wijzigingen aan het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980, zoals gewijzigd door het Protocol van 3 juni 1999, goedgekeurd door de Algemene Vergadering tijdens haar 12de zitting
Dames, Heren, Met de
wet van 15 februari 2007Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
15/02/2007
pub.
30/08/2007
numac
2007015131
bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer van 9 mei 1980, gedaan te Vilnius op 3 juni 1999 (1)
sluiten houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980, gedaan te Vilnius op 3 juni 1999, heeft België ingestemd met de wijzigingen die dit Protocol heeft aangebracht aan het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 en met de latere wijzigingen aan dit Verdrag en zijn aanhangsels en bijlagen, aangebracht in toepassing van de artikelen 34 en 35 van het Verdrag.
De opmaak van dit verslag is verplicht ingevolge artikel 2, tweede lid, van voormelde wet van 15 februari 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/02/2007 pub. 30/08/2007 numac 2007015131 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer van 9 mei 1980, gedaan te Vilnius op 3 juni 1999 (1) sluiten dat het volgende bepaalt : "De Koning stelt het Parlement in kennis van iedere wijziging aangenomen in toepassing van de artikelen 34 en 35 van het Verdrag, bij middel van een schriftelijk verslag en dit voor de inwerkingtreding van de aangenomen wijziging.".
Dit verslag beoogt u in kennis te stellen van de wijzigingen aan het Verdrag en sommige van zijn Aanhangsels, aangebracht, overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag.
Deze wijzigingen waarover de Algemene Vergadering tijdens haar 12de zitting, gehouden in Bern op 29 en 30 september 2015 beslist heeft, betreffen de COTIF en zijn Aanhangsels D (CUV), F (APTU) en G (ATMF).
Overeenkomstig artikel 34, § 2, van het Verdrag zelf treden de wijzigingen aan het Verdrag in werking twaalf maanden na hun goedkeuring door twee derden van de lidstaten, hetzij 31 lidstaten op dit ogenblik.
Overeenkomstig paragraaf 3 van hetzelfde artikel, treden de wijzigingen aan de Aanhangels van het Verdrag in werking twaalf maanden na hun goedkeuring door de helft van de lidstaten die op grond van artikel 42, § 1, eerste zin, van het COTIF niet verklaard hebben een voorbehoud te hebben, hetzij 21 lidstaten op dit ogenblik.
Op 24 maart 2017 heeft de Secretaris-Generaal van het OTIF de lidstaten geïnformeerd dat Zweden bij het OTIF het instrument heeft neergelegd tot goedkeuring van de wijzigingen aan het COTIF en aan zijn aanhangels D, F en G, aangenomen door de 12de Algemene Vergadering in september 2015. Op dit ogenblik heeft de Secretaris-Generaal geen andere goedkeuringen meegedeeld.
Overeenkomstig artikel 45, § 1, van het Verdrag, is deze opgesteld in de Franse, de Duitse en de Engelse taal. In geval van afwijking, is het enkel de Franse tekst die authentiek is. De Nederlandse versie van dit verslag omvat dan ook een vertaling.
A) Wijziging van het COTIF Verdrag Wijzigingen van de tekst De artikelen 3, § 2, 12, § 5, 14, § 2, onder e), 14, § 6, 15, § 5, onder g), 20, 24, § 5, 25, 26, §§ 5 tot en met 7 en 33, § 4, onder a), van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 in de versie van het Protocol van 3 juni 1999 (Protocol van Vilnius) met de wijzigingen aangenomen door de Herzieningscommissie tijdens haar 24ste en 25ste zitting, luiden als volgt: "Artikel 3 Internationale samenwerking § 2. De uit § 1 voortvloeiende verplichtingen voor de Lidstaten die tevens lid zijn van de Europese Unie of als Staat partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hebben geen voorrang op hun verplichtingen uit hoofde van hun lidmaatschap van de Europese Unie of uit hoofde van hun hoedanigheid van Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
Artikel 12 Tenuitvoerlegging van uitspraken. Beslaglegging § 5. Op spoorvoertuigen kan op een ander grondgebied dan dat van de lidstaat waar de houder zijn maatschappelijke zetel heeft slechts beslag worden gelegd krachtens een uitspraak door een rechterlijke instantie van die Staat. Onder de term "houder" wordt verstaan de persoon of entiteit die eigenaar van een voertuig is of het recht heeft erover te beschikken en dit voertuig als vervoermiddel exploiteert.
Artikel 14 Algemene Vergadering § 2. e) stelt, voor een periode van drie jaar, het maximale bedrag vast voor de uitgaven van de Organisatie in iedere begrotingsperiode (artikel 25);bij ontbreken hiervan geeft zij voor een periode van ten hoogste drie jaar richtlijnen voor de begrenzing van deze uitgaven; § 6. De Algemene Vergadering neemt haar besluiten met meerderheid van de bij de stemming vertegenwoordigde lidstaten, behalve in de gevallen van § 2, onder e), f), g), h), l) en p) alsook van artikel 34, § 6, waarvoor een meerderheid van twee derde vereist is. In het geval van § 2, onder l), is een meerderheid van twee derde evenwel niet vereist wanneer het voorstellen betreft tot wijziging van het Verdrag zelf, met uitzondering van de artikelen 9 en 27, §§ 2 tot en met 4, en van het in artikel 1, § 4, bedoelde Protocol.
Artikel 15 Beheerscomité § 5. g) stelt op basis van de goedgekeurde rekeningen de door de lidstaten overeenkomstig artikel 26 verschuldigde definitieve bijdrage vast voor het afgelopen kalenderjaar, alsook het bedrag van het door de lidstaten overeenkomstig artikel 26, § 5, verschuldigde voorschot voor het lopende jaar; Artikel 20 Commissie van technisch deskundigen § 1. De Commissie van technisch deskundigen a) besluit, overeenkomstig artikel 5 van de Uniforme Regelen APTU, over de verbindendverklaring van een technische norm met betrekking tot spoorwegmaterieel bestemd voor gebruik in internationaal verkeer. Bij deze besluitvorming kunnen de technische normen of bepaalde specifieke gedeelten van deze normen verbindend worden verklaard of worden verworpen; zij kunnen in geen geval worden gewijzigd; b) besluit, overeenkomstig artikel 6 van de Uniforme Regelen APTU, over de aanneming of wijziging van een uniform technisch voorschrift voor de bouw, de exploitatie, het onderhoud of voor een procedure met betrekking tot spoorwegmaterieel bestemd voor gebruik in internationaal verkeer;c) ziet toe op de toepassing van de technische normen en de uniforme technische voorschriften met betrekking tot spoorwegmaterieel bestemd voor gebruik in het internationaal verkeer en onderzoekt de ontwikkeling er van met het oog op de verbindendverklaring of aanneming er van overeenkomstig de in de artikelen 5 en 6 van de Uniforme Regelen APTU bedoelde procedures;d) besluit, overeenkomstig artikel 33, § 6, over voorstellen tot wijziging van het Verdrag;e) behandelt alle overige aangelegenheden die haar overeenkomstig de Uniforme Regelen APTU en Uniforme Regelen ATMF worden opgedragen. § 2. Het quorum (artikel 13, § 3) van de Commissie van technisch deskundigen wordt bereikt wanneer de helft van de lidstaten, in de zin van artikel 16, § 1, hierin is vertegenwoordigd. Bij het nemen van besluiten over de bepalingen van de Bijlagen van de Uniforme Regelen APTU hebben de lidstaten die, overeenkomstig artikel 35, § 4, ten aanzien van de desbetreffende bepalingen bezwaar hebben gemaakt of, overeenkomstig artikel 9, § 1, van de Uniforme Regelen APTU, een verklaring hebben afgelegd, geen stemrecht.
Artikel 24 Lijsten van de lijnen § 5. Het vervoer over de in § 1 bedoelde lijnen over zee en binnenwateren en het vervoer over de in § 2 bedoelde spoorweglijnen zijn onderworpen aan de bepalingen van het Verdrag na verloop van een maand te rekenen van de datum van de kennisgeving van de inschrijving door de Secretaris-Generaal. Een dergelijke lijn is niet meer onderworpen aan de bepalingen van het Verdrag na verloop van een maand te rekenen van de datum van kennisgeving door de Secretaris-Generaal dat zij is geschrapt, behalve ten aanzien van reeds aangevangen vervoer, dat moet worden voltooid.
Artikel 25 Werkprogramma. Begroting. Rekeningen. Verslag van het beheer § 1. De begroting en de rekeningen van de Organisatie hebben betrekking op een periode van een kalenderjaar. Het werkprogramma heeft betrekking op een periode van twee kalenderjaren. § 2. De Organisatie stelt ieder jaar een verslag van het beheer op. § 3. De hoogte van de uitgaven van de Organisatie wordt voor iedere begrotingsperiode door het Beheerscomité vastgesteld op voorstel van de Secretaris-Generaal.
Artikel 26 Financiering van de uitgaven § 5. De bijdragen van de lidstaten aan de uitgaven van de Organisatie zijn in de vorm van een voorschot uiterlijk verschuldigd op 31 oktober van het jaar waarop de begroting betrekking heeft. Het voorschot wordt vastgesteld op basis van de definitief verschuldigde bijdrage van het voorgaande jaar. § 6. Bij de toezending aan de lidstaten van het verslag van het beheer en de rekeningen, doet de Secretaris-Generaal mededeling van het definitieve bedrag van de bijdrage voor het voorgaande kalenderjaar alsook van de hoogte van het voorschot voor het komende kalenderjaar. § 7. Na 31 december van het jaar van de mededeling door de Secretaris-Generaal overeenkomstig § 6 is over de verschuldigde bedragen voor het voorgaande kalenderjaar rente verschuldigd ten bedrage van vijf procent per jaar. Indien een lidstaat twee jaar na deze datum zijn bijdrage niet heeft betaald, wordt zijn stemrecht geschorst, totdat hij aan de verplichting tot betaling heeft voldaan.
Na verloop van nog eens twee jaar onderzoekt de Algemene Vergadering of de houding van die Staat moet worden beschouwd als een stilzwijgende opzegging van het Verdrag en stelt zij daarbij eventueel de datum vast waarop deze opzegging van kracht wordt.
Artikel 33 Bevoegdheid § 4. a) de artikelen 9 en 27, §§ 2 tot en met 4;".
B) Wijziging, van het Aanhangsel D (RU CUV) Wijzigingen van de tekst 1. Na artikel 1 van de Uniforme Regelen betreffende de overeenkomsten inzake het gebruik van voertuigen in het internationale spoorwegverkeer (CUV), Aanhangsel D bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 in de versie van het Protocol van 3 juni 1999 (Protocol van Vilnius) met de wijzigingen aangenomen door de Herzieningscommissie tijdens haar 25ste zitting, wordt een artikel 1bis ingevoegd dat luidt als volgt: "Artikel 1bis Toepassingsgebied Deze Uniforme Regelen hebben uitsluitend betrekking op de rechten en verplichtingen van partijen die voortvloeien uit overeenkomsten betreffende het gebruik van spoorwegvoertuigen als vervoermiddel voor het verrichten van vervoer volgens de Uniforme Regelen CIV en de Uniforme Regelen CIM.Publiekrechtelijke bepalingen, in het bijzonder de bepalingen betreffende de technische toelating van voertuigen, het onderhoud en de operationele veiligheid blijven daarbij onverlet.". 2. Artikel 9 van de Uniforme Regelen betreffende de overeenkomsten inzake het gebruik van voertuigen in het internationale spoorwegverkeer (CUV), Aanhangsel D bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 in de versie van het Protocol van 3 juni 1999 (Protocol van Vilnius) met de wijzigingen aangenomen door de Herzieningscommissie tijdens haar 25ste zitting, luidt als volgt: "Artikel 9 Aansprakelijkheid voor ondergeschikten en andere personen § 1.De partijen bij de overeenkomst zijn aansprakelijk voor hun ondergeschikten en voor andere personen van wier diensten zij gebruik maken bij de uitvoering van de overeenkomst, wanneer deze ondergeschikten of andere personen handelen in de uitoefening van hun taken. § 2. Tenzij tussen de partijen bij de overeenkomst anders is overeengekomen, worden de beheerders van de infrastructuur waarop de spoorwegvervoeronderneming het voertuig als vervoermiddel gebruikt, beschouwd als personen van wier diensten de spoorwegvervoeronderneming gebruikmaakt. § 3. De met het onderhoud belaste entiteit (ECM) zoals omschreven in artikel 15, § 2, van de Uniforme Regelen ATMF, wordt beschouwd als een persoon van wiens diensten de houder gebruikmaakt.
De overeenkomst bedoeld in artikel 1 moet de noodzakelijke bepalingen vermelden om de uitwisseling van informatie tussen de ECM en de spoorwegonderneming in de zin van artikel 15, § 3, van de Uniforme Regelen ATMF te verzekeren. § 4. De §§ 1, 2 en 3 zijn eveneens van toepassing in geval van subrogatie overeenkomstig artikel 8.".
C) Wijziging van het Aanhangsel F (RU APTU) Wijzigingen van de tekst Artikel 3 van de Uniforme Regelen betreffende de verbindendverklaring van technische normen en de aanneming van uniforme technische voorschriften die van toepassing zijn op spoorwegmaterieel bestemd voor gebruik in internationaal verkeer (APTU), Aanhangsel F bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 in de versie van het Protocol van 3 juni 1999 (Protocol van Vilnius) met de wijzigingen aangenomen door de Herzieningscommissie tijdens haar 24ste en 25ste zitting, luidt als volgt: « Artikel 3 Doel § 1. De verbindendverklaring van technische normen betreffende het spoorwegmaterieel en de aanneming van UTP's die van toepassing zijn op het spoorwegmaterieel hebben tot doel: a) het vrije verkeer van voertuigen in het internationaal verkeer te vergemakkelijken;b) een bijdrage te leveren aan de veiligheid, de betrouwbaarheid en de beschikbaarheid in het internationaal verkeer;c) rekening te houden met de bescherming van het milieu en de volksgezondheid. § 2. Bij de verbindendverklaring van technische normen of de aanneming van UTP's wordt alleen rekening gehouden met hetgeen op internationaal niveau is uitgewerkt. § 3. Voor zover mogelijk: a) moet de interoperabiliteit van de technische systemen en onderdelen die nodig zijn in het internationaal verkeer worden verzekerd;b) zijn de technische normen en de UTP's prestatiegericht;in voorkomend geval bevatten zij varianten.".
D) Wijziging van het Aanhangsel G (RU ATMF) Wijzigingen van de tekst De artikelen 1 en 3 van de Uniforme Regelen betreffende de technische toelating van spoorwegmaterieel dat wordt gebruikt in internationaal verkeer (ATMF), Aanhangsel G bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 in de versie van het Protocol van 3 juni 1999 (Protocol van Vilnius) met de wijzigingen aangenomen door de Herzieningscommissie tijdens haar 24ste en 25ste zitting, luiden als volgt: « Artikel 1 Toepassingsgebied Deze Uniforme Regelen leggen de procedure vast volgens welke spoorvoertuigen tot het rijden of het gebruik in het internationaal verkeer toegelaten worden.
Artikel 3 Toelating tot het internationaal verkeer § 1. Om in het internationaal verkeer te rijden moet ieder spoorvoertuig overeenkomstig deze Uniforme Regelen zijn toegelaten. § 2. De technische toelating heeft tot doel vast te stellen of de spoorvoertuigen beantwoorden aan: a) de constructievoorschriften vervat in de UTP's, b) de constructie- en uitrustingsvoorschriften vervat in het RID, c) de bijzondere toelatingsvoorwaarden uit hoofde van artikel 7a. § 3. De §§ 1 en 2 alsmede de volgende artikelen zijn van overeenkomstige toepassing op de technische toelating van elementen van constructie.".
Brussel, 19 november 2017.
FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse en Europese Zaken, D. REYNDERS De Minister van Justitie K. GEENS De Minister van Mobiliteit, Fr. BELLOT