Etaamb.openjustice.be
Programmadecreet van 25 juni 2007
gepubliceerd op 26 oktober 2007

Programmadecreet 2007

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2007033070
pub.
26/10/2007
prom.
25/06/2007
ELI
eli/decreet/2007/06/25/2007033070/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 JUNI 2007. - Programmadecreet 2007 (1)


Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Tewerkstelling Afdeling 1. - Algemeenheden

Artikel 1.Wijziging van de programmawet van 30 december 1988 In titel III van de programmawet van 30 december 1988 wordt voor de Duitstalige Gemeenschap een hoofdstuk IIter ingevoegd, luidend als volgt : « HOOFDSTUK IIter. - Regels betreffende de gesubsidieerde contractuelen in de Duitstalige Gemeenschap

Artikel 101quater.In afwijking van artikel 93, lid 3, a) mogen de verenigingen zonder winstgevend doel gesubsidieerde contractuelen tewerkstellen, voor zover hoofdzakelijk vertegenwoordigers van de gemeente aan de oprichting ervan deelnemen en in hun raad van beheer de meerderheid van de leden vormen. »

Art. 2.Wijziging van het decreet van 5 februari 1998 Artikel 3, 1°, van het decreet van 5 februari 1998 houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende het tewerkstellingsbeleid wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° op elk ogenblik van de dag of de nacht, zonder voorafgaande verwittiging, vrij binnentreden in alle werkplaatsen of andere lokalen die aan hun toezicht onderworpen zijn of waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat daar personen tewerkgesteld worden die onderworpen zijn aan wettelijke bepalingen op de naleving waarvan zij toezicht moeten houden.

De bewoonde lokalen mogen ze echter slechts met de voorafgaande machtiging van de rechter van de politierechtbank binnendringen ».

Art. 3.Opheffing van het decreet van 31 mei 1990 Het decreet van het Waalse Gewest van 31 mei 1990 houdende instelling van een programma tot bevordering van de werkgelegenheid dat bijzonder bestemd is voor langdurige werklozen in de niet-commerciële sector, gewijzigd bij de decreten van het Waalse Gewest van 19 mei 1994 en 1 april 1999, en de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgeheven.

Art. 4.Subsidies toegekend aan organisaties die gesubsidieerde contractuelen tewerkstellen In het kader van de te dien einde beschikbare begrotingsmiddelen en van een met de rechthebbende af te sluiten overeenkomst ka de Regering aan organisatie die gesubsidieerde contractuelen tewerkstellen, een bijkomende subsidie voor de personeelskosten toekennen. Afdeling 2. - Gelijke behandeling op de arbeidsmarkt

Art. 5.Directe discriminatie Artikel 2, § 1, 6°, van het decreet van 17 mei 2004 betreffende de garantie van een gelijke behandeling op de arbeidsmarkt wordt vervangen door de volgende bepaling : « 6° directe discriminatie : er is sprake van directe discriminatie wanneer iemand op grond van geslacht, een zogenaamd ras, huidskleur, afstamming, nationale of etnische afkomst, taal, seksuele geaardheid, burgerlijke stand, geboorte, fortuin, leeftijd, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap, of sociale afkomst ongunstiger wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld ».

Art. 6.Indirecte discriminatie Artikel 2, § 1, 7°, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : « 7° indirecte discriminatie : er is sprake van indirecte discriminatie wanneer ogenschijnlijk neutrale bepalingen, maatstaven of handelwijzen personen van een bepaald geslacht, een zogenaamd ras, huidskleur, afstamming, nationale of etnische afkomst, taal, seksuele geaardheid, burgerlijke stand, geboorte, fortuin, leeftijd, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap, of sociale afkomst in vergelijking met andere personen bijzonder kunnen benadelen, tenzij die bepalingen, maatstaven of handelwijzen objectief worden gerechtvaardigd door een legitiem doel, waarbij de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk moeten zijn ».

Art. 7.Gelijkstellingen Artikel 5, § 2, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2. Intimidatie - t.w. elk ongewenst gedrag dat verband houdt met geslacht, een zogenaamd ras, huidskleur, afstamming, nationale of etnische afkomst, taal, seksuele geaardheid, burgerlijke stand, geboorte, fortuin, leeftijd, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap, of sociale afkomst en tot doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de betrokken persoon wordt aangetast en een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd - wordt met directe discriminatie gelijkgesteld. »

Art. 8.Voorwaarden en criteria Artikel 6 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 6.Voorwaarden en criteria Wat de gebieden » beroepsoriëntering », " beroepskeuzevoorlichting "," beroepsopleiding en -vervolmaking ", " omscholing ", " loopbaanbegeleiding " en " arbeidsbemiddeling " betreft, is het verboden in de voorwaarden of criteria naar geslacht, een zogenaamd ras, huidskleur, afstamming, nationale of etnische afkomst, taal, seksuele geaardheid, burgerlijke stand, geboorte, fortuin, leeftijd, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap, of sociale afkomst te verwijzen of in die voorwaarden of criteria als criteria kenmerken op te nemen die, zelfs zonder uitdrukkelijke verwijzing naar geslacht, een zogenaamd ras, huidskleur, afstamming, nationale of etnische afkomst, taal, seksuele geaardheid, burgerlijke stand, geboorte, fortuin, leeftijd, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap, of sociale afkomst tot discriminatie leiden. »

Art. 9.Informatie of publiciteit Artikel 7 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 7.Informatie of publiciteit In de informatie of de publiciteit is het verboden de beroepsoriëntering, de beroepskeuzevoorlichting, de beroepsopleiding en -vervolmaking, de omscholing, de loopbaanbegeleiding en de arbeidsbemiddeling voor te stellen als meer in het bijzonder geschikt voor een bepaalde groep personen op grond van een bepaald geslacht, een zogenaamd ras, huidskleur, afstamming, nationale of etnische afkomst, taal, seksuele geaardheid, burgerlijke stand, geboorte, fortuin, leeftijd, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap, of sociale afkomst discriminatiekenmerk. »

Art. 10.Weigering of verzwaring van de toegang tot de beroepsoriëntering, de beroepskeuzevoorlichting, de beroepsopleiding en -vervolmaking,, de omscholing, de loopbaanbegeleiding en de arbeidsbemiddeling Artikel 8 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 8.Weigering of verzwaring van de toegang tot de beroepsoriëntering, de beroepskeuzevoorlichting, de beroepsopleiding en -vervolmaking,, de omscholing, de loopbaanbegeleiding en de arbeidsbemiddeling Het is verboden de toegang tot de beroepsoriëntering, de beroepskeuzevoorlichting, de beroepsopleiding en -vervolmaking, de omscholing, de loopbaanbegeleiding en de arbeidsbemiddeling wegens kenmerken te weigeren of te verzwaren direct of indirect verband houden met geslacht, een zogenaamd ras, huidskleur, afstamming, nationale of etnische afkomst, taal, seksuele geaardheid, burgerlijke stand, geboorte, fortuin, leeftijd, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap, of sociale afkomst. »

Art. 11.Verbod van discriminatie bij de toegang tot opleiding Artikel 10 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 10.Verbod van discriminatie bij de toegang tot opleiding Voor de toegang tot opleiding is het verboden uiteenlopende voorwaarden op te leggen die op geslacht, een zogenaamd ras, huidskleur, afstamming, nationale of etnische afkomst, taal, seksuele geaardheid, burgerlijke stand, geboorte, fortuin, leeftijd, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap, of sociale afkomst steunen. »

Art. 12.Verbod van discriminatie bij het behalen of uitreiken van alle soorten diploma's Artikel 11 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 11.Verbod van discriminatie bij het behalen of uitreiken van alle soorten diploma's.

Voor het behalen of uitreiken van alle soorten diploma's, brevetten, getuigschriften of titels is het verboden uiteenlopende voorwaarden op te leggen die op geslacht, een zogenaamd ras, huidskleur, afstamming, nationale of etnische afkomst, taal, seksuele geaardheid, burgerlijke stand, geboorte, fortuin, leeftijd, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap, of sociale afkomst steunen. »

Art. 13.Positieve maatregelen Artikel 12 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 12.Positieve maatregelen Niettegenstaande het beginsel van gelijke behandeling kunnen specifieke maatregelen worden getroffen of gehandhaafd die ertoe bijdragen de volledige gelijkheid in het beroepsleven te waarborgen door nadelen te voorkomen of te compenseren die verband houden met geslacht, een zogenaamd ras, huidskleur, afstamming, nationale of etnische afkomst, taal, seksuele geaardheid, burgerlijke stand, geboorte, fortuin, leeftijd, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap, of sociale afkomst. »

Art. 14.Beschermingsmaatregelen in het kader van de arbeidsbetrekkingen In hetzelfde decreet wordt een artikel 19bis ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 19bis Beschermingsmaatregelen in het kader van de arbeidsbetrekkingen § 1. Wanneer, in het kader van de arbeidsverhoudingen, een klacht wordt ingediend door of ten voordele van een persoon wegens een overtreding van de bepalingen van dit decreet mag de werkgever geen nadelige maatregelen treffen ten aanzien van deze persoon, behalve om redenen die vreemd zijn aan de klacht. § 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder « nadelige maatregel » onder meer verstaan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, de eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden of een nadelige maatregel getroffen na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. § 3. In de zin van dit artikel wordt onder de uitdrukking « een klacht indienen » verstaan : 1° een met redenen omklede klacht ingediend door de betrokkene op het vlak van de onderneming of de dienst die haar tewerkstelt;2° een met redenen omklede klacht ingediend ten voordele van de betrokkene door de in artikel 20, lid 1, van dit decreet vermelde organisaties of verenigingen bij de onderneming of de dienst die haar tewerkstelt;3° een rechtsvordering ingesteld door de betrokkene bij het bevoegde rechtscollege.4° een rechtsvordering ingesteld ten voordele van de betrokkene door de in artikel 20, lid 1, van dit decreet vermelde organisaties of verenigingen bij het bevoegde rechtscollege. In de zin van het in het voorafgaande lid, onder de punten 1° en 2°, vermelde begrip « met redenen omklede klacht » wordt verstaan een gedateerde, ondertekende en bij post ter kennis gebrachte aangetekende brief waarin de feiten van de vermeende discriminatie worden uiteengezet. § 4. Wanneer de werkgever nadelige maatregelen treft ten aanzien van de persoon binnen de twaalf maanden na het indienen van de klacht, valt de bewijslast dat de nadelige maatregelen werden getroffen om redenen die vreemd zijn aan de klacht, ten laste van de verweerder.

Indien een rechtsvordering door of ten voordele van de betrokkene vóór het bevoegde rechtscollege werd ingesteld, wordt de in het vorige lid vermelde periode van twaalf maanden verlengd tot drie maanden na de dag waarop de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is getreden. § 5. Wanneer de werkgever overeenkomstig § 1 een nadelige maatregel treft ten aanzien van de betrokkene, verzoekt die persoon of de organisatie of vereniging die haar vertegenwoordigt, haar opnieuw in de onderneming, de dienst of in de functie op te nemen onder dezelfde voorwaarden als voorheen.

Het verzoek wordt bij aangetekende brief binnen dertig dagen na de betekening van de het ontslag met of zonder opzeggingstermijn of van de eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden ingediend. De werkgever moet zich binnen dertig dagen na de betekening van het verzoek erover uitspreken.

De werkgever die de persoon opnieuw in de onderneming, de dienst of de functie opneemt onder dezelfde voorwaarden als voorheen, moet de wegens ontslag of wijziging van de arbeidsvoorwaarden gederfde beloning betalen en de desbetreffende werkgevers- en werknemersbijdragen storten.

Deze paragraaf is niet van toepassing op de nadelige maatregel die na de beëindiging van de arbeidsbetrekking wordt getroffen. § 6. Wanneer de persoon niet opnieuw in de dienst wordt opgenomen overeenkomstig § 5, lid 1, en werd er geoordeeld dat de nadelige maatregel in overtreding is met de bepalingen van § 1, dan moet de werkgever aan de betrokkene een vergoeding betalen die, naar keuze van die persoon, gelijk is hetzij aan een forfaitair bedrag dat overeenstemt met de bruto beloning voor zes maanden, hetzij aan de werkelijk door de betrokkene geleden schade; in laatstgenoemd geval moet de betrokkene de omvang van de geleden schade bewijzen. § 7. De werkgever is verplicht dezelfde vergoeding uit te betalen, zonder dat de betrokken persoon of de organisatie, vereniging of instelling die haar vertegenwoordigt het in § 5 bedoelde verzoek moet indienen : 1° wanneer het bevoegde rechtscollege de feiten van vermeende discriminatie, die het voorwerp van de klacht uitmaken, bewezen acht;2° wanneer de betrokkene de arbeidsbetrekking verbreekt, omdat het gedrag van de werkgever in strijd is met § 1, wat volgens de betrokkene een reden is om de arbeidsbetrekking zonder opzegging of vóór het verstrijken ervan te verbreken;3° wanneer de werkgever de arbeidsbetrekking heeft beëindigd om een dringende reden, op voorwaarde dat het bevoegde rechtscollege deze beëindiging voor ongegrond houdt en in strijd met de bepalingen van § 1 heeft geacht. § 8. Wanneer de nadelige maatregel na de beëindiging van de arbeidsbetrekking wordt getroffen en in strijd is met § 1, moet de werkgever aan het slachtoffer ervan de in § 6 bedoelde schadevergoeding betalen. § 9. De in dit artikel bedoelde bescherming is eveneens van toepassing op de personen die in het kader van de overeenkomstig § 3 ingediende klachten als getuige optreden. § 10. De bepalingen van dit artikel zijn eveneens van toepassing op andere personen dan werkgevers die om het even welke vorm gezag op de betrokkenen kunnen uitoefenen.

Art. 15.Beschermingsmaatregelen buiten het kader van de arbeidsbetrekkingen In hetzelfde decreet wordt een artikel 19ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 19ter.Beschermingsmaatregelen buiten het kader van de arbeidsbetrekkingen § 1. Wanneer, buiten het kader van de arbeidsbetrekkingen, een klacht wordt ingediend door of ten voordele van een persoon wegens een overtreding van de bepalingen van dit decreet mag de aangeklaagde persoon geen nadelige maatregelen treffen ten aanzien van de verzoekende persoon, behalve om redenen die vreemd zijn aan de klacht. § 2. In de zin van dit artikel wordt onder de uitdrukking « een klacht indienen » verstaan : 1° een met redenen omklede klacht ingediend door de betrokkene bij de intermediaire organisatie;2° een met redenen omklede klacht ingediend ten voordele van de betrokken persoon door de in artikel 20, lid 1, van dit decreet vermelde organisaties of verenigingen bij de onderneming of de dienst die haar tewerkstelt;3° een rechtsvordering ingesteld door de betrokkene bij het bevoegde rechtscollege.4° een rechtsvordering ingesteld ten voordele van de betrokkene door de in artikel 20, lid 1, van dit decreet vermelde organisaties of verenigingen bij het bevoegde rechtscollege. In de zin van het in het voorafgaande lid, onder de punten 1° en 2°, vermelde begrip « met redenen omklede klacht » wordt verstaan een gedateerde, ondertekende en bij post ter kennis gebrachte aangetekende brief waarin de feiten van de vermeende discriminatie worden uiteengezet. § 3. Wanneer een nadelige maatregel getroffen wordt ten aanzien van de betrokkene binnen de twaalf maanden na het indienen van de klacht, valt de bewijslast dat de nadelige maatregelen werden getroffen om redenen die vreemd zijn aan de klacht, ten laste van de verweerder.

Indien een rechtsvordering door of ten voordele van de betrokkene werd ingesteld, wordt de in het vorige lid bepaalde periode van twaalf maanden verlengd tot drie maanden na de dag waarop de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is getreden. § 4. Wanneer geoordeeld wordt dat de nadelige maatregel in strijd is met de bepalingen van § 1, dan moet de dader van de discriminatie aan de betrokkene een vergoeding betalen die, naar keuze van die persoon, gelijk is hetzij aan een forfaitair bedrag van 650 EUR hetzij aan de werkelijk door de persoon geleden schade; in laatstgenoemd geval moet de betrokkene de omvang van de geleden schade bewijzen. § 5. De in dit artikel bepaalde bescherming is eveneens van toepassing op de personen die in het kader van de overeenkomstig § 2 ingediende klachten optreden als getuige. § 6. Op verzoek van de verweerder kan het rechtscollege waarbij de zaak overeenkomstig § 2 aanhangig is gemaakt, de in § 3 bepaalde termijnen verkorten. »

Art. 16.Mogelijkheid toegestaan aan organisaties om in rechte op te treden In artikel 20, lid 1, 1°, van hetzelfde decreet worden de woorden « sedert ten minste vijf jaar » geschrapt. Afdeling 3. - Dienst voor arbeidsbemiddeling

Art. 17.Wijziging van het decreet van 17 januari 2000 tot oprichting van een dienst voor arbeidsbemiddeling in de Duitstalige Gemeenschap Artikel 2 van het decreet van 17 januari 2000 tot oprichting van een dienst voor arbeidsbemiddeling in de Duitstalige Gemeenschap wordt met een § 5 aangevuld, luidend als volgt : « § 5. De Regering kan kadervoorwaarden vastleggen voor de uitvoering van de in dit artikel vermelde opdrachten. » HOOFDSTUK II. - Gezondheid en sociale aangelegenheden

Art. 18.Interlandelijke adoptie Artikel 1, 1°, van het decreet van 21 december 2005 betreffende de adoptie wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. interlandelijke adoptie : elke gewone of volle adoptie van een persoon die - van zijn staat van herkomst door één of meerdere personen naar België is, wordt of moet worden gebracht, zij het na haar adoptie in deze staat door één of meerdere personen die haar/hun gebruikelijke woonplaats in België heeft/hebben, of met het oog op een dergelijke adoptie in België of in deze staat, of - die haar gebruikelijke woonplaats in België heeft en naar een andere staat is, wordt of moet worden gebracht, zij het na haar adoptie in België door één of meerdere personen die haar/hun gebruikelijke woonplaats in deze andere staat heeft/hebben, of met het oog op een dergelijke adoptie in België of in deze andere staat, of - die in België verblijft, zonder gemachtigd te zijn er zich te vestigen of er langer dan drie maanden te verblijven, ten einde er te worden geadopteerd door één persoon of meerdere personen die er haar/hun gewone verblijfplaats heeft/hebben. »

Art. 19.Adoptie Artikel 13 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 13.Zodra de afstandouders voor het kind geen zorg meer dragen en zolang zij hun toestemming niet geven voor de terbeschikkingstelling van het kind met het oog op adoptie, zoals bedoeld in artikel 348-4 van het Burgerlijk Wetboek, treft de centrale autoriteit in het kader van de door de Regering vastgelegde voorwaarden elke voor het belang van het kind geschikte maatregel.

Elke dienst die geïnformeerd is dat ouders een kind ter beschikking willen stellen met het oog op adoptie, verwittigt onmiddellijk de centrale autoriteit; »

Art. 20.Wijziging van het decreet van 9 mei 1988 Artikel 6bis van het decreet van 9 mei 1988 tot overname van sommige personeelsleden van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn en tot regeling van het herbergen van kinderen tot twaalf jaar, ingevoegd bij het decreet van 21 januari 1991 en gewijzigd bij het decreet van 20 februari 2006 wordt gewijzigd als volgt : - § 1, lid 2, wordt met de volgende bepaling aangevuld : « 4° de ontvangsten die voortvloeien uit de toepassing van de artikelen 9, 11, 17, § 6, 25 en 27 van het decreet van 21 december 2005 betreffende de adoptie. »; - § 2 wordt aangevuld als volgt : « Bovendien kunnen de middelen van het Fonds worden gebruikt om de kosten ten laste te nemen die in het kader van een interne adoptie ontstaan. »

Art. 21.Noodopvang Artikel 21 van het decreet van 9 mei 1994 houdende de erkenning van inrichtingen die personen in een noodtoestand voorlopig opnemen en begeleiden en houdende toekenning van toelagen met het oog op de onteigening, de aankoop, de bouw, de huur, de reparatie en de uitrusting van noodopvangwoningen wordt opgeheven.

Art. 22.OCMW's In artikel 12 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1988 en 5 augustus 1992 alsmede bij het decreet van 19 september 2006, worden de woorden « volgend op de installatie van de gemeenteraad » geschrapt zonder vervangen te worden.

Art. 23.Dienst van de personen met een handicap Artikel 7 van het decreet van 19 juni 1990 houdende oprichting van een « Dienststelle der Deutschsprachige Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung » (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap), gewijzigd bij de decreten van 16 december 2003 en 17 mei 2004, wordt aangevuld met het volgende lid : « Een door de Regering aangewezen vertegenwoordiger van de bevoegde afdeling van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap is lid met raadgevende stem van de raad van bestuur. »

Art. 24.Jeugdbijstand Artikel 8, § 1, van het decreet van 20 maart 1995 over jeugdbijstand wordt aangevuld met het volgende lid : « In afwijking van lid 2 blijven de door het besluit van de Regering van 23 augustus 2001, gewijzigd bij de besluiten van 19 mei 2003 en 26 april 2005, aangewezen leden van de Raad voor jeugdbijstand hun mandaat uitvoeren tot een door de Regering vastgelegde datum. »

Art. 25.Gezondheidspromotie Artikel 8, § 2, van het decreet van 1 juni 2004 betreffende de gezondheidspromotie, gewijzigd bij het decreet van 21 maart 2005, wordt aangevuld als volgt : « - één vertegenwoordiger van de Afdeling van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd inzake Culturele Aangelegenheden ». HOOFDSTUK III. - Media

Art. 26.Mededelingsplicht Artikel 30 van het decreet van 27 juni 2005 over de radio-omroep en de filmvoorstellingen wordt aangevuld met de volgende leden : « Het voornemen om geleverde programmaonderdelen te overnemen dient bij de aanvraag tot erkenning te worden gevoegd. Wijzigingen of stopzetting van deze overname moeten aan de Regering en aan de Mediaraad ten minste vier maanden vóór de wijziging of de beëindiging worden medegedeeld.

De overname van programma's bestaande uit doorlopende muziek is verboden. »

Art. 27.Koppeling van lokale radio's in een netwerk § 1. Artikel 32, 2°, tweede zin, van hetzelfde decreet, wordt vervangen door de volgende bepaling : « De overige programmaonderdelen kunnen hetzij in samenwerking met andere erkende lokale radio's hetzij uit hun eigen productie worden overgenomen of door derden worden geleverd. » en aangevuld met de volgende bepaling : « Het is echter verboden dat a) meerdere lokale radio's programmaonderdelen van dezelfde derde persoon uitzenden;b) dat lokale radio's programmaonderdelen van een overeenkomstig dit decreet erkende regionale radio uitzenden.» § 2. Artikel 33 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 28.Must carry In artikel 81 van hetzelfde decreet wordt een §3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 3. Om de drie jaar en voor het eerst op 31 maart 2008 gaat de beslissingskamer na of de in dit artikel bedoelde verplichtingen nageleefd worden. Deze bepaling dient tot de omzetting van artikel 31, lid 1, van de Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische communicatienetwerken en -diensten (Universele dienstrichtlijn). »

Art. 29.Beslissingskamer Artikel 110, lid 1, van hetzelfde decreet wordt aangevuld als volgt : « 4° de door de Duitstalige Gemeenschap toegekende jaarlijkse dotatie waarvan de uitbetalingsmodaliteiten van artikel 2 van het programmadecreet van 4 maart 1996 kunnen afwijken. »

Art. 30.Samenstelling van de advieskamer Artikel 111, § 1, lid 2, 5°, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : « 5° één lid per geregistreerde exploitant van elektronische communicatienetwerken of aanbieder van elektronische communicatiediensten, op de voordracht van de exploitant of aanbieder. » HOOFDSTUK IV. - Monumentenzorg

Art. 31.Secretariaat van de Commissie voor de bescherming van Monumenten en Landschappen Artikel 3, lid 2, van het decreet van 14 maart 1994 betreffende de Koninklijke Commissie van de Duitstalige Gemeenschap voor de Bescherming van Monumenten en Landschappen wordt vervangen door de volgende bepaling : « Het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap staat in voor het secretariaat en de technische advisering. »

Art. 32.Adviestermijn In artikel 5 van hetzelfde decreet wordt het cijfer « 45 » vervangen door het cijfer « 30 ». HOOFDSTUK V. - Jeugd- en volwassenenvorming

Art. 33.Aantal creatieve ateliers per gemeente Artikel 1, lid 1, van het decreet van 16 december 2003 betreffende de bevordering van creatieve ateliers wordt aangevuld met volgende bepaling : « De Regering mag niet meer dan één creatieve atelier per gemeente subsidiëren. Het creatief atelier moet zijn zetel in de betrokken gemeente hebben ».

Art. 34.Vermijding van dubbele aanbiedingen Artikel 3 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : - in 1° wordt de passus « in het Duitse taalgebied » vervangen door de passus « in de betrokken gemeente »; - in 4° wordt het woord « infrastructuur » vervangen door de woorden « vaste infrastructuur in de betrokken gemeente »; - een punt 10° wordt ingevoegd, luidend als volgt : « 10° zich van andere door de Duitstalige Gemeenschap ondersteunde culturele en recreatieve aanbiedingen onderscheiden. »

Art. 35.Artikel 2, lid 2, van het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten, ingevoegd bij het decreet van 7 januari 2002, wordt vervangen door volgend lid : « Bovendien kunnen de vakbondspremies ten belope van 54,54 EUR en de terugbetaling van de vervoerskosten ten belope van 50% van het sociaal abonnement als subsidieerbare personeelskosten beschouwd worden. » HOOFDSTUK VI. - Toerisme

Art. 36.Vergoedingen voor hotelinrichtingen Artikel 30, 4°, van het decreet van 9 mei 1994 over de logiesverstrekkende inrichtingen en hotelinrichtingen wordt opgeheven.

Art. 37.Toezicht op de hotelinrichtingen Artikel 32, § 1, lid 1, van hetzelfde decreet wordt met een tweede zin aangevuld, luidend als volgt : « In de zin van dit decreet verstaat men onder « beambte » de ambtenaren en de contractuelen van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap. ».

Art. 38.Informatiebureaus Artikel 9, lid 3, van het decreet van 17 februari 2003 betreffende de erkenning en bevordering van de verfraaiingscomités, verenigingen voor het vreemdelingenverkeer en van de koepelverenigingen ervan, alsmede van de informatiebureaus en informatiepunten wordt met het volgende lid aangevuld : « Bovendien mag de Regering niet meer dan twee informatiebureaus subsidiëren voor de gemeenten Eupen, Raeren, Kelmis en Lontzen en twee voor de gemeenten Sankt Vith, Amel, Burg-Reuland, Bütgenbach en Büllingen. »

Art. 39.Toelagen voor maatregelen inzake voortgezette opleiding In hetzelfde decreet wordt een nieuw artikel 13bis ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 13bis Toelagen voor maatregelen inzake voortgezette opleiding Jaarlijks wordt aan de inrichtende machten van een informatiebureau een toelage toegekend voor maatregelen inzake voortgezette opleiding van het daar tewerkgesteld personeel. De toelage beloopt ten hoogste 50% van de werkelijk verrichte en bewezen uitgaven terzake met een maximumbedrag van 2.000 EUR. Jaarlijks wordt aan de inrichtende machten van een informatiepunt een toelage toegekend voor maatregelen inzake voortgezette opleiding van het daar tewerkgesteld personeel. De toelage beloopt ten hoogste 50 % van de werkelijk verrichte en bewezen uitgaven terzake met een maximumbedrag van 500 EUR. ».

Art. 40.Subsidiëringsmodaliteiten In artikel 14 van hetzelfde decreet wordt de passus « 12 en 13 » vervangen door « 12, 13 en 13bis ».

Art. 41.Blusapparaten Artikel 8, § 2, lid 1, van het decreet van 9 mei 1994 over het kamperen en de kampeerterreinen wordt vervangen door de volgende bepaling : « De blusapparaten bedoeld in § 1, 1°, moeten aan elementaire vereisten inzake veiligheid voldoen.

Het bewijs dat aan deze vereisten wordt voldaan, kan worden geleverd als volgt : 1 ° blusapparaten die vóór 29 mei 1997 op de markt werden gebracht moeten : - als ze in België zijn vervaardigd, van de BENOR-label voorzien zijn; - als ze in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap zijn vervaardigd, aan de in de betrokken staat vigerende voorschriften inzake controle- en classificatiemethoden en aan de voorwaarden m.b.t. de precieze kenmerken van het blusapparaat, zoals samenstelling en grootte, voldoen; 2° blusapparaten die na 29 november 1999 op de markt werden gebracht, moeten van de CE-markering en de verklaring van overeenstemming worden voorzien overeenkomstig de richtlijn 97/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 mei 1997 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende drukapparatuur en de norm EN3 conform zijn;3° voor blusapparaten die tussen 29 mei 1997 en 29 november 1999 op de markt zijn gebracht, moet het bewijs naar keuze overeenkomstig 1° of 2° worden geleverd. Bovendien moeten de blusapparaten jaarlijks door een deskundige worden gecontroleerd. » HOOFDSTUK VII. - Sport

Art. 42.Statuut van de sportschutters Artikel 14, lid 1, van het decreet van 20 november 2006 over het statuut van de sportschutters wordt vervangen door de volgende bepaling : « Sportschutters die, bij de inwerkingtreding van dit decreet, sinds ten minste 5 jaar actief lid zijn van een schietclub, beschikken over een termijn van 12 maanden om de sportschutterslicentie aan te vragen.

In dit geval reikt de federatie de licentie op voorlegging van de in artikel 7 vermelde documenten uit; het getuigschrift van welslagen voor de proeven kan daarbij worden vervangen door het bewijs van de vaardigheid om met een wapen in alle veiligheid om te gaan, welke door de federatie wordt getoetst. » HOOFDSTUK VIII. - Infrastructuur

Art. 43.Installaties voor de zuivering van afvalwater Artikel 2, lid 1, van het decreet betreffende de Infrastructuur van 18 maart 202, gewijzigd bij de decreten van 21 maart 2005 en 20 februari 2006, wordt aangevuld met de volgende bepaling : « 10° installaties voor de zuivering van afvalwater. »

Art. 44.Wijziging van artikel 10 van het decreet betreffende de infrastructuur Artikel 10, lid 1, van hetzelfde decreet wordt vervangen de volgende bepaling : « Om subsidieerbaar te zijn, moet een infrastructuurproject in het infrastructuurplan zijn opgenomen, met uitzondering van het in artikel 2, lid 1, 6°, bepaald infrastructuurproject en van de in de artikelen 36 à 38 vermelde infrastructuurprojecten m.b.t. kampeerterreinen, hotelinrichtingen en vakantiewoningen. »

Art. 45.Wijziging van artikel 11 van het decreet betreffende de infrastructuur Artikel 11, lid 1, van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : - onder punt 1° worden de woorden « en kampeerterreinen » geschrapt zonder vervangen te worden; - er wordt een punt 1bis ingevoegd, luidend als volgt : « 1bis de in artikel 2, lid 1, 1° en 3° tot 10°, vermelde infrastructuurprojecten m.b.t. kampeerterreinen. »

Art. 46.Wijziging van artikel 17 van het decreet betreffende de infrastructuur Artikel 17 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 3 februari 2003, 21 maart 2005 en 20 februari 2006, wordt gewijzigd als volgt : - in § 1, lid 1, wordt de passus « 7° tot 9° » vervangen door « 7 tot 10° »; - § 3, lid 2, wordt aangevuld met het volgende zinsdeel : « alsmede op de in de artikelen 36, 37 en 38 vermelde premies voor kampeerterreinen, hotelinrichtingen en vakantiewoningen. »

Art. 47.Wijziging van artikel 24 van het decreet betreffende de infrastructuur In artikel 24, § 2, lid 3, wordt de datum « 30 september » vervangen door de datum « 15 september ».

Art. 48.Aanvraag om premies voor kampeerterreinen, hotelinrichtingen en vakantiewoningen Hoofdstuk I, afdeling 5, wordt aangevuld met een onderafdeling 3, die artikel 24bis omvat : « Onderafdeling 3. - Procédure voor de aanvraag om premies voor kampeerterreinen, hotelinrichtingen en vakantiewoningen Artikel 24bis Premies voor kampeerterreinen, hotelinrichtingen en vakantiewoningen § 1 In afwijking van de artikelen 19 tot 23 zijn de volgende regels van toepassing op de aanvraag om de in de artikelen 36 to 38 vermelde premies : De aanvrager dient bij de Regering een premieaanvraag in die volgende documenten moet omvatten : 1° gegevens m.b.t. de identiteit van de aanvrager; 2° een eigendomsbewijs of een afschrift van het huurcontract, het erfpachtverdrag of het opstalverdrag met betrekking tot de bedoelde onroerende goederen;3° een nauwkeurige beschrijving van de geplande werken alsmede het bewijs dat het project nuttig is en dat er een behoefte aan bestaat;4° het bewijs dat de BTW eventueel aftrekbaar is;5° het bewijs dat gezorgd wordt voor de financiering van het gedeelte van de uitgaven dat niet door de premie van de Duitstalige Gemeenschap gedekt is, alsmede voor de terugbetaling van de premie;6° de kostenramingen of het bestek met een omstandige kostenraming. Na ontvangst van het ontvangstbewijs van de volledige aanvraag kan de aanvrager met de werken beginnen zonder het recht op een premie te verliezen. § 2. De Regering beslist over de aanvraag en kent desgevallend haar belofte voor een maximale premie toe. Deze wordt desgevallend op grond van de eindrekening aangepast. »

Art. 49.Kampeerterreinen Artikel 36 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 36.In afwijking van de artikelen 1, 4, 14, 16 en 18, § 2, kent de Regering voor infrastructuurprojecten m.b.t. kampeerterreinen premies toe die binnen 10 jaar na de uitbetaling ervan overeenkomstig de in artikel 39 bepaalde voorwaarden moeten worden terugbetaald.

Slechts de in artikel 2, lid 1, 1 °, en 3° tot 10°, vermelde infrastructuurprojecten komen in aanmerking voor de toekenning van een premie voor kampeerterreinen.

Voor projecten waarvan de globale kosten tot 500.000 EUR bedragen, beloopt deze premie 30% van het totaal bedrag der aanneembare uitgaven met een maximum van 50.000 EUR. Voor projecten waarvan de globale kosten meer dan 500.000 EUR bedragen, beloopt deze premie 100.000 EUR. Voor éénzelfde kampeerterrein kan een andere premie slechts worden toegekend, als ten minste drie achtsten van de voorafgaande premie zijn terugbetaald. »

Art. 50.Hotelinrichtingen Artikel 37 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 37.In afwijking van de artikelen 1, 4, 14, 16 en 18, § 2, kent de Regering voor infrastructuurprojecten m.b.t. hotelinrichtingen premies toe die binnen 10 jaar na de uitbetaling ervan overeenkomstig de in artikel 39 bepaalde voorwaarden moeten worden terugbetaald.

Slechts de in artikel 2, lid 1, 1°, en 3° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten komen in aanmerking voor de toekenning van een premie, en dit uitsluitend voor hotelinrichtingen en vakantiewoningen waarvan elke kamer over bad en WC beschikt.

Voor projecten waarvan de globale kosten tot 500.000 EUR bedragen, beloopt de premie 30% van het totaal bedrag der aanneembare uitgaven met een maximum van 50.000 EUR. Voor projecten waarvan de globale kosten meer dan 500.000 EUR bedragen, beloopt deze premie 100.000 EUR. Voor éénzelfde hotelinrichting kan een andere premie slechts worden toegekend, als ten minste drie achtsten van de voorafgaande premie zijn terugbetaald. »

Art. 51.Vakantiewoningen Artikel 38 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 38.In afwijking van de artikelen 1, 4, 14, 16 en 18, § 2, kent de Regering voor infrastructuurprojecten m.b.t. vakantiewoningen premies toe die binnen 10 jaar na de uitbetaling ervan overeenkomstig de in artikel 39 bepaalde voorwaarden moeten worden terugbetaald.

Slechts de in artikel 2, lid 1, 1 °, en 3 ° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten komen in aanmerking voor de toekenning van een premie.

De premie voor vakantiewoningen wordt slechts toegekend als : - de aanvrager geen handelsvennootschap is: - de globale kosten van het project ten minste 25.000 EUR bedragen; - de vakantiewoning ten minste in de catégorie « 3 korenaren » is ingedeeld of, na de werken waarvoor de premie is aangevraagd, ten minste aan de voorwaarden voor de indeling in deze categorie zal voldoen.

De premie voor vakantiewoningen bedraagt 7.500 EUR. Deze premie wordt slechts één keer per autonome vakantiewoning toegekend. Deze premies worden voor maximum vijf vakantiewoningen aan een aanvrager toegekend. Samenwonende personen gelden als één aanvrager. »

Art. 52.Terugbetaling van de premies voor kampeerterreinen, hotelinrichtingen en vakantiewoningen In hetzelfde decreet wordt een artikel 38bis ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 38bis Terugbetaling van de premies voor kampeerterreinen, hotelinrichtingen en vakantiewoningen Elk jaar vóór 31 oktober, echter ten laatste vóór 31 oktober van het derde kalenderjaar na de uitbetaling van het totaal bedrag der in de artikelen 36 tot 38 vermelde premies, betaalt de begunstigde ten minste één achtste van de premie terug, verhoogd met 1,5 % van het effectief saldo van de schuld, vóór de uitbetaling van de overeenstemmende schijf.

Verwijlinteresten berekend tegen de wettelijke rentevoet worden verschuldigd, zodra de betalingsachterstand m.b.t. de schijf 30 kalenderdagen overschrijdt. »

Art. 53.Wijziging van het besluit van 4 februari 2003 De artikelen 22 en 23 van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 4 februari 2003 houdende uitvoering van het decreet van 18 maart 2002 betreffende de infrastructuur worden opgeheven. HOOFDSTUK IX. - Plaatselijke overheden

Art. 54.Gemeentelijke dotatie Artikel 30 van het programmadecreet van 21 maart 2005 wordt vervangen als volgt : 1° in het eerste lid wordt het jaargetal « 2007 » vervangen door « 2008 »;2° het eerste lid wordt aangevuld met volgende leden : « Als de in het eerste lid bepaalde berekening tot gevolg heeft dat een gemeente meer dan 80 % van het gemiddeld bedrag per inwoner ontvangt, dan wordt de dotatie beperkt tot dit bedrag.Het inwonertal wordt berekend op 1 januari 2007.

Het overschot wordt onder de gemeenten met het laagste bedrag per inwoner verdeeld. Ten eerste ontvangt de gemeente met het laagste bedrag per inwoner het verschil t.o.v. de gemeente met het onmiddellijk hoger bedrag per inwoner. Daarna ontvangt telkens de gemeente met het laagste bedrag per inwoner het verschil t.o.v. de gemeente met het onmiddellijk hoger bedrag. » HOOFDSTUK X. - Begrotingsfondsen

Art. 55.Wijziging van het decreet van 17 januari 1994 houdende inrichting van bijkomende begrotingsfondsen van de Duitstalige Gemeenschap Artikel 1 van het decreet van 17 januari 1994 houdende inrichting van bijkomende begrotingsfondsen van de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij het decreet van 7 januari 2002, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 1.§ 1. Er wordt een Fonds voor de financiering van terugbetaalbare premies, kredieten en participaties ingericht. Dit fonds stemt overeen met een begrotingsfonds volgens artikel 45 van de wet op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd door het koninklijk besluit van 17 juli 1991. § 2. Het Fonds voor de financiering van terugbetaalbare premies, kredieten en participaties kan over ontvangsten beschikken die voortvloeien uit de verwezenlijking van de opdrachten van het fonds, voor zover zij wegens hun specificiteit niet eerder onder een ander begrotingsfonds moeten worden ingeschreven, inzonderheid : 1° de terugbetaling van de participaties of kredieten toegekend aan « Ostbelgieninvest » of aan andere handelsvennootschappen;2° de terugbetaling door de gewestelijke huisvestingsmaatschappij van de aan de erkende maatschappijen toegekende leningen;3° de op grond van het decreet van 18 maart 2002 betreffende de infrastructuur terugbetaalde premies;4° het deel van de globale dotatie waarin de ontvangstenbegroting van de Duitstalige Gemeenschap in de vorm van toegewezen ontvangsten voorziet om de opdrachten van dit fonds te vervullen;5° de opbrengst in winsten en renten of toegevoegde waarden voortvloeiend uit het beheer van deze middelen. § 3. Voor zover de eventuele uitgaven wegens hun specificiteit niet eerder onder een ander begrotingsfonds moeten worden ingeschreven, kunnen de financiële middelen van het Fonds voor de financiering van terugbetaalbare premies, kredieten en participaties gebruikt worden voor : 1° de betaling van de premies toegekend op grond van het decreet van 18 maart 2002 betreffende de infrastructuur;2° de betaling van participaties of kredieten aan handelsvennootschappen;3° de betaling van leningen of voorschotten aan inrichtingen, vzw's of overige inrichtende machten van prestaties verricht in opdracht van de Duitstalige Gemeenschap. § 4. De Regering van de Duitstalige Gemeenschap wijst een rekenplichtige aan. § 5. Jaarlijks geeft de Regering verslag van het beheer van het fonds aan het Parlement ter aanleiding van het voorleggen van de begroting. »

Art. 56.Wijziging van het decreet van 17 januari 1994 houdende inrichting van bijkomende begrotingsfondsen van de Duitstalige Gemeenschap De artikelen 2 en 3 van het decreet van 17 januari 1994 houdende inrichting van bijkomende begrotingsfondsen van de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij het programmadecreet van 7 januari 2002, worden opgeheven. HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen

Art. 57.Overgangsbepalingen Dit decreet is van toepassing op aanvragen m.b.t. de in de artikelen 36 tot 38 van het decreet van 18 maart 2002 betreffende de infrastructuur vermelde premies waarvoor nog geen vaste belofte is verleend op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet; het recht op een premie blijft behouden. zelfs wanneer de werken reeds vóór de inwerkingtreding van dit decreet zijn begonnen.

Art. 58.Inwerkingtreding Dit decreet treedt in werking de dag waarop het wordt aangenomen, met uitzondering van - de artikelen 1, 24, 33, 34, 35, 39 en 40, welke op l januari 2007 uitwerking hebben; - artikel 42, dat op 9 juni 2006 uitwerking heeft; - artikel 54, dat op 1 januari 2008 in werking treedt.

Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Eupen op 25 juni 2007.

K.-H. LAMBERTZ, Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Lokale Besturen.

B. GENTGES, Vice-Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme.

O. PAASCH, Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek.

I. WEYKMANS, Minister van Cultuur en Média, Monumentenzorg, Jeugd en Sport. _______ Nota (1) Zitting 2006-2007. Parlementaire stukken. - Voorstel van decreet, 98, nr. 1. - Voorstellen tot wijziging 98, nr. 2-6. - Verslag 98, nr. 7. - Voorstel tot wijziging van de door de commissie aangenomen tekst 98, nr. 8.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Zitting van 25 juni 2007.

^