Etaamb.openjustice.be
Overeenkomst
gepubliceerd op 04 april 1998

Overeenkomst inzake uitlevering tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend te Brussel op 27 april 1987 DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE en DE REGERING VAN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA In herinne Overwegende dat de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Regering van het Koninkrijk B(...)

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
1998015257
pub.
04/04/1998
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING


Overeenkomst inzake uitlevering tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend te Brussel op 27 april 1987 DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE en DE REGERING VAN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA In herinnering brengend het Verdrag tussen de overeenkomstsluitende Staten voor de wederkerige uitlevering van voortvluchtige misdadigers, ondertekend te Washington op 26 oktober 1901 en de Aanvullende Overeenkomsten tot uitlevering tussen de overeenkomstsluitende Staten, ondertekend te Washington op 20 juni 1935 en te Brussel op 14 november 1963;

Overwegende dat de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Regering van het Koninkrijk België de bepalingen van voornoemde Overeenkomst thans toepassen;

Geleid door de wens de samenwerking in de strijd tegen de misdadigheid tussen de twee Staten doeltreffender te maken en, te dien einde, een nieuwe uitleveringsovereenkomst van misdadigers te sluiten;

Zijn overeengekomen als volgt : Artikel 1 Verplichting tot uitleveren De overeenkomstsluitende Staten verbinden er zich toe om, volgens de bepalingen van deze Overeenkomst, aan elkaar personen uit te leveren die vervolgd worden, schuldig verklaard of veroordeeld zijn wegens een voor uitlevering vatbaar feit dat is gepleegd binnen jurisdictie van een van de overeenkomstsluitende Staten.

Artikel 2 Misdrijven die aanleiding geven tot uitlevering 1. Geeft aanleiding tot uitlevering, elk misdrijf dat, volgens de wetgeving van de twee overeenkomstsluitende Staten, bestraft wordt met een vrijheidsstraf waarvan de maximumduur groter is dan één jaar of met een strengere straf.2. Wanneer de uitlevering wordt gevraagd voor de tenuitvoerlegging van een uitgesproken straf, moet deze een vrijheidsberovende straf van ten minste één jaar of een strengere straf zijn.3. Geven eveneens aanleiding tot uitlevering : a) de poging om een van de in paragraaf 1 bedoelde misdrijven te plegen of de deelneming als mededader of medeplichtige van een persoon die een dergelijk misdrijf pleegt of poogt te plegen;of b) een vereniging van boosdoeners met het oogmerk om een van de in paragraaf I bedoelde misdrijven te plegen, zoals bepaald door de Belgische wet of een « conspiracy » met het doel een van die misdrijven te plegen, zoals bepaald in het in de Verenigde Staten geldend recht.4. Om te bepalen of een misdrijf aanleiding geeft tot uitlevering : a) houden de overeenkomstsluitende Staten alleen rekening met de constitutieve bestanddelen van het misdrijf dat strafbaar is volgens de wetgeving van de twee Staten;en b) beschouwen zij niet als een constitutief bestanddeel van een misdrijf strafbaar in de Verenigde Staten, een bestanddeel zoals het vervoer tussen de Staten van de Unie, het gebruik van de post of van elk ander middel dat invloed uitoefent op de handel tussen de Staten van de Unie of de buitenlandse handel, dergelijke bestanddelen dienend tot het vaststellen van de bevoegdheid van een federale rechtbank van de Verenigde Staten van Amerika;c) houden zij er geen rekening mee dat de respectievelijke wetgevingen het misdrijf niet in dezelfde categorie misdrijven onderbrengen of het misdrijf al of niet met dezelfde terminologie omschrijven.5. Indien de uitlevering werd toegestaan Voor een misdrijf dat aanleiding geeft tot uitlevering of voor de tenuitvoerlegging van een straf, wordt zij eveneens toegestaan : a) voor ieder ander misdrijf waarvan melding is gemaakt in het verzoek, zelfs indien dit misdrijf strafbaar is met een straf van minder dan een jaar gevangenisstraf;b) voor de tenuitvoerlegging van iedere andere in het verzoek tot uitlevering vermelde straf, met inbegrip van een geldboete, zelfs indien de strafmaat niet beantwoordt aan de in paragraaf 2 gestelde minimale voorwaarden; op voorwaarde dat aan alle andere voorwaarden voor de uitlevering is voldaan 6. De uitlevering zal niet worden toegestaan wanneer de verjaring van de strafvordering of van de straf bereikt is overeenkomstig de wet van de aangezochte Staat.Er wordt evenwel in de mate van het mogelijke rekening gehouden met de stuitings- en schorsingsdaden van de verjaring in de verzoekende Staat.

Artikel 3 Nationaliteit 1. De overeenkomstsluitende Staten zijn er niet toe gehouden hun eigen onderdanen uit te leveren;de Regering van de Verenigde Staten van Amerika kan haar eigen onderdanen evenwel uitleveren indien zij, gebruik makend van haar discretionaire macht, zulks passend acht. 2. Indien de uitlevering uitsluitend wordt geweigerd op grond van de nationaliteit van de gezochte persoon, zal de aangezochte Staat, op verzoek van de verzoekende Staat, de zaak voorleggen aan zijn bevoegde autoriteiten met het oog op het instellen van de strafvordering Artikel4 Politieke en militaire misdrijven 1.De uitlevering wordt niet toegestaan wanneer het misdrijf waarvoor de uitlevering wordt gevraagd een politiek misdrijf is. 2. Voor de toepassing van deze Overeenkomst worden de hiernavolgende misdrijven niet als politieke misdrijven beschouwd : a) doodslag of een andere criminele daad gericht tegen het Staatshoofd van een van de overeenkomstsluitende Staten of tegen een familielid van het Staatshoofd;b) de poging om een van de voornoemde misdrijven te plegen of de deelneming als mededader of medeplichtige van een persoon die een dergelijk misdrijf pleegt of poogt te plegen;c) een vereniging van boosdoeners met het oogmerk om een der voormelde misdrijven te plegen, zoals bepaald door de Belgische wet of een « conspiracy « met het doel een van die misdrijven te plegen, zoals bepaald in het in de Verenigde Staten geldend recht.3. Ongeacht het bepaalde in paragraaf 2 van dit artikel, wordt de uitlevering niet toegestaan indien de Regering van de aangezochte Staat van oordeel is dat aan het verzoek politieke redenen ten grondslag liggen.4. De Regering van de aangezochte Staat kan de uitlevering weigeren voor overtredingen van de militaire wetten die geen misdrijven naar de gewone strafwetten zijn 5.In geval van conflict tussen de bepalingen van de paragrafen 1 tot en met 4 van dit artikel en de artikels 2 en 3 van de aanvullende overeenkomst inzake uitlevering tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika ter bevordering van de bestrijding van het terrorisme, getekend te Washington op 17 maart 1987, worden deze laatste artikels toegepast, zodra deze Overeenkomst in werking zal zijn getreden.

Artikel 5 Voorafgaaandelijke vervolgingen 1. De uitlevering wordt toegestaan indien de opgeëiste persoon voor het misdrijf waarvoor de uitlevering wordt gevraagd in de aangezochte Staat schuldig werd verklaard, veroordeeld of vrijgesproken werd.2. De beslissing van de autoriteiten van de aangezochte Staat, hetzij om de opgeëiste persoon niet te vervolgen wegens de feiten waarvoor de uitlevering is gevraagd, hetzij om elke strafrechterlijke procedure te beëindigen die wegens deze feiten tegen de gezochte persoon werd ingesteld, sluit de mogelijkheid niet uit die persoon alsnog uit te leveren. Artikel 6 Humanitaire clausules 1. Wanneer het misdrijf waarvoor de uitlevering is gevraagd in de verzoekende Staat strafbaar is met de doodstraf en een dergelijke misdrijf in de aangezochte staat niet strafbaar is met die straf of die straf er gewoonlijk niet ten uitvoer wordt gelegd, kan de uitlevering worden geweigerd, indien de verzoekende Staat de aangezochte Staat geen door hem voldoende geachte waarborgen geeft dat de doodstraf niet zal worden uitgevoerd.2. Ongeacht het bepaalde in deze Overeenkomst, staat het de Regering van de aangezochte Staat vrij de uitlevering niet toe te staan om humanitaire redenen als bedoeld in haar nationaal recht. Artikel 7 Uitleveringsprocedure en vereiste stukken 1. Elk verzoek tot uitlevering wordt langs diplomatieke weg ingediend.2. Elk verzoek gaat vergezeld van : a) de stukken, verklaringen of andere inlichtingen waarin de identiteit, de nationaliteit en de vermoedelijke verblijfplaats van de opgeëiste persoon omschreven zijn;b) een beschrijving van de feitelijke gegevens van het misdrijf en van een overzicht van de terzake gevoerde rechtspleging;c) de wettekst houdende de essentiële bestanddelen van het misdrijf waarvoor de uitlevering wordt gevraagd;d) de wettekst houdende vaststelling van de straf voor her misdrijf;e) de wettekst of de omschrijving van de wetsbepalingen betreffende elke termijn van toepassing op de verjaring van de strafvordering of van de straf;g) de stukken, verklaringen of andere inlichtingen bedoeld, naar gelang het geval, in de paragrafen 3 en 4 van dit artikel.3. Een verzoek tot uitlevering van een persoon wiens uitlevering wordt gevraagd wegens vervolging gaat ook vergezeld van : a) een afschrift van het bevel tot aanhouding of tot gevangenneming afgegeven door een rechter of door een andere bevoegde autoriteit;b) een afschrift van de akte van inbeschuldigingstelling of, bij gebrek daarvan, een verslag van de autoriteit die vervolging instelt over de feiten waarvoor de uitlevering wordt gevraagd;c) alle inlichtingen die rechtsvervolging tegen die persoon zouden rechtvaardigen indien het misdrijf in de aangezochte Staat zou zijn gepleegd.4. Een verzoek tot uitlevering van een persoon die schuldig is verklaard aan het misdrijf waarvoor de uitlevering is gevraagd, gaat ook vergezeld van : a) een afschrift van het vonnis of, indien een dergelijk afschrift niet kan worden overgezonden, een verklaring van een rechterlijke autoriteit waaruit blijkt dat die persoon schuldig is verklaard;b) inlichtingen waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon de persoon is waarop de beslissing van toepassing is;c) indien de persoon veroordeeld werd tot een straf, een afschrift van de veroordelingsbeslissing alsmede een verklaring waaruit blijkt welk deel van de beslissing reeds ten uitvoer werd gelegd;d) indien de persoon schuldig werd bevonden, maar hem nog geen straf werd opgelegd, een verklaring waaruit blijkt dat de verzoekende Staat de bedoeling heeft hem een straf op te leggen, alsmede een afschrift van het bevel tot aanhouding;e) indien die persoon bij verstek werd berecht, de stukken bedoeld in paragraaf 3. Artikel 8 Aanvaarding aan de stukken De stukken die het verzoek tot uitlevering vergezellen worden als bewijs in de procedure tot uitlevering aangenomen en aanvaard indien : a) ingeval het verzoek tot uitlevering uitgaat van de Verenigde Staten van Amerika, zij authentiek werden verklaard door het State Departement van de Verenigde Staten van Amerika;b) ingeval het verzoek tot uitlevering uitgaat van België, zij voor echt zijn verklaard door de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger van de Verenigde Staten van Amerika met standplaats in België zoals bepaald in de uitleveringswetten van de Verenigde Staten van Amerika;of c) de stukken voor echt of authentiek worden verklaard op een andere wijze die overeenkomt met de wetten van de aangezochte Staat. Artikel 9 Vertaling Alle stukken die worden overgezonden door de verzoekende Staat worden vertaald in de taal of in een van de officiële talen van de aangezochte Staat.

Artikel 10 Voorlopige aanhouding 1. In geval van dringende noodzakelijkheid, kan een overeenkomstsluitende Staat, in afwachting dat het verzoek tot uitlevering is overgezonden, om de voorlopige aanhouding verzoeken van de persoon wiens uitlevering wordt gevraagd. Een verzoek tot voorlopige aanhouding wordt overgezonden hetzij langs diplomatieke weg, hetzij rechtstreeks tussen het Departement van Justitie van de Verenigde Staten en het Ministerie van Justitie van België. Ter zake kan ook gebruik worden gemaakt van de communicatiemiddelen van Interpol. 2. Dit verzoek tot voorlopige aanhouding vermeldt : a) het signalement van de persoon wiens uitlevering wordt gevraagd;b) de plaats waar die persoon zich bevindt, als die plaats gekend is;c) een kort overzicht van de desbetreffende feiten, indien mogelijk met inbegrip van het ogenblik en de plaats van het misdrijf;d) een opsomming van de geschonden wetten;e) een verklaring betreffende het bestaan van een bevel tot aanhouding of van een beslissing houdende vaststelling van de schuld of houdende veroordeling van de persoon;f) een verklaring waaruit blijkt dat het verzoek tot uitlevering van de gezochte persoon volgt.3. De verzoekende Staat wordt onverwijld in kennis gesteld van het gevolg dat aan haar verzoek werd gegeven, alsmede van de redenen die aan de weigering ten grondslag liggen.4. Een persoon, die, naar luid van deze Overeenkomst, het voorwerp is van een voorlopige aanhouding kan in vrijheid worden gesteld, indien de Regering van de aangezochte Staat binnen 75 dagen, te rekenen vanaf de dag van de voorlopige aanhouding, geen officieel verzoek tot uitlevering vergezeld van de stukken bedoeld in artikel 7, heeft ontvangen.5. De invrijheidstelling van de opgeëiste persoon, overeenkomstig het bepaalde in § 4 van dit artikel, verhindert niet dat hij opnieuw wordt aangehouden, noch dat hij naderhand wordt uitgeleverd wanneer het verzoek tot uitlevering alsmede de stukken ter staving hiervan nadien toekomen. Artikel 11 Beslissing en overlevering 1. De aangezochte Staat geeft zonder verwijl aan de verzoekende Staat kennis van de beslissing die genomen is als gevolg van het verzoek tot uitlevering.2. De aangezochte Staat verstrekt uitleg over de redenen op grond waarvan besloten is tot een volledige of gedeeltelijke afwijzing van het verzoek.De aangezochte Staat verstrekt op aanvraag afschriften van de desbetreffende rechterlijke beslissingen. 3. Indien de uitlevering is toegestaan, komen de overheden van de overeenkomstsluitende Staten overeen omtrent de plaats en het tijdstip van overlevering van de opgeëiste persoon.4. Indien de opgeëiste persoon niet binnen de eventueel bij de wet van de aangezochte Staat gestelde termijn overgeleverd is vanuit het grondgebied van diezelfde Staat, kan hij in vrijheid worden gesteld en kan de aangezochte Staat achteraf de uitlevering wegens datzelfde feit weigeren.5. De duur van de hechtenis ondergaan in de aangezochte Staat als gevolg van het verzoek tot uitlevering van de verzoekende Staat wordt toegerekend op de duur van de hechtenis die in de verzoekende Staat moet worden ondergaan. De overeenkomstsluitende Staten verbinden zich ertoe elkaar de inlichtingen m verband met de duur van de hechtenis mede te delen.

Artikel 12 Tijdelijke en verdaagde overleving 1. Indien het verzoek tot uitlevering ingewilligd wordt van een persoon tegen wie een geding hangende is of die in de aangezochte Staat een straf ondergaat kan die Staat de opgeëiste persoon met het oog op vervolging tijdelijk overleveren aan de verzoekende Staat. De aldus overgeleverde persoon wordt opgesloten in de verzoekende Staat; hij wordt naar de aangezochte Staat teruggezonden na verloop van de tegen hem ingestelde vervolgingen onder de voorwaarden door de overeenkomstsluitende Staten in onderlinge overeenstemming vastgesteld.

De duur van de in de verzoekende Staat ondergane hechtenis wordt afgetrokken van de straf die in de aangezochte Staat nog moet worden ondergaan. 2. De aangezochte Staat kan de overlevering verdagen van een persoon die vervolgd wordt of die in die Staat een straf ondergaat. De verdaging kan duren totdat de tegen de betrokkene ingestelde vervolging beëindigd is en iedere straf is ondergaan.

Artikel 13 Verzoeken tot uitlevering uitgaande aan verscheidene Staten Ingeval de aangezochte Staat van de andere overeenkomstsluitende Staat en van één of meer derde Staten verzoeken tot uitlevering ontvangt met betrekking tor een zelfde persoon, ongeacht of de verzoeken voor hetzelfde feit dan wel voor verschillende feiten zijn ingediend, beslist de Regering van de aangezochte Staat aan welke Staat zij de opgeëiste persoon zal overleveren.

Om daarover uitspraak te doen neemt de aangezochte Staat alle ter zake dienende elementen in acht inzonderheid die welke hierna zijn opgesomd evenwel niet op beperkende wijze : a) het feit of de verzoeken al dan niet, op grond van een overeenkomst zijn ingediend;b) de plaats waar ieder feit is gepleegd;c) de respectieve belangen van de verzoekende Staten;d) de ernst van de misdrijven;e) de nationaliteit van het slachtoffer;f) de mogelijkheid van verderlevering tussen verzoekende Staten;g) de chronologische volgorde waarin de verzoeken uitgaande van de verzoekende Staten ontvangen zijn. Artikel 14 Inbeslagname en overhandiging van voorwerpen 1. De aangezochte Staat kan, voor zover zijn wetgeving zulks toelaat, alle voorwerpen, daaronder begrepen de stukken en alle bewijsmateriaal in verband met het misdrijf waarvoor de uitlevering is toegestaan, in beslag nemen en overhandigen aan de verzoekende Staat. De voorwerpen bedoeld in dit artikel kunnen worden overhandigd zelfs indien de uitlevering niet kan doorgaan ten gevolge van het overlijden de verdwijning of de ontsnapping van de opgeëiste persoon. 2. De aangezochte Staat kan de overhandiging van die voorwerpen afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de verzoekende Staat voldoende waarborgen geeft dat zij zo spoedig mogelijk aan de aangezochte Staat zullen worden teruggegeven De aangezochte Staat kan de teruggave van voornoemde voorwerpen ook verdagen wanneer zij in de aangezochte Staat als bewijs moeten dienen.3. De rechten van derden op die voorwerpen worden behoorlijk geëerbiedigd. Artikel 15 Specialiteitsregel 1. De persoon die is uitgeleverd op grond van deze Overeenkomst, kan niet worden aangehouden, noch gevonnist, noch bestraft in de verzoekende Staat, tenzij : a) wegens het misdrijf waarvoor de uitlevering is toegestaan of voor een anderszins omschreven misdrijf gegrond op dezelfde feiten waarvoor de uitlevering is toegestaan, op voorwaarde dat dit misdrijf aanleiding geeft tot uitlevering of dat het een minder ernstig misdrijf is begrepen in het misdrijf waarvoor de uitlevering is toegestaan;b) wegens een misdrijf gepleegd na de uitlevering van de betrokkene, of c) wegens een misdrijf waarvoor de Regering van de aangezochte Staat ermee instemt dat de betrokkene in hechtenis wordt genomen, wordt gevonnist of hem een straf wordt opgelegd.Ter uitvoering van het bepaalde in dit lid : (i) kan de aangezochte Staat de overlegging vorderen van de stukken vermeld in artikel 7; (ii) kan de uitgeleverde persoon, ongeacht voormelde regels, door de verzoekende Staat in hechtenis worden gehouden gedurende vijfenzeventig dagen of, gedurende de tijd dat het verzoek behandeld wordt, voor een langere duur met instemming van de aangezochte Staat; in dat geval zendt de verzoekende Staat aan de aangezochte Staat een verklaring met betrekking tot het bestaan van een bevel tot aanhouding of van een beslissing waarbij de schuld van de betrokkene is vastgesteld of waarbij hij is veroordeeld. 2. De persoon die is uitgeleverd op grond van deze Overeenkomst mag niet worden uitgeleverd aan een derde Staat wegens een misdrijf dat gepleegd is voor zijn overlevering, tenzij de Staat die de betrokkene heeft overgeleverd hierin toestemt.3. De paragrafen 1 en 2 van dit artikel beletten noch de aanhouding, noch de berechting van de uitgeleverde persoon, noch de toepassing van een straf, noch diens uitlevering aan een derde Staat : a) indien hij het grondgebied van de verzoekende Staat verlaat na de uitlevering en uit vrije wil terugkeert naar die Staat, of b) indien hij het grondgebied van de verzoekende Staat niet verlaat binnen vijftien dagen te rekenen van de dag waarop hij vrij is het te verlaten, of c) indien hij uit vrije wil daarmee instemt. Artikel 16 Afstand Wanneer de opgeëiste persoon overeenkomstig de in de aangezochte Staat gevolgde praktijk ermee instemt om aan de verzoekende Staat te worden overgedragen kan de aangezochte Staat de betrokkene zo spoedig mogelijk en zonder verdere rechtspleging overdragen; in dit geval wordt de specialiteitsregel niet toegepast.

Artikel 17 Doorvoer 1. Elke overeenkomstsluitende Staat kan de doorvoer toestaan over zijn grondgebied van een persoon die door een derde Staat aan de andere Staat is overgeleverd. Een verzoek tot doorvoer wordt langs diplomatieke weg voorgelegd of rechtstreeks bezorgd tussen het Departement van Justitie van de Verenigde Staten en het Ministerie van Justitie van België.

De communicatiemiddelen van Interpol kunnen te dien einde worden gebruikt. Het verzoek bevat het signalement van de betrokkene op doorvoer, een bondig verslag van de feiten van de zaak, alsook een bevestiging van het bestaan van de stukken bedoeld in artikel 10, 2, e). Een persoon op doorvoer kan gedurende vierentwintig uur worden aangehouden. De doorvoer kan geweigerd worden voor een onderdaan van de aangezochte Staar en voor een persoon die vervolgd of opgespoord wordt met het oog op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf opgelegd door de autoriteiten van diezelfde Staat. 2. Geen machtiging tot doorvoer is vereist wanneer het luchtverkeer wordt gebruikt en geen enkele landing voorzien is op het grondgebied van de transitstaat. In geval van onvoorziene landing kan die Staat het verzoek tot doorvoer eisen bedoeld in paragraaf 1. Die Staat houdt de betrokkene op doorvoer in hechtenis tot het verzoek is ontvangen en de doorvoer is geschied voor zover het verzoek toekomt binnen vierentwintig uur na de onvoorziene landing.

Artikel 18 Vertegenwoordiging en kosten 1. De aangezochte Staat adviseert de verzoekende Staat verleent deze bijstand, vertegenwoordigt hem in rechte en verdedigt diens belangen in iedere procedure voortvloeiend uit een verzoek tot uitlevering.2. De verzoekende Staat draagt de kosten voor de vertaling van de stukken en het vervoer van de overgeleverde persoon.De aangezochte Staat draagt alle andere kosten die ingevolge de uitleveringsprocedure in die Staat zijn gemaakt. 3. Geen van beide Staten eist van de andere Staat een financiële bijdrage in de kosten voortvloeiend uit de aanhouding, de hechtenis het onderzoek van de zaak, de overlevering van opgeëiste personen, of uit de vertegenwoordiging dan wel geschillen op grond van deze Overeenkomst. Artikel 19 Raadpleging Het Departement van Justitie van de Verenigde Staten en het Ministerie van Justitie van België kunnen rechtstreeks (of door toedoen van de communicatiemiddelen van Interpol) met elkaar in contact treden met betrekking tot iedere aangelegenheid in verband met de behandeling van individuele gevallen of met het onderzoek naar middelen om de toepassingsprocedures van deze Overeenkomst te vrijwaren en te verbeteren.

Artikel 20 Toepassingsgebied Deze Overeenkomst is van toepassing op misdrijven die zowel vóór als na zijn inwerkingtreding zijn gepleegd.

Artikel 21 Bekrachtiging en inwerkingtreding 1. Deze Overeenkomst dient te worden bekrachtigd.De uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden vindt zo spoedig mogelijk plaats te Washington. 2. Deze Overeenkomst treedt in werking de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van de uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden.3. Bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst zullen de Overeenkomst tussen de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Regering van België, ondertekend te Washington op 26 okotber 1901 en de aanvullende Overeenkomsten tot uitlevering, ondertekend te Washington op 20 juni 1935 en te Brussel op 14 november 1963 ophouden van kracht te zijn.De voorgaande Overeenkomsten blijven evenwel van toepassing op alle uitleveringsprocedures waarbij de uitleveringsstukken reeds werden voorgelegd aan de rechtbanken van de aangezochte Staat op het ogenblik waarop deze Overeenkomst in werking treedt, met uitzondering van artikel 2 van deze Overeenkomst, dat op voormelde procedures van toepassing zal zijn; de artikelen 12 en 15 van deze Overeenkomst zijn van toepassing op personen die op grond van de voorgaande Overeenkomsten uitgeleverd zijn of zouden kunnen worden uitgeleverd.

Artikel 22 Opzegging Iedere Staat kan deze Overeenkomst opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving gericht aan de andere overeenkomstsluitende Staat. De opzegging wordt effectief zes maanden na de datum van de kennisgeving.

TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel op 27 april 1987 in twee exemplaren, ieder in de Nederlandse, de Franse en de Engelse taal, de drie teksten zijnde gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk België : J. GOL Voor de Regering van de Verenigde Staten van Amerika : E. MEESE

^