gepubliceerd op 07 augustus 1998
Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Federale Islamitische Republiek der Comoren inzake luchtvervoer, en bijlage, ondertekend te Brussel op 6 september 1990
MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Federale Islamitische Republiek der Comoren inzake luchtvervoer, en bijlage, ondertekend te Brussel op 6 september 1990
De Regering van het Koninkrijk België enerzijds en de Regering van de Federale Islamitische Republiek der Comoren anderzijds, Partijen zijnde bij het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart dat op zeven december 1944 te Chicago voor ondertekening is opengesteld, Verlangend een overeenkomst ter aanvulling van genoemd Verdrag te sluiten, met het doel luchtdiensten in te stellen tussen en via hun onderscheiden grondgebieden, en in zo ruim mogelijke mate elke vorm van nuttige samenwerking in de sector van het luchtvervoer te bevorderen, Geleid door de wens de grootst mogelijke beveiliging en veiligheid in het internationale luchtvervoer te waarborgen, Zijn overeengekomen als volgt : Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze Overeenkomst geldt, tenzij het zinsverband anders vereist, het volgende : a) de uitdrukking « Verdrag » betekent het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart, dat op 7 december 1944 te Chicago voor ondertekening is opengesteld, en omvat elke bijlage die krachtens artikel 90 van dat verdrag is aangenomen en elke wijziging van de bijlagen of van het Verdrag krachtens de artikelen 90 en 94 daarvan, voor zover die bijlagen en wijzigingen ten aanzien van beide Overeenkomstsluitende Partijen in werking zijn getreden of door hen bekrachtigd;b) de uitdrukking « Overeenkomst » betekent deze Overeenkomst, haar Bijlage en elke latere wijziging van de Overeenkomst of de Bijlage;c) de uitdrukking « luchtvaartautoriteiten » betekent voor België, het Ministerie van Verkeerswezen en voor de Comoren het Ministerie belast met de Burgerluchtvaart of, in beide gevallen, iedere andere autoriteit of persoon die gemachtigd is de functies te vervullen die thans door genoemde autoriteiten worden vervuld;d) de uitdrukkingen « grondgebied »;« luchtdienst », « internationale luchtdienst », luchtvaartmaatschappij » en « landing anders dan voor verkeersdoeleinden » hebben de betekenis die daaraan is toegekend in de artikelen 2 en 96 van het Verdrag; e) de uitdrukking « aangewezen luchtvaartmaatschappij » betekent een luchtvaartmaatschappij die is aangewezen en gemachtigd in overeenstemming met de artikelen 3 en 4 van deze Overeenkomst;f) de uitdrukking « overeengekomen diensten » betekent de geregelde luchtdiensten op de routes omschreven in de Bijlage bij deze Overeenkomst voor het vervoer van passagiers, vracht en post, afzonderlijk of gecombineerd;g) de uitdrukking « tarieven » betekent de prijzen die moeten worden betaald voor het vervoer van passagiers, bagage en vracht en de voorwaarden waaronder die prijzen van toepassing zijn, met inbegrip van prijzen en voorwaarden voor agentschapsvoering en andere hulpdiensten, echter met uitsluiting van vergoedingen en voorwaarden voor het vervoer van post;h) de term « verandering van capaciteit » betekent de exploitatie van een van de overeengekomen diensten door een aangewezen luchtvaartmaatschappij op zulk een wijze dat op een deel van de route wordt gevlogen met luchtvaartuigen met een andere capaciteit dan die welke op een ander deel worden gebruikt;i) de uitdrukkingen « boorduitrusting », « gronduitrusting« , « boordvoorraden« en « wisselstukken« hebben onderscheidenlijk de betekenis die daaraan is toegekend in Bijlage 9 van het Verdrag. Artikel 2 Verlening van rechten 1. Tenzij in de Bijlage anders is bepaald, verleent elke Overeenkomstsluitende Partij aan de andere Overeenkomstsluitende Partij de volgende rechten voor het uitvoeren van internationale luchtdiensten door de luchtvaartmaatschappij die door de andere Overeenkomstsluitende Partij is aangewezen : a) om zonder te landen over het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te vliegen;b) om op dat grondgebied te landen voor andere dan verkeersdoeleinden; en c) om op dat grondgebied te landen bij de exploitatie van de routes omschreven in de BijIage, voor het opnemen en afzetten van passagiers, vracht en post in internationaal verkeer, afzonderlijk of gecombineerd.2. Geen van de in het eerste lid van dit artikel genoemde rechten wordt geacht aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een der Overeenkomstsluitende Partijen het voorrecht te verlenen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij passagiers, vracht en post op te nemen die bestemd zijn om tegen vergoeding of krachtens een huurcontract te worden vervoerd naar een ander punt op het grondgebied van die andere Overeenkomstsluitende Partij. Artikel 3 Aanwijzing voor het exploiteren van diensten 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht, door middel van een diplomatieke nota aan de andere Overeenkomstsluitende Partij, een luchtvaartmaatschappij aan te wijzen voor het exploiteren van de overeengekomen diensten op de voor die Overeenkomstsluitende Partij in de Bijlage omschreven routes.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht door middel van een diplomatieke nota aan de andere Overeenkomstsluitende Partij, de aanwijzing van een luchtvaartmaatschappij in te trekken en een andere maatschappij aan te wijzen. Artikel 4 Vergunning voor het exploiteren van diensten 1. Na ontvangst van een kennisgeving van aanwijzing door een Overeenkomstsluitende Partij ingevolge artikel 3 van deze Overeenkomst, verlenen de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij, in overeenstemming met haar wetten en voorschriften, onverwijld aan de aldus aangewezen luchtvaartmaatschappij de vereiste vergunningen voor het exploiteren van de overeengekomen diensten waarvoor die luchtvaartmaatschappij is aangewezen.2. Na ontvangst van deze vergunningen kan de luchtvaartmaatschappij op ieder tijdstip een aanvang maken met de gehele of gedeeltelijke exploitatie van de overeengekomen diensten, mits zij de desbetreffende bepalingen van deze Overeenkomst in acht neemt en mits tarieven vastgesteld zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van deze Overeenkomst. Artikel 5 Intrekking of schorsing van een vergunning tot exploitatie van diensten 1. De luchtvaartautoriteiten van elke Overeenkomstsluitende Partij hebben het recht de in artikel 4 van deze Overeenkomst vermelde vergunningen aan een door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij te weigeren, in te trekken, te schorsen of er, tijdelijk of blijvend, voorwaarden aan te verbinden : a) indien de luchtvaartmaatschappij niet kan aantonen dat zij in staat is te voldoen aan de voorwaarden opgelegd door de wetten en voorschriften welke die autoriteiten, in overeenstemming met het Verdrag, gewoonlijk en redelijkerwijs toepassen op de exploitatie van internationale luchtdiensten;b) indien de luchtvaartmaatschappij in gebreke blijft de exploitatie van de diensten uit te oefenen in overeenstemming met de in deze Overeenkomst gestelde voorwaarden;c) indien de luchtvaartmaatschappij in gebreke blijft de wetten en voorschriften van die Overeenkomstsluitende Partij na te leven;d) indien niet is aangetoond dat een aanmerkelijk deel van de eigendom en het daadwerkelijk toezicht op de luchtvaartmaatschappij berusten bij de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartschappij aanwijst of bij haar onderdanen. Deze bepaling geldt niet voor gezamenlijke ondernemingen als bedoeld in de tweede zinsnede van artikel 3. 2. De in het eerste lid van dit artikel genoemde rechten worden slechts uitgeoefend na overleg met de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij overeenkomstig artikel 17 van deze Overeenkomst, tenzij onmiddellijk optreden noodzakelijk is ten einde inbreuk op bovengenoemde wetten en voorschriften te voorkomen. Artikel 6 Toepassing van wetten en voorschriften 1. De wetten en voorschriften van de ene Overeenkomstsluitende Partij betreffende de toelating tot, het verblijf binnen of het vertrek uit haar grondgebied van voor een internationale luchtdienst gebruikte luchtvaartuigen of betreffende de exploitatie van en het vliegen met zulke luchtvaartuigen dienen door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij te worden nageleefd bij het binnenkomen in of het verlaten van en gedurende het verblijf binnen het grondgebied van de eerste Overeenkomstsluitende Partij.2. De wetten en voorschriften van de ene Overeenkomstsluitende Partij betreffende binnenkomst, vertrek, doorreis, immigratie, paspoorten, douane, valuta, sanitaire formaliteiten en quarantaine dienen door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij en door of vanwege haar bemanningen en passagiers, alsook met betrekking tot vracht en post te worden nageleefd bij het binnenkomen in of verlaten van en gedurende de doorreis over en het verblijf binnen het grondgebied van eerstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij. Passagiers op doorreis over het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen worden ten hoogste onderworpen aan een vereenvoudigde controle. 3. Geen van beide Overeenkomstsluitende Partijen mag, bij de toepassing van haar in de eerste twee leden van dit artikel bedoelde voorschriften of bij het gebruik van de onder haar toezicht staande luchthavens, luchtwegen, luchtverkeersdiensten en aanverwante voorzieningen, haar eigen of enige andere luchtvaartmaatschappij begunstigen ten opzichte van een luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij die gelijkaardige internationale diensten uitvoert. Artikel 7 Bewijzen en vergunningen 1. Bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van geschiktheid en vergunningen die zijn uitgereikt of geldig verklaard door de ene Overeenkomstsluitende Partij en die nog niet vervallen zijn, worden door de andere Overeenkomstsluitende Partij als geldig erkend voor de exploitatie van de overeengekomen diensten op de in de Bijlage omschreven routes, mits zodanige bewijzen of vergunningen werden uitgereikt of geldig verklaard overeenkomstig de op grond van het Verdrag vastgestelde normen. Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich evenwel het recht voor bewijzen van geschiktheid en vergunningen die door de andere Overeenkomstsluitende Partij aan haar eigen onderdanen zijn uitgereikt niet te erkennen voor vluchten boven haar eigen grondgebied. 2. Indien de in het eerste lid van dit artikel genoemde bewijzen en vergunningen zijn uitgereikt of geldig verklaard volgens andere dan in het Verdrag vastgestelde normen, en indien deze afwijking betekend werd aan de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, kunnen de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij verzoeken om overleg overeenkomstig artikel 17 van deze Overeenkomst ten einde zich ervan te vergewissen dat de desbetreffende normen voor hen aanvaardbaar zijn.Indien geen bevredigende overeenstemming wordt bereikt in aangelegenheden inzake vliegveiligheid, vormt zulks een grond voor de toepassing van artikel 5 van deze Overeenkomst.
Artikel 8 Beveiliging van de luchtvaart 1. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen opnieuw dat hun verplichting om in hun wederzijdse betrekkingen de burgerluchtvaart te beveiligen tegen wederrechtelijke gedragingen, een integraal deel uitmaakt van deze Overeenkomst.2. De Overeenkomstsluitende Partijen verlenen op verzoek elkaar alle nodige bijstand om handelingen als het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen en andere wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van passagiers, bemanningen, luchtvaartuigen, luchthavens, en luchtvaartinstallaties en diensten en elke andere bedreiging van de veiligheid van de luchtvaart, te voorkomen.3. De Overeenkomstsluitende Partijen handelen in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, ondertekend te Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, ondertekend te 's-Gravenhage op 16 december 1970 en het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 23 september 1971.4. De Overeenkomstsluitende Partijen handelen in hun onderlinge betrekkingen in overeenstemming met de bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart, vastgesteld door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie en aangeduid als de bijlagen bij het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart voor zover deze bepalingen van toepassing zijn voor de Partijen;zij eisen dat de exploitanten van bij hen geregistreerde luchtvaartuigen, of de exploitanten die hun hoofdzetel voor handelspraktijken of hun vaste verblijfplaats op hun grondgebied hebben, alsook de exploitanten van luchthavens op hun grondgebied, handelen in overeenstemming met deze bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart. 5. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt er zich toe de door de andere Overeenkomstsluitende Partij voorgeschreven beveiligingsmaatregelen voor de binnenkomst op haar grondgebied in acht te nemen en passende voorzieningen te treffen om passagiers, bemanningen en hun handbagage evenals vracht te controleren voor het inschepen of inladen.Elke Overeenkomstsluitende Partij onderzoekt snel en welwillend elk verzoek van de andere Overeenkomstsluitende Partij om bijzondere beveiligingsvoorzieningen voor haar luchtvaartuigen of passagiers ten einde aan een bijzondere bedreiging het hoofd te bieden. 6. Wanneer zich een geval of dreiging van een geval van wederrechtelijk in zijn macht brengen van een luchtvaartuig of enige andere wederrechtelijke gedraging gericht tegen de veiligheid van passagiers, bemanningen, luchtvaartuigen, luchthavens en luchtvaartinstallaties en diensten voordoet, staan de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar bij door het berichtenverkeer en andere passende maatregelen, bestemd om aan een dergelijk voorval of zodanig gevaar snel en iveilig een einde te stellen, te vergemakkelijken.7. Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij zich niet houdt aan de bepalingen van dit artikel met betrekking tot de beveiliging van de luchtvaart, kunnen de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij om onmiddellijk overleg verzoeken met de luchtvaartautoriteiten van die Partij.Indien geen bevredigende overeenstemming wordt bereikt binnen dertig (30) dagen, vormt zulks een grond voor de toepassing van artikel 5 van deze Overeenkomst.
Artikel 9 Vergoedingen ten laste van de gebruikers 1. De heffingen die op het grondgebied van de ene Overeenkomstsluitende Partij aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij worden opgelegd voor het gebruik van luchthavens en anderen luchtvaartvoorzieningen door de luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij mogen niet hoger zijn dan die welke in rekening worden gebracht aan een nationale luchtvaartmaatschappij van eerstbedoelde Overeenkomstluitende Partij die soortgelijke internationale diensten uitvoert.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert het overleg tussen haar autoriteiten die bevoegd zijn de heffingen te innen en de aangewezen luchtvaartmaatschappij die van de diensten en voorzieningen gebruik maakt;waar mogelijk loopt dit overleg via de representatieve organisaties van de luchtvaartmaatschappijen. Van elk voorstel tot wijziging van de vergoedingen ten laste van de gebruikers dient tijdig kennisgeving te worden gedaan om laatstgenoemden in staat te stellen hun zienswijze kenbaar te maken vooraleer een wijziging ingaat.
Artikel 10 Douane en accijzen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij stelt de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij vrij van invoerbeperkingen, douanerechten, accijnzen, inspectiekosten en andere nationale, regionale of plaatselijke rechten en heffingen op vliegtuigen, brandstof, smeermiddelen, technische verbruiksvoorraden, reserveonderdelen met inbegrip van motoren, vliegtuiguitrusting, gronduitrusting, proviand (met inbegrip van drank, tabak en andere produkten bestemd om tijdens de vlucht in beperkte hoeveelheden aan de passagiers te worden verkocht) en andere artikelen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik in verband met de exploitatie of het onderhoud van luchtvaartuigen van de door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij die de overeengekomen diensten onderhoudt, alsmede voorraden vervoersbewijzen, luchtvrachtbrieven, alle gedrukt materiaal waarop het embleem van de maatschappij is afgedrukt, alsook het gebruikelijke reclamemateriaal, dat gratis door deze aangewezen maatschappij wordt verspreid.2. De bij dit artikel toegekende vrijstellingen zijn van toepassing op de in het eerste lid van dit artikel genoemde goederen ongeacht of zodanige goederen geheel worden gebruikt of verbruikt binnen het grondgebied van de overeenkomstsluitende Partij die de vrijstelling toekent, mits zij : a) Worden ingevoerd in het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij door of namens de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij;b) aan boord worden gehouden van de luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij bij aankomst op of vertrek uit het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij;c) aan boord worden genomen van luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij en bestemd zijn voor gebruik bij de exploitatie van de overeengekomen diensten.3. De normale boorduitrustingsstukken en de gronduitrusting, alsmede de materialen en voorraden die zich gewoonlijk aan boord bevinden van luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij, mogen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij slechts worden uitgeladen met de toestemming van de douane-autoriteiten van dat grondgebied.In dat geval kunnen ze onder toezicht van die autoriteiten worden geplaatst tot het tijdstip waarop ze weer worden uitgevoerd of overeenkomstig de douane voorschiften een andere bestemming hebben gekregen. 4. Bagage en vracht in rechtstreeks doorgaand verkeer zijn vrijgesteld van douanerechten en andere heffingen.5. De bij dit artikel ingestelde vrijstellingen worden ook verleend wanneer de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de ene Overeenkomstsluitende Partij met een andere luchtvaartmaatschappij, die vanwege de andere Overeenkomstsluitende Partij dezelfde vrijstellingen geniet afspraken heeft gemaakt ter zake van het lenen of overdragen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij van goederen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Artikel 11 Capaciteit 1. De luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende Partijen krijgen billijke en gelijke kansen voor de exploitatie van de overeengekomen diensten tussen en via hun wederzijdse grondgebieden op de in de bijlage bij deze Overeenkomst omschreven routes.2. Bij het exploiteren van de overeengekomen diensten houdt de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de ene Overeenkomstsluitende Partij rekening met de belangen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij, ten einde de diensten die de laatstgenoemde maatschappij op dezelfde route of op een deel ervan onderhoudt, niet op onrechtmatige wijze te treffen.3. De overeengekomen diensten die worden onderhouden door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de Overeenkomstsluitende Partijen dienen op redelijke wijze te worden afgestemd op de vervoersbehoeften van het publiek op de omschreven routes en hebben als voornaamste doel de verschaffing, met inachtneming van een redelijke beladingsgraad, van capaciteit die voldoet aan de huidige en redelijkerwijs te verwachten behoeften aan vervoer van passagiers, vracht en post tussen het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen en de landen die de eindbestemming van dat vervoer zijn.4. Het vervoer van passagiers, vracht en post, opgenomen en afgezet op punten op de omschreven routes op het grondgebied van andere Staten dan de Staat die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen, geschiedt overeenkomstig het algemeen beginsel dat de capaciteit dient te zijn afgestemd op : a) de vervoersbehoeften naar en van het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen;b) de vervoersbehoeften van het gebied via hetwelk de luchtvaartmaatschappij diensten onderhoudt, nadat rekening is gehouden met de andere vervoersdienten ingesteld door luchtvaartmaatschappijen van de Staten in dit gebied;en c) de eisen welke de exploitatie van lange afstandsdiensten stelt.5. De luchtvaartmaatschappijen leggen uiterlijk 30 dagen voor het begin van de exploitatie van een overeengekomen dienst, de exploitatieprogramma's ter goedkeuring voor aan de luchtvaartautoriteiten van de twee Overeenkomstsluitende Partijen. Deze programma's vermelden onder meer het soort dienst, het type van luchtvaartuig, de dienstfrekwentie en de dienstregeling. Het voorafgaande geldt eveneens voor latere wijzigingen. In bijzondere gevallen kan de termijn worden bekort mits bedoelde autoriteiten daarmee instemmen.
Artikel 12 Verandering van capaciteit De aangewezen luchtvaartmaatschappij van de ene Overeenkomstsluitende Partij kan op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een luchtvaartuig met een andere capaciteit inzetten op voorwaarde dat : a) Zulks met het oog op een economische exploitatie verantwoord is;b) met het luchtvaartuig, gebruikt op het gedeelte van de route dat het verst verwijderd is van het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen, de dienst alleen wordt onderhouden in aansluiting op het vliegtuig dat wordt gebruikt op het dichtstbij gelegen gedeelte en dat zulks in de dienstregeling tot uiting komt;het eerstbedoelde luchtvaartuig komt naar het punt waar de verandering van luchtvaartuig plaatsvindt met het doel vracht, post of passagiers op te nemen van, dan wel aan te voeren voor het laatstbedoelde luchtvaartuig, en de capaciteit ervan wordt in de allereerste plaats bepaald met het oog op dit doel; c) de luchtvaartmaatschappij niet tegenover het publiek voorwendt, door middel van advertenties of anderszins, dat zij een luchtdienst onderhoudt beginnend op het punt waar de verandering van luchtvaartuig plaatsvindt, tenzij de bijlage bij deze Overeenkomst anderszins bepaalt;d) tegenover iedere vlucht naar het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij waar de verandering van luchtvaartuig plaatsvindt, slechts één vlucht vanuit dat grondgebied staat, tenzij de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij meer dan één vlucht toestaan. Artikel 13 Tarieven 1. De Overeenkomstsluitende Partijen staan toe dat de vaststelling van een tarief op één van de in Bijlage omschreven routes zal geschieden door één van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen, indien mogelijk na overleg tussen deze luchtvaartmaatschappijen.2. De tarieven voor vervoer op de overeengekomen diensten van en naar het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij dienen te worden vastgesteld op een redelijk niveau, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met alle daarvoor in aanmerking komende factoren, daaronder begrepen de exploitatiekosten, een redelijke winst, de kenmerkende eigenschappen van de dienst, het belang van de gebruikers en, waar dit passend wordt geacht, de tarieven van andere luchtvaartmaatschappijen op het geheel of een deel van dezelfde route.3. De tarieven worden aan de luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij ter goedkeuring voorgelegd en dienen in hun bezit te zijn ten minste vijfenveertig (45) dagen vóór de voorgestelde datum van invoering.In bijzondere gevallen kunnen de luchtvaartautoriteiten een verkorting van dit tijdvak aanvaarden.
Indien binnen dertig (30) dagen na de datum van ontvangst de luchtvaartautoriteiten van een Overeenkomstsluitende Partij aan de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij geen kennisgeving hebben gedaan van hun bezwaar, wordt zodanig tarief beschouwd als zijnde aanvaard en wordt het van kracht op de in het tariefvoorstel genoemde datum.
Ingeval de luchtvaartautoriteiten instemmen met een verkorting van het tijdvak voor indiening van een tarief, kunnen zij tevens overeenkomen dat het tijdvak voor de kennisgeving van bezwaar korter zal zijn dan dertig (30) dagen. 4. Indien overeenkomstig het derde lid van dit artikel kennisgeving is gedaan van bezwaar, plegen de luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen overleg overeenkomstig artikel 17 van deze Overeenkomst en trachten zij het tarief in onderlinge overeenstemming vast te stellen.5. Indien de luchtvaartautoriteiten niet tot overeenstemming kunnen komen over een tarief dat hun is voorgelegd overeenkomstig het derde lid van dit artikel, of over de vaststelling van een tarief volgens het vierde lid van dit artikel, wordt het geschil opgelost overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 van deze Overeenkomst.6. Indien de luchtvaartautoriteiten van een der Overeenkomstsluitende Partijen bezwaar maken tegen een reeds bestaand tarief, brengen zij zulks ter kennis van de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij en trachten de aangewezen luchtvaartmaatschappijen, waar vereist, tot een regeling te komen. Indien binnen negentig (90) dagen na ontvangst van een kennisgeving van bezwaar geen nieuw tarief kan worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel, vinden de in de leden vier en vijf van dit artikel omschreven procedures toepassing. 7. De overeenkomstig het bepaalde in dit artikel vastgestelde tarieven blijven van kracht totdat nieuwe tarieven zijn vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in dit artikel of het bepaalde in artikel 18 van deze Overeenkomst.8. Behoudens het bepaalde in het vierde lid van artikel 18 van deze Overeenkomst wordt een tarief niet van kracht, indien de luchtvaartautoriteiten van een van beide Overeenkomstsluitende Partijen het niet hebben goedgekeurd.9. De luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen zien erop toe dat de toegepaste en aangerekende tarieven overeenstemmen met de door hen goedgekeurde tarieven en dat daarop geen kortingen worden toegestaan.10. Onverminderd de toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel mogen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op de sectie van de overeengekomen diensten waar zij verkeersrechten van de vijfde vrijheid uitoefenen, hetzelfde tarief bieden als de luchtvaartmaatschappijen die krachtens de derde en de vierde vrijheid diensten onderhouden op die secties. De luchtvaartmaatschappijen die rechten van de vijfde vrijheid uitoefenen mogen geen lagere prijzen noch minder beperkende tariefvoorwaarden toepassen dan de luchtvaartmaatschappijen die rechten van de derde en vierde vrijheid uitoefenen.
Artikel 14 Personeel 1. Het is de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij toegestaan, op basis van wederkerigheid, op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij vertegenwoordigers alsook de commerciële, operationele en technische perso-neelsleden, vereist voor de exploitatie van de overeengekomen diensten in dienst te hebben.2. Aan zodanige personeelsbehoeften kan naar goeddunken van de aangewezen luchtvaartmaatschappij worden voldaan met eigen personeel of door een beroep te doen op de diensten van enige andere organistatie, firma op luchtvaartmaatschappij die op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij werkzaam is en die toestemming heeft op dit grondgebied zodanige diensten te verrichten.3. De vertegenwoordigers en personeelsleden dienen de wetten en voorschriften in acht te nemen die op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij van kracht zijn.Overeenkomstig deze wetten en voorschriften verleent elke Overeenkomstsluitende Partij op basis van wederkerigheid en binnen de kortst mogelijke tijd de nodige arbeidsvergunningen, tewerkstellingsvisa of andere soortgelijke documenten aan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde vertegen- woordigers en personeelsleden. 4. Voor zover de nationale wetgeving zulks toestaat, zien beide Overeenkomstsluitende Partijen ervan af arbeidsvergunningen, tewerkstellingsvisa of andere soortgelijke documenten verplicht te stellen voor personeelsleden die bepaalde tijdelijke diensten of taken verrichten. Artikel 15 Verkoop en ontvangsten 1. Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij heeft het recht op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks of, indien zij dit verkiest via haar vertegenwoordigers luchtdiensten te verkopen. Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij heeft het recht zodanig vervoer te verkopen tegen betaling in de valuta van dat grondgebied of, indien zij dit verkiest, in een vrij inwisselbare valuta van enig ander land.
Eenieder is vrij zodanig vervoer te kopen tegen betaling in een valuta die door die luchtvaartmaatchappij wordt aanvaard. 2. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij het recht tot het vrijelijk overmaken van het verschil tussen uitgaven en ontvangsten verworven door deze aangewezen luchtvaartmaatschappij op haar grondgeheid.Zodanige overmakingen geschieden op basis van de officiële wisselkoersen voor lopende betalingen of, bij ontstentenis van officiële wisselkoersen, tegen de op de markt voor lopende betalingen gangbare koersen op de dag waarop de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij de aanvraag tot overmaking indient; daarbij worden geen andere lasten dan de normale banklasten op zodanige transacties geheven. 3. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent op basis van wederkerigheid aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij vrijstelling van enigerlei belasting op inkomsten of baten door deze luchtvaartmaatschappij verkregen op het grondgebied van de eerste Overeenkomstsluitende Partij uit de exploitatie van luchtvervoerdiensten, alsook van enige heffing op omzet of kapitaal. Deze bepaling geldt niet wanneer tussen de twee Overeenkomstsluitende Partijen een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting van kracht is, die in een zodanige vrijstelling voorziet.
Artikel 16 Uitwisseling van informatie 1. De luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen wisselen zo snel mogelijk informatie uit over de lopende vergunningen verleend aan hun onderscheiden aangewezen luchtvaartmaatschappijen voor de exploitatie van diensten naar, via en vanuit het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, met inbegrip van afschriften van de lopende bewijzen en vergunningen voor diensten op de omschreven routes, evenals de wijzigingen, vrijstellingsorders en toegestane dienstregelingen.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij zorgt ervoor dat haar aangewezen luchtvaartmaatschappij, zoveel van te voren als mogelijk, aan de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij afschriften verschaft van tarieven, dienstregelingen inbegrepen, wijzigingen daarvan, alsook alle relevante informatie inzake de exploitatie van de overeengekomen diensten, inbegrepen de informatie over de aangeboden capaciteit op elke omschreven route, en elke andere informatie waardoor ten genoege van de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij kan worden aangetoond dat de bepalingen van deze Overeenkomst behoorlijk worden nageleefd.3. Elke Overeenkomstsluitende Partij zorgt ervoor dat haar aangewezen luchtvaartmaatschappij de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij de statistieken verschaft betreffende het verkeer vervoerd op de overeengekomen diensten met opgave van de punten van in- en ontscheping. Artikel 17 Overleg 1. De luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen plegen van tijd tot tijd overleg ten einde een nauwe samenwerking te verzekeren in alles wat verband houdt met de toepassing van de bepalingen van deze Overeenkomst en haar bijlage.2. Dit overleg vangt aan binnen een termijn van zestig (60) dagen na de datum van ontvangst van een verzoek in die zin, tenzij de Overeenkomstsluitende Partijen anderszins overeenkomen. Artikel 18 Regeling van geschillen 1. Indien tussen de Overeenkomstsluitende Partijen een geschil mocht ontstaan omtrent de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst, trachten de Overeenkomstsluitende Partijen in de eerste plaats dit geschil door onderhandelingen te regelen.2. Indien de Overeenkomstsluitende Partijen er niet in slagen door middel van onderhandelingen een regeling te treffen, kunnen zij overeenkomen het geschil ter beslissing voor te leggen aan een persoon of instantie, of kan elk van beide Overeenkomstsluitende Partijen het geschil ter beslissing voorleggen aan een scheidsgerecht bestaande uit drie scheidsmannen.3. Het scheidsgerecht wordt samengesteld als volgt : elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt een scheidsman binnen zestig (60) dagen na het tijdstip waarop de ene Partij langs diplomatieke weg van de andere Overeenkomstsluitende Partij een verzoek heeft ontvangen om het geschil aan een scheidsgerecht voor te leggen.Deze twee scheidsmannen wijzen in onderling overleg een derde scheidsman aan binnen het daarop aansluitende tijdvak van zestig (60) dagen. De derde scheidsman moet een onderdaan zijn van een derde Staat; hij treedt op als voorzitter van het scheidsgerecht en bepaalt de plaats waar dit zal zetelen.
Indien een der Overeenkomstsluitende Partijen nalaat binnen het aangegeven tijdvak een scheidsman te benoemen, of indien de derde scheidsman niet binnen de aangegeven termijn wordt aangewezen, kan door elk der Overeenkomstsluitende Partijen een verzoek worden gericht tot de Voorzitter van de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie om, naar gelang het geval, een scheidsman of scheidsmannen te benoemen. 4. De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich ertoe iedere ingevolge het tweede en derde lid van dit artikel tot stand gekomen beslissing of uitspraak na te komen. Als een der Overeenkomstsluitende Partijen in gebreke blijft zodanige beslissing na te leven, geeft dit de andere Overeenkomstsluitende Partij grond voor de toepassing van artikel 5 van deze Overeenkomst. 5. De kosten van het scheidsgerecht worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen. Artikel 19 Wijzigingen 1. Indien een van beide Overeenkomstsluitende Partijen het wenselijk acht enige bepaling van deze Overeenkomst te wijzigen, kan zij de andere Overeenkomstsluitende Partij om overleg verzoeken.Dit overleg dat zowel mondeling als bij briefwisseling kan worden gepleegd, kan plaatsvinden tussen de luchtvaartautoriteiten, en vangt aan binnen een tijdvak van zestig (60) dagen te rekenen vanaf de datum van het verzoek. 2. Indien een algemeen multilateraal luchtvaartverdrag in werking treedt voor beide Overeenkomstsluitende Partijen, hebben de bepalingen van een zodanig verdrag voorrang.Er kan overleg worden gepleegd overeenkomstig het eerste lid van dit artikel ten einde vast te stellen in welke mate de bepalingen van het multilaterale verdrag van invloed zijn op deze Overeenkomst. 3. Alle ingevolge zodanig overleg overeengekomen wijzigingen worden van kracht nadat ze door een diplomatieke notawisseling zijn bevestigd. Artikel 20 Opzegging 1. Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan te allen tijde de andere Overeenkomstsluitende Partij schriftelijk langs diplomatieke weg mededeling doen van haar besluit deze Overeenkomst op te zeggen. Deze mededeling wordt tegelijkertijd gezonden aan de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. 2. De Overeenkomst eindigt één (1) jaar na de datum van ontvangst van de medeling door de andere Overeenkomstsluitende Partij, tenzij de medeling met wederzijdse instemming voor het einde van dit tijdvak wordt ingetrokken. Indien de andere Overeenkomstsluitende Partij nalaat de ontvangst te bevestigen, wordt de medeling geacht te zijn ontvangen veertien (14) dagen na ontvangst van de mededeling door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
Artikel 21 Registratie Deze Overeenkomst en alle daaraan aangebrachte wijzigingen worden geregistreerd bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
Artikel 22 Inwerkingtreding Deze Overeenkomst treedt in werking op de datum van ondertekening.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Brussel, op 6 september 1990, in tweevoud, zijnde beide teksten gelijkelijk rechtsgeldig.
Voor de Regering van het Koninkrijk België : De Minister van Buitenlandse Handel, R. Urbain Voor de Regering van de Federale Islamitische Republiek der Comoren : De Ambassadeur, A. Mlahaili
Bijlage Routetabel Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende Partijen kunnen op elke vlucht op de omschreven routes één of meer punten niet of in een andere volgorde aandoen, op voorwaarde dat het punt van vertrek of aankomst gelegen is in het land waarvan zij de nationaliteit hebben. (*) Tussenliggende punten en verder gelegen punten, vrijelijk te kiezen door de aangewezen luchtvaartmaatschappij.