gepubliceerd op 17 april 2024
Verordening tot vervanging van artikel 50 van de verordening van 16 april 1997 tot uitvoering van artikel 80, § 1, 5°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
20 MAART 2024. - Verordening tot vervanging van artikel 50 van de verordening van 16 april 1997 tot uitvoering van artikel 80, § 1, 5°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
Het Beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 80, § 1, 5° ;
Gelet op de verordening van 16 april 1997 tot uitvoering van artikel 80, § 1, 5°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
Na erover beraadslaagd te hebben tijdens zijn zitting van 20 maart 2024;
Besluit : Enig artikel. Artikel 50 van de verordening van 16 april 1997 tot uitvoering van artikel 80, § 1, 5°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt vervangen als volgt: "
Art. 50.Om aanspraak te kunnen maken op de moederschapsuitkering tijdens een tijdvak van moederschapsbescherming bedoeld in artikel 114bis van de gecoördineerde wet, moet de gerechtigde aan haar verzekeringsinstelling de volgende documenten bezorgen: 1° het attest van de werkgever waarin de ten aanzien van haar genomen maatregel van moederschapsbescherming wordt vermeld, evenals de wettelijke bepaling waarop de voormelde maatregel is gesteund;2° het formulier voor de gezondheidsbeoordeling dat het advies van de preventieadviseur-arbeidsarts over de maatregel van moederschapsbescherming bevat die moet worden genomen, behalve als haar verzekeringsinstelling al over het voornoemde formulier beschikt dat de noodzaak van haar werkverwijdering tijdens de pre- en postnatale periode attesteert ; 3° een attest van de behandelend arts dat de vermoedelijke bevallingsdatum en het gegeven of al dan niet de geboorte van een meerling wordt voorzien, vermeldt in geval van een maatregel van moederschapsbescherming die tijdens de prenatale periode wordt genomen.".
De Voorzitter, De Leidend ambtenaar, I. VAN DAMME C. ARBESU