Etaamb.openjustice.be
Overeenkomst van 04 maart 1999
gepubliceerd op 29 juli 1999

Verordening houdende vaststelling van de werkingsregels van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1999031119
pub.
29/07/1999
prom.
04/03/1999
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 MAART 1999. - Verordening houdende vaststelling van de werkingsregels van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp (1)


De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Organisatie en samenstelling van de brandweerdienst

Artikel 1.Deze verordening regelt een aangelegenheid bedoeld bij artikel 166, § 2, van de grondwet.

Art. 2.De Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, hierna genoemd de « Brandweerdienst » is een beroepsdienst.

Hij is samengesteld uit operationeel en administratief en technisch personeel.

AFDELING 1. - Het operationeel personeel

Art. 3.Op het technisch en operationeel vlak wordt de Brandweerdienst geleid door de officier-dienstchef.

De officier-dienstchef treft de nodige maatregelen zodat voldoende voertuigen en toestellen, die voor een belangrijke interventie vereist zijn, gelijktijdig kunnen worden ingezet.

Bij afwezigheid van de officier-dienstchef, worden deze bevoegdheden uitgeoefend door de officier tweede in bevel, of bij afwezigheid van deze laatste door de aanwezeige officier met de hoogste graad. Bij gelijkheid in graad wordt het bevel gevoerd door de officier met de meeste graadanciënniteit. Bij gelijke graadanciënniteit, zal de hoogste dienstanciënniteit voorgaan.

Art. 4.De Brandweerdienst wordt op zodanige wijze georganiseerd dat voldoende manschappen (personeel en kader) te allen tijde klaar staan om binnen de kortst mogelijke tijd tussen te komen.

Het operationeel personeel werkt in continudienst gebaseerd op prestaties in 24 uren welke georganiseerd worden volgens de modaliteiten gedefinieerd in het huishoudelijk reglement. Het huishoudelijk reglement van de Brandweerdienst wordt goedgekeurd door de Minister bevoegd voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp.

AFDELING 2. - Het administratief personeel

Art. 5.De administratieve personeelsleden worden tewerkgesteld in de verschillende departementen van de Brandweerdienst. Zij zijn er belast met de administratieve en logistieke ondersteuning van het operationele personeel, meer bepaald inzake het personeelsbeleid, de begroting en financiën, de informatisering, de documentatie en public relations, de aankopen, de statistieken, het onderhoud van de gebouwen, de kledij en uitrusting.

AFDELING 3. - Het Huishoudelijk Regelement

Art. 6.De algemene organisatie van de Brandweerdienst, het arbeidsstelsel, het vakantie- en verlofreglement, de organisatie van de tussenkomsten, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de leden van het personeel, worden bepaald in het huishoudelijk reglement dat wordt goedgekeurd door de Minister bevoegd voor de Brandbestrijding en de Dringende Medische Hulp. HOOFDSTUK 2. - Materieel en bevoorrading in bluswater

Art. 7.Het materieel wordt ondergebracht in lokalen die uitsluitend daarvoor worden voorbehouden.

Het wordt bewaakt en onderhouden door het personeel onder het toezicht van de officier-dienstchef of van zijn gemachtigde. Het moet bestendig in goede staat verkeren en gebruiksklaar worden gehouden opdat het te allen tijde voor interventies en oefeningen beschikbaar zou zijn.

Het materieel mag, zelfs tijdelijk, niet voor andere doeleinden dan die van de Brandweerdienst worden gebruikt.

Art. 8.De Brandweerdienst is uitgerust met het nodige en toereikende materieel om de taken die hem opgedragen worden te kunnen uitvoeren.

Dit materieel zal in geen enkel geval minder zijn dan het minimale materieel waarover de gewestelijke en gemeentelijke brandweerdiensten van categorie X moeten beschikken zoals hernomen in bijlage 2 van het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende voor vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand.

Art. 9.De op of onder de openbare weg geplaatse hydranten staan ter beschikken van de officier-dienstchef of van zijn gemachtigde die ze te allen tijde voor interventies en oefeningen mag gebruiken.

Art. 10.In alle gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest laat de officier-dienstchef alle plaatsen registreren waar bluswater voorhanden is. Hij stelt aan de bevoegde gemeentebesturen de nodige maatregelen en werken voor om de opsporing, de toegang en het gebruik ervan te vergemakkelijken. Eventueel stelt hij het aanleggen van bijkomende waterwinplaatsen voor.

Bij het leggen of uitbreiden van een watervoorzieningsnet gaat de vooraf geraadpleegde officier-dienstchef na of de ontworpen installaties in de behoeften aan bluswater kunnen voorzien. HOOFDSTUK 3. - Kleding en uitrusting

Art. 11.De werkkledij wordt schoongemaakt en onderhouden op kosten van de Brandweerdienst. De kledings- en uitrustingstukken, alsmede de strikt onontbeerlijke persoonlijke voorwerpen die tijdens en door de uitoefening van de dienst beschadigd of abnormaal bevuild zijn, worden hersteld, of vervangen op kosten van de Brandweerdienst.

De samenstelling van de persoonlijke uitrusting en de periodiciteit van vervanging worden bepaald in het Huishoudelijk Reglement.

AFDELING 1. - Het operationeel personeel

Art. 12.Elke operationeel personeelslid van de Brandweerdienst ontvangt lastens het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een diensttenue, een uitrusting ter bescherming tegen brand en een uitgaanstenue overeenkomstig de voorschriften van het Ministerie van Binnenlandse Zaken ter zake. Hij heeft tot plicht voor deze kledij zorg te dragen en ze in goede staat te bewaren.

Art. 13.De kledings- en uitrustingsstukken en het uitgaanstenue mogen slechts bij de uitoefening van de dienst of ter gelegenheid van vergaderingen voor beroepsbelangen of officiële plechtigheden gedragen worden.

Art. 14.Het diensttenue, het interventietenue en het uitgaanstenue vormen elk een geheel, waarvan de samenstellende stukken niet afzonderlijk mogen gedragen worden.

Art. 15.Alleen het dragen van erettekens verleend door de Belgische regering is toegelaten. Door buitenlandse regeringen uitgereikte eretekens mogen slechts worden gedragen wanneer bij koninklijk besluit daartoe toelating is verleend.

AFDELING 2. - Het administratief en technisch personeel

Art. 16.De personeelsleden van de Brandweerdienst die in het kader van hun ambt werkkledij ontvangen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben tot plicht voor deze kledij zorg te dragen en ze in goede staat te bewaren. HOOFDSTUK 4. - Administratieve bescheiden

Art. 17.De officier-dienstchef waakt erover dat in zijn dienst de volgende bescheiden worden opgemaakt en bijgehouden overeenkomstig de richtlijnen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken terzake : 1° het immatriculatieregister of -kaartensysteem : het bevat per lid van de dienst, één of meer bladen of kaarten waarop inlichtingen van professionele aard staan vermeld en meer bijzonder : - identiteit, burgerlijke stand; - gezinstoestand (onder meer de bij ongeval te verwittigen personen); - bloedgroep; - immatriculatienummer; - aanduidingen om een dringende terugroeping naar de dienst mogelijk te maken. 2° Het register van de hulpoproepen : in dat register worden voor de tussenkomsten van de Brandweerdienst chronologisch en doorlopend opgetekend : - het uur en de herkomst van de oproep; - de aard en de localisering van het incident; - het uur van vertrekorder, het uur van verwitting van het personeel en het uur van vertrek van de hulpgroepen en samenstelling van elk dezer; - het uur van aankomst ter plaatse; - het uur waarop eventuele versterkingen werden gevraagd en herkomst van die versterkingen; - het uur van de terugkeer in de dienst. 3° Het register of kaartsystemen der inventarissen : dit moet onderverdeeld worden volgens de noodwendigheden. Het dient precieze aanduidingen te behelzen omtrent de volgende rubrieken : - materieel; - uitrusting; - kleding; - meubilair; - bureaumachines. 4° Het gebruiks- en onderhoudsboekje : bij elk voertuig en toestel moet een boekje zijn.Daarin worden vermeld : data en uren van gebruik, afgelegde afstanden, bestemming, bevoorrading in brandstof en smeermiddelen, alsmede de onderhouds- en herstellingswerken. Voor de toestellen zoals pompen en aggregaten wordt de rubriek « afgelegde afstand » vervangen door « duur van gebruik ». 5° Het aanwezigheids- en prestatieregister : in dat register wordt de samenstelling der verschillende ploegen en de prestatieuren van elk dezer opgetekend.Voorts worden daarin dagelijks de afwezigheden en de redenen ervan vermeld. 6° Het repertorium en de dossiers van de inrichtingen die onder speciale waakzaamheid vallen : het repertorium kan in een register of op steekkaarten worden gehouden.Het behelst een rangschikking, in alfabetische orde, van de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waar zich inrichtingen bevinden zoals bedoeld bij artikel 17 van het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor de vredestrijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand. Met elke inschrijving stemt een dossier overeen waarin voorkomen : kaarten, plannen, toegangswegen en alle nuttige aanwijzigingen omtrent de aard en de hoedanigheid van de risico's, alsmede de in de onmiddellijke omgeving bestaande water-winplaatsen.

Bij het uitrukken wordt het dossier van de betrokken inrichting overhandigt aan het personeel van het eerste interventievoertuig die het onverwijld afgeeft aan de leider van de operaties. Voorts zorgt de officier-dienstchef ervoor dat een lijst van de inrichtingen in de kazerne wordt opgehangen zodat alle leden van de dienst er kennis van zouden hebben. 7° De kaarten van de plaatsen waar bluswater voorhanden is : de officier-dienstchef waakt ervoor dat de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kaarten verschaffen, waarop klaar zijn aangeduid, de wegen, de bebouwde zones en de juiste ligging van de waterwinplaatsen. Op die kaarten brengt hij alle nuttige vermeldingen aan omtrent de aard van de waterwinplaatsen (hydranten, waterlopen, reservoirs, enz...), het debiet en de druk, de watervoorzieningsmaatschappijen en de gebruikte koppelingstypes met hun afmetingen. 8° De officier-dienstchef waakt erover dat de Geneesheer van de Brandweerdienst de persoonlijke steekkaarten opmaakt waarop alle tussenkomsten worden opgetekend waaraan het lid van de Brandweerdienst heeft deelgenomen, met vermelding van de gevaarlijke stoffen en van het besmettingsrisico waaraan het in voorkomend geval was blootgesteld;het lid van de Brandweerdienst kan te allen tijde zijn persoonlijke steekkaart inzien en zijn opmerkingen erop noteren.

Art. 18.De officier-dienstchef ziet er op toe dat de volgende verslagen, naar het model vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken, worden opgemaakt : 1° Het interventieverslag : Wordt opgemaakt in ten minste vier exemplaern : de eerste drie worden binnen een termijn van 8 dagen respectievelijk aan de Minister bevoegd voor de Brandweerdienst, aan de Burgemeester van de gemeente waar de interventie plaatsvond en aan de Algemene Directie van de Civiele Bescherming toegezonden;een vierde wordt in het archief van de dienst bewaard. 2° Het bijzondere interventieverslag : Wordt opgemaakt in tenminste zes exemplaren : de eerste 5 worden binnen een termijn van vier dagen toegezonden aan respectievelijk de Minister bevoegd voor de Brandweerdienst, de burgemeester van de gemeente waar de interventie plaatsvond, de Algemene Directie van de Civiele Bescherming, de Gouverneur van het arrondissement Brussel-Hoofdstad en aan de Minister van Binnenlandse Zaken;een zesde exemplaar wordt in het archief van de dienst bewaard.

Dit bijzonder verslag wordt opgemaakt voor elke tussenkomst naar aanleiding van een incident, dat de dood van tenminste één persoon tot gevolg had of die het gezamenlijk optreden van twee of meer hulpdiensten vereiste. Het vervangt het interventieverslag. 3° Het halfjaarlijks activiteitenprogramma. Het is een overzicht van de tijdens het komende semester te organiseren opleidingscursussen en oefeningen. Het moet voor 10 januari en 10 juli van elk jaar overgemaakt worden aan de Minister bevoegd voor de Brandweerdienst. 4° Het jaarlijks activiteitenverslag : Het is de samenvatting van de activiteiten van de dienst gedurende het afgelopen kalenderjaar.Het wordt voor 31 januari overgemaakt in één exemplaar aan de Minister bevoegd voor de Brandweerdienst, aan de Burgemeester van elke gemeente van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, aan de Gouverneur van het Arrondissement Brussel-Hoofdstad en aan de Minister van Binnenlandse Zaken. HOOFDSTUK 5. - Inspectie en bezoeken

Art. 19.De Minister bevoegd voor de Brandweerdienst organiseert minstens eenmaal om de twee jaar een inspectie van de Brandweerdienst.

Art. 20.De Minister bevoegd voor de Brandweerdienst bepaalt jaarlijks de datum waarop de overheden van de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest en de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad de installaties en het materieel van de Brandweerdienst kunnen bezoeken.

Deze overheden kunnen ter plaatse alle nuttige inlichtingen inwinnen met betrekking tot de werking van de Brandweerdienst en de problemen die gepaard gaan met de bescherming tegen brand in hun respectieve gemeenten en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. HOOFDSTUK 6. - Inwerkingtreding

Art. 21.Deze verordening treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 22.De Minister van Ambtenarenzaken, Buitenlandse Handel, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp is belast met de uitvoering van deze verordening.

Kondigen deze verordening af, bevelen dat zij door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 4 maart 1999.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, CH. PIQUE De Minister van Economie, Financiën, Begroting, Energie en Externe Betrekkingen, J. CHABERT De Minister van Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer, H. HASQUIN De Minister van Openbaar Ambt, Buitenlandse Handel, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, R. GRIJP De Minister van Leefmilieu en Waterbeleid, Renovatie, Natuurbehoud en Openbare Netheid, D. GOSUIN _______ Nota (1) Documenten van de Raad : Gewone zitting 1998-1999 : A-310/1 Ontwerp van verordening. A-310/2 Verslag.

Volledig verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 26 februari 1999.

^