gepubliceerd op 11 mei 2006
Omzendbrief OOP 25 ter begeleiding van de koninklijke besluiten van 28 november 1997 en van 28 maart 2003 (Belgisch Staatsblad van 15 mei 2003) houdende de reglementering van de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto's die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben
1 APRIL 2006. - Omzendbrief OOP 25 ter begeleiding van de koninklijke besluiten van 28 november 1997 (Belgisch Staatsblad van 5 december 1997) en van 28 maart 2003 (Belgisch Staatsblad van 15 mei 2003) houdende de reglementering van de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto's die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben
Aan Mevrouwen en Heren Provinciegouverneurs, Ter kennisgeving aan Mevrouwen en Heren Arrondissementscommissarissen en Mevrouwen en Heren Burgemeesters, Doel van de omzendbrief In 2003 werd aan de van kracht zijnde reglementering rond de sportwedstrijden voor auto's die op de openbare weg plaatshebben, een aantal verbeteringen aangebracht om tegemoet te komen aan sommige tekortkomingen die vastgesteld werden sedert de uitwerking in 1997 van een reglementering eigen aan autosportwedstrijden.Het koninklijk besluit van 28 maart 2003 tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 november 1997 houdende de reglementering van de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto's die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben (Belgisch Staatsblad van 15 mei 2003), kwam dan ook tegemoet aan deze behoefte tot verduidelijking. Terzelfdertijd werden verschillende bepalingen van de omzendbrieven OOP 25 en 25bis hierin geïntegreerd, omwille van het bijzonder belang dat ze hebben in de algemene organisatie van de veiligheid rond autosportwedstrijden.
Het doel van deze omzendbrief OOP 25 is de leesbaarheid van deze reglementering nog te verfijnen, te verduidelijken en te versterken door met name de omzendbrieven OOP 25 en OOP 25bis op te heffen en ze volledig te integreren in onderhavige omzendbrief OOP 25.
Het uiteindelijke doel is dus de veiligheid rond sportwedstrijden voor auto's die op de openbare weg plaatshebben, te verbeteren. Zo draagt het onderzoek door de commissie - voorzien in artikel 17 van het besluit - van alle snelheidswedstrijden die op de openbare weg plaatshebben, en niet enkel van deze die een gedeelte van de bebouwde kom gebruiken, bij tot de algemene veiligheidsplanning.
Om de globale leesbaarheid van de reglementering te vergemakkelijken, werd een gecoördineerde versie van de twee eerder vermelde besluiten uitgewerkt.
De voorliggende omzendbrief is gestructureerd volgens de artikelen van de gecoördineerde versie van het koninklijk besluit. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen 1. Toepassingsgebied van het koninklijk besluit (artikel 1) Twee aspecten - naast het feit dat het om een wedstrijd voor auto's moet gaan - zijn hierbij van belang, met name de snelheid en de competitie.Eén piloot (eventueel per categorie) moet dus als winnaar uit de bus komen - er moet dus een competitie-element aanwezig zijn - én deze overwinning moet behaald worden door zo snel mogelijk een bepaalde afstand af te leggen. De snelheid moet dus het essentiële element van de wedstrijd of competitie uitmaken. In eerste orde vallen de rally's (niet alleen met « hedendaagse » wagens, maar ook met « oude » of « historische » wagens) en de gelijkgestelde wedstrijden als rallysprint en klimwedstrijden onder de bepalingen van het besluit.
De sportwedstrijden voor auto's van het type « race start - finish » of « versnellingsrace », die betwist worden over vaak zeer korte afstanden - enkele honderden meters - vallen onder het toepassingsgebied van het besluit, omdat het element snelheid hier overwegend is.
Het beoogde doel is de veiligheid te garanderen van de toeschouwers die naar een dergelijke wedstrijd of competitie komen kijken. Dit maakt dat het parcours vooraf bekend moet zijn en dat alle deelnemers strikt hetzelfde parcours moeten volgen. Het parcours moet daarbij afgesloten worden zodat de normale weggebruikers daar geen toegang kunnen verkrijgen gedurende de wedstrijd of competitie, wat de veiligheid van deze weggebruikers ten goede komt.
Vallen dus niet onder het toepassingsgebied van het koninklijk besluit, wat niet belet dat zowel de organisator als de overheid er zich op kunnen inspireren : - behendigheidswedstrijden of -competities, zoals vb. de slaloms, omdat hier de behendigheid het overheersende element is en dit ondanks het feit dat ze onderworpen zijn aan een tijdsmeting; - de regelmatigheidswedstrijden of -competities, zoals bijvoorbeeld de « historische regelmatigheidsrally's » die als dusdanig erkend zijn door de Belgische Federatie voor Oude Voertuigen VZW, of door de nationale sportinstantie of de sportbonden, of bijvoorbeeld de oriëntatieritten of de ritten voor kaartlezen; - de wedstrijden of -competities waarin strikt genomen geen gebruik gemaakt wordt van auto's, zoals bijvoorbeeld de kartingwedstrijden of -competities; - de activiteiten zonder enig competitief aspect of waarvan de rituitslagen geen weerslag hebben op de eindrangschikking, zoals bijvoorbeeld de toeristische rally's.
Voor zover deze activiteiten in het gewone verkeer en op publiek toegankelijke wegen plaatsvinden, moet dit gebeuren met eerbiediging van de verkeersreglementen.
Specifiek voor de regelmatigheidswedstrijden en -competities wens ik een bijzondere aandacht te vragen. Dit zijn wedstrijden waarbij aan een voorafbepaalde gemiddelde snelheid een bestemming bereikt dient te worden, dit volgens eenzelfde parcours maar zonder dat deze afgesloten wordt van de andere weggebruikers. De deelnemers moeten de wegcode strikt volgen, maar door hun aard kunnen ze een gevaar vormen voor de andere weggebruikers. Het komt immers wel eens voor dat de piloten hun verloren tijd (doordat ze bijvoorbeeld de weg kwijt geraakt zijn) willen goedmaken door sneller en onverantwoorder te rijden. In geval van twijfel over deze regelmatigheidswedstrijden, kan de commissie gevraagd worden het dossier eens nader te bekijken en kan het op lokaal, dan wel provinciaal vlak nuttig en noodzakelijk blijken een coördinatievergadering te beleggen met alle mogelijk betrokken actoren.
De in alinea 2 van artikel 1 bedoelde omlopen die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg gelegen zijn, zijn de omlopen van Chimay, Mettet, Spa-Francorchamps en Zolder. 2. Voorwaarden die voldaan moeten worden voor het verlenen van een vergunning (artikel 3) Volgens artikel 9 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, zijn sportwedstrijden of -competities die geheel of ten dele op de openbare weg plaatshebben, verboden, behoudens een voorafgaande en schriftelijke toestemming van de burgemeester van de gemeente op wiens grondgebied de wedstrijd of competitie plaatsheeft. De vergunning van deze wedstrijden is derhalve de uitzondering en het verbod de algemene regel, ook voor die sportwedstrijden of -competities waarbij de snelheid niet het overheersend kenmerk uitmaakt. Met betrekking tot de snelheidswedstrijden voor auto's, is het verlenen van de vergunning onderworpen aan een zeker aantal voorwaarden, opgenomen in artikel 3 van het besluit, waaraan minstens voldaan moet worden. Dit belet evenwel niet dat de burgemeester strengere en bijkomende voorwaarden kan opleggen teneinde een optimaal veiligheidskader te creëren. 2.1. Advies van de wegenbeheerders (3°) Als voorwaarde voor het verlenen van de vergunning, vermeldt artikel 3, 3° « het gunstig advies van de beheerders van de wegen gebruikt voor het parcours van de klassementsproeven en van de verbindingstrajecten ».
Het advies van de beheerders van de provinciale en gewestwegen wordt gevraagd door de organisator van de wedstrijd of de competitie. Het bewijs van de aanvraag moet worden gevoegd bij de vergunningsaanvraag aan de burgemeester. Indien de betrokken wegbeheerder binnen de twee maanden geen advies verstrekt heeft, wordt dat geacht gunstig te zijn. 2.2. Schriftelijke vaststelling door de gouverneur (6°) Wanneer één of meer klassementsproeven van een wedstrijd of competitie zich afspelen op het grondgebied van verschillende gemeenten, moet de gouverneur schriftelijk vaststellen dat eenzelfde veiligheidsniveau bereikt is over het gehele parcours van die klassementsproef (-proeven), wat in de praktijk bijna altijd vastgesteld wordt na afloop van de provinciale coördinatievergadering, zoals bedoeld in artikel 4.
Dit punt stelt een praktisch probleem voor de burgemeesters die de vergunning moeten verlenen omdat ze enerzijds de vergunning niet kunnen verlenen zolang ze deze schriftelijke vaststelling niet ontvangen hebben, maar anderzijds zal de gouverneur deze schriftelijke vaststelling slechts kunnen opmaken nadat het parcours dat verschillende gemeenten doorloopt, vastgesteld en toegestaan is door die gemeenten.
Om elke procedure-impasse te vermijden, is het wenselijk dat de burgemeester in twee fasen werkt : - onderzoek van de aanvraag en, in geval van een gunstig resultaat, principeakkoord onder vorm van een voorlopige vergunning; - na schriftelijke vaststelling door de gouverneur, definitieve vergunning om de wedstrijd te organiseren. 2.3. Beoordeling van de betrouwbaarheid en de verantwoordelijkheidszin van de organisator (7°) Het is aan de burgemeester na te gaan of de organisator zich in het verleden niet schuldig gemaakt heeft aan piraatwedstrijden, aan het verwaarlozen van de opgelegde veiligheidsmaatregelen, aan het niet respecteren van de voorziene bepalingen tijdens vorige edities of, in het algemeen, aan het ontlopen van zijn verantwoordelijkheden.
Indien de burgemeester vaststelt dat deze elementen zich in het verleden voorgedaan hebben, betreft het een motief om het verlenen van de vergunning te weigeren. 2.4. Het bewijs van betaling van de bijdrage van 10 % (8°) In toepassing van artikel 283 van de wet van 22 februari 1998 houdende de sociale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 3 maart 1998), zijn de organisatoren van sportwedstrijden of -competities voor motorvoertuigen die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatsvinden, een bijdrage ten bedrage van 10 % op het bedrag van de premie van de bijzondere aansprakelijkheidsverzekering, verschuldigd.
Deze bijdrage is enkel van toepassing op de wedstrijden en competities die onder het besluit vallen. De karting- en de slalomwedstrijden vallen hier dus niet onder.
De bijdrage wordt geheven op het brutobedrag van de geciteerde premie, die zowel de burgerlijke aansprakelijkheid « organisatie » als de burgerlijke aansprakelijkheid « verkeer » dekt. Te dien einde maakt de verantwoordelijke van de sportbond, na de wedstrijd of competitie, een kopie van het standaardverzekeringsformulier, waarin de eindafrekening van de verzekeringspremie weergegeven wordt, over aan de Algemene Directie Crisiscentrum.
De bijdrage wordt door de organisator binnen de maand die volgt op de wedstrijd of competitie gestort op rekeningnummer 679-2006088-31 van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Crisiscentrum - Rallycommissie met vermelding van de naam en de datum van de wedstrijd of competitie, en toegevoegd aan de algemene middelen van de Schatkist.
We herinneren de burgemeester eraan dat de betaling van deze bijdrage verplicht is. Een burgemeester mag dus slechts een vergunning verlenen indien het bewijs van betaling van deze bijdrage aangaande de vorige editie bij de vergunningsaanvraag gevoegd is. In geval van twijfel over het feit of deze bijdrage al dan niet (volledig) betaald is, kan altijd contact worden opgenomen met de Algemene Directie Crisiscentrum, die hierover de nodige informatie kan verstrekken.
We herinneren er ook aan dat de voorafgaande schriftelijke vergunning van de burgemeesters van de gemeenten op wiens grondgebied de sportwedstrijden of -competities georganiseerd worden, melding moet maken van deze verplichte bijdrage. 2.5. Het advies van de betrokken Commissies voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening betreffende het medisch dispositief dat door de organisator in plaats gesteld wordt Het advies van de betrokken Commissie voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening is nodig vooraleer een burgemeester zijn vergunning kan verlenen. Indien de betrokken Commissie voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening niet voldoende keren samenkomt om een advies te kunnen verlenen, dient deze Commissie iemand te machtigen om het in haar naam te doen. De Commissie moet achteraf nazien of het advies voldoende gemotiveerd was om eventueel bepaalde punten bij te sturen. Het opmaken van een checklist van zaken die zeker in het advies moeten staan, zodat de adviezen dezelfde inhoud hebben voor de verschillende wedstrijden en competities, is wenselijk. HOOFDSTUK II. - Coördinatie 1. Moeten gemeenten die alleen bij een verbindingstraject betrokken zijn, een coördinatievergadering houden ? Allereerst willen we hier duidelijk het principe vooropstellen dat artikel 9 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer (Belgisch Staatsblad van 27 maart 1968) van toepassing is zowel op de klassementsproeven als op de verbindingstrajecten.Dit wil dus zeggen dat ook aan de burgemeesters van de gemeenten die enkel betrokken zijn doordat een verbindingstraject over hun grondgebied loopt, een vergunningsaanvraag zoals bedoeld in artikel 3 van het besluit gestuurd moet worden.
Het feit dat artikel 9 van de wet van toepassing is, wil niet zeggen dat het koninklijk besluit integraal van toepassing is. Het is aan de burgemeester te beslissen over de organisatie van een lokale coördinatievergadering en of het uitvaardigen van politiereglementen en het nemen van specifieke maatregelen noodzakelijk zijn, uitgaande van het feit dat die verbindingstrajecten eigen risico's kunnen veroorzaken, verbonden aan de verplaatsing van de toeschouwers en de deelnemers.
Opdat de gouverneur(s) van de provincie(s), belast met de organisatie van een provinciale coördinatie, een globaal overzicht van de situatie zou(den) hebben, is het aangewezen dat de betrokken partijen van de gemeenten waarop verbindingstrajecten gelegen zijn, eveneens uitgenodigd worden op de provinciale coördinatievergaderingen. 2. Verslagen van de coördinatievergaderingen (artikel 4 § 3) In toepassing van artikel 4, § 3 van het besluit worden de verslagen van de lokale en provinciale coördinatievergaderingen binnen de acht dagen aan de deelnemers, aan de betrokken provinciegouverneurs en aan de Commissie overgemaakt.3. Verslagen van de evaluatievergaderingen De overheid die de coördinatie heeft georganiseerd zoals voorzien in artikel 4 van het koninklijk besluit, zorgt ook voor de evaluatie a posteriori, houdende eventuele incidenten in de werking van het veiligheidsplan en het adequaat karakter van de genomen veiligheidsmaatregelen. De incidenten maken voorwerp uit van een gedetailleerd verslag ter attentie van de Minister van Binnenlandse Zaken, van de Minister tot wiens bevoegdheid de wegveiligheid behoort en van de betrokken provinciegouverneur. Dit verslag, opgemaakt door de burgemeester, moet minstens volgende informatie te bevatten : - de dag, uur en precieze plaats van het incident; - de juiste aard van het incident; - de omstandigheden van het incident; - de vermoedelijke oorzaken van het incident; - de materiële schade; - de slachtoffers : - aantal; - aard van de verwondingen : . lichte verwonding . zware verwonding . overlijden - de interventiemaatregelen.
De burgemeester wordt verzocht niet enkel die incidenten in aanmerking te nemen die op een directe wijze uit de snelheidswedstrijd voortvloeien, maar ook degenen die zich voordoen in de marge van de organisatie en die zich hebben kunnen voordoen door het houden van de wedstrijd of de competitie.
Op het einde van elk seizoen moeten de provinciegouverneurs een syntheseverslag opstellen en, vóór eind december, overmaken aan de Minister van Binnenlandse Zaken en aan de Minister tot wiens bevoegdheid de wegveiligheid behoort. Dit verslag moet een globaal overzicht geven van het voorbije seizoen. HOOFDSTUK III. - Vergunningen en parcours 1. Ontvankelijkheid en inhoud van de vergunningsaanvraag (artikel 5, lid 1) Artikel 5, lid 1, van het koninklijk besluit voorziet dat « de organisator (...), minstens drie maanden vóór de datum van de wedstrijd of competitie, een aanvraag tot vergunning zoals bedoeld in artikel 3 aan de bevoegde burgemeester of burgemeesters (richt) met tegelijkertijd afschrift aan de bevoegde provinciegouverneur of provinciegouverneurs, als aan de commissie voor de veiligheid voorzien in artikel 17, alsook aan de betrokken Commissie of Commissies voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening. Niet ontvankelijk zijn de vergunningsaanvragen die niet binnen die termijn ingediend zijn. » De bedoeling van dit artikel is aan de verschillende betrokken partijen die een advies of hun akkoord moeten verlenen, of die middelen en personen ter beschikking moeten stellen, een voldoende ruime tijd vooraf te laten weten dat een snelheidswedstrijd voor auto's zal plaatsvinden.
Dit artikel impliceert ten andere dat elke aanvraag tot vergunning voor een door dit besluit beoogde sportwedstrijd die niet drie maanden vóór de organisatie van die wedstrijd ingediend is, automatisch verworpen dient te worden. Dit geldt ook wanneer de aanvraag niet vervolledigd is uiterlijk drie maanden voor de datum van de wedstrijd of competitie, maar niet wanneer op vraag van een burgemeester wijzigingen in de initiële aanvraag zich opdringen.
Om het werk van de Commissie, zoals bedoeld in artikel 18 van het besluit, vlotter te laten verlopen en om vooraf te kunnen weten welke gemeente(n) daarbij om het advies van de Commissie zal (zullen) verzoeken en welke gemeente(n) specifiek een vraag tot afwijking van artikel 7 § 3 zal (zullen) stellen, moeten de organisatoren tegelijkertijd een kopie van elke vergunningsaanvraag aan de Commissie overmaken. 1.1. Veiligheidsplan De vergunningsaanvraag moet onder meer een voorlopige versie bevatten van het veiligheidsplan, zoals beschreven in artikel 11 van het besluit. Het veiligheidsplan moet dus nog niet op punt staan. Het is de bedoeling om, met de lokale overheid maar ook met de medische diensten en de politiediensten, verbeteringen aan te brengen aan de maatregelen qua veiligheid. Van belang is het feit dat de lokale overheid ingelicht wordt over het parcours en de timing van de wedstrijd of competitie, opdat deze eventueel een afwijking zou kunnen vragen waarvan sprake in artikel 7 § 3, en dat ook de andere diensten en overheden hun schikkingen kunnen beginnen te treffen.
De vergunningsaanvraag en het veiligheidsplan moeten de burgemeester eveneens in staat stellen een adviesaanvraag aan de Commissie te sturen conform artikel 7 § 5 van het besluit, met eventueel een aanvraag tot afwijking waarvan sprake in artikel 7, § 3. 1.2. Vermelding op de jaarkalender Wanneer de wedstrijd of competitie op de jaarkalender van één of meer sportbonden vermeld is, moet de organisator, overeenkomstig het gestelde in artikel 5, lid 2 van het besluit, bij zijn aanvraag tot vergunning het bewijs hiervan leveren.
De vermelding op één van de jaarkalenders is voor de burgemeester een betrouwbare indicatie dat het gaat om een serieuze organisatie. Het gaat hier met name om de officiële jaarkalenders van de sportbonden, te weten de « Nationale Sportcommissie », nu « RACB Sport » genaamd, de « Vlaamse Auto-Sportfederatie » en de « Association Sportive Automobile Francophone », waarin slechts die wedstrijden of competities vermeld worden die voldoen aan de veiligheidsvoorschriften van die sportbonden.
Het feit dat een wedstrijd of competitie niet op een officiële jaarkalender is vermeld, betekent echter niet dat de vergunningsaanvraag in geen enkel geval in overweging genomen kan worden. Het impliceert wel een bijkomende evaluatie door de burgemeester. Die kan ter ondersteuning van zijn evaluatie het advies vragen van de Minister van Binnenlandse Zaken, die toepassing kan maken van artikel 18 § 1, 1° van het besluit. 2. Testritten (zogenaamde « shake down ») Bij bepaalde wedstrijden of competities komt het voor dat vóór de eigenlijke wedstrijd of competitie een gedeelte van het parcours wordt gebruikt voor het houden van een testrit, waarbij ook toeschouwers aanwezig kunnen zijn.Het gaat hier dus niet om een verkenning van het gehele parcours in de zin van het besluit. Daarom, gezien het feit dat deze testrit gereden worden alsof het om een echte wedstrijd of competitie gaat, dienen ten aanzien van dat gedeelte van het parcours dezelfde veiligheidsmaatregelen getroffen te worden als die zouden gelden tijdens de wedstrijd of competitie zelf. Dit wil onder meer zeggen dat er baancommissarissen en stewards aanwezig moeten zijn en dat de voor het publiek verboden zones duidelijk afgebakend moeten worden. Het is eveneens verplicht de buurtbewoners te informeren van deze testrit en voor een timing te opteren die de lokale activiteiten zo min mogelijk verstoort en de veiligheid van de bevolking - en van het publiek - maximaal waarborgt. Het veiligheidsplan van deze testrit moet onderzocht worden door de commissie, zoals het veiligheidsplan van de wedstrijd of competitie. 3. Verkenningen (artikel 6) De timing (dagen en uren) van de verkenningen moet opgenomen worden in het bijzonder reglement van de wedstrijd en door de organisator medegedeeld worden aan de buurtbewoners van het parcours.Het komt aan de organisator toe te waken over een goede verloop van de verkenningen, zowel op het vlak van de timing als op het vlak van een redelijk aantal toegelaten doortochten van de wagens. Het komt aan hem toe het belang van efficiënte verkenningen van het parcours en de kwaliteit van het leven van de buurtbewoners die hierdoor gestoord worden, zo goed mogelijk met elkaar te verzoenen.
Bij sommige wedstrijden of competities voor auto's gebeurt het dat in de marge van de wedstrijd voor « hedendaagse » auto's, ook een wedstrijd met oude of « historische » auto's wordt verreden. Gezien het feit dat deze hetzelfde parcours gebruiken en de snelheid er het hoofdkenmerk van uitmaakt, maken deze twee zogenaamde afzonderlijke wedstrijden er slechts één uit voor wat de verkenningen betreft. Dit maakt dat er geen sprake kan zijn van een uitbreiding van het aantal dagen van de verkenningen zoals in het besluit bepaald. De geest van de reglementering wil immers de overlast voor de bewoners van het parcours in de mate van het mogelijke beperken. 4. Advies vanwege de commissie voor de veiligheid bij sportwedstrijden of -competities voor auto's 4.1. Inhoud adviesaanvraag De commissie moet een advies verlenen over alle sportwedstrijden of -competities die op de openbare weg plaatsvinden en onder de huidige reglementering vallen. Ze beperkt zich dus niet meer tot die wedstrijden of competities die geheel of gedeeltelijk binnen de bebouwde kom of buiten de gestelde uren gereden worden. Meer nog, een afwijking op de uren vermeld in het besluit is niet meer mogelijk.
De adviesaanvragen moeten schriftelijk overgemaakt worden aan de : Algemene Directie Crisiscentrum Commissie voor de veiligheid bij sportwedstrijden of -competities voor auto's Hertogstraat 53 1000 Brussel Een adviesaanvraag voor een wedstrijd of competitie die over het grondgebied van meerdere gemeenten loopt, mag door verschillende burgemeesters gezamenlijk ingediend worden.
Volgende documenten moeten de aanvraag vergezellen : - de kopie van de vergunningsaanvraag, ingediend door de organisator; - de kopie van de adviesaanvraag aan de betrokken wegenbeheerder(s); - een precieze cartografie met de wegen van de klassementsproef, met opgave van de grenzen van de bebouwde kom, en van de wegen waarvoor een afwijking gevraagd wordt; - een motivatie, zoals hierboven weergegeven, van de noodzakelijkheid van de afwijking; - alle stukken en alle middelen die de aanvraag kunnen staven (vb. videocassette met de gedeelten van het parcours binnen de bebouwde kom, met de gevaarlijke punten en met de bijzondere veiligheidsmaatregelen die voorzien worden).
Teneinde het werk van de commissie te vergemakkelijken, bezorgt de organisator haar een kaart van goede kwaliteit (schaal minimum 1/20.000). Deze dient geactualiseerd te worden door de organisator indien wijzigingen opduiken tijdens de homologatie van het parcours.
De cartografie bevat een algemeen zicht over het parcours en de details van de klassementsproeven.
Als aanvulling op deze papieren kaart, voegt de organisator bij het veiligheidsplan luchtfoto's die hem ter beschikking gesteld kunnen worden door de sportbonden. Hij vervolledigt de luchtfoto's door er de richting van de koers en de baanpostnummers op aan te brengen, per klassementsproef.
Opdat de commissie een gefundeerd advies kan geven, moet het traject van het parcours, dat weergegeven wordt in het veiligheidsplan, overeenstemmen met de configuratie van de plaatsen. Die laatste heeft immers een directe weerslag op de veiligheidsmaatregelen die genomen moeten worden langsheen het parcours. Om tot een voldoende inzicht te kunnen komen van de veiligheidsmaatregelen, is het van belang rekening te houden met de volgende elementen (niet gelimiteerde lijst) : - het respecteren van de werkelijke omvang van de bochten (scherpe bocht, rechte hoek, haarspeldbocht, lange kromming, ...); - het weergeven van de breedte van de wegen en, als opmerking, de aard van het wegdek wanneer het parcours verschillende ondergronden aandoet (vb. een 5 meter brede asfalten weg gevolgd door een landweg van 3 meter); - het weergeven van de positie van gebouwen en andere belangrijke details (brug, lage muur, veiligheidsrail,...) op de plaats waar ze zich effectief bevinden (aan de voorkant van de weg, meer naar achter, ...); - het uittekenen van de gebouwen en belangrijke details in dezelfde schaal als gebruikt voor de route; - het weergeven van de ligging van sloten en hoge bermen, de diepte (sloten) en de hoogte (hoge bermen); - het weergeven van de hagen, afsluitingen, beboste vlakten en muren; - het weergeven van de aard van de gewassen op de velden (belangrijk element in functie van de datum van de wedstrijd binnen of buiten het oogstseizoen).
Verder moet de organisator duidelijk de baanposten langs het parcours aangeven, waarbij het nummer van de baanpost en het precieze punt op het parcours overeen moeten stemmen, evenals het aantal en de plaats van de stewards. 4.2. Bijzondere motivering Om te kunnen afwijken van het verbod te rijden binnen de bebouwde kom, moet de burgemeester een bijzondere motivering bij de adviesaanvraag voegen. Enkel voldoende gemotiveerde afwijkingsaanvragen zullen behandeld worden. Indien dit niet het geval is, zal de commissie een negatief advies verstrekken.
Zo moet, wat de doortocht van de bebouwde kom betreft, al naargelang het geval, vermeld worden : - het aandeel van het gedeelte van het parcours dat de bebouwde kom doorkruist (vb. klassementsproef nr. 3 : 8 km 500, waarvan 450 meter binnen de bebouwde kom); - het feit of het gedeelte van het parcours in volle centrum of langs de rand van de bebouwde kom loopt; - een schatting van het aantal betrokken woningen en omwonenden; - de onmogelijkheid om in een alternatieve route te voorzien : - ofwel bestaat er geen zonder een te lange omleiding op te leggen; - ofwel bestaan er één of meerdere mogelijkheden, die echter onbruikbaar zijn (weg in slechte staat, of in herstelling, of die gevaarlijke punten bevat,...); - de voorziene veiligheidsmaatregelen (de voor het publiek verboden zones, aanwezigheid van stewards,...); - eventuele wijzigingen van het parcours ten opzichte van de voorgaande editie en de rechtvaardiging hiervoor; - een beschrijving van de weg die gebruikt wordt voor de wedstrijd of de competitie binnen de bebouwde kom (toestand van het wegdek, breedte van de weg, weg met al dan niet druk verkeer, open of gesloten bebouwing, ...).
Wanneer de route reeds gebruikt werd tijdens wedstrijden in de voorgaande jaren, is het noodzakelijk incidenten of klachten vanwege de buurtbewoners te vermelden.
Wanneer een wedstrijd of een competitie een bebouwde kom doorkruist die niet eerder doorkruist werd, zal de commissie met een bijzondere aandacht de wenselijkheid van die doortocht door de bebouwde kom onderzoeken in het licht van de bijzondere motivering voorgelegd door de betrokken burgemeester. De commissie antwoordt op de door de burgemeester voorgelegde motiveringen, of het nu is om een positief of een negatief advies te formuleren. Ze kan eveneens alternatieven suggereren.
We wensen hier nogmaals te herhalen dat de veiligheidsnormen betreffende de veiligheid en de maximale beperking van de overlast, die vervat zijn in het besluit, van gebiedende aard zijn. HOOFDSTUK IV. - Politiereglementen 1. De voor het publiek verboden zones (artikel 8) 1.1. De voor het publiek verboden zones Volgens artikel 8 van het besluit moeten de verboden zones, waaronder de bijzonder gevaarlijke zones, vastgelegd worden in een politiereglement. In alinea 2 van dit artikel is daarbij bepaald dat gebruik gemaakt moet worden van verkeersborden C19, voorzien in het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer (een rond bord met witte achtergrond en een rode rand met in het midden een zwart gekleurde afbeelding van een voetganger). In toepassing van artikel 65.5 van dat besluit kan aan dat verkeersbord een zonale geldigheid gegeven worden. Het verkeersbord wordt dan opgenomen in een rechthoekig bord met een witte achtergrond waarop de term « zone » gedrukt staat. Een dergelijk verbodsbord met een zwarte diagonale lijn van de linker benedenhoek tot de rechter bovenhoek, duidt het einde van de zone aan.
In functie van de configuratie van de plaatsen, waakt de organisator erover een uitrijzone in te stellen met een minimale afstand van 50 meter, zelfs van 80 meter of meer in functie van bijzonder hoge snelheden (vb. na een rechte weg of een weg met weinig bochten van meer dan 500 meter). Een uitrijzone is een voor het publiek verboden zone die de piloot nodig kan hebben bij een mechanisch defect of een slechte inschatting bij het rijden. Deze uitrijzone dient volledig verlaten te blijven gedurende de gehele duur van de wedstrijd en duidelijk afgebakend te worden door gekruiste linten met verkeersborden C19.
Verder moet de organisator, in functie van de mogelijkheden, in een voor het publiek verboden zone voorzien bij elke verandering van richting, en dit zowel in de lengte als in de diepte, voor en na een bocht. De afbakening van die zones moet systematisch hernomen worden in het veiligheidsplan. De afbakening en de vorm van die zones moeten worden aangepast aan de kenmerken van het parcours. Bij wijze van voorbeeld, voor een haakse bocht moet de organisator in een verboden zone met een lengte van 30 meter aan de linker- en de rechterzijde voorafgaand aan de bocht en van 30 meter aan de binnenzijde en 50 meter aan de buitenzijde na die bocht voorzien. Deze afmetingen worden enkel gegeven bij wijze van voorbeeld en kunnen worden verhoogd indien de omstandigheden dit vereisen.
Het is absoluut verboden dat iemand zich in de voor het publiek verboden zones bevindt. Dit verbod geldt ten aanzien van elke fysische persoon, met uitzondering van diegenen die uitdrukkelijk opgeroepen worden tussen te komen tengevolge van een incident of een ongeval en dit enkel gedurende de periode van de interventie.
Het is dus bijgevolg uitgesloten dat journalisten, technici of fotografen van de gesproken, geschreven of audiovisuele pers, evenals elke andere persoon dan diegene bedoeld in de vorige paragraaf, onder meer door middel van een verklaring van afstand van verantwoordelijkheid of door middel van een ander document of onderscheidingsteken, zich gemachtigd achten af te wijken van deze imperatieve veiligheidsmaatregel. Het is de organisatoren verboden aan die journalisten, technici of fotografen een brief ter ontlasting van verantwoordelijkheid ter ondertekening voor te leggen.
De materiële afbakening van de verbodszones wordt overwegend verwezenlijkt met linten. Niettemin kan eender welk materiaal gebruikt worden, zolang het maar aangepast is aan de omstandigheden, duidelijk voor de toeschouwers en veilig voor de piloten.
Het moet duidelijk zijn dat wanneer het publiek zich begint te verplaatsen naar een andere plaats langs het parcours of naar een andere klassementsproef, deze verplaatsingen niet mogen gebeuren via de voor het publiek verboden zones. Met andere woorden, bij de algemene voorbereiding van de wedstrijd en de realisatie van het veiligheidsplan, moet ook aandacht besteed worden aan de kanalisatie van het publiek van en naar de plaatsen waar ze een klassementsproef bekijken.
De voor het publiek verboden zones zullen slechts opnieuw opengesteld worden na de effectieve bevestiging van het einde van de wedstrijd door een wagen van de organisatie. 1.2. Muren - bruggen - autosnelwegen - treinsporen Wat de muren betreft, moet de organisator uiterst waakzaam zijn en mag hij niet toelaten dat het publiek zich op of net achter lage muurtjes of balustrades zou bevinden, wat het publiek dat zich daar installeert een vals gevoel van veiligheid geeft.
Eveneens is het verboden dat het publiek zich bevindt op spoorbruggen of bruggen van autosnelwegen, langs het netwerk van autosnelwegen (wanneer een wedstrijd een autosnelweg van nabij passeert en dit omdat dit een bijzondere gevaarlijke observatieplaats kan vormen) en langs treinsporen die gelijklopen met het parcours.
Wanneer een wedstrijd langs een dergelijke infrastructuur passeert, moet er voorafgaand een contact bestaan tussen de organisator, de betrokken lokale politiezones en de politie belast met die specifieke plaatsen, opdat deze laatsten in staat zijn snel te reageren in geval van een ontoelaatbare aanwezigheid van toeschouwers op de voormelde bijzonder gevaarlijke plaatsen. 1.3. De 10-meter zone Een burgemeester kan strengere en bijkomende voorwaarden opleggen aan een organisator om een optimaal veiligheidskader te creëren. Het opleggen van een publieksvrije 10-meter zone rond het parcours is hiervan een voorbeeld, hoewel de inrichting ervan in de praktijk niet altijd en overal realiseerbaar is. Daarbij vormt zich het probleem van de afdwingbaarheid en controleerbaarheid wanneer deze 10-meter zone niet materieel afgebakend is. Het enkel plaatsen van borden waarop vermeld staat dat het niet toegestaan is te staan binnen een zone van 10 meter vanaf de weg zonder dit eveneens materieel af te bakenen, kan tot discussie aanleiding geven, eventueel tot in de rechtbank. De verantwoordelijkheid kan dan wel eens bij de organisator terechtkomen wegens de onduidelijkheid of in geval van twijfel. Wanneer overgegaan wordt tot het instellen van een 10-meter zone, moet deze materieel afgebakend worden op die plaatsen waar publiek verwacht mag worden, dit om duidelijkheid te scheppen ten aanzien van dat publiek. Evenals wanneer het parcours langs verschillende gemeenten passeert, moet de realisatie van deze maatregel in de mate van het mogelijke gebeuren over het geheel van het parcours, dit opdat het klaar en duidelijk zou zijn. 1.4. Privé-eigendom Een ander belangrijk aspect betreft de privé-eigendommen van de bewoners die langs het parcours van de wedstrijd of de competitie liggen.
Het aantal woningen dat langs het parcours ligt, moet maximaal beperkt worden. Het is immers de bedoeling te zorgen dat de overlast die voortvloeit uit de organisatie van een wedstrijd zo weinig mogelijk bewoners raakt.
Ten aanzien van het publiek dat langs het parcours woont, is het van belang te signaleren dat hun eigen terrein in de voor het publiek verboden zones kan vallen. Het kan immers gevaarlijk zijn plaats te nemen in een tuin, op een veld of een erf naast de woning tijdens een wedstrijd of competitie, waar die bewoners zich niet altijd rekenschap van geven. Die bewoners moeten hiervan op de hoogte gebracht worden enerzijds met een persoonlijke brief en anderzijds via een persoonlijk contact uitgaande van de organisator en/of de lokale overheid, die in onderling overleg moeten beslissen en duidelijke afspraken maken over de manier waarop en wie de bewoners langs het parcours zal inlichten. 1.5. Uitstellen van de start of stilleggen van de klassementsproef Naast het geval beschreven in artikel 15 van het besluit en wanneer ondanks alle maatregelen met het oog op het afbakenen, controleren en verbieden van de toegang tot de verboden zones, zich daar toch één of meerdere personen in bevinden, moet de organisator van de wedstrijd of competitie met het meest geëigende middel de start uitstellen of de klassementsproef zo snel mogelijk stilleggen. Bij gebreke van tussenkomst van de organisator, komt deze beslissing toe aan een bevoegde overheid (vb. de burgemeester) of aan elke persoon aan wie de wet de hoedanigheid van officier van bestuurlijke politie verleent. 1.6. « Jump » Soms maakt de gesteldheid van het wegdek of het aanbrengen van een hindernis daarop het mogelijk dat de wedstrijdwagens een min of meer hoge en lange sprong maken, beter gekend als een « jump ». Dat maakt van dat punt bij uitstek een spektakelpunt voor het publiek, maar het neerkomen van een auto na een dergelijke « jump » kan dan weer een risico voor het publiek inhouden, zonder twijfel in de zone na de « jump ». Daarom moet de voor het publiek verboden zone na de « jump » groot genoeg zijn, zowel in de lengte als in de breedte. Deze zone zou minstens 100 meter lang en 30 meter breed moeten zijn (op een vlak terrein). Bij een holle weg mag het publiek niet aan de voet of op de wand van de helling staan binnen een afstand van 100 meter van de « jump ». Het kan plaats nemen bovenaan de holle weg, voor zover die door zijn hoogte en zijn sterke helling een voldoende veiligheid biedt. De organisator zal eveneens in voldoende duidelijke voor het publiek verboden zones voorzien, zowel in de lengte als in de diepte, voor de « jump » en ter hoogte ervan. 1.7. Controle op het terrein van de maatregelen zoals uiteengezet op papier De veiligheidsmaatregelen zoals die uitgetekend zijn in het veiligheidsplan en de maatregelen die opgenomen zijn in de politiebesluiten moeten op het terrein gematerialiseerd worden. Het materialiseren op het terrein moet strikt aan de inhoud van het veiligheidsboek en de politiebesluiten beantwoorden, omdat deze veiligheidsmaatregelen beschouwd moeten worden als de minimale door de organisator te respecteren maatregelen. Het is dus van belang deze maatregelen te controleren. Het komt de lokale overheid toe deze controle uit te voeren, omdat zij de instantie is die de vergunningen aflevert. De lokale overheid, geholpen door de lokale politie, de homologateur en de organisator, moet dus in staat zijn op een correcte wijze de strikte toepassing van het veiligheidsplan op het terrein te valideren (onder andere de afbakening van de voor het publiek verboden zones). 2. Eet- en drinkgelegenheden (artikel 9) Toeschouwers, onder duidelijke invloed van alcohol, kunnen een gevaar vormen, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor hun omgeving.Te veel alcohol brengt een vermindering van het inschattingsvermogen voor risico's mee en verhoogt de reactietijd bij een plots voorval. Het gebruik van alcohol moet op en naast het parcours onder controle blijven. Daarom is het aan te bevelen de verkoop van alcohol in de directe omgeving van het parcours te verbieden. Indien het alcoholverbruik niet altijd volledig beteugeld kan worden op het niveau van de in de politiebesluiten opgenomen verkoopspunten, met het risico dat het probleem zich verplaatst buiten de site en op de verbindingstrajecten, dan kan overwogen worden het verbruik te beperken in de tijd, de ruimte, ...
Het spreekt voor zich dat de deelnemers aan een wedstrijd of competitie (de piloten en de copiloten) geen alcohol mogen gedronken hebben aan de start ervan. Bij twijfel moet een alcoholtest uitsluitsel geven, met een startverbod tot gevolg wanneer de test positief is. HOOFDSTUK V. - Organisatorische maatregelen 1. Modaliteiten van het veiligheidsplan Artikel 11 van het besluit bepaalt dat de organisatoren aan de betrokken burgemeester(s) een veiligheidsplan voorleggen dat alle voorziene veiligheidsmaatregelen in detail beschrijft.We vestigen de aandacht erop dat een goedgekeurd veiligheidsplan geen afgewerkt product' is, maar dat het soms een aantal onontbeerlijke wijzigingen kan ondergaan overeenkomstig de reële toestand van het terrein de dag zelf. Winterse weersomstandigheden kunnen en moeten leiden tot een uitbreiding van sommige voor het publiek verboden zones. En een aanzienlijke publiekstoevloed op een spectaculaire plaats moet de organisator en de administratieve overheid ertoe aansporen om via de meest geëigende middelen een nog grotere toeloop af te raden omdat dit de veiligheidsstructuur van die plaats in gevaar kan brengen. Zo moet ook de komst van een al dan niet sportieve vedette' naar een wedstrijd, zelfs één van middelmatig belang, aanleiding geven tot een versterking van de maatregelen die in het veiligheidsplan voorzien waren, zoals een verhoging van het aantal stewards.
Met andere woorden : de in het veiligheidsplan vernoemde maatregelen moeten steeds als minimumnormen beschouwd worden die door de organisator moeten worden nageleefd. 2. Medische middelen en middelen tot brandbestrijding (artikel 11, 6°) We brengen hier het algemeen principe vastgelegd in artikel 4 § 1 in herinnering dat bepaalt dat de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de verschillende partijen die betrokken zijn bij het veiligheidsdispositief, worden gepreciseerd via de coördinatievergadering.Zo worden de partijen verzocht de preventieve maatregelen te nemen die bij soortgelijke massamanifestaties nodig zijn, met name de tussenkomst verzekeren van de brandweer en de medische hulpdienst.
Binnen dit algemeen kader moeten het medisch dispositief en dat van de brandbestrijding, zoals bepaald in artikel 12 van het besluit, zodanig zijn dat ze hulp kunnen bieden zowel bij individuele, als bij collectieve noodgevallen die kunnen ontstaan bij één of meer deelnemers, hetzij in het publiek. 2.1. Medische middelen (artikel 11, 6° en 12, 1° 2° en 3°) De medische middelen die ingezet moeten worden bij een snelheidswedstrijd voor auto's, behoeven wat verduidelijking opdat dezelfde middelen ingezet worden bij elke wedstrijd. Dit wil zeggen dezelfde middelen wat de aard ervan betreft, niet wat het aantal betreft dat sterk kan afwijken naargelang het gaat om een rally, een rallysprint of een klimwedstrijd.
De coördinerende geneesheer voorzien in artikel 12, 1° moet niet over een bijzonder brevet beschikken, maar moet zijn/haar ervaring binnen de dringende medische hulpverlening bewijzen. Het is dan aan de Commissie voor dringende geneeskundige hulpverlening of aan de provinciale gezondheidsinspecteur om de beroepskwaliteit van de door de organisator voorgestelde coördinerende geneesheer te beoordelen en deze laatste te herinneren aan de opdrachten eigen aan de specifieke functie.
De coördinerend geneesheer moet op de dag van de wedstrijd of competitie ter plaatse aanwezig en te allen tijde contacteerbaar zijn.
Voorts moet hij uitgenodigd worden op de lokale en/of de provinciale coördinatievergadering zodat hij kennis heeft van de verschillende partijen en van de medische urgentiestructuren aanwezig in de betrokken gemeente of provincie.
Het is aanbevolen dat de organisator zich laat bijstaan door geneesheren die vertrouwd zijn met de medische aspecten van autosportwedstrijden. Deze dienen zich te bevinden bij de start en op een tussenpunt (voor klassementsproeven van meer dan 15 km) van een klassementsproef.
Het begrip uitgeruste ziekenwagen' betekent niet alleen dat de materiële uitrusting moet beantwoorden aan de normen toepasselijk op de « 100 »-wagens, maar houdt ook de aanwezigheid van hulpverleners-ambulanciers aan boord in. Het komt de coördinerende geneesheer toe de inhoud van deze ziekenwagens te controleren evenals de vervaldag van de geldigheid van het medisch materieel. Als bijlage bij deze omzendbrief is er een checklist van het materieel dat in een ziekenwagen aanwezig moet zijn. Het begrip uitgeruste ziekenwagen' betekent niet dat een MUG (Medische Urgentie Groep)-wagen moet worden ingezet. 2.2. Middelen tot brandbestrijding (artikel 11, 6°) De middelen tot brandbestrijding omvatten eigenlijk meer dan het materieel bestemd om het vuur te doven bij een ongeval met een wagen.
De interventie van de brandweerdienst is eveneens noodzakelijk om de piloot of de passagier die na een ongeval gekneld zit, uit het wrak te bevrijden of om bomen en elektriciteitsmasten die op de baan zijn gevallen of elektriciteitskabels die gevaarlijk overhangen, weg te nemen. Het schoonmaken van de weg bij verlies van brandstof of olie behoort eveneens tot hun taken.
Daarom moeten de voor brandbestrijding in te zetten middelen in dit licht bekeken worden. Een snelle interventie is een onontbeerlijke vereiste, zoals ook een rationele afweging van de middelen in verhouding tot het risico. Het aan de start voorzien van een zware brandweerwagen met duizenden liters water aan boord is ongetwijfeld niet het meest geschikte antwoord op het type van risico inherent aan een autosportwedstrijd. Daarentegen zijn de middelen om geknelde personen uit hun toestand te bevrijden of om hindernissen op de baan te verwijderen, zaken die redelijkerwijs door de organisator ingezet moeten worden evenals middelen om snel een brandende wagen te doven.
Daarom ook is het onontbeerlijk te voorzien in efficiënte brandblusapparaten bij elke baanpost, zich van hun vervaldatum te vergewissen en te zorgen dat ze gemakkelijk en snel binnen handbereik liggen van wie ze eventueel willen gebruiken.
Voor wat de notie brandweerploeg betreft zoals opgenomen in het besluit, hangt de inhoud ervan af van de taakverdeling tussen de organisator en de territoriaal bevoegde brandweerkorps(en). Deze taakverdeling maakt voorwerp uit van akkoorden tussen de brandweerkorps(en) en de organisator. Het komt de brandweer toe de in te zetten materiële en personele middelen en de wijze van inzetten daarvan, te evalueren. 3. Inzet van stewards, baancommissarissen en veiligheidschefs Het omkaderingspersoneel van de wedstrijd of competitie, zoals bepaald in artikel 13 van het koninklijk besluit - koersdirecteur, algemeen veiligheidsverantwoordelijke, de verantwoordelijken en veiligheidschefs van elke klassementsproef, baancommissarissen en stewards - heeft geen enkele politiebevoegdheid en mag derhalve geen dwangmiddelen gebruiken.In geval van ongeval moet het samenwerken met de hulp- en interventiediensten. De verantwoordelijken en de veiligheidschefs, de baancommissarissen en de stewards moeten de nodige instructies krijgen om in staat te zijn hun taken correct uit te voeren.
Om deel te mogen uitmaken van het omkaderingspersoneel, moeten de stewards, baancommissarissen en veiligheidschefs conform het ministerieel besluit van 19 november 1998 (Belgisch Staatsblad van 8 december 1998) een theoretische en praktische vorming volgen waarna ze een bewijs van bekwaamheid kunnen ontvangen. Bij overlegging van dit bewijs hebben de steward, de baancommissaris en de veiligheidschef het recht deel te nemen aan de organisatie van een wedstrijd of competitie na het volgen van een briefing op initiatief van de organisator, net voor een wedstrijd of competitie. Deze briefing slaat op de bijzonderheden van de desbetreffende wedstrijd of competitie en verstrekt eenieder alle nuttige informatie voor het correct uitvoeren van zijn functie.
Die briefing moet specifiek toegespitst zijn op de lokale situatie en bevat minstens de volgende elementen : - specifieke rol van de drie categorieën van omkaderingspersoneel in het lokale dispositief; - voorstelling van het parcours en van de specifieke interventiezones; - samenwerking met de lokale politie- en hulpdiensten; - (verwachte) aanwezigheid van groepen risico-toeschouwers; - herinnering aan het wedstrijdreglement; - voorstelling van het veiligheidsplan en van het (de) politiereglement(en).
De inzet en de wijze van optreden van het omkaderingspersoneel moeten zowel vanuit het oogpunt van de toeschouwers als dat van de deelnemers en de organisatoren zo éénvormig mogelijk zijn.
Voor hun herkenbaarheid dragen de stewards opvallende bovenkledij, die lichtweerkaatsend is of voldoende lichtweerkaatsende elementen bevat, met het opschrift « STEWARD » of « SECURITY ». De kleur wordt bepaald door de sportbonden. Bovendien dragen de baancommissarissen en de veiligheidschefs een kenteken en/of een kleur die hun functie kenmerkt.
Het aantal en de plaats van de stewards, baancommissarissen en veiligheidschefs die ingezet moeten worden op het parcours van een wedstrijd of competitie, worden vastgesteld ter gelegenheid van de lokale en/of provinciale coördinatievergaderingen, georganiseerd door de lokale en/of provinciale overheden. Het ontplooien van een stewardsysteem op spektakelplaatsen gekoppeld aan de inzet van mobiele stewardploegen wat toelaat heel snel op een bepaald punt tussen te komen, betreft een positieve en efficiënte benadering van het stewardsysteem.
De organisator moet erover waken dat de baancommissarissen zich niet in een gevaarlijke zone bevinden, maar, ten opzichte van het traject, op een voldoende veilige afstand met voldoende zicht op het parcours.
Het aanbrengen van een dubbel lint achter de baanpost zorgt ervoor dat de baancommissaris afgeschermd wordt van opdringerige toeschouwers, zodat hij zijn taak naar behoren kan vervullen. In dezelfde geest wordt desgevallend aanbevolen nadarhekken te plaatsen tussen de baanpost en een tijdelijke drankstand om de baancommissaris af te zonderen.
Het is aan te bevelen dat de stewards en baancommissarissen zich in voldoende mate kunnen uitdrukken in de taal die gebruikt wordt in de gemeenten die de wedstrijd of competitie doorkruist.
Bevoegdheid van stewards Een goede vorming van onder andere de stewards heeft een zichtbaar positief gevolg op de kwaliteit van de omkadering van de wedstrijden.
En het is deze kwaliteitsvolle vorming, die de sportbonden op een dynamische manier gestalte moeten geven, die de stewards de erkenning van het publiek verleent.
Men mag niet vergeten dat de stewards over geen politiebevoegdheden beschikken. Hun impact ten aanzien van het publiek is dus vrij beperkt, buiten het belangrijke feit dat ze door hun kledij en hun houding een psychologisch impact hebben op het publiek. Er wordt aanbevolen dat op plaatsen waar veel publiek staat, politie als ondersteuning zou worden ingezet, enerzijds om mee toezicht uit te oefenen en de reglementering te doen naleven (door het opstellen van een proces-verbaal of de aanhouding van personen die zich misdragen) en anderzijds om een afschrikwekkend effect te hebben op het publiek.
Daarbij moet worden opgemerkt dat de plaatsen waar tijdens een eerdere editie een ongeluk gebeurde, riskeren veel volk aan te trekken. Daar moet dus extra aandacht aan worden verleend.
Het is ook van belang dat de stewards en, a fortiori, de baancommissarissen, aanwezig en aandachtig blijven tot de laatste wagen gepasseerd is omdat het gevaar tot dan blijft bestaan. Dit is van zeer groot belang omdat het publiek - zeker bij wedstrijden met meerdere klassementsproeven - zich meestal naar een andere bestemming begint te verplaatsen nadat een eerste reeks wagens gepasseerd is, en dan plots niet meer denkt aan de bestaande veiligheidsmaatregelen die inherent zijn aan de klassementsproef die aan gang is. Vanzelfsprekend moeten niet alle stewards ter plaatse blijven voor een minder talrijk publiek, maar zich herverdelen ter begeleiding van het publiek dat de plaats verlaat. 4. Informatie aan het publiek (omwonenden en toeschouwers) Het sensibiliseren van het publiek, zowel omwonenden als toeschouwers, voor de gevaren die eigen zijn aan autosportwedstrijden op de openbare weg, moet zich op verschillende niveaus ontwikkelen : a/ nauwgezet overleg met de omwonenden die direct door het parcours betrokken zijn; b/ systematische verspreiding van de veiligheidsrichtlijnen onder de toeschouwers bij aankomst op de spektakelpunten; c/ verspreiding van duidelijke en herhaalde veiligheidsberichten door de wagens die de wedstrijd voorafgaan : d/ nadrukkelijker gebruik van de megafoon wanneer helikopters worden ingezet voor de wedstrijdverslaggeving; e/ onontbeerlijke en verantwoorde begeleiding van jonge toeschouwers,...
De informatieverspreiding onder het publiek moet daarom met de meest geschikte middelen gebeuren : plaatselijke en nationale radio's, lokale kranten en gespecialiseerde magazines, affiches, internetsite van de gaststad, van de organisator, ...
De organisatoren moeten erop toezien dat alle reclame of publiciteit zodanig geformuleerd wordt dat ze geen agressieve en/of onverantwoorde gedragingen stimuleert, maar daarentegen aanzet tot voorzichtigheid.
Om de aandacht van de toeschouwers nog meer te trekken, moeten de belangrijkste voorzichtigheidstips op de keerzijde van de toegangsbiljetten gedrukt worden (of samen met de toegangsbewijzen worden uitgedeeld) en op geregelde plekken langs het parcours worden aangeplakt.
Het is ook aangewezen de inhoud van de politiebesluiten aan te plakken aan de verschillende toegangsplaatsen voor het publiek (vb. op de nadarhekken). 4.1. Voorrijdende wagens 0 en 00 De organisator moet bij elke wedstrijd drie voertuigen inzetten die met een luidspreker zijn uitgerust : twee voertuigen die het volledige parcours afleggen en de deelnemers aan de competitie voorafgaan om duidelijk de start van de wedstrijd aan te kondigen en de laatste raadgevingen te herhalen, en een derde voertuig dat eveneens over het volledige parcours rijdt en het einde van de wedstrijd op een gegeven parcours aankondigt. De tijd tussen deze voorrijdende 0 en 00 wagens en de wedstrijdwagens moet zo kort mogelijk zijn opdat het publiek zich niet verplaatst omwille van het lange wachten.
Doel van deze voorrijdende 0 en 00 wagens is de veiligheid bij een wedstrijd of competitie te garanderen. Het is dan ook mogelijk dat deze wagens in sommige gevallen een korte stop maken om het publiek aan te manen zich naar veiliger plaatsen te bewegen of om bepaalde niet of slechts onvoldoende afgebakende zones terdege af te bakenen.
Indien tijdens deze veiligheidscontroles blijkt dat bepaalde punten onvoldoende veiligheidsgaranties bieden, moet de start van de wedstrijd of competitie uitgesteld worden zodat voldoende veiligheidsmaatregelen genomen kunnen worden. Het is dus duidelijk dat de 0 en de 00 wagens een belangrijke controletaak vervullen en dat hun bestuurders ervan zich niet mogen gedragen als wedstrijdpiloten.
Er wordt bovendien aanbevolen dat de wagen van de lokale politie niet zouden voorrijden (dus naast de 0 en de 00 wagens) voor de start van een klassementsproef, omdat dit enerzijds een vals gevoel van veiligheid kan geven en anderzijds aan de organisator de mogelijkheid geeft om zijn verantwoordelijkheid deels af te wentelen. 4.2. Gebruik van de megafoon Om de toeschouwers te informeren dan wel terecht te wijzen, is het gebruik van een megafoon een praktisch en efficiënt hulpmiddel, in zoverre de berichten op een rustige, klare en eenduidige manier verspreid worden. 5. Inrichting van infrastructuur voor toeschouwers en pers (artikel 15) Artikel 15 van het besluit bepaalt dat de organisatoren, rekening houdend met het aantal toeschouwers, bovenop de middelen om het publiek op afstand te houden, moeten voorzien in voldoende plaatsen met een infrastructuur die de toeschouwers en de pers voldoende zichtbaarheid op de wedstrijd of de competitie biedt.Bijgevolg is de organisator van nationale wedstrijden verplicht om in plaatsen te voorzien vanwaar fotografen en cameramensen hun werk optimaal kunnen uitvoeren, zonder dat ze geneigd zijn plaats te nemen in voor het publiek verboden zones.
Deze voor de fotografen en cameramensen voorziene plaatsen moeten bovendien ontoegankelijk gemaakt worden voor elk ander publiek door middel van fysieke obstakels of door een bijzondere bewaking, en een vrij uitzicht op de baan garanderen. Enkel die fotografen en cameramensen die drager zijn van een door de sportbonden geleverde kazuifel, hebben toegang tot die plaatsen.
Gelieve, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, deze omzendbrief te willen overmaken aan Mevrouwen en Heren Burgemeesters en Arrondissementscommissarissen van uw provincie.
Gelieve, Mevrouwen en Heren Burgemeesters, de organisatoren in te lichten van de draagwijdte van deze nieuwe omzendbrief op het moment van de aanvraag van de vergunning.
Hoogachtend, De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT
Bijlage 1 1. Overeenkomstig de bepalingen van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens - worden de tekens C19 gebruikt; - zijn deze tekens van het lichtweerkaatsend type; - moet het teken C19 een minimum diameter hebben van : - 0,60m in de bebouwde kom; - 0,70m op de wegen met minder dan vier rijstroken; - 0,90m op de autosnelwegen, de autowegen en de wegen met minstens vier rijstroken.
Nochtans kan de diameter van het teken herleid worden tot 0,40m in functie van de plaatselijke omstandigheden. - bovendien, en rekening gehouden met de specificiteit van deze verbodsbepalingen, zal het dikwijls aangewezen zijn om terug te grijpen naar signalisatie met zonale geldigheid, waarbij het teken C19 in dat geval zal worden aangebracht op een bord met witte achtergrond dat de vermelding ZONE draagt. In dit geval zijn de minimumafmetingen van het bord 0,60m x 0,90m; zij kunnen worden herleid tot 0,40m x 0,60m in functie van de plaatselijke omstandigheden;
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld - de verbodsbepaling kan worden aangekondigd door een gelijkwaardig teken aangevuld met de afstand waarop zich het verbod bevindt;
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld - vermits de voor de toeschouwers verboden zones vaak toegankelijk zijn via diverse plaatsen, moet het verbodsteken derhalve worden herhaald (C19 met de vermelding « herhaling ») Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. Deze zone zal bovendien worden afgebakend en afgesloten door plastic linten met een minimale breedte van 0,06m en voorzien van afwisselend rode en witte diagonaal oplopende stroken.3. Voor de bijzonder gevaarlijke zones, dit wil zeggen deze die zich in de potentiële straal bevinden van eventuele route-uitlopers op de spectaculaire plaatsen, zal worden gebruik gemaakt van hulpmiddelen die fysiek de toegang onmogelijk maken.Deze hulpmiddelen zullen een minimale hoogte van 1,20m moeten hebben.
Men zal in het algemeen gebruik maken van stevige hekkens. Toch zal het geraden zijn aandacht te besteden aan de mogelijke gevolgen van deze hulpmiddelen bij eventuele route-uitlopers; die hulpmiddelen mogen niet aan de basis liggen van nog ergere schadegevallen.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage 4 Officieus gecoördineerde versie FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN EN FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER Koninklijk besluit houdende de reglementering van de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto's die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben. - (gecoördineerde versie) HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de sportwedstrijden of sportcompetities voor auto's die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatsvinden, en die één of meerdere snelheidswedstrijden bevatten.
Dit besluit is niet van toepassing op sportwedstrijden of sportcompetities die plaatsvinden op omlopen die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg gelegen zijn.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° nationale sportinstantie : de Koninklijke Automobiel Club van België VZW, houder van de nationale sportmacht, waarvan het beheer uitgeoefend wordt door de Nationale Sportkommissie van deze club; 2° sportbonden : de organisaties aan wie de nationale sportinstantie het beheer van de provinciale en regionale sportmacht heeft overgedragen, te weten : - de Vlaamse Auto-Sportvereniging VZW, - « l'Association Sportive Automobile Francophone a.s.b.l. ». 3° omloop : een afgesloten parcours, van tijdelijke of permanente aard, dat begint en eindigt op dezelfde plaats, speciaal ingericht of aangepast voor autorennen en dat gehomologeerd is door de Internationale Automobiel Federatie « F.I.A. » of de nationale sportinstantie.
Art. 3.Voor het verlenen van de vergunning bedoeld in artikel 9 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd door het koninklijk besluit van 16 maart 1968, moet minstens voldaan zijn aan volgende voorwaarden : 1° de naleving door de organisator van alle wettelijke en reglementaire verplichtingen, met inbegrip van de bepalingen van dit besluit;2° de toestemming bedoeld in artikel 8 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen;3° het gunstig advies van de beheerders van de wegen gebruikt voor het parcours van de klassementsproeven en van de verbindingstrajecten;4° het uitvaardigen van de politiereglementen te nemen in uitvoering van dit besluit;5° in voorkomend geval, de gemotiveerde beslissing van de burgemeester bedoeld in artikel 7;6° de schriftelijke vaststelling door de gouverneur van de provincie op het grondgebied waar het vertrek plaatsvindt dat een zelfde veiligheidsniveau, zoals bedoeld in artikel 4, is bereikt;7° de beoordeling van de betrouwbaarheid en de verantwoordelijkheidszin van de organisator.8° het bewijs van betaling voor de vorige editie van de wedstrijd of competitie, van de bijdrage die de organisator moet betalen in toepassing van artikel 283 van de wet van 22 februari 1998 houdende de sociale bepalingen. het advies van de betrokken Commissies voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening betreffende de medische voorzieningen die door de organisator tot stand worden gebracht. het advies van de Commissie voorzien in artikel 17. HOOFDSTUK II. - Coördinatie
Art. 4.§ 1. Voor elke wedstrijd of competitie, organiseert de burgemeester van de gemeente op wiens grondgebied de wedstrijd of de competitie plaatsheeft, minstens één coördinatie-vergadering met de organisator, de algemeen veiligheidsverantwoordelijke en de betrokken interventiediensten teneinde het geheel van de veiligheidsvoorzieningen te bestuderen alsook de correcte inpassing van het veiligheidsplan van de organisator in deze voorzieningen. De burgemeester vergewist er zich van dat elke partij harmonieus in het plan en in het geheel van voormelde voorzieningen past, duidelijk zijn verantwoordelijkheid kent en alle organisatorische en materiële maatregelen heeft genomen met het oog op een correct en veilig verloop en zonodig een snelle en doeltreffende interventie.
Indien noodzakelijk houdt de burgemeester minstens één vergadering met de interventiediensten teneinde de risico's op incidenten of ordeverstoringen te evalueren en de aanvullende maatregelen vast te leggen die terzake moeten worden genomen. De opdrachten van elkeen worden duidelijk vastgesteld, met naleving van ieders specificiteit en van bestaande samenwerkingsakkoorden. § 2. Onverminderd voorgaande paragraaf, wanneer de wedstrijd of de competitie op het grondgebied van verschillende gemeenten plaatsvindt, organiseert de provinciegouverneur vergaderingen met hetzelfde voorwerp met de betrokken partijen van al deze gemeenten, in aanwezigheid van de organisator en de betrokken partijen van die gemeenten waarop een verbindingsweg gelegen is. Hij waakt over de samenhang en de verenigbaarheid van de door de verschillende gemeenten getroffen maatregelen en vergewist zich van een zelfde veiligheidsniveau over het gehele parcours.
Indien het parcours over verschillende provincies loopt, geschiedt deze coördinatie in overleg tussen de betrokken gouverneurs en op initiatief van de gouverneur van de provincie op het grondgebied waarvan het vertrek plaatsvindt. De schriftelijke vaststelling bedoeld in artikel 3, 6° wordt afgeleverd door de gouverneur van de provincie waar het vertrek plaatsvindt, na advies van alle andere betrokken gouverneurs. § 3. De coördinatievergaderingen bedoeld in de voorgaande paragrafen vinden plaats binnen een voldoende lange termijn voor de wedstrijd, teneinde eventuele wijzigingen of verbeteringen aan de veiligheidsvoorzieningen toe te laten.
Van de vergaderingen worden verslagen opgesteld die worden overgemaakt aan de deelnemers, aan de betrokken provincie-gouverneurs en aan de commissie bedoeld in artikel 17. HOOFDSTUK III. - Vergunningen en parcours
Art. 5.Tenminste drie maanden vóór de datum van de wedstrijd of competitie, richt de organisator, zowel met betrekking tot de klassementsproeven als voor de verbindingstrajacten, een aanvraag tot vergunning zoals bedoeld in artikel 3 aan de bevoegde burgemeester of burgemeesters met tegelijkertijd afschrift aan de bevoegde provinciegouverneur of provinciegouverneurs, als aan de commissie voor de veiligheid voorzien in artikel 17, alsook aan de betrokken Commissie of Commissies voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening.
Niet-ontvankelijk zijn vergunningsaanvragen die niet binnen die termijn ingediend zijn.
De aanvraag tot vergunning gericht aan de burgemeester dient vergezeld te zijn van volgende documenten : - het veiligheidsplan bedoeld in artikel 11, 2°; - een timing van het verloop van de klassementsproeven; - het eventuele bewijs van de vermelding van de wedstrijd of de competitie op de jaarkalender van één of meerdere van de sportbonden; - het bewijs van betaling voor de vorige editie van de wedstrijd of competitie, van de bijdrage die de organisator moet betalen in toepassing van artikel 283 van de wet van 22 februari 1998 houdende de sociale bepalingen.
De aanvraag tot vergunning moet ter kennis gebracht worden van het publiek door middel van aanplakking aan het gemeentehuis ten laatste de achtste dag na ontvangst ervan tot aan de dag van de afgifte of weigering van de vergunning.
Art. 6.§ 1. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en binnen de grenzen van § 2, bepaalt de gemeentelijke overheid de dagen en uren waarop verkenningen toegelaten zijn. § 2. De verkenningen zijn verboden tussen 22.00 uur en 07.00 uur.
De verkenningen mogen daarenboven slechts plaatsvinden : - voor de nationale, regionale en provinciale wedstrijden : ten vroegste de dag vóór de wedstrijd; - voor de internationale wedstrijden : gedurende maximum twee dagen en binnen de week die het vertrek voorafgaat.
Indien een provinciale, regionale of nationale wedstrijd samen met een internationale wedstrijd doorgaat, kunnen de verkenningen samen met die van de internationale wedstrijd doorgaan. § 3. Het parcours van de wedstrijd of competitie wordt slechts bekendgemaakt aan de deelnemers de dag zelf waarop de verkenning kan beginnen of plaatsvinden.
Met uitzondering van de verkenningen op de dag zelf van de wedstrijd of competitie, mogen de verkenningen enkel worden uitgevoerd met gewone, maar toch door de organisator en de politiediensten identificeerbare wagens.
Art. 7.§ 1. De klassementsproeven mogen slechts plaatsvinden op een voor het openbaar verkeer volledig gesloten terrein.
Het parcours van de klassementsproeven mag geheel noch ten dele vallen binnen de 500 meter van ziekenhuizen, rust- en verzorgingsinstellingen, rusthuizen.
Het parcours van de klassementsproeven mag niet vallen binnen de zones aangeduid als « schoolomgeving » zoals gedefinieerd in artikel 2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer. § 2. Bij het ontwerpen van het parcours dient de organisator erover te waken dat er zo weinig mogelijk woningen langs het parcours van de klassementsproeven gelegen zijn. § 3. Het parcours van de klassementsproeven mag geheel noch ten dele vallen binnen een bebouwde kom.
De burgemeester kan afwijken van deze bepaling na het advies te hebben ingewonnen van de commissie bedoeld in artikel 17. Deze adviesaanvraag dient bijzonder gemotiveerd te zijn. § 4. Het is verboden klassementsproeven te organiseren tussen 23.00 uur en 07.00 uur. § 5. Alle sportwedstrijden of competities voor auto die onder toepassing van het besluit vallen, maken voorwerp uit van een advies van de commissie voorzien in artikel 17. De betrokken burgemeesters dienen hiervoor binnen de dertig dagen na ontvangst van de vergunningsaanvraag, een adviesaanvraag aan de commissie voor te leggen. § 6. De commissie voorzien in artikel 17 brengt haar adviezen uit binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van alle adviesaanvragen ingediend door de verschillende gemeenten voor eenzelfde wedstrijd of competitie, evenals van het bijhorende volledige dossier, met inbegrip van een bewijs van de homologatie van het parcours van de klassementsproeven door de betrokken sportbond.
In haar adviezen kan de commissie aanvullende veiligheidsbepalingen voorstellen. HOOFDSTUK IV. - Politiereglementen
Art. 8.De voor het publiek verboden zones waaronder de bijzonder gevaarlijke zones, de omleidingen en de zones van verboden parkeren en van verplicht parkeren worden vastgelegd in een politiereglement.
De zones verboden voor het publiek, worden afgebakend door middel van verkeersborden C19, voorzien in het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, eventueel met zonale geldigheid, conform de bepalingen van artikel 65.5 van genoemd besluit.
Deze zones worden bovendien afgebakend en afgesloten door middel van plastic linten, voorzien van afwisselend rode en witte diagonaal oplopende stroken.
Voor de bijzonder gevaarlijke zones, dit wil zeggen deze die zich in het potentieel segment bevinden van eventuele route-uitlopers op de spectaculaire plaatsen, wordt gebruik gemaakt van hulpmiddelen die fysiek de toegang onmogelijk maken en die vervaardigd zijn uit materialen aangepast aan de bijzonderheden van deze zones.
De voor het publiek verboden zones zijn verboden ten aanzien van elke fysische persoon, met uitzondering van diegenen die uitdrukkelijk opgeroepen worden tussen te komen tengevolge van een incident of een ongeval.
Art. 9.De voorwaarden voor het openen van zowel permanente als tijdelijke eet- en drinkgelegenheden worden vastgelegd in het politiereglement.
Tijdelijke eet- en drinkgelegenheden mogen slechts worden geïnstalleerd op plaatsen aangeduid door de gemeentelijke overheid.
Art. 10.De stands en de zones voor assistentie worden slechts geïnstalleerd en afgebakend op plaatsen aangeduid vastgelegd in het politiereglement.
De assistentie moet verlopen volgens door de gemeentelijke overheid bepaalde veiligheidsvoorwaarden, zowel voor het personeel en de deelnemers als voor de bevolking. HOOFDSTUK V. - Organisatorische maatregelen
Art. 11.De organisatoren leggen aan de betrokken burgemeester(s) een veiligheidsplan voor, dat in detail alle voorziene veiligheidsmaatregelen beschrijft.
Dit plan bevat minstens : - de gedetailleerde gegevens van de verantwoordelijken, zoals : - de koersdirecteur; - de adjunct-koersdirecteur; - de algemene veiligheidsverantwoordelijke; - de verantwoordelijken voor elke klassementsproef; - de veiligheidschefs voor elke klassementsproef; - de verantwoordelijken van de medische dienst; - de coördinaten van de verschillende interventiediensten (politie, rijkswacht, zieken-huizen, brandweerdiensten, Rode Kruis,...); 2° de gedetailleerde kaart van het parcours, met inbegrip van de verbindingstrajecten en met een beschrijving van de reisweg van de wedstrijd of competitie, de voor het publiek verboden zones, de bijzonder gevaarlijke zones, de voor het verkeer gesloten wegen en de zones van verboden parkeren en van verplicht parkeren.Zij vermeldt eveneens de exacte positie van de opstellingsplaatsen van alle verantwoordelijken, van de assistentiezones en van de hulpposten alsook de eventuele wijzigingen ten aanzien van de vorige editie; 3° de middelen om met de hierboven in de punten 1° en 2° vermelde verantwoordelijken, zones en posten te communiceren;4° het aantal ingezette baancommissarissen en stewards, hun plaatsen en hun spreiding langs het parcours;5° de toegangs- en evacuatiewegen ten behoeve van de interventiediensten;6° de medische middelen en de middelen tot brandbestrijding.
Art. 12.De organisatoren voorzien minstens in de volgende medische middelen en middelen tot brandbestrijding : 1° een coördinerende geneesheer, coördinator voor de geneeskundige hulpverlening die beschikt over één van de kwalificaties die voorzien worden in art.9 § 1 van het koninklijk besluit van 27 april 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie « gespecialiseerde spoedgevallenzorg » moet voldoen om erkend te worden.
Deze geneesheer dient ter plaatse te zijn en is ertoe gehouden voorafgaand aan de wedstrijd of competitie, de medische urgentiestructuren gevestigd in de provincie of provincies waar de wedstrijd of de competitie plaatsvindt, te contacteren; 2° bij de start van elke klassementsproef : - een dokter; - een uitgeruste ziekenwagen; - een ploeg hulpverleners; - een depannagewagen; - een brandweerploeg; 3° op een tussenpunt, indien de ritten langer zijn dan 15km : - een dokter; - een uitgeruste ziekenwagen; - een ploeg hulpverleners.
Art. 13.1° De organisatoren duiden een koersdirecteur en een algemeen veiligheidsver-antwoordelijke aan die ten minste 21 jaar zijn. Deze laatste is belast met : - het nemen van de organisatorische en materiële veiligheidsmaatregelen die aan de organisator toekomen en die complementair zijn aan het lokaal veiligheidsplan; - het organiseren en coördineren van het optreden van de veiligheidschefs aangeduid voor elke klassementsproef; - het deelnemen aan de door de overheid georganiseerde coördinatie- en evaluatievergaderingen; - het vervullen van de taak van contactpunt ten opzichte van de interventiediensten. 2° Voor elke klassementsproef duiden de organisatoren een verantwoordelijke aan en een veiligheidschef die ten minste 21 jaar zijn en baancommissarissen en stewards van ten minste 18 jaar. De veiligheidschef zorgt ter plaatse voor de uitvoering van de door de organisator in akkoord met de overheid vastgelegde veiligheids-maatregelen. Hij organiseert en coördineert het optreden van de baancommissarissen en de stewards.
De baancommissarissen, die over het gehele parcours verspreid staan, waken over het goede verloop van de wedstrijd of competitie zelf en moeten onder meer de piloten informeren of hen instructies verstrekken aan de hand van overeengekomen en ondubbelzinnige signalen.
De stewards worden opgesteld langs het parcours en zijn belast met volgende opdrachten : - onthaal van het publiek; - veiligheidsraadgevingen aan het publiek; - de verbodszones signaleren aan het publiek en het publiek onderbrengen in de voor het publiek toegankelijke zones; - informatie verschaffen aan het publiek over de parkeermogelijkheden, de potentiële gevaren, de sanitaire, medische of veiligheids-infrastructuur; - de veiligheidschefs en ordediensten waarschuwen indien ze risicosituaties vaststellen.
De veiligheidschefs, de baancommissarissen en de stewards kunnen slechts tot die taak worden toegelaten indien zij houder zijn van een bewijs van bekwaamheid afgeleverd door één van de sportbonden overeenkomstig de voorwaarden gesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken.
Dit bewijs, geldig voor een duur van maximum twee jaar, wordt afgeleverd na het doorlopen van een basisopleiding waarvan het programma is goedgekeurd door de Minister van Binnenlandse Zaken. Het wordt vernieuwd na het doorlopen van een bijscholing waarvan het programma is goedgekeurd door de Minister van Binnenlandse Zaken. De basisopleiding en de bijscholing worden georganiseerd door of in opdracht van de sportbonden.
Art. 14.§ 1. In overleg met de gemeentelijke overheid, neemt de organisator de nodige maatregelen om het publiek en de weggebruikers te waarschuwen, te responsabiliseren en te sensibiliseren, zowel voor, tijdens als na de wedstrijd of competitie. § 2. Indien er woningen langs het parcours van de klassementsproeven gelegen zijn, moeten de organisator en de gemeentelijke overheid in nauw overleg met de buurtbewoners, aangepaste fysische en materiële maatregelen nemen ter bescherming van hun veiligheid en van hun woning tijdens het verloop van de wedstrijd of competitie. § 3. Voorafgaand aan de wedstrijd of competitie dienen de organisator en de gemeentelijke overheid in gezamenlijk overleg erover te waken een praktische, volledige en gerichte informatie aan de lokale bevolking en, in het bijzonder, aan de bewoners langs het parcours te verspreiden, teneinde ze sensibiliseren aangaande de algemene en de bijzondere veiligheidsvoorwaarden.
Het publiek dat aanwezig is op de dag van de wedstrijd of competitie maakt eveneens deel uit van een specifieke informatie betreffende de algemene organisatie en haar eigen veiligheid.
De hierboven bedoelde informatie heeft vooral, maar niet uitsluitend betrekking op : - verplichtingen gekoppeld aan de verkenningen en aan de eigenlijke wedstrijden (toegankelijkheid van de woningen, van de hulpdiensten, tijdelijke maatregelen voor de verkeersregeling, rechtvaardiging van de verboden zones); - gewestelijk verkeersplan : omleidingen, alternatieve routes; - beheer van de parkeerzones; - herhaling van de veiligheidsraadgevingen op de verbindingswegen; - aanbrengen en inventaris van de voor het publiek verboden zones en hun signalisatie.
Art. 15.De organisatoren voorzien, afhankelijk van het aantal toeschouwers, naast de middelen om het publiek op een afstand te houden, ook voldoende plaatsen met een infrastructuur waardoor aan de toeschouwers en aan de pers voldoende zichtbaarheid op de wedstrijd of de competitie geboden wordt.
Elke voor het publiek toegankelijke plaats moet voldoende mogelijkheden bieden voor uitwijken en evacuatie.
De start van de klassementsproef moet uitgesteld of de klassementsproef moet zo snel mogelijk stilgelegd worden, wanneer er zich een noodsituatie voordoet die de tussenkomst vanwege de politiediensten of van één of meerdere elementen van de medische of de brandweervoorzieningen vereisen. Zowel de organisator van de wedstrijd of competitie, als de bevoegde overheid of de persoon die volgens de wet de hoedanigheid van officier van bestuurlijke politie bezit, zijn gerechtigd tot het nemen van de beslissing de start van de klassementsproef uit te stellen of deze stil te leggen.
De wedstrijd of de competitie kan slechts hernomen worden wanneer de noodsituatie effectief opgeheven is én voor zover de medische en brandweervoorzieningen terug ter beschikking zijn van de organisator.
Art. 16.De voorwaarden die de organisator aan de deelnemers oplegt, schrijven op zijn minst het volgende voor : 1° de vereiste leeftijd voor de deelneming als piloot;deze bedragen ten minste de leeftijd bepaald door het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer voor de categorie van het voertuig; 2° de leeftijd voor deelneming als co-piloot;deze wordt vastgesteld op ten minste 18 jaar; 3° het bezit van een licentie;deze moet afgeleverd zijn door één van de sportbonden die de deelneming aan het type en de graad van georganiseerde wedstrijd of competitie toelaat; 4° een veiligheidsuitrusting voor de inzittenden van de deelnemende auto's;deze omvat minstens : een gehomologeerde veiligheids-helm, een veiligheidsgordel of -harnas en een brandvrije overall; 5° als piloot beschikken over een geldig rijbewijs en, tijdens de verkenningen bedoeld in artikel 6.§ 2., niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een beslissing tot onmiddellijke intrekking van het rijbewijs zoals bedoeld in artikel 55 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer. 6° de wedstrijdauto is gedekt door een geldig schouwingsbewijs in toepassing van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de motorvoertuigen en hun aanhangwagens moeten voldoen, en voldoet aan de voorschriften van de nationale sportinstantie of sportbonden. HOOFDSTUK VI. - De veiligheidscommissie
Art. 17.§ 1. Een commissie voor de veiligheid bij sportwedstrijden of sportcompetities voor auto's, hierna « de commissie » genaamd, wordt ingesteld bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.
Het voorzitterschap en het secretariaat van de commissie berusten bij de Algemene Directie Crisiscentrum. De werkingskosten, met inbegrip van de vergoedingen voor de geraadpleegde of ingezette deskundigen, worden ingeschreven op het budget van deze dienst.
Verder is de commissie samengesteld uit : - een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken; - een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer; - een vertegenwoordiger van de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten; - een vertegenwoordiger van de Federale Politie; - een vertegenwoordiger van de Vaste Commissie van de Lokale Politie; - een vertegenwoordiger van het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid;
Zijn ook leden, met raadgevende stem, een vertegenwoordiger van de nationale sportinstantie en een vertegenwoordiger van elk van de sportbonden.
Elk gewest wordt uitgenodigd een vertegenwoordiger in de commissie aan te duiden.
Voor wat betreft het uitbrengen van adviezen over een bepaalde wedstrijd of competitie, zal de commissie uitgebreid worden met de betrokken gouverneur of zijn vertegenwoordiger, met de betrokken arrondissementscommissaris, met een vertegenwoordiger van de betrokken lokale politiediensten alsook, om zijn mening te horen, de organisator van de wedstrijd of competitie.
Voor wat betreft de inspecties voorzien in artikel 18, § 1, zal de commissie uitgebreid worden door de betrokken gouverneur of zijn vertegenwoordiger en de betrokken arrondissementscommissaris. § 2. De commissie maakt een reglement van interne orde op dat ter goedkeuring voorgelegd wordt aan de Minister tot wiens bevoegdheid de wegveiligheid behoort en aan de Minister van Binnenlandse Zaken.
Art. 18.§ 1. De commissie is belast met : 1° het verstrekken van adviezen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en aan de Minister tot wiens bevoegdheid de wegveiligheid behoort betreffende de toepassing van de geldende regelgeving inzake de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities in de zin van dit besluit;2° het verstrekken van adviezen over de gemotiveerde beslissingen voorzien in artikel 7;3° het verstrekken van adviezen over het vormings- en bijscholingsprogramma van de veiligheidschefs, de baancommissarissen en de stewards;4° de uitvoering van inspecties ter plaatse, voor en tijdens de wedstrijd of competitie.Deze inspecties worden verricht door de arrondissementscommissarissen, leden van de commissie, elk voor zijn ambtsgebied. Het voorzitterschap van de commissie kan deelnemen aan deze inspecties en er andere leden van de commissie naar afvaardigen. § 2. De commissie kan ter vervulling van haar opdrachten beroep doen op elke persoon, openbare overheid of dienst of elke private instelling waarvan zij de medewerking noodzakelijk acht.