gepubliceerd op 10 januari 2007
Ministeriële omzendbrief NPU-1 betreffende de nood- en interventieplannen
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
26 OKTOBER 2006. - Ministeriële omzendbrief NPU-1 betreffende de nood- en interventieplannen
Aan Mevrouw de Gouverneur van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Aan de Heren Provinciegouverneurs Geachte Mevrouw de Gouverneur, Geachte Heer Gouverneur, Inleiding In deze omzendbrief wordt meer uitleg gegeven bij de bepalingen en de principes vervat in het Koninklijk besluit van 16 februari (Belgisch Staatsblad van 15 maart 2006) betreffende de nood- en interventieplannen, hierna het KB genoemd.
Dit KB heeft een drievoudige doelstelling : * het actualiseren van de principes van de noodplanning; * aan de burgemeester en aan de gouverneur een duidelijk en precies werkinstrument aanbieden dat hen helpt bij hun wettelijke opdracht om een nood- en interventieplan op te stellen en om op een optimale manier noodsituaties te kunnen beheren; * de terminologie en de inhoud van de plannen harmoniseren.
Onderhavige omzendbrief vervangt de omzendbrief van 11 juli 1990 in verband met de rampenplannen voor hulpverlening (1).
Toepassingsgebied Het KB is genomen in uitvoering van artikel 2ter van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming (2).
Krachtens dit artikel moet de burgemeester in elke gemeente een gemeentelijk algemeen rampenplan voor hulpverlening opstellen dat de te treffen maatregelen bevat en de organisatie van de hulpverlening in geval van rampspoedige gebeurtenissen, catastrofen of schadegevallen.
Dit rampenplan moet worden aanvaard door de gemeenteraad en moet worden goedgekeurd door de provinciegouverneur of de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
Een algemeen rampenplan voor hulpverlening moet eveneens worden opgesteld door de gouverneur in elke provincie en in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. De provinciale plannen moeten worden goedgekeurd door de minister van Binnenlandse Zaken.
De algemene rampenplannen voor hulpverlening van de gemeenten, de provincies en het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad kunnen worden aangevuld met specifieke bepalingen over bijzondere risico's die worden neergeschreven in bijzondere rampenplannen voor hulpverlening, bijvoorbeeld voor overstromingen, verhoogd brandgevaar in bossen en/of natuurgebieden, vliegtuigongevallen. Behoudens datgene wat reeds voorzien is in de wetgeving betreffende de zogenaamde Seveso-risico's (3) en de nucleaire risico's (4), kan ook de Koning de risico's aanduiden waarvoor de gemeenten, de provincies en het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad dergelijke bijzondere plannen moeten opstellen.
Het KB wil in de eerste plaats bijdragen tot de organisatie van een adequate hulpverlening bij noodsituaties die te maken hebben met opdrachten die zijn opgesomd in artikel 2bis,§ 1, van de wet betreffende de civiele bescherming.
Sommige gebeurtenissen in België (overstromingen, besmettelijke dierenziektes, crisis in de voedselketen, ontploffing van ondergrondse leiding,...) samen met nieuwe risico's die zich internationaal voordoen (terrorisme, epidemieën,...) hebben een evolutie op gang gebracht in de benadering van risico's en toonden aan dat de principes van de noodplanning en van de coördinatie van maatregelen tussen overheden, hulp- en ordediensten veel ruimer kunnen worden toegepast dan enkel voor noodsituaties die betrekking hebben op de civiele veiligheid (5).
Er is dus nood aan een éénduidige regelgeving met concrete richtlijnen om het beheer te verzekeren van elke noodsituatie die schadelijke gevolgen voor het maatschappelijk leven veroorzaakt of veroorzaken kan en waarbij een coördinatie van disciplines nodig is om de dreiging weg te nemen of om de schadelijke gevolgen te beperken.
Behoudens de gevallen die het voorwerp uitmaken van specifieke maatregelen in het raam van bijzondere regelgeving en onderrichtingen, is het KB van toepassing telkens de openbare veiligheid ernstig wordt of kan worden verstoord, of wanneer het leven of de gezondheid van vele personen wordt bedreigd, en ook wanneer er omvangrijke materiële schade moet worden voorkomen of een uitbreiding ervan moet worden belet.
In artikel 6 van het KB wordt het begrip noodsituatie dan ook omschreven in de zin zoals hoger wordt gesteld.
Tot de bijzondere onderrichtingen behoort onder meer de omzendbrief van 10 december 1987 betreffende de ordehandhaving - gecoördineerde algemene onderrichtingen (6) die onverminderd van toepassing blijft.
Zo zullen de bestuurlijke overheden met betrekking tot het beheer van geplande gebeurtenissen en manifestaties die risico's inhouden voor de openbare orde (rust, veiligheid, gezondheid) coördinatievergaderingen bijeenroepen waarop de nodige afspraken tussen alle betrokken partijen, inclusief de organisator, worden gemaakt op het vlak van de politiële en civiele veiligheid. Het is opportuun deze afspraken vast te leggen volgens de beginselen die zijn vervat in het KB en van onderhavige omzendbrief. Indien zich immers tijdens het evenement een onverwachte gebeurtenis zou voordoen die het karakter aanneemt van een noodsituatie, dan zal de overschakeling naar het beheer van de nieuw ontstane noodsituatie des te makkelijker verlopen.
Eerste deel : bepalingen betreffende de noodplanning In het eerste deel van het KB worden de principes en de essentiële begrippen van de nood- en interventieplannen verduidelijkt, de verantwoordelijke overheden aangeduid, de opdrachten verdeeld per discipline en worden de fasegewijze aanpak alsmede de operationele coördinatie en de beleidscoördinatie toegelicht.
I. Definities Het gebruik van dezelfde terminologie en van éénduidige begrippen In het verleden werd er bij het opstellen van rampenplannen door gemeenten, provincies en federale overheid dikwijls weinig aandacht geschonken aan de in de noodplanning gebruikte terminologie en begripsomschrijving. Bedoeld wordt de diversiteit in de gebruikte benamingen en/of afkortingen voor nochtans hetzelfde begrip, bijvoorbeeld de benamingen "Comdo" en "CP-Ops" voor operationele commandopost.
Met het KB wordt getracht deze verschillen in belangrijke mate weg te werken door het stellen van enkele duidelijke definities en een einde te maken aan de onderlinge begripsverwarring tussen de betrokken overheden, interventiediensten of andere betrokken diensten. Dit zal helpen om het beheer van de noodsituatie en de interventies vlot te laten verlopen.
In artikel 1 worden vooreerst de bevoegde overheden aangeduid : de burgemeester voor de gemeente, de gouverneur voor de provincie of het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, en op federaal niveau de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Volksgezondheid, deze laatste wat de medische, sanitaire en psychosociale hulpverlening betreft.
Er wordt ook een definitie gegeven van de diverse organisatorische geledingen die de burgemeester, de gouverneur en de minister moeten bijstaan bij het in praktijk brengen van de noodplanning : het coördinatiecomité of CC voor de beleidsmatige coördinatie en de commandopost-operaties of CP-Ops voor de operationele coördinatie.
Naar taakuitvoering wordt het begrip "discipline" verduidelijkt als zijnde een functioneel geheel van opdrachten die door verschillende deelnemende interventiediensten of andere diensten worden uitgevoerd.
De benaming "noodplanning" wordt gebruikt voor de rampenplannen die bedoeld worden in artikel 2ter van de Wet betreffende de civiele bescherming EN voor alle andere plannen die door of in opdracht van de overheid worden opgesteld om een noodsituatie te beheersen.
II. De noodplanning en de structuur ervan A. Multidisciplinaire benadering In artikel 3 van het KB wordt de multidisciplinaire benadering beklemtoond waarmee bij de redactie en vooral bij de inwerkingstelling van nood- en interventieplannen moet worden rekening gehouden.
Dit betekent onder meer dat er zeer veel aandacht moet gaan naar de noodzaak om elke noodsituatie of potentiële noodsituatie te bekijken vanuit de opdrachten en mogelijkheden van elke discipline afzonderlijk en deze te coördineren met de opdrachten en mogelijkheden van de andere disciplines.
Deze multidisciplinaire aanpak is nodig om een noodsituatie globaal en met de meeste efficiëntie te kunnen beheren, zonder dat bij de hulpoperaties belangrijke aspecten worden verwaarloosd of over het hoofd gezien.
B. Soorten noodplannen Het KB deelt de noodplanning in als volgt : - de nood- en interventieplannen die algemeen zijn en bijzonder kunnen zijn; - de monodisciplinaire interventieplannen; - de interne noodplannen.
In artikel 3 van het KB wordt gesteld dat deze plannen worden opgemaakt op federaal, provinciaal en gemeentelijk niveau.
Een voorbeeld van federaal noodplan is het "nucleair en radiologisch noodplan voor het Belgisch grondgebied" dat werd vastgelegd in een apart Koninklijk besluit van 17 oktober 2003.
Maar onderhavig KB bepaalt geenszins de inhoud en de wijze van opmaak van de federale noodplanning. Het is wél van toepassing voor de inhoud en de wijze van opmaak van de noodplanning op provinciaal en gemeentelijk niveau.
De overheid die moet instaan voor het opstellen van de plannen, zal ook moeten instaan voor de actualisering ervan en voor het inbrengen van de noodzakelijke wijzigingen. 1. De nood- en interventieplannen (NIP) Het "nood- en interventieplan" of "NIP" regelt het multidisciplinair optreden en bevat de algemene richtlijnen en de nodige informatie om het beheer van elke noodsituatie te verzekeren.De wijze van activeren en de werkingsprincipes berusten op dezelfde methodiek en de opdrachten van de interventiediensten zullen overal dezelfde zijn. Er kan dus gesproken worden van het "algemeen nood- en interventieplan" of "ANIP".
Naast de algemene richtlijnen en de nodige informatie vervat in het ANIP zal het NIP moeten worden aangevuld met bijkomende specifieke richtlijnen voor het bestrijden van bijzondere risico's, die al dan niet gelokaliseerd zijn. Deze richtlijnen of noodplanmaatregelen worden geschreven in het "bijzonder nood- en interventieplan" of "BNIP".
Voorbeelden van gelokaliseerde bijzondere risico's zijn sommige industriële activiteiten uit de chemische of nucleaire sector. Maar het kan ook gaan over overstromingsgebieden of over de risico's verbonden aan grote volkstoelopen of massamanifestaties.
Andere risico's vallen op voorhand niet te lokaliseren omdat ze zich op een willekeurige plaats kunnen voordoen, zoals natuurrampen, vliegtuig- of spoorwegongevallen, ongevallen met ondergrondse leidingen, polluties, epidemieën, enz.
In de NIP wordt eveneens aandacht besteed aan de opdrachten die door de verschillende diensten moeten worden uitgevoerd. Deze taken worden ondergebracht in disciplines. 2. De monodisciplinaire interventieplannen De diverse disciplines worden toegelicht in hoofdstuk IV van deze omzendbrief. Voor elke van deze disciplines wordt een monodisciplinair interventieplan opgesteld, dat de interventiemodaliteiten regelt van één discipline in overeenstemming met het NIP. Het best gekende voorbeeld van een monodisciplinair interventieplan is het medische interventieplan of het MIP dat de wijze van optreden en versterkingen regelt van de medische, sanitaire en psychosociale hulpdiensten bij grote interventies Het monodisciplinair plan kan ook specifieke bepalingen bevatten met betrekking tot bijzondere risico's.
In het monodisciplinair interventieplan worden de afspraken vastgelegd m.b.t. de alarmering en opstart, de opschaling en de versterkingen, de taakverdeling, de communicatie, de bevelvoering en de bevelsoverdracht in de verschillende fasen, alsook de vertegenwoordiging van de discipline in de CP-Ops en het CC. Voorts worden de middelen aangeduid die kunnen worden ingezet, ofwel onmiddellijk ofwel als reserve.
Bijzondere aandacht zal ook gaan naar de interactie met de andere disciplines. Deze interactie zal in reële noodsituaties er vaak in bestaan de andere disciplines in te lichten over de aan gang zijnde operaties, over de aanwezige en de mogelijke gevaren. Er zal ook worden overlegd over de te ondernemen acties in functie van het goed verloop en resultaat van de operaties. Een en ander dient zo vlug mogelijk te gebeuren en er moet zeker niet worden gewacht op de ontplooiing van de commandopost operaties en/of het coördinatiecomité.
Daarom is het nodig dat reeds in het stadium van de redactie van de plannen interdisciplinair overleg wordt gepleegd.
Aangezien deze monodisciplinaire plannen precies tot doel hebben het grootschalig optreden te regelen per discipline, zullen daarbij meerdere interventiediensten behorende tot verschillende gemeenten, tot diverse overheden en/of organismen moeten worden betrokken.
Noodsituaties zijn immers niet gebonden aan administratieve indelingen in gemeenten, politiezones, hulpverleningszones, gerechtelijke arrondissementen. Daarom zullen de monodisciplinaire interventieplannen, ongeacht de discipline, steeds een provinciaal luik bevatten dat de gemeenschappelijke maatregelen en werkwijze vastlegt die overal kunnen van toepassing zijn en dat de middelen opsomt die daarbij kunnen ingezet worden. De plannen zullen dan, afhankelijk van de discipline, verder worden aangevuld per gemeente, per politiezone of per hulpverleningszone.
Bij een belangrijk incident of een ernstige dreiging is het aangeraden dat de monodisciplinaire interventieplannen door de bevoegde disciplineoverste al worden opgestart los van de afkondiging van een fase van het NIP. Opmerking bij de voorafgaande interventieplannen Het nieuwe KB heeft artikel 15 opgeheven van het Koninklijk besluit van 8 november 1967 (7) houdende, voor de vredestijd, de organisatie van de gemeentelijke en de gewestelijke brandweerdiensten en de coördinatie in geval van brand. Dit artikel 15 somde in het eerste lid enkele grote risico's op waarvoor in geval van brand de civiele bescherming en de meest nabij gelegen brandweerdienst van de categorie X of Y moeten worden opgeroepen. Deze bepaling is ingevolge het nieuwe KB overbodig geworden. Maar artikel 15 van het Koninklijk besluit van 8 november 1967 verleende in zijn tweede lid aan de burgemeesters ook de bevoegdheid om voor de genoemde brandrisico's de brandweer te belasten met het opstellen van voorafgaande interventieplannen.
Het in voege treden van het nieuwe KB betekent alleszins niet dat de opmaak van dergelijke interventieplannen overbodig zou worden.
De voorafgaande interventieplannen vallen te beschouwen als interventieplannen die de monodisciplinaire interventieplannen van discipline 1 aanvullen. 3. De interne noodplannen Zoals beschreven in artikel 5 van het KB is het intern noodplan een document dat opgesteld wordt op het niveau van een bedrijf of instelling.Het is erop gericht om intern zo adequaat mogelijk te reageren op een noodsituatie die ofwel ontstaat in dat bedrijf of die instelling, ofwel extern ontstaat maar waarbij het bedrijf of de instelling betrokken is. Het intern noodplan zal dus een aantal organisatorische maatregelen bevatten die intern worden genomen in functie van het grootst mogelijke risico, met personen van de instelling of het bedrijf zélf als uitvoerders en met inzet van eigen middelen. Dit intern noodplan moet ook voorzien in het tijdig oproepen van externe hulpdiensten waarmee in het stadium van de redactie de nodige afspraken kunnen worden gemaakt.
Behoudens de verplichting tot het opstellen van interne noodplannen die geldt in hoofde van de bedrijven of activiteiten die onder de toepassing vallen van de regelgeving inzake de zogenaamde Seveso-risico's en de nucleaire risico's is het opportuun de opstelling van interne noodplannen eveneens te bevorderen voor bedrijven of instellingen die op basis van een risicoanalyse door de gemeentelijke veiligheidscel als risicovol worden ervaren.
III. Niveaus en fasering A. De fases In hoofdstuk III van het KB worden de verantwoordelijke bestuursniveaus aangeduid die ertoe gehouden zijn, in geval van een noodsituatie of een dreiging daartoe, de nodige maatregelen te nemen en acties te ontwikkelen om deze noodsituatie te beheren.
Het beheer omvat het nemen van alle maatregelen alsook de coördinatie ervan op operationeel en beleidsvlak, met het doel ofwel de dreiging te verminderen of weg te nemen, ofwel de noodsituatie te bestrijden, de gevolgen ervan zoveel mogelijk te beperken en de openbare orde te handhaven of eventueel te herstellen.
Het beheer van de noodsituatie eindigt voor de bevoegde overheid niet automatisch bij het afsluiten van de acute bestrijding van de noodsituatie. De bevoegde overheid zal er moeten voor zorgen dat de nodige schikkingen zijn genomen om de getroffenen verder te helpen of door te verwijzen naar een meer adequate vorm van hulp, bijvoorbeeld inzake psychosociale zorg of de tussenkomst van het rampenfonds.
De bevoegde bestuurlijke overheden voor het beheer van een noodsituatie zijn de burgemeester in zijn gemeente, de gouverneur in zijn provincie of in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de minister van Binnenlandse Zaken op het grondgebied van de federale Staat.
Vandaar dat de NIP kunnen worden afgekondigd en geactiveerd op drie niveaus die fasen worden genoemd : de gemeentelijke fase, de provinciale fase en de federale fase.
Voor de afkondiging van de fase zal onder meer rekening worden gehouden met één of meerdere van volgende parameters : - de geografische uitgestrektheid van de schadelijke gevolgen; - de aan te wenden middelen; - het reëel of potentieel aantal getroffenen; - de nood aan coördinatie; - de omvang en/of maatschappelijke impact van de gebeurtenissen; - de aard van de gebeurtenissen en voornamelijk de technische complexiteit ervan; - de evolutie van de gebeurtenissen.
De beslissing om een fase af te kondigen is een beleidsbeslissing die toekomt aan de burgemeester, de gouverneur of de minister. Deze beslissing kan niet worden gedelegeerd.
De afkondiging van het NIP houdt precies in dat de noodsituatie zo vlug mogelijk multidisciplinair en op het geschikte niveau wordt aangepakt en gecoördineerd, en dat er naast de operationele coördinatie van de hulpdiensten op het terrein ook de beleidsmatige maatregelen worden genomen die nodig zijn om de gevolgen van de noodtoestand voor mens en milieu te beperken en terug te keren naar de normale toestand.
Maar voor de operationeel leidinggevende is het niet altijd even makkelijk de aard, de omvang en de potentiële gevolgen van een ernstig incident met grote precisie in te schatten en te beoordelen welke fase er moet worden aan gekoppeld. Toch zal het meestal wenselijk zijn reeds het monodisciplinair interventieplan voor zijn discipline af te kondigen en rekening te houden met de interactie met de andere disciplines. Het zal dan eveneens aangewezen zijn het overleg met de andere disciplines op te schalen naar een gestructureerd overleg en over te gaan tot de oprichting van een CP-OPS. (8) De leidinggevende van discipline 1, in voorkomend geval de Dir-CP-Ops, verwittigt onmiddellijk de burgemeester en geeft hem zijn advies zodat deze de nodige initiatieven kan nemen met het oog op de reële afkondiging van de gemeentelijke fase, de eventuele opschaling naar een hogere fase. In omgekeerde richting zal of kan het nuttig zijn de opheffing van een fase te adviseren.
Op deze verschillende aspecten wordt hierna verder ingegaan. 1. Gemeentelijke fase Bij afkondiging van de gemeentelijke fase wordt de in de gemeentelijke NIP voorziene nodige hulp gemobiliseerd en worden de operationele (CP-Ops) en beleidsmatige (CC) coördinatiestructuren ontplooid. De gemeentelijke fase zal door de burgemeester worden afgekondigd voor zover de nadelige gevolgen van de noodsituatie of de dreiging daartoe beperkt blijven tot het grondgebied van de gemeente. Een bijkomende voorwaarde is dat het beheer van de noodsituatie kan gebeuren met de middelen en versterkingen waarover de gemeente zélf beschikt of die door andere diensten of organismen normaal kunnen worden ter beschikking gesteld, bijvoorbeeld de versterking van brandweer of politie op grond van monodisciplinaire interventieplannen of interzonale afspraken.
De afkondiging van het NIP kan dus beperkt blijven tot de gemeentelijke fase zolang de in te zetten middelen geen ernstige overbelasting betekenen binnen éénzelfde regio van de brandweer, de politie, de medische en psychosociale middelen voor verzorging en opvang, en van hun respectieve reserves. Ook zal er rekening gehouden worden met de nood aan logistieke middelen en middelen voor gespecialiseerde interventies van de civiele bescherming, die eventueel moeten worden aangevuld met andere openbare of particuliere middelen.
Bij afkondiging van de gemeentelijke fase verwittigt de burgemeester onmiddellijk de gouverneur en houdt deze regelmatig op de hoogte. Bij dit contact zullen de behoeften aan middelen en aan coördinatie worden geëvalueerd en zal worden nagegaan of een opschaling naar een hogere fase aangewezen is.
Het is niet overbodig de gemeentelijke overheid erop te wijzen dat het inzetten van extra hulpmiddelen of gespecialiseerde middelen soms kan leiden tot terugbetaling of restitutie van de kosten gemaakt door opgevorderde personen of diensten. Deze kosten vallen ten laste van de overheid die bevoegd is voor het beheer van de noodsituatie. In de gemeentelijke fase is dit de gemeente. De mogelijke kosten die voortvloeien uit dergelijke opvorderingen vormen echter allerminst een reden om de gemeentelijke fase op te schalen naar een hogere fase. 2. Provinciale fase Bij afkondiging van de provinciale fase wordt de in de provinciale NIP voorziene nodige hulp gemobiliseerd en worden de provinciale operationele (CP-Ops) (9) en coördinatiestructuren (CC) ontplooid. De provinciale fase kan worden afgekondigd door de gouverneur wanneer de noodsituatie meer dan één gemeente treft.
In een groot aantal gevallen zal de gouverneur echter de provinciale fase afkondigen op grond van de evaluatie van de ontstane noodsituatie of van de dreiging. Hij zal rekening houden met de aard en impact van de gebeurtenis en het evolutief risico, met de grote behoefte aan in te zetten middelen en/of met de specificiteit van de te nemen maatregelen.
Telkens als de provinciale fase wordt afgekondigd, informeert de gouverneur de minister via het Coördinatie en Crisiscentrum van de Regering (CGCCR).
Zowel bij de grensoverschrijdende effecten tussen gemeenten als tussen provincies komt het erop aan de noodsituatie op de meest gepaste wijze te bestrijden. In deze gevallen wordt uitgegaan van het subsidiariteitsbeginsel. 3. Federale fase De federale fase wordt opgestart voor noodsituaties in overeenstemming met de bepalingen van het KB van 31 januari 2003 tot vaststelling van het noodplan voor crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie en/of een beheer op nationaal niveau vereisen.(10) De federale fase valt derhalve niet onder de toepassing van het KB van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen.
B. Volgorde van de fasen De aard en de ernst van de noodsituatie zijn bepalend voor de beslissing welke fase moet worden afgekondigd. Het is dus niet nodig eerst de gemeentelijke fase af te kondigen om te kunnen opschalen naar de provinciale fase. Naargelang van het geval kan de burgemeester aan de gouverneur voorstellen dadelijk de provinciale fase uit te roepen.
Op dezelfde wijze kan de gouverneur de afkondiging van de federale fase voorstellen aan de minister. Omgekeerd kan de minister de gouverneur verzoeken de provinciale fase af te kondigen of via de gouverneur zelfs één of meerdere gemeenten vragen de gemeentelijke fase af te kondigen. Uiteraard kan de gouverneur deze vraag ook op eigen initiatief aan de gemeente richten. Indien de gouverneur genoodzaakt is de provinciale fase af te kondigen zonder overleg met de betrokken burgemeester(-s), dan zal hij dezen zo vlug mogelijk op de hoogte brengen.
C. Opheffing van een fase De overheid die bevoegd is voor het afkondigen van een fase is eveneens bevoegd voor de opheffing ervan. De opheffing zal gebeuren in overleg met de diensten die beleidsmatig en operationeel bij de bestrijding van de noodsituatie betrokken zijn en in voorkomend geval met de andere betrokken bevoegde overheid of overheden. De gouverneur zal dus de provinciale fase opheffen in overleg met de burgemeester(-s) van de gemeente(-n) die door de noodsituatie getroffen zijn. Uit dit overleg kan eventueel de noodzaak blijken om de gemeentelijke fase nog geactualiseerd te houden.
IV. Disciplines In de NIP worden de opdrachten van de verschillende diensten duidelijk afgebakend en ingedeeld in vijf functionele disciplines : - discipline 1 : de hulpverleningsoperaties; - discipline 2 : de medische, sanitaire en psychosociale hulp; - discipline 3 : de politie van de plaats van de noodsituatie; - discipline 4 : de logistieke steun; - discipline 5 : de informatie.
Voor elk van deze disciplines moet, zoals hoger reeds gesteld, een monodisciplinair interventieplan worden opgesteld.
A. Discipline 1 : de hulpverleningsoperaties De opdrachten die deel uitmaken van deze discipline worden uitgevoerd door de brandweerdiensten, bijgestaan door de operationele eenheden van de civiele bescherming overeenkomstig het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot verdeling van de opdrachten inzake civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming.
Tot het pakket van opdrachten behoren onder meer : - het beheersen van de noodsituatie en de eraan verbonden risico's uitschakelen : het blussen van brand, het dichten van bressen en het versterken van dijken, en het nemen van alle maatregelen om de uitbreiding van de gevolgen van de noodsituatie te voorkomen; - het opsporen, bevrijden, helpen, redden en in veiligheid brengen van personen die in gevaar verkeren en hun goederen beschermen; - gevaarlijke stoffen opsporen, meten en bestrijden en instaan voor ontsmettingen; - in de rode zone en wanneer door de aard van de noodsituatie bijzondere beschermingsuitrusting nodig is : het redden van de bevolking met inbegrip van de evacuatie; - de nodige personen en goederen opeisen in functie van de uitvoering van hun opdrachten; - in afwachting van de oprichting van het CP-Ops, de informatie aan de burgemeester, het 100-centrum en de operationele coördinatie met de andere disciplines.
Het monodisciplinaire interventieplan voor discipline 1 wordt opgesteld door de voorzitters of hun vertegenwoordiger van de technische commissies van de hulpverleningszones voor wat het provinciale luik betreft en door de zonale technische commissie voor wat het zonale luik betreft. Dit gebeurt telkens in overleg met de bevelhebber van de permanente eenheid van de civiele bescherming (11).
De voorzitter van de zonale technische commissie is ook voorzitter van de zonale werkzaamheden in verband met deze noodplanning.
De leiding van de hulpoperaties berust volgens art. 10, § 4, van het KB bij de directeur-brandweer (Dir-Bw).
In verband met art.10, § 4, en art.15, § 2, van het KB zal men rekening houden met wat volgt.
De toewijzing van de functies van Dir-BW en van Dir-CP-Ops gebeurt volgens dezelfde regels. De Dir-BW is de op de plaats van de interventie aanwezige officier met de hoogste graad en bij gelijkheid van graad heeft de oudste in graad voorrang. Aangezien beide functies niet kunnen worden gecumuleerd, zal deze officier moeten kiezen welke functie hij zélf opneemt. De andere functie zal worden uitgeoefend door de officier met de tweede hoogste graad. Het is aanbevolen dat de officier die deze keuze moet maken, aan de officier die de hulpoperaties leidt vanaf het ontstaan van de noodsituatie de mogelijkheid geeft de functie van Dir-BW verder uit te oefenen. (12) Er wordt hier geen onderscheid gemaakt tussen officier vrijwilliger en beroepsofficier of tussen de territoriaal bevoegde officier en officier van een brandweerdienst die ter versterking komt.
De praktische modaliteiten inzake aflossing met bevelsoverdracht bij operaties van langere duur worden geregeld in het monodisciplinair interventieplan.
Brandweerofficieren die worden opgeroepen in een adviserende rol omwille van hun specifieke deskundigheid worden geacht geen graad te bekleden. Zij treden op als adviseur van de operationeel leidinggevenden of van het coördinatiecomité.
B. Discipline 2 : de medische, sanitaire en psychosociale hulp Discipline 2 omvat de medische spoedhulpmaatregelen, het treffen van de bijhorende conservatoire maatregelen voor de volksgezondheid en de psychosociale bijstand aan de getroffenen.
Tot de opdrachten behoren dus onder meer : - de medische hulpketen oprichten : de alarmering, de verkenning en evaluatie, de oprichting en organisatie van een voorwaartse medische post, het in vooralarm zetten ven medische diensten,...; - de slachtoffers opvangen, triëren en verzorgen...; - de afvoer verzekeren naar de gepaste ziekenhuizen rekening houdend met beschikbare opvangcapaciteit en specialismen...; - het overlijden vaststellen, en een provisorisch mortuarium inrichten en beheren op de plaats van de noodsituatie; - de informatie en/of gegevens verzamelen en analyseren die nuttig zijn in verband met de volksgezondheid, de veiligheid van de voedselketen en het leefmilieu; - het beheer van de ambulances ter plaatse; - het nauwgezette vergaren van informatie over de slachtoffers en het veilig beheren ervan; - het geven van informatie over slachtoffers en aan slachtoffers, aan hun familie en naasten, volgens de richtlijnen van de bevoegde overheid; - ingevolge beslissing van de bevoegde overheid, de oprichting van een oproepcentrum voor slachtoffers, hun familie en naasten; - de psychosociale hulpverlening aan de getroffenen, hun familie en/of naasten; - de opvang van niet-gewonden op het terrein; - de opvang in een opvangcentrum.
Aan het monodisciplinair interventieplan voor discipline 2 bestaat uit een luik over het medisch optreden (= Medisch Interventieplan - MIP) en een psychosociaal luik met maatregelen en instructies aangaande de psychosociale bijstand (= Psychosociaal Interventieplan - PSIP).
Naar gelang van de afgekondigde fase blijft de bevoegde overheid verantwoordelijk voor de coördinatie van de nodige psychosociale bijstand aan de getroffenen tot op het ogenblik dat zij kunnen worden doorverwezen naar en/of opgevangen door hiervoor gespecialiseerde diensten of organismen.
Het plan wordt op provinciaal niveau opgesteld door een stuurgroep, die minimaal is samengesteld uit vertegenwoordigers van de diensten voor dringende geneeskundige hulpverlening, het Rode Kruis, psychosociale hulp en de provinciale ambtenaar verantwoordelijk voor de noodplanning. De voorzitter van deze stuurgroep is de federale gezondheidsinspecteur. De gemeentelijke veiligheidscellen vullen het monodisciplinair plan aan met de gegevens over de gemeentelijke mogelijkheden voor opvang en sociale hulp die desnoods bijkomend kunnen worden benut.
De operationele leiding over discipline 2 berust bij de directeur medische hulpverlening (Dir-Med) die in het monodisciplinair interventieplan wordt aangeduid rekening houdend met de geldende principes van de medische noodplanning.
De Dir-Med en de optredende medische diensten blijven onderworpen aan het gezag van de federale gezondheidsinspecteur, die de discipline vertegenwoordigt op het vlak van de beleidscoördinatie. De federale gezondheidsinspecteur zal eveneens het gezag uitoefenen over de uitvoering van het psychosociale luik en kan zich daarin laten bijstaan door een psychosociaal manager.
Verder worden diverse taken van discipline 2 uitgevoerd door de diensten die dagdagelijks instaan voor de uitvoering van de dringende geneeskundige hulpverlening. Zij worden in de eerste plaats versterkt door de diensten van het Rode Kruis, ook op het vlak van de psychosociale hulp. Nadere bepalingen worden opgenomen in het monodisciplinair interventieplan.
C. Discipline 3 : de politie van de plaats van de noodsituatie De opdrachten van de "politie van de plaats" van de noodsituatie bestaan, conform de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, uit tal van opdrachten waarvan de voornaamste zijn : - het handhaven en herstellen van de openbare orde; - het vrijwaren van toegangs- en evacuatiewegen; - het escorteren van de hulpdiensten en hun middelen naar het (de) rendez-vous- punt(en); - het nemen van aan de noodsituatie aangepaste verkeersmaatregelen; - de nodige perimeters installeren, de bevolking evacueren of de schuilmaatregelen controleren, met uitzondering van de opdrachten uitgevoerd door discipline 1 in de rode zone wanneer door de aard van de noodsituatie bijzondere beschermingsuitrusting nodig is (zie hoger); - het ter kennis brengen en het toezicht op de uitvoering van de schuilmaatregelen van de bedreigde bevolking; - de identificatie van de overledenen; - de gerechtelijke onderzoekshandelingen onder leiding van de gerechtelijke overheid De identificatie van overleden slachtoffers is een opdracht van bestuurlijke politie. Dit zal zonodig gebeuren met inschakeling van het Disaster Victim Identification (DVI)-team van de federale politie en andere gespecialiseerde diensten.
De opdrachten worden uitgevoerd door de lokale en/of federale politie die onder de operationele leiding staan van de directeur politie, Dir-Pol genoemd,.
De Dir-Pol is de korpschef van de lokale politie of de directeur-coördinator volgens de bepalingen van de artikelen 7/1 tot 7/3 van de wet op het politieambt. Dit zal nog nader worden vastgelegd in het monodisciplinair nood- en interventieplan voor de politie, doorgaans politioneel interventieplan (PIP) genoemd.
Op provinciaal vlak en op vlak van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad wordt het PIP opgesteld en geactualiseerd door een stuurgroep met afgevaardigden van coördinatie en steundiensten van de federale politie, onder wie de directeurs-coördinator, en van de lokale politie. Zij duiden onder de leden van de stuurgroep een voorzitter aan. Het PIP wordt voorts door elke politiezone aangevuld met de zonale regelingen en gegevens.
D. Discipline 4 : Logistieke steun De opdrachten van discipline 4 behelzen voornamelijk : - de bijstand aan andere disciplines en de versterking inzake personeel en materieel waaronder speciaal reddings- en hulpverleningsmaterieel; - het organiseren van de technische communicatie tussen disciplines, de commandopost-operaties en het coördinatiecomité; - de proviandvoorziening aan hulpverleners en getroffenen; - de uitvoering van diverse werkzaamheden; - het opsporen, meten en bestrijden van gevaarlijke producten,....
De opdrachten komen in hoofdzaak toe aan de operationele eenheden van de civiele bescherming, maar ook aan de brandweer of aan gespecialiseerde openbare en private diensten en personen die door de bevoegde overheden of hun gemachtigden worden gevorderd, conform de Wet van 31 december 1963 op de Civiele Bescherming (artikel 5) of, in geval van hoogdringendheid, conform de Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt (artikel 17,3de lid). Indien de burgermiddelen zijn uitgeput, zal ook de bijstand van het leger worden overwogen en desgevallend gevraagd door de bevoegde overheid. In geval van de gemeentelijke fase dient hiervoor het akkoord gevraagd van de gouverneur.
De discipline logistiek staat onder de leiding van de directeur logistiek of Dir-Log. Dit is de aanwezige met de hoogste graad van de operationele eenheid van de Civiele Bescherming, maar het KB voorziet dat de CP-Ops, rekening houdend met de aard van de operationele inzet, een andere Dir-Log kan aanduiden.
Het KB voorziet dat de eenheden van de civiele bescherming ambtshalve optreden wanneer de provinciale fase of de federale fase wordt afgekondigd (art.13, § 4).
Maar deze eenheden kunnen op gezag van de burgemeester of de gouverneur ook worden opgeroepen telkens dit nodig is en dit voor rekening van de federale overheid.
Zoals voor het monodisciplinair interventieplan voor discipline 1 wordt dit logistiek plan opgesteld op provinciaal en op zonaal niveau door de technische commissies waarbij de bevelhebber van de bevoegde operationele eenheid van de civiele bescherming deze werkzaamheden voorzit.
E. Discipline 5 : Informatie Het is van het grootste belang naar aanleiding van een noodsituatie gepast te communiceren, de communicatie regelmatig te onderhouden en bij te stellen in functie van het verloop en de ontwikkeling van de noodsituatie.
Tijdens de noodsituatie zal de bevolking zo vlug mogelijk worden geïnformeerd over wat er gaande is en over de te nemen voorzorgsmaatregelen of andere maatregelen.
Ook de media moeten accuraat worden geïnformeerd. Zij kunnen immers een zeer nuttige rol vervullen bij het overbrengen van de aanbevelingen van de overheid naar de bedreigde bevolking.
Na het opheffen van de noodsituatie zal ook met de meeste zorg informatie worden gegeven over de maatregelen die de terugkeer naar een genormaliseerde situatie mogelijk maken of bevorderen.
Bijvoorbeeld de informatie over mogelijkheden tot tussenkomst van het rampenfonds.
Een en ander zal worden voorbereid en vooraf uitgewerkt in een monodisciplinair plan voor discipline 5 In dit plan kan bij voorbaat worden bepaald op welke wijze de bevolking kan worden geïnformeerd, hoe de communicatie met de pers wordt georganiseerd, welke infonummers worden vrijgegeven, waar het communicatiecentrum wordt gevestigd, wie de functie van directeur-informatie of Dir-Info tijdens de noodsituatie opneemt en de informatie coördineert met deze die door discipline 2 wordt gegeven over slachtoffers. Het is aangewezen hiervoor iemand aan te duiden die naast communicatieve vaardigheden naar publiek en media toe, ook een zekere kennis bezit over de werking van de hulpdiensten en over crisiscommunicatie.
De Dir-Info zal instaan voor de organisatie van de informatie.
Hij kan ook als woordvoerder worden aangeduid voor de burgemeester of de gouverneur. Dezen zijn elk op hun niveau bevoegd voor de inhoud van de informatie en de verspreiding ervan.
De burgemeester geeft algemene informatie over de noodsituatie in de gemeentelijke fase, de gouverneur in de provinciale fase.
In geval van de federale fase zal de bevoegde minister instaan voor de coördinatie van de algemene informatie aan de bevolking. De gouverneurs en de burgemeesters zullen hiermee rekening houden wanneer zij de bevolking inlichten over de nodige beschermingsmaatregelen.
Het plan voor discipline 5 wordt provinciaal én lokaal opgesteld door de respectieve veiligheidscellen.
V. De coördinatie De coördinatie van de noodsituatie betreft het beheer van de noodsituatie zoals hierboven beschreven in hoofdstuk III betreffende de niveaus en fasering.
Concreter uitgedrukt, is de coördinatie van de operaties n.a.v. een noodsituatie er enerzijds op gericht de acties van de tussenkomende diensten op het operationele vlak multidisciplinair op elkaar af te stemmen.
Anderzijds zal de bestrijding van een noodsituatie diverse beleidsmaatregelen vereisen die moeten worden genomen door de bevoegde overheid of overheden, bijvoorbeeld het nemen van maatregelen voor de bescherming van de bevolking en het uitvaardigen van politiereglementen.
Ook deze maatregelen dienen te worden gecoördineerd en afgesproken met de verantwoordelijken voor de operationele coördinatie.
De coördinatie, zowel operationeel als beleidsmatig, houdt tevens in dat rekening gehouden wordt met de evolutie en met het mogelijk verergeren van de noodsituatie. Daarom zullen in functie van de noodsituatie een aantal maatregelen worden voorbereid die onmiddellijk kunnen worden ingesteld van zodra dit nodig is. In dezelfde optiek zullen ook reserves paraat gehouden worden op het vlak van inzetbaar personeel en/of materieel.
A. Operationele coördinatie De operationele coördinatie gebeurt vanuit de Commandopost-operaties of CP-Ops die wordt opgericht op de plaats van of in de onmiddellijke (veilige) omgeving van de interventies en dermate dat de CP-Ops voor de toekomende hulpdiensten goed herkenbaar en bereikbaar is.
De CP-OPS is samengesteld uit de Dir-Bw, de Dir-Med, de Dir-Pol, de Dir-Log en de (vertegenwoordiger van de) Dir-Info, en voor zover deze disciplines bij de noodsituatie een rol te vervullen hebben. In vele noodsituaties zal het nodig zijn ook een vertegenwoordiger van de getroffen instelling of het getroffen bedrijf bij de operationele coördinatie te betrekken.
De CP-Ops staat onder de leiding van de directeur-commandopost-operaties of Dir-CP-Ops. Deze laatste is de aanwezige brandweerofficier met de hoogste graad en in geval van gelijkheid van graad krijgt de oudste in graad voorrang. Hier dient te worden verwezen naar de hierboven gegeven commentaar bij de aanwijzing van functie van Dir-BW. De bevoegde overheid kan in functie van de aard van de noodsituatie een leidinggevende van een andere discipline als Dir-CP-Ops aanduiden, bijvoorbeeld een politieofficier wanneer de noodsituatie in hoofdzaak gepaard gaat met politieacties.
Daar de opdracht van de Dir-CP-Ops op zichzelf genomen reeds zeer omvangrijk is, wordt in het KB (artikel 10, § 4, 2°) bepaald dat deze functie niet cumuleerbaar is met de Dir-Bw. Dezelfde beperking geldt indien de Dir-CP-Ops behoort tot een andere discipline.
Aangezien de operaties in de veiligst mogelijke omstandigheden dienen te gebeuren duidt de Dir-CP-Ops een adviseur aan om de CP-Ops te adviseren over de nodige veiligheidsvoorzieningen. Deze adviseur moet niet noodzakelijk behoren tot de discipline die de Dir-CP-Ops levert.
Naast het oprichten van de CP-Ops en operationele multidisciplinaire coördinatie o.l.v. de Dir-CP-Ops zal of zullen door de CP-Ops : - zo vlug mogelijk situatierapporten worden overgemaakt aan de bevoegde overheid; - regelmatig worden gerapporteerd over de evolutie van de toestand; - adviezen worden gegeven op het vlak van de beleidsmatige coördinatie; - de beslissingen van de beleidscoördinatie worden uitgevoerd; - het interventieterrein worden georganiseerd; - het hulpcentrum 100 worden ingeschakeld als centraal communicatiecentrum voor het alarmeren en oproepen van de hulpdiensten en van andere diensten of personen nodig op de plaats van de noodsituatie; - het hulpcentrum 100 worden geïnformeerd over het toekomen van de opgeroepen diensten en over de evolutie op het rampenterrein..
In afwachting van de installatie van een coördinatiecomité is de CP-Ops verantwoordelijk voor de beleidscoördinatie.
Bijzondere aandacht zal ook gaan zal naar de herkenbaarheid van de hulpdiensten op het terrein. In dit verband zullen nog nadere onderrichtingen volgen, maar een eerste vereiste is dat de leden van hulp- en ordediensten zich houden aan de vestimentaire onderrichtingen die in de regelgeving zijn vastgelegd, ongeacht of hun optreden gebeurt in het raam van een dagdagelijkse interventie of van een grootschalige operatie.
B. De beleidscoördinatie De bevoegde overheid staat in voor de beleidsmatige coördinatie van de maatregelen die de operationele acties verder moeten ondersteunen en die ertoe strekt de noodsituatie ook naar zijn diverse maatschappelijke gevolgen op doeltreffende wijze aan te pakken en zo spoedig mogelijk naar de normale toestand terug te keren.
De burgemeester staat in voor de beleidscoördinatie in de gemeentelijke fase, de gouverneur in de provinciale fase. De coördinatiebevoegdheid van de burgemeester is gebaseerd op zijn algemene politiebevoegdheid die voortvloeit uit de artikelen 133 en 134 van de Nieuwe Gemeentewet en de bevoegdheid van de gouverneur berust op artikel 128 van de Provinciewet.
De minister zal de beleidscoördinatie in geval van de federale fase leiden overeenkomstig het Koninklijk besluit van 31 januari 2003 tot vaststelling van het noodplan voor de crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen. Hoe dan ook blijft de gouverneur verantwoordelijk voor de beleidscoördinatie in zijn provincie bij de afkondiging van de federale fase, en blijft de burgemeester verantwoordelijk voor de beleidscoördinatie in zijn gemeente bij de afkondiging van de provinciale fase.
Zij volgen daarbij de richtlijnen respectievelijk van de minister of van de gouverneur.
Voor de uitvoering van de beleidscoördinatie wordt het gemeentelijk of provinciaal coördinatiecomité of CC samengeroepen dat wordt voorgezeten door respectievelijk de burgemeester en de gouverneur.
Voorts bestaat het gemeentelijk CC minimaal uit de ambtenaar verantwoordelijk voor de noodplanningdie en uit de verantwoordelijke van elke discipline die door de discipline zélf wordt aangeduid.
Het provinciaal CC is, mutatis mutandis, minimaal op dezelfde wijze samengesteld als het gemeentelijk. Ook de burgemeester van de getroffen gemeenten maken er deel van uit. Indien de aard van de noodsituatie het gelijktijdig samenkomen van de gemeentelijke en provinciale CC op een aparte locatie vereist, duidt de burgemeester een vertegenwoordiger aan, hetzij in het provinciaal CC, hetzij in het gemeentelijk CC. Artikel 22 van het KB stipuleert dat de voorzitter van het coördinatiecomité alle diensten die nodig zijn voor het beheer van de noodsituatie ingevolge beslissing kan oproepen voor de vergadering van het coördinatiecomité (bijvoorbeeld : technische dienst, gespecialiseerde openbare en private diensten,...).
Het coördinatiecomité komt samen in het crisiscentrum dat gemeentelijk en/of provinciaal wordt opgericht.
Elke gemeente en elke provincie zal een locatie bepalen waar het gemeentelijk crisiscentrum (GCC) en provinciaal criscentrum (PCC) normaliter zal samenkomen.
De crisiscentra dienen goed bereikbaar te zijn en moeten over een minimale infrastructuur beschikken om te vergaderen en om te communiceren met de CP-Ops, de disciplines op het terrein, de bevolking, de media,....
VI. Het éénvormig oproepstelsel (hulpcentrum 100) De hulpcentra 100 hebben de opdracht de hulpdiensten op te roepen die instaan voor de uitvoering van de dringende geneeskundige hulpverlening en de alarmering van de ziekenhuisdiensten.
Deze centra zorgen vanaf hun oprichting mede voor het oproepen van de brandweer en de civiele bescherming.
In de loop der jaren werden zij ingeschakeld om de hulpdiensten en bevoegde overheden te alarmeren en op te roepen in geval van de afkondiging van de rampenplannen, thans NIP. De hulpcentra 100 moeten dus zoveel mogelijk betrokken worden bij de opstelling van de noodplanning. Tijdens het beheer van de noodsituatie dienen zij de wederzijdse informatie-uitwisseling te verzorgen met de hulpcentra 101. Hun opdrachten zullen worden ingebed in de opdrachten van het Communicatie- en Informatiecentrum (CIC) van zodra de 100-oproepen en 101-oproepen worden samengevoegd onder het oproepnummer 112.
VII. De organisatie van het interventieterrein In artikel 24 van het KB wordt de wijze van organisatie van het interventieterrein beschreven. Deze organisatie steunt op het begrip zonering.
In het stadium van de noodplanning wordt gesproken van noodplanningszone. Dit is een zone rond een gelokaliseerd risico voor welke de noodplanmaatregelen op voorhand kunnen worden vastgelegd in het BNIP. De interventiezone is de zone die volgens de onderrichtingen van de Dir-CP-Ops in functie van een concrete noodsituatie reëel wordt afgebakend en waarbinnen de nodige maatregelen ook worden genomen en uitgevoerd om de noodsituatie te beheren.
In functie van de noodsituatie kan de interventiezone als volgt worden ingedeeld : - de rode zone die, mits toestemming van de Dir-CP-Ops, enkel toegankelijk is voor de interventiediensten, deskundigen en technici; - de oranje zone die, mits de instemming van de Dir-CP-Ops, toegankelijk is voor wie er wonen en werken en waarin de logistieke steun van de interventiediensten wordt georganiseerd en - de gele zone, die iedereen wordt ontraden die er niet woont of werkt om aldus de toegang van de interventiediensten tot het geteisterd gebied te vergemakkelijken.
De buitenzijde van de rode, oranje en gele zones worden afgebakend door respectievelijk de uitsluitingsperimeter, de isolatieperimeter en de ontradingsperimeter.
Personen die zich in de rode zone bevinden zullen deze onmiddellijk dienen te verlaten of eruit worden geëvacueerd door de diensten die deze zone mogen betreden. Mits de toestemming van de Dir-CP-Ops kunnen ook de media toegelaten worden tot de gele en/of oranje zone om er hun werk te doen. De Dir-Info zorgt voor de organisatie ervan.
Op vraag van de gerechtelijke overheid kan in overleg met de Dir-CP-Ops eventueel een gerechtelijke zone worden afgebakend.
Het is zeker niet voor elke noodsituatie mogelijk de organisatie van het interventieterrein even consequent te organiseren. Bij niet-gelokaliseerde noodsituaties kunnen trouwens geen zones worden afgebakend. In andere situaties zullen sommige zones kunnen samenvallen of wegvallen.
De grote moeilijkheid is voorzeker de reële bezetting en bebakening van de perimeters met personele en materiële middelen en dit vooral door een tekort in de beginfase van een noodsituatie. Toch dient steeds zo veel mogelijk rekening te worden gehouden met de indicatieve bepalingen van artikelen 24 en 25 van het KB over de zonering.
Tweede deel : het opstellen van de NIP Het tweede deel van het KB bevat bepalingen betreffende de minimale inhoud, de modaliteiten van opstelling alsmede de organisationele en functionele structuur van de NIP. I. Minimale inhoud A. Algemeen nood- en interventieplan (ANIP) In artikel 26 van het KB wordt de minimale inhoud opgesomd van de ANIP van de provincies en de gemeenten. Zij zullen bevatten : - de algemene inlichtingen met het overzicht van de bestuurlijke en operationele verantwoordelijken en hun bereikbaarheidsgegevens; - de inventaris van de risico's waarvoor specifieke bestrijdingsmaatregelen moeten worden voorzien in aanvullende BNIP; - de lijst van de federale, provinciale, gemeentelijke en/of andere gespecialiseerde diensten met hun inzetbare middelen en informatiecentra; - de organisatie van een gemeentelijk of provinciaal perscentrum; - de organisatie van een call-centrum voor getroffenen; - de procedures en schema's voor : 1° de melding van noodsituaties; 2° de verwittiging, d.w.z. het in stand-by plaatsen, van de bevoegde overheden, de verantwoordelijken van de disciplines en de daadwerkelijk of potentieel betrokken overheden en diensten; 3° de alarmering van deze diensten om effectief in actie te treden; - de afspraken inzake de te gebruiken communicatiemiddelen en de te volgen communicatieprocedures, dit laatste te verwerken in een communicatieschema; - de praktische invulling van de modaliteiten inzake de afkondiging van het NIP en van de fases; - de inlichtingen over de wijze waarop de organisatie van de informatie naar de bevolking, de getroffenen en de media zal gebeuren en met opgave van de diensten, personen en middelen die daarvoor bij voorbaat zullen worden ingezet; - op het vlak van de coördinatie, de samenstelling van de CP-Ops en van het coördinatiecomité; - de inlichtingen over de locatie, het inzetbaar personeel en de uitrusting van het provinciaal of gemeentelijk crisiscentrum (PCC of GCC), dat het coördinatiecomité huisvest; - de beschrijving van de modaliteiten en middelen voor opvang, huisvesting en vervoer van de personen die moeten geëvacueerd worden.
In verband met eventuele evacuaties valt op te merken dat zij in sommige gevallen langere tijd kunnen duren. Een eerste opvang in een zaal moet dus mogelijk worden omgezet in een verlengde opvang in een centrum met restauratie- en overnachtingsmogelijkheden.
Sommige evacuaties in het verleden leren dat dan de te voorziene opvang met overnachtingsmogelijkheid indicatief kan worden bepaald op 10 % van het aantal geëvacueerden. Na enkele dagen zal dit behoeftepercentage sterk dalen aangezien de getroffenen vrij snel tijdelijk opvang vinden bij hun familie, vrienden of kennissen, of beter, naar hun woonst kunnen terugkeren. Zo terugkeer naar de woonst totaal onmogelijk is zal naar een meer definitieve huisvesting moeten worden gezocht, eventueel met tussenkomst van het OCMW. Tot de minimale inhoud van de NIP behoort eveneens : - de opgave van de wijze waarop zij worden actueel gehouden; - de modaliteiten en de frequentie van de te organiseren oefeningen; - de lijst van de bestemmelingen; - ten slotte zullen zij ook een aantal modelberichten en modelformulieren en modellen van politiereglementen bevatten die de snelle en efficiënte uitvoering van de nodige maatregelen in een reële noodsituatie zullen bevorderen.
Een aantal van de minimale gegevens die in de NIP moeten worden opgenomen, zullen tegelijkertijd voorkomen in de gemeentelijke en in de provinciale noodplannen.
Het betreft gegevens over diverse diensten of organismen die geen gemeentelijk of provinciale diensten zijn, maar toch in een gemeentelijke dan wel provinciale fase kunnen worden ingeschakeld. Het kan gaan over diensten van de spoorwegen tot regies voor de luchtvaart of diensten voor de waterlopen. Het kan gaan over speciale hulpploegen voor chemische interventies tot teams voor kynologenhulpverlening.
Om dubbel werk te vermijden is het aanbevolen deze gegevens provinciaal te verzamelen en ter beschikking van de gemeenten te stellen.
Het is voorzeker nuttig dat in de NIP van de provincies en gemeenten eveneens een overzicht wordt gegeven van toepasselijke wetgeving of regelgeving, in het bijzonder wat betreft de meest voorkomende problemen of vragen waarmee men bij een acute crisisbestrijding regelmatig wordt geconfronteerd.
In dit overzicht kunnen bijvoorbeeld kort worden beschreven : - de opdrachten van de gemeenten volgens de Nieuwe Gemeentewet (-decreet). - de regels inzake de opvordering van hulp of bijstand van personen; - de afspraken m.b.t. de inzet van het leger.
De provincies en de gemeenten die grenzen aan provincies en gemeenten van het ons omliggende buitenland zullen daarin bovendien de essentiële regelingen en afspraken, alsook de procedures op het vlak van de grensoverschrijdende bijstand opnemen.
B. Bijzondere nood-en interventieplannen (BNIP) Volgens artikel 27 van het KB moeten in de BNIP eveneens een aantal elementen verplicht worden opgenomen : - een beschrijving van het betrokken risico en het bepalen van de noodplanningszone; - de bijzondere interventiemiddelen; - de gegevens van de personen die specifiek betrokken zijn bij het beheersen van het risico; - de ongevallenscenario's en de interventieprocedures voor elk scenario; - de organisatie van de coördinatie van de operaties; - de beschermingsmaatregelen van personen en goederen; - de mogelijke plaatsen van de CP-Ops; - de wijze en de procedures van informeren van de interventiediensten en van de bevolking; - de aanduiding van de discipline die de functie van Dir-CP-Ops uitoefent (De Dir-CP-Ops dient voorzeker een lid te zijn van een operationele hulp- of politiedienst) Indien het gaat om gelokaliseerde risico's uitgaande van risicovolle inrichtingen en activiteiten, bijvoorbeeld de Seveso-activiteiten, dan moeten bovendien de volgende gegevens in de BNIP worden opgenomen : - de geografische situatie (adres, plan van inplanting, grondplan) van de inrichting of van de installatie; - de algemene gegevens betreffende de betrokken inrichting of het betrokken risico, d.w.z. : - de algemene inlichtingen over de activiteiten van de inrichting en in het bijzonder over de risico's verbonden aan haar activiteit alsook de inventaris van de gevaarlijke producten of activiteiten; - de lijst van de verantwoordelijke personen en hun bereikbaarheidsgegevens; - de eigen hulpmiddelen van de inrichting; - de noodplanningszone met inbegrip van : - de instellingen van perimeters; - de relevante geografische, demografische en economische factoren; - de andere risicovolle inrichtingen en activiteiten.
II. BNIP voor Seveso-activiteiten en nucleaire risico's In verband met de BNIP voor de specifieke risico's aangaande de zogenaamde Seveso-plichtige activiteiten bedoeld in het Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 (13) wil ik de gouverneurs belasten met de redactie ervan. Een zwaar ongeval zal immers vaak gemeentegrensoverschrijdende effecten hebben die de afkondiging van de provinciale fase wettigen en de inzet van heel wat hulppotentieel zal vereisen.
Voor de redactie ervan zal de gouverneur zich laten bijstaan door een stuurgroep bestaande uit de leden van de provinciale veiligheidscel en van de gemeentelijke veiligheidscel van de plaats waar de risicovolle activiteit verricht wordt, alsmede door een vertegenwoordiger van de betrokken industriële activiteit.
De gouverneur kan eveneens verzoeken om de medewerking van de Gewesten en van andere diensten en instellingen wier optreden in geval van een zwaar ongeval noodzakelijk wordt geacht.
Wanneer het geografisch gebied waarvoor het BNIP zich ook uitstrekt buiten het grondgebied van de provincie (of van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad), dan zal hij aan de gouverneur van de aangrenzende provincie vragen te zorgen voor de aanduiding van een afvaardiging in de redactionele stuurgroep.
Het zijn eveneens de gouverneurs die zullen instaan voor het opstellen van de BNIP die betrekking hebben op het zogenaamde provinciale luik van het nationaal nucleair en radiologisch noodplan dat is vastgelegd bij Koninklijk besluit van 17 oktober 2003.
De exploitanten van de bedoelde Seveso-plichtige en nucleaire inrichtingen of sites zijn ertoe gehouden bij het opstellen van de BNIP alle nuttige informatie ter beschikking te stellen.
Ook wordt de medewerking gevraagd van de burgemeesters van de plaats waar deze inrichtingen of sites gelegen zijn.
In navolging van de opdracht voor de gouverneurs aangaande de redactie van de BNIP voor de zogenaamde Seveso- en de nucleaire risico's, zullen de gouverneurs ook op het vlak van andere bijzondere risico's in hun provincie het voortouw nemen wat het opstellen van BNIP betreft en voor zover er meerdere gemeenten bij het risico kunnen betrokken zijn. Bijvoorbeeld op het vlak overstromingsgevaar, gevaar voor bos- en heidebranden, luchtvaartactiviteiten,....
III. Veiligheidscellen Elke gouverneur en elke burgemeester richt een veiligheidscel op.
A. Opdrachten Voor de redactie en de actualisering van de NIP, zowel van hun algemene bepalingen (ANIP) als van de bijzondere maatregelen in functie van een specifiek risico (BNIP), zullen de gouverneurs en burgemeesters zich alleszins laten bijstaan door hun veiligheidscel.
De veiligheidscellen zullen onder meer initiatieven nemen voor het organiseren van oefeningen om de noodplanning uit te testen en te evalueren. Het kan gaan om beperkte stafoefeningen, maar ook om uitgebreide oefeningen met inzet van diensten en hun middelen op het terrein.
Regelmatig oefenen is nodig om de actoren die bij een noodsituatie moeten optreden de nodige kennis bij te brengen en bewust te houden van hun taak.
De veiligheidscellen werken ook mee aan de organisatie van de voorafgaande informatie van de bevolking over de noodplanning.
Een bijzonder belangrijke taak is het analyseren en inventariseren van de risico's.
In het raam van de risicoanalyse is het de primordiale opdracht van de veiligheidscel ervoor te zorgen dat de algemene noodplanning (ANIP) voldoende flexibel is opgebouwd om een gepaste respons te bieden op een brede waaier van diverse risico's en om vanuit het ANIP zo vlug mogelijk de geëigende diensten of de instanties bij de bestrijding en/of het beheer van de noodsituatie te betrekken.
Voor het opmaken van de inventaris moet worden nagegaan of er rekening is gehouden met de grote risico's waarvoor de wetgever aan de gemeentelijke en/of provinciale overheden al verplichtingen heeft opgelegd tot het nemen van noodplanmaatregelen. Het betreft vooreerst de Seveso- en de nucleaire risico's.
Aan de inventaris zullen andere risico's worden toegevoegd die provinciaal en/of gemeentelijk méér dan gewone aandacht vragen (aanwezigheid van ziekenhuizen luchthavens, tunnels, groeven, voetbalstadions, gevangenissen, verhoogd overstromingsrisico, verhoogd brandgevaar in uitgebreide natuur- en bosgebieden bij droogte,.).
Aandacht zal ook gaan naar gebouwen, gebouwencomplexen en installaties waar bij brand zeer grote risico's ontstaan en waarvoor voorafgaande interventieplannen worden opgesteld ter aanvulling van de monodisciplinaire interventieplannen.
Bij het uitvoeren van haar opdrachten kan de gemeentelijke" veiligheidscel verregaande samenwerken met de veiligheidscellen van aangrenzende gemeenten (bijvoorbeeld : binnen de gemeenten van dezelfde gewestelijke brandweergroep, hulpverleningszone, politiezone,).
Deze samenwerking neemt niet weg dat elke gemeente over een gemeentelijk nood- en interventieplan moet beschikken.
B. Samenstelling De gouverneur is de voorzitter van de provinciale veiligheidscel en de burgemeester van de gemeentelijke.
Het KB stelt dat in deze cellen minstens één vertegenwoordiger van elke discipline moet worden opgenomen.
Met het oog op de representativiteit enerzijds, en een evenwichtige samenstelling anderzijds, kan dus worden geopteerd voor navolgende minimale samenstelling.
In de provinciale cel wordt discipline 1 vertegenwoordigd door minstens één brandweerofficier, lid van de technische comissie, discipline 2 door de federale gezondheidsinspecteur, discipline 3 door minstens één verbindingsambtenaar van de lokale politie en één directeur-coördinator van de federale politie, discipline 4 door de bevelhebber van de bevoegde operationele eenheid van de civiele bescherming, discipline 5 door een communicatieambtenaar aangeduid door de gouverneur die tevens op de hoogte is van de werking van de interventiediensten.
In de gemeentelijke veiligheidscel wordt discipline 1 vertegenwoordigd door een officier van de bevoegde brandweer, discipline 2 door een lid van de medische hulpdiensten die opgenomen zijn in het MIP en die wordt aangeduid door de federale gezondheidsinspecteur, discipline 3 door een officier van de bevoegde politiezone en/of officier van de federale politie, discipline 4 door een vertegenwoordiger van de civiele bescherming of, bij ontstentenis, door de vertegenwoordiger van discipline 1, en discipline 5 door een communicatieambtenaar aangeduid door de burgemeester die over een zekere kennis beschikt van de werking van de interventiediensten.
Maakt eveneens deel uit van deze veiligheidscel, zowel provinciaal als gemeentelijk, de ambtenaar verantwoordelijk voor de noodplanning.
Hij heeft de bijzondere taak de noodplanning op te volgen, het secretariaat ervan te verzorgen en ook alle aanpassingen van het noodplan naar de bestemmelingen te sturen. Omwille van zijn multidisciplinaire opdracht is het te verkiezen een ambtenaar aan te duiden die geen lid is van een hulp- of politidienst. Het moet duidelijk zijn dat de ambtenaar die verantwoordelijk is voor de noodplanning in een grote stad met vele complexe risico's, aan een ander profiel dient te beantwoorden dan de ambtenaar die hiervoor wordt aangeduid in een kleine landelijke gemeente.
IV. Bestemmelingen van de NIP De bestemmelingen zijn alle bevoegde overheden, functies, diensten, organismen en inrichtingen die in het raam van de noodplanning een opdracht te vervullen hebben.
De bestemmelingen zijn eveneens de bestuurders of exploitanten van inrichtingen of sites die het voorwerp van de noodplanning uitmaken.
De burgemeesters en de gouverneurs zullen in het raam van de wetgeving op de privacy bepalen welke persoonsgebonden informatie in de noodplanning aan welke bestemmeling kan worden ter beschikking gesteld. Wat de overige inhoud van de diverse NIP betreft, gelden de regels aangaande de openbaarheid van bestuur.
Derde deel : Overgangs- en slotbepalingen Voor de veiligheid van de bevolking is het heel belangrijk te kunnen beschikken over een accurate noodplanning en over een efficiënte noodorganisatie die het mogelijk moeten maken het hoofd te bieden aan allerlei noodsituaties. In deze optiek vraag ik aan de bestemmelingen van deze omzendbrief de nodige schikkingen te treffen voor de uitvoering van het KB van 16 februari 2006.
Zoals vermeld in artikel 32 van het KB blijven de bestaande rampenplannen van toepassing tot de goedkeuring van de nieuwe plannen.
Om echter begripsverwarring te vermijden met betrekking tot de aanduiding en afkondiging van fases moeten in de bestaande rampenplannen nu reeds de fases gelezen en geïmplementeerd worden zoals weergegeven in navolgende tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Ik verzoek u om deze omzendbrief zo vlug mogelijk te willen doorsturen aan de burgemeesters en de hoofden van de betrokken interventiediensten van uw Provincie. Tevens vraag ik u om met uw diensten de gemeentelijke veiligheidscellen zoveel als mogelijk bij te staan bij de opdrachten die zij ter zake dienen uit te voeren.
Met de meeste hoogachting.
De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE _______ Nota's (1) Omzendbrief van 11 juli 1990 in verband met de rampenplannen voor hulpverlening - Uitvoering van de wet van 21 januari 1987 inzake risico's van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten (B.S. 05/09/1990). (2) Ingevoegd bij wet van 28 maart 2003.(3) Wet van 22 mei 2001 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, Het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.(4) Wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren betreffende het Federaal agentschap voor Nucleaire Controle en Koninklijk besluit van 17 oktober 2003 tot vaststelling van het nucleair en radiologisch noodplan voor het Belgisch grondgebied.(5) Met "civiele veiligheid" worden de materies bedoeld die onder toepassing vallen van de wet op de civiele bescherming. (6) Omzendbrief van de minister van Binnenlandse Zaken van 10 december 1987 betreffende de ordehandhaving- gecoördineerde onderrichtingen (B.S. 19 december 1987) (7) KB van 8 november 1967 houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand.(B.S. 18 november 1967) (8) In analogie met vroegere fase 1 (9) Indien reeds een CP-Ops in de gemeentelijke fase is opgericht dan zal deze eventueel ook in de provinciale fase als CP-Ops blijven functioneren, al dan niet versterkt met provinciale afgevaardigden van de disciplines. (10) In de bijlage bij het KB van 31 januari 2003 worden onder punt 4.1. de criteria opgesomd voor het opstarten van de federale fase. Het gaat dan om een "crisissituatie die één of meer van de volgende kenmerken vertoont: - twee of meerdere provincies of het hele nationale grondgebied zijn betrokken; - de aan te wenden middelen overschrijden de middelen waarover een provinciegouverneur beschikt in het kader van zijn coördinatieopdracht; - bedreiging van of aanwezigheid van talrijke slachtoffers (doden en gewonden); - plots voorkomen van of dreigend gevaar voor grote invloeden op de omgeving of de voedselketen; - inbreuken of dreigend gevaar voor inbreuken op de vitale belangen van de natie of op de essentiële behoeften van de bevolking; - noodzaak tot inwerkingstelling en coördinatie van verschillende ministeriële departementen of federale instellingen; - noodzaak tot een algemene informatie aan de bevolking. " (11) De afspraken in verband met de samenwerking tussen brandweer en de civiele bescherming behoren tot de opdrachten van de hulpverleningszones zoals is bepaald in het Ministerieel besluit van 14 april 1999 tot vaststelling van de minimale inhoud van de hulpverleningovereenkomsten die opgesteld worden binnen de hulpverleningszones.(12) Op voorwaarde dat deze dan wel de tweede hoogste is in graad.(13) Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaams, het Waals, het Brussels Hoofdstedelijk gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Bijlage bij ministeriële omzendbrief npu-1 betreffende de nood- en interventieplannen : lijst van gebruikte afkortingen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld