gepubliceerd op 02 juli 2004
Ministeriële omzendbrief GPI 11bis : bijkomende richtlijnen inzake de evaluatie van het personeel
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
24 JUNI 2004. - Ministeriële omzendbrief GPI 11bis : bijkomende richtlijnen inzake de evaluatie van het personeel
Aan Mevrouw en de Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Aan de Dames en Heren Burgemeesters, Aan de Dames en Heren Voorzitters van de Politiecolleges, Aan de Dames en Heren Korpschefs van de lokale politie, Aan de Heer Commissaris-generaal van de federale politie, Aan de Heer Inspecteur-generaal van de algemene inspectie van de federale en de lokale politie, Ter informatie : Aan de Heer Directeur-generaal van de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid, Aan de Heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale politie, Aan de Dames en Heren Arrondissementscommissarissen, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Voorzitter, Mevrouw, Mijnheer de Korpschef, Mijnheer de Commissaris-generaal, Mijnheer de Inspecteur-generaal, Dames en Heren, 1. Doel Deze omzendbrief vult de GPI 11 van 27 maart 2003 aan en vervangt die op twee punten, namelijk wat betreft de datum van de inwerkingtreding van het evaluatiesysteem alsmede het adviesformulier bedoeld in punt 4.3. van de omzendbrief GPI 11. 2. Inwerkingtreding van het evaluatiesysteem In de omzendbrief GPI 11 van 27 maart 2003, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 maart 2003, werd de adviesprocedure toegelicht met betrekking tot de evaluatie van het personeel die, in afwachting van de inwerkingtreding van Titel I van deel VII RPPol, moet worden toegepast.Om evenwel aan de kritiek op het evaluatiesysteem te beantwoorden, is het idee van een nieuw concept van evaluatie gegroeid. Om aan alle actoren echter toe te laten de praktische toepassingen daarvan te kunnen voorbereiden, blijft de adviesprocedure, zoals omschreven in de omzendbrief GPI 11 van 27 maart 2003 (Belgisch Staatsblad van 31 maart 2003), van toepassing tot 31 maart 2005. 3. Motivering en vermelding van het advies Ik dring aan op de coherentie van het te geven advies : een advies « goed » moet gemotiveerd zijn door een positieve beoordeling van de verschillende domeinen (persoonlijkheidskenmerken, professionele bekwaamheden, prestaties, potentieel en, in voorkomend geval, managementvaardigheden van het te evalueren personeelslid).Men mag dus geen gunstig advies geven wanneer de beoordeling in de rubriek « motivering » negatief is, wat trouwens het personeelslid de mogelijkheid ontneemt om een beroep in te stellen. 4. Beroepsprocedure De raad van beroep heeft vastgesteld dat enerzijds de mogelijkheid tot het instellen van een hoger beroep tegen een ongustig advies onvoldoende gekend is bij het politiepersoneel en anderzijds de opgelegde procedureregels meestal niet gevolgd worden door de verantwoordelijken.Daarom wordt het recht tot het instellen van een hoger beroep tegen de vermelding « onvoldoende » op het bijgaand, voortaan aan te wenden adviesformulier vermeld. Ter vrijwaring van de rechten van het politiepersoneel, weze bovendien het volgende aangestipt : 4.1. overeenkomstig artikel VII.I.49 RPPol, moet de verantwoordelijke een kopie van het adviesformulier overhandigen aan het betrokken personeelslid; 4.2. de aandacht van de verantwoordelijken wordt gevestigd op punt 5 van de omzendbrief GPI 11. Hierin wordt o.a. de procedure besproken die gevolgd moet worden indien overwogen wordt om een ongustig advies te geven. In dit geval moet het betrokken personeelslid voorafgaandelijk uitgenodigd worden voor een gesprek waarop de verantwoordelijke hem de redenen kenbaar maakt die aanleiding geven tot het ongunstig advies. Tijdens dit onderhoud kan het personeelslid alle elementen die het nuttig acht voor zijn verdediging naar voor brengen. Binnen de vier dagen die volgen op dit onderhoud, geeft de verantwoordelijke zijn advies; 4.3. de verantwoordelijke moet zijn ongunstig advies steeds grondig motiveren. Het opstellen van een degelijk dossier is dan ook van het grootste belang. Dit adviesdossier moet alle stukken en documenten bevatten waarop het ongunstig advies is gesteund. Zonder dergelijk dossier is de raad van beroep immers in de onmogelijkheid zich een correct oordeel te vormen over de gegrondheid van het gegeven advies.
Bij gebrek aan bewijsstukken kan de raad van beroep dan ook doorgaans enkel beslissen het ongustig advies te vernietigen; 4.4. ten slotte raadplege men eveneens de verklarende statutaire nota omtrent deze procedure (DPS/2674/A-03 van 16-04-2003) die in de geïntegreerde politie werd verspreid.
U gelieve, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, de datum waarop deze omzendbrief in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd, in het bestuursmemoriaal te willen vermelden.
De Minister, P. DEWAEL Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld