gepubliceerd op 09 januari 2001
Omzendbrief nr. 502 - Richtlijnen voor het opstellen van het koninklijk besluit tot vaststelling van de aanvullende personeelsformatie bij de personeelsformatie van een overheidsdienst tot uitvoering van de overgangsbepalingen van de wet van 20 februari 1990 betreffende het personeel van de overheidsbesturen en van sommige instellingen van openbaar nut
22 DECEMBER 2000. - Omzendbrief nr. 502 - Richtlijnen voor het opstellen van het koninklijk besluit tot vaststelling van de aanvullende personeelsformatie bij de personeelsformatie van een overheidsdienst tot uitvoering van de overgangsbepalingen van de wet van 20 februari 1990 betreffende het personeel van de overheidsbesturen en van sommige instellingen van openbaar nut
Aan de besturen en andere diensten van de federale ministeries en aan de instellingen van openbaar nut die onder het gezag, de controle of het toezicht van de Staat vallen en die zijn opgenomen in artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.
Mevrouw de Minister, Mijnheer de Minister, Mevrouw de Staatssecretaris, Mijnheer de Staatssecretaris, Ik verzoek u, ten spoedigste, bij de Minister van Begroting en bij de Minister van Ambtenarenzaken een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de aanvullende personeelsformatie in te dienen met het oog op de uitvoering van artikel 19 van de wet van 20 februari 1990 betreffende het personeel van de overheidsbesturen en van sommige instellingen van openbaar nut, waarin zoveel betrekkingen van de niveaus 3 en 4 opgenomen zijn als er contractuelen zijn die beoogd worden door dit artikel en die tot op heden nog niet hebben kunnen genieten van de prioriteit op de benoeming bij gebrek aan vacante betrekkingen in de personeelsformatie.
Om als begunstigden van voornoemd artikel 19 te worden beschouwd moeten de betrokken contractuele personeelsleden volstrekt beantwoorden aan volgende voorwaarden : . opgenomen zijn in de C-reserve van een door het Vast Wervingssecretariaat georganiseerd vergelijkend wervingsexamen (examen « enig statuut »); . in dienst geweest zijn op 1 januari 1996; . in dienst zijn bij de betrokken overheidsdienst.
Het ontwerp van koninklijk besluit dient vergezeld van een ontwerp van ministerieel besluit tot uitvoering van de normen van sociale programmatie.
Behalve deze twee ontwerpbesluiten moet het dossier bevatten : - het advies van de inspecteur van financiën, van de regeringscommissaris of van de afgevaardigde van de Minister van Financiën, dat inzonderheid volgende informatie uitdrukkelijk gevraagd door de Minister van Begroting dient te bevatten : . de meerkost op de basisallocatie 11.03 (statutair personeel); . de compensatie op de basisallocatie 11.04 (contractueel personeel); . de minkost gerealiseerd door de aanwerving in een lager niveau dan het niveau van de post bezet door de contractueel en de minkost inzake sociale bijdragen; . de eventuele meerkost op de basisallocatie 11.04 ingeval de operatie aanleiding geeft tot de indienstneming van nieuwe vervangingscontractuelen indien zou blijken dat de contractuelen "enig statuut" tijdelijk afwezig personeel vervingen; . de meerkost op termijn wegens de eerste automatische bevordering door verhoging in weddeschaal. (N.B. : voor de instellingen van openbaar nut dient de verwijzing naar de begrotingsallocaties vanzelfsprekend aangepast aan de nummering die eigen is aan hun begroting). - het met redenen omkleed en gedateerd advies van het bevoegde overlegcomité; - het advies van het beheerscomité of van de raad van beheer voor de instellingen van openbaar nut; - de nominatieve lijst van de betrokken contractuelen dewelke de graad van het vergelijkend examen waarvoor zij geslaagd zijn herneemt; - de situatie inzake de bezetting van de betrekkingen in de personeelsformatie in de betrokken graden, rekening houdend met de lopende wervingen.
Voor het opstellen van de ontwerpen van aanvullende personeelsformatie dient rekening gehouden met de volgende richtlijnen : Opschrift : Koninklijk besluit tot vaststelling van de aanvullende personeelsformatie bij de personeelsformatie van . (ministerie, wetenschappelijke instelling of instelling van openbaar nut) tot uitvoering van de overgangsbepalingen van de wet van 20 februari 1990 betreffende het personeel van de overheidsbesturen en van sommige instellingen van openbaar nut.
Aanhef : het is passend er verwijzingen in te voegen, luidend als volgt : « Gelet op de wet van 20 februari 1990 betreffende het personeel van de overheidsbesturen en van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 19, ingevoegd bij de wet van 20 mei 1997 en vervangen bij de wet van 22 maart 1999;" Dispositief : na artikel 1 dat de lijst van de betrekkingen zal omvatten, zal een artikel 2 worden opgenomen, luidend als volgt : «
Art. 2.§ 1. De betrekkingen die opgenomen zijn in dit besluit kunnen slechts worden bekleed door de personeelsleden bedoeld in artikel 19 van de wet van 20 februari 1990 betreffende het personeel van de overheidsbesturen en van sommige instellingen van openbaar nut. § 2. Zij worden afgeschaft bij het vertrek van hun titularis. » Dezelfde bepaling dient opgenomen in het uitvoerend ministerieel besluit dat, uitzonderlijk, uitgedrukt zal worden in percentages.
De weinige instellingen van openbaar nut die nog geen dossier met betrekking tot de herziening van de personeelsformaties « 3de fase » hebben ingediend, dienen voornoemd dossier samen met het dossier dat in deze omzendbrief wordt gevraagd, te laten geworden.
De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE