Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 21 mei 1999
gepubliceerd op 14 juli 1999

Omzendbrief nr. 478 Afdanking wegens beroepsongeschiktheid

bron
ministerie van ambtenarenzaken
numac
1999002081
pub.
14/07/1999
prom.
21/05/1999
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN AMBTENARENZAKEN


21 MEI 1999. - Omzendbrief nr. 478 Afdanking wegens beroepsongeschiktheid


Mevrouw de Minister, Mijnheer de Minister, Mijnheer de Staatssecretaris, Het Belgisch Staatsblad van 26 april 1999 heeft een koninklijk besluit van 26 april 1999 bekendgemaakt tot regeling van de afdanking wegens beroepsongeschiktheid.

De vermelding "onvoldoende" kan, wanneer zij tweemaal opeenvolgend aan een rijksambtenaar betekend wordt op het einde van zijn evaluatie, twee gevolgen van zeer verschillende aard voor de betrokkene hebben, nl. zijn afdanking wegens beroepsongeschiktheid of een nieuwe aanwijzing. 1° Afdanking wegens beroepsongeschiktheid. De afdanking wegens beroepsongeschiktheid is vervat in een voorstel waarvan door de minister aan de ambtenaar van niveau 1 kennis gegeven wordt en door de minister of het hoofd van bestuur aan wie de benoemingsbevoegdheid gedelegeerd is, aan de ambtenaar van een ander niveau.

Tegen dit voorstel kan een beroep worden ingediend bij een commissie die daartoe bij mijn diensten wordt opgericht. Deze commissie, die wordt voorgezeten door de vaste wervingssecretaris, is een paritair orgaan dat een gemotiveerd advies uitbrengt over het hem voorgelegde dossier.

De ambtenaar aan wie van een voorstel tot afdanking kennis werd gegeven kan, binnen tien werkdagen volgend op deze kennisgeving, een beroep bij de voormelde commissie indienen. Het beroep wordt aan de commissie toegestuurd door de minister onder wie de ambtenaar ressorteert. Die verschijnt persoonlijk, maar kan zich laten bijstaan door de persoon van zijn keuze.

Zoals hierboven reeds aangegeven brengt de commissie een gemotiveerd advies uit. In geval van staking van stemmen wordt het advies als gunstig voor de verzoeker beschouwd. De eindbeslissing wordt steeds genomen door de minister, die over vijftien werkdagen beschikt om te beslissen over de afdanking of het in dienst houden van de verzoeker.

Als de minister deze termijn laat verstrijken geldt het advies van de commissie als beslissing.

Als de afdanking wordt uitgesproken wordt aan de ambtenaar een vergoeding wegens ontslag toegekend. Het bedrag van deze vergoeding varieert volgens het aantal jaren dienst van de ambtenaar : a) de ambtenaar die ten minste twintig jaar dienst heeft, heeft recht op een vergoeding gelijk aan twaalf maal zijn maandbezoldiging;b) de ambtenaar die ten minste tien en minder dan twintig jaar dienst heeft, heeft recht op een vergoeding gelijk aan acht maal zijn maandbezoldiging;c) de ambtenaar die geen tien jaar dienst heeft, heeft recht op een vergoeding gelijk aan zes maal zijn maandbezoldiging.2° Nieuwe aanwijzing. In plaats van de procedure van de afdanking wegens beroepsongeschiktheid in te roepen kan de minister, op voorstel van het hoofd van bestuur, in bepaalde gevallen beslissen de ambtenaar voor een nieuwe betrekking aan te wijzen. Een nieuwe aanwijzing kan er inderdaad slechts in bepaalde gevallen komen : a) de ambtenaar heeft twee maal de vermelding "onvoldoende" gekregen na tot een graad van een hoger niveau te zijn bevorderd : in dat geval kan hij worden aangewezen voor een betrekking die overeenkomt met zijn vroegere graad in het lagere niveau;b) de ambtenaar heeft twee maal de vermelding "onvoldoende" gekregen na tot een graad van een hogere rang te zijn bevorderd : in dat geval kan hij worden aangewezen voor een betrekking die overeenkomt met zijn vroegere rang;c) de ambtenaar heeft twee maal de vermelding "onvoldoende" gekregen na een bevordering door verhoging in weddeschaal te hebben bekomen die verbonden is aan het vacant zijn van een betrekking : in dat geval kan hij worden aangewezen voor een betrekking die overeenkomt met zijn vroegere weddeschaal. Toestand van de ambtenaar die wegens beroepsongeschiktheid zou afgedankt worden ten aanzien van de sociale zekerheid in het algemeen, de fiscaliteit en de werkloosheidsverzekering. 1) Ten aanzien van de sociale zekerheid in het algemeen A.Hoofdstuk II van titel I van de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen heeft een minimale sociale bescherming ingevoerd voor de ambtenaren van de overheidsdiensten van wie de arbeidsrelatie eenzijdig door de overheid wordt verbroken of omdat de benoemingsakte vernietigd, ingetrokken, opgeheven of niet hernieuwd wordt.

De regularisatie i.v.m. de sociale zekerheid gebeurt door storting aan de R.S.Z. of aan de R.S.Z.-P.P.O. van de werkgevers- en de werknemersbijdragen die bestemd zijn voor de werkloosheids- en RIZIV-stelsels, sector uitkeringen. Deze bijdragen worden berekend op grond van de laatste activiteitswedde en ze moeten de periode dekken die nodig is opdat de betrokkene de sociale voordelen kan genieten die door deze twee stelsels worden toegekend, nl. : - voor het werkloosheidstelsel : een periode van 12 maanden indien de ambtenaar minder dan 36 jaar is, een periode van 18 maanden indien hij van 36 tot minder dan 50 jaar is of een periode van 24 maanden indien hij 50 jaar is of meer; - voor het Z.I.V.-stelsel, sector uitkeringen : zes maanden.

De bedragen van de toepasselijke bijdragen zijn die van het kwartaal in de loop waarvan de arbeidsbetrekking verbroken werd.

De toepassing van de wet van 20 juli 1991 heeft geen weerslag op het innen van de bijzondere sociale-zekerheidsbijdrage.

B. Wanneer de ambtenaar een ontslagvergoeding ontvangt mogen de werknemersbijdragen voor het werkloosheidsstelsel en voor het Z.I.V.-stelsel, op dit bedrag worden ingehouden. De werknemersbijdragen komen desgevallend slechts ten laste van de werkgever voor zover zij het bedrag overtreffen dat krachtens het wettelijke bijdragepercentage kan worden ingehouden op de voormelde ontslagvergoeding wegens ontslag.

De ontslagvergoeding van een afgedankte statutaire ambtenaar voor wie de toepassing van de wet beperkt is tot de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit, sector medische zorgen, zou slechts uitgesloten worden van de berekening van de sociale-zekerheidsbijdragen, krachtens artikel 30, § 2, 4° van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juli 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, voor zover de toekenningsvoorwaarden uiterlijk op 1 augustus 1990 waren vastgesteld door de wettelijke, reglementaire of statutaire bepalingen.

Vermits de voorwaarden tot toekenning ervan werden vastgesteld na 1 augustus 1990, zijn de ontslagvergoedingen onderworpen aan de socialezekerheidsbijdragen.

C. Artikel 60 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen bepaalt dat de inhouding die voor het Fonds voor overlevingspensioenen bestemd is, moet verricht worden op de wedden en andere elementen van de bezoldiging die een rol spelen bij de berekening der rustpensioenen.

Daar de ontslagvergoeding die aan een afgedankte ambtenaar wordt toegekend niet in aanmerking genomen wordt voor het opmaken van de gemiddelde wedde die als basis dient voor de berekening van het pensioen, moet de inhouding die voor het Fonds voor overlevingspensioenen bestemd is, niet op deze vergoeding worden verricht. 2) Ten aanzien van de fiscaliteit De centrale Administratie der directe belastingen beschouwt de ontslagvergoeding die wordt toegekend aan een wegens beroepsongeschiktheid afgedankte ambtenaar als een afkoopsom. Deze vergoeding maakt een beroepsinkomen uit dat belastbaar is op grond van artikel 31, tweede lid, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen. Indien het brutobedrag ervan evenwel hoger ligt dan F 27 000 is ze afzonderlijk belastbaar, op grond van artikel 171, 5°, a, van hetzelfde Wetboek, tegen een gemiddeld tarief dat geldt voor het geheel van de belastbare inkomens van het vorige jaar waarin de ambtenaar een normale beroepsbedrijvigheid gehad heeft, behalve indien de aldus berekende belasting, vermeerderd met de belasting die voor de andere inkomens verschuldigd is, minder bedraagt dan die welke de toepassing van de artikelen 130 tot 168 van het genoemde Wetboek op het geheel der belastbare inkomens zou opleveren.

Een dergelijke vergoeding moet aan de bedrijfsvoorheffing worden onderworpen volgens de regel die is opgenomen in nr. 18 van Bijlage III van het koninklijk besluit ter uitvoering van dat Wetboek. 3) Ten aanzien van de werkloosheidsverzekering en de ziekteverzekering Onverminderd gunstiger bepalingen waarop een afgedankte ambtenaar zich zou kunnen beroepen krachtens een andere regeling van sociale zekerheid, is de betrokkene, zodra zijn arbeidsverhouding is beëindigd, onderworpen aan de bepalingen met betrekking tot de regeling inzake arbeidsvoorziening en werkloosheid, tot de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit, met inbegrip van de sector uitkeringen en de moederschapsverzekering. De personeelsdienst overhandigt in de loop van de laatste werkdag aan de afgedankte ambtenaar een formulier C4 of zendt dit formulier onmiddellijk aan de betrokkene per ter post aangetekende brief. Ook brengt de personeelsdienst de betrokkene op de hoogte van de formaliteiten die hij moet vervullen ten einde in regel te zijn met de werkloosheidsverzekering en de ziekteverzekering.

De betrokkene wordt er van op de hoogte gesteld dat hij : 1° zijn bestuur regulariseert zijn toestand voor de werkloosheids- en de ziekteverzekering indien hij het bewijs levert dat hij binnen de dertig dagen na de afdanking dat de volgende voorwaarden vervuld zijn : - het werk heeft aangevat als loontrekkende werknemer; - of bij de subregionale tewerkstellingsdienst (VDAB, BGDA of FOREM) als werkzoekende ingeschreven is; - arbeidsongeschikt in de zin van de verplichte verzekering tegen ziekte- en invaliditeit is geworden of in moederschapsverlof is. 2° zich onmiddellijk moet aanbieden bij een uitbetalingsinstelling (ABVV, ACLVB, ACV of HVW) indien hij een aanvraag om werkloosheidsuitkeringen wil indienen, of bij een ziekenfonds indien hij uitkeringen van de verplichte verzekering tegen ziekte- en invaliditeit wil ontvangen. De personeelsdienst maakt op de voorzijde van het formulier C4 melding van het feit dat de tewerkstelling geen aanleiding gaf tot inhoudingen sociale zekerheid sector werkloosheid. De personeelsdienst wijst er eveneens op dat er een RSZ-regularisatie zal plaats vinden, indien de voorwaarden van de wet van 20 juli 1991 vervuld zijn.

Volgens de bewoordingen van artikel 44 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende werkloosheidsreglementering moet de werkloze om uitkeringen te genieten, wegens omstandigheden onafhankelijk van zijn wil, zonder arbeid en zonder loon zijn.

Verder sluit artikel 51, § 1, 1° van hetzelfde koninklijk besluit de werknemer die zonder wettige reden een passende dienstbetrekking verlaat uit van het genot van de werkloosheidsuitkeringen (doorgaans gedurende een beperkte periode); artikel 51, § 1, 2° tenslotte voorziet in diezelfde uitsluiting in geval van ontslag dat het redelijk gevolg is van een foutieve houding van de werknemer. De criteria voor een passende dienstbetrekking worden omschreven door de artikelen 22 en volgende van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering. In het licht van deze verschillende bepalingen dient speciaal de aandacht van de personeelsdiensten te worden gevestigd op de noodzaak om nauwgezet het formulier C4 in te vullen van de ambtenaar die zou worden afgedankt wegens beroepsongeschiktheid.

Bij het opstellen van het formulier C4 in het kader van de procedure voor beroepsongeschiktheid, is het van belang dat men ermee rekening houdt dat bij het motiveren van de afdanking niet wordt teruggegrepen naar formuleringen eigen aan de toepassing van tuchtprocedures. De afdanking wegens beroepsongeschiktheid impliceert immers geen fout in hoofde van de ambtenaar. Dit laatste moet uit de motivering van het ontslag blijken die men, in voorkomend geval, noteert op het formulier C4.

Werd de ambtenaar afgedankt omdat hij niet de bekwaamheden bezit om zijn functie (desgevallend rekening houdend met een verandering in de arbeidsmethodes) nog verder uit te oefenen, dan vormt dit geen beletsel voor de toekenning van werkloosheidsuitkeringen.

Een vage uitleg omtrent de reden van de werkloosheid kan tot een onderzoek door de RVA-diensten leiden ten einde de motieven te verduidelijken of na te gaan of de ingeroepen motieven reëel zijn; een dergelijk onderzoek kan ook tot doel hebben de verklaringen die de ontslagen ambtenaar bij de RVA zou afgelegd hebben op hun juistheid te controleren. Een dergelijk onderzoek is gegrond op de artikelen 4 en 6 van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie. Het zal de taak van het diensthoofd en van de personeelsdienst zijn hieromtrent uitleg te verstrekken.

Tenslotte wordt de aandacht gevestigd op het feit dat een valse verklaring omtrent de reden van de werkloosheid aanleiding kan geven tot strafrechtelijke vervolging.

De Minister van Ambtenarenzaken, A. Flahaut

^