Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 21 februari 2003
gepubliceerd op 04 maart 2003

Omzendbrief van 1 juli 2002 betreffende de uitreiking van de getuigschriften van goed zedelijk gedrag

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000130
pub.
04/03/2003
prom.
21/02/2003
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN


21 FEBRUARI 2003. - Omzendbrief van 1 juli 2002 betreffende de uitreiking van de getuigschriften van goed zedelijk gedrag


Aan Mevrouwen en de heren Burgemeesters en Schepenen Aan Mevrouwen en de heren Korpschefs van de lokale politie Ter informatie : aan Mevrouwen en de heren Provinciegouverneurs aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad Mijnheer, Mevrouw, Ik ontken niet dat mijn voormelde omzendbrief talrijke vragen heeft opgeroepen bij de gemeentebesturen, meer in het bijzonder wanneer een getuigschrift van goed zedelijk gedrag gevraagd wordt met het oog op de uitoefening van een activiteit die onder begeleiding van minderjarigen valt (getuigschriften van model 2).

Zoals u weet, moet de uitreiking van het getuigschrift van het zogenaamde model 2 verplicht voorafgegaan worden door het gemotiveerd advies van de Korpschef of van de gedelegeerde officier van politie.

Een bepaald aantal burgers hebben terecht kritiek op de soms scherpe en op hun privéleven inbreuk makende vragen die hen bij de moraliteitsonderzoeken gesteld worden die de Korpschef of de gedelegeerde officier van politie soms noodzakelijk achten om hun gemotiveerd advies uit te brengen.

Teneinde tegemoet te komen aan deze kritieken en vragen, hebben mijn Collega van Justitie en ikzelf besloten om, in nauwe samenwerking, een omzendbrief op te stellen die gemeenschappelijk is voor onze twee departementen en mijn voormelde omzendbrief van 1 juli 2002 aanvult.

Deze aanvullende omzendbrief zal als doel hebben, enerzijds de modaliteiten te preciseren volgens welke het gemotiveerd advies van de Korpschef of van de gedelegeerde officier van politie moet worden uitgebracht, wanneer dit advies verplicht vereist is (wat het geval is voor de getuigschriften van goed zedelijk gedrag van model 2), en anderzijds het voeren van de moraliteitsonderzoeken die dit gemotiveerd advies voorafgaan, te objectiveren, wanneer een dergelijk onderzoek door de Korpschef noodzakelijk wordt geacht.

In afwachting van de bekendmaking van deze aanvullende omzendbrief, raad ik de Korpschefs met aandrang aan enkel tot een dergelijk moraliteitsonderzoek over te gaan wanneer zij het, op basis van objectieve criteria, absoluut onontbeerlijk achten om hun gemotiveerd advies uit te brengen.

Indien zij het voeren van een dergelijk onderzoek noodzakelijk achten, raad ik hen bovendien aan het onderwerp van hun vragen te beperken tot het enige doel dat ze voor ogen hebben en er daarbij in het bijzonder op toe te zien dat het privéleven van de ondervraagde personen niet aangetast wordt.

De hierboven voorgestelde regeling moet als een overgangsregeling beschouwd worden. Ze zal beëindigd worden zodra de voormelde aanvullende omzendbrief zal zijn bekendgemaakt.

A. DUQUESNE

^