gepubliceerd op 23 juli 2003
Wijziging van de omzendbrief van 7 juni 2002 betreffende het welzijn op het werk in de overheidsdiensten onderworpen aan het vakbondsstatuut bepaald bij het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
20 JUIN 2003. - Wijziging van de omzendbrief van 7 juni 2002 betreffende het welzijn op het werk in de overheidsdiensten onderworpen aan het vakbondsstatuut bepaald bij het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel
In de omzendbrief wordt de tekst van punt 3.1.2 vervangen door de volgende tekst : « 3.1.2. Aanduiding, vervanging en bescherming van de preventieadviseur van de IDPB. 3.1.2.1. Overeenkomstig artikel 42, eerste lid van de welzijnswet moeten alle preventieadviseurs van de IDPB alleszins personeelsleden zijn van de betrokken overheidsdienst(en). De preventieadviseurs van de IDPB kunnen verbonden zijn met de overheidsdienst in het kader van een statuut of met een arbeidsovereenkomst, volgens de regels van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. 3.1.2.2. De aanduiding of de vervanging van een preventieadviseur kan slechts na voorafgaand akkoord van de bevoegde overlegcomités.
In geval van blijvende onenigheid terzake, moet de overheid het advies inwinnen van de bevoegde arbeidsinspecteur. Deze inspecteur zal zijn advies steunen op alle relevante elementen zoals de verschillende voorkomende standpunten, bepaalde aspecten eigen aan het bestuur, de wettelijke en reglementaire bepalingen met betrekking tot de IDPB, enz.
In de traditie van het Belgisch sociaal model, zal hij in de praktijk ook een bemiddelingsrol spelen.
Rekening houdend met alle elementen, zal de overheid de eindbeslissing nemen. In het raam van een goede werking van de diensten, zal een overlegde oplossing de voorkeur genieten. 3.1.2.3. Voor de aanduiding van de preventieadviseur, deskundig op het vlak van de psycho-sociale aspecten van het werk, waaronder het geweld, de pesterijen en het ongewenst seksueel gedrag op het werk, geldt een specifieke regeling.
Deze preventieadviseur wordt aangewezen door de werkgever na voorafgaand akkoord van alle leden-vertegenwoordigers van de personeelsleden binnen de bevoegde overlegcomités.
Indien geen akkoord wordt bereikt moet de werkgever een beroep doen op een preventieadviseur van een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. (zie omzendbrief van 11 juli 2002 betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, Belgisch Staatsblad van 18 juli 2002). 3.1.2.4. Ter herinnering : deze aanduiding staat niet gelijk met een benoeming, tenzij de personeelsformatie in de functie van preventieadviseur voorziet. In de meeste gevallen wordt een preventieadviseur aangeduid, terwijl hij nog een andere functie uitoefent. 3.1.2.5. De bescherming van de preventieadviseur Ingevolge de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs (Belgisch Staatsblad van 20 januari 2003), in werking getreden op 1 februari 2003, genieten de preventieadviseurs een bescherming die hen toelaat om hun functie volledig onafhankelijk uit te voeren ten overstaan van de werkgever en de werknemers. Deze bescherming geldt zowel voor de preventieadviseurs die in dienst zijn van een werkgever uit de privé- of overheidssector die werkzaam zijn in een interne dienst voor preventie en bescherming, als voor de preventieadviseurs die, al dan niet gebonden door een arbeidsovereenkomst, werkzaam zijn in een erkende externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. a) Principe De werkgever kan de overeenkomst met de preventieadviseur enkel beëindigen of hem uit zijn functie verwijderen, om redenen die vreemd zijn aan zijn onafhankelijkheid of om redenen waaruit blijkt dat hij niet bekwaam is om zijn opdrachten uit te voeren en voorzover de bij de wet vastgestelde procedures worden nageleefd.Dezelfde regel geldt bij statutaire tewerkstelling : de werkgever uit de overheidssector mag alleen om dezelfde redenen een einde maken aan de statutaire tewerkstelling van een preventieadviseur en hij moet eveneens specifieke procedures naleven. b) Procedure De wet van 20 december 2002 voorziet een specifieke procedure die als volgt kan worden samengevat : de werkgever moet aan de preventieadviseur, per aangetekende brief, de reden van het ontslag, het beëindigen van de statutaire tewerkstelling of de verwijdering uit de functie meedelen, met het bewijs van de redenen.Deze redenen moeten eveneens ter kennis gebracht worden van het bevoegde basisoverlegcomité. Dit overlegcomité moet voorafgaandelijk akkoord gaan.
Indien er geen akkoord wordt bereikt, moet het advies van de arbeidsinspectie gevraagd worden. c) Gevolgen Afhankelijk van de situatie zal de overheidsdienst een beslissing nemen.Deze beslissing kan verschillende gevolgen met zich brengen die hierna kort worden samengevat : 1) Tewerkstelling met een arbeidscontract Eerste hypotese : het arbeidscontract van de preventieadviseur wordt verbroken. Indien het comité akkoord gaat, kan de werkgever het contract verbreken. De preventieadviseur kan evenwel de redenen van het ontslag aanvechten voor de arbeidsrechtbank.
Indien het comité niet akkoord gaat en indien de procedure bij de arbeidsinspectie geen enkel resultaat oplevert, moet de werkgever de zaak aanhangig maken bij de arbeidsrechtbank.
Hij kan het contract alleen verbreken indien de arbeidsrechtbank oordeelt dat de aangevoerde redenen vreemd zijn aan de onafhankelijkheid of indien de aangevoerde redenen van onbekwaamheid bewezen zijn. Hiertoe voorziet de wet specifieke procedureregels, zodat de zaak versneld door de arbeidsrechtbanken en -hoven kan afgehandeld worden.
Indien de wettelijke procedures niet werden gevolgd of indien de aangevoerde redenen niet aanvaard worden door de arbeidsrechtbank, moet de werkgever aan de preventieadviseur een schadevergoeding betalen. Die is gelijk aan de bezoldiging van twee jaar loon indien de preventieadviseur minder dan vijftien jaar prestaties als preventieadviseur leverde en gelijk aan drie jaar loon indien hij gedurende vijftien jaar of meer dergelijke prestaties leverde.
Tweede hypothese : verwijdering uit de functie.
Indien de procedures vermeld onder punt b) gerespecteerd werden, mag de werkgever de preventieadviseur uit zijn functie verwijderen. De preventieadviseur kan deze beslissing evenwel aanvechten voor de arbeidsrechtbank.
Deze kan de werkgever veroordelen tot het betalen van de schadevergoeding vermeld onder 1) wanneer de procedures niet werden gevolgd, wanneer de aangehaalde redenen niet bewezen zijn of wanneer de verwijdering uit de functie niet verbonden is met de organisatie van de dienst. 2) Statutaire tewerkstelling. Eerste hypothese : de statutaire tewerkstelling wordt beëindigd.
Indien de procedures vermeld onder punt b) gerespecteerd werden, mag de werkgever een einde stellen aan de statutaire tewerkstelling.
De preventieadviseur kan aan de Raad van State de vernietiging vragen van deze eenzijdige administratieve rechtshandeling. Indien de akte onwettig verklaard wordt, zal hij rechtsherstel kunnen bekomen.
Tweede hypothese : verwijdering uit de functie.
Het verwijderen uit de functie, zonder dat er een einde gemaakt wordt aan de statutaire tewerkstelling, zal onregelmatig zijn indien de procedures niet toegepast worden, indien de aangevoerde redenen niet bewezen zijn of indien de verwijdering uit de functie niet verbonden is met de organisatie van de dienst. De eenzijdige administratieve rechtshandeling kan dan door de Raad van State vernietigd worden. » Brussel, 20 juni 2003.
De Minister van Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX