Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 19 maart 2001
gepubliceerd op 13 april 2001

- Ministeriële Omzendbrief PLP 6 betreffende de berekeningswijze van het aantal stemmen waarover een burgemeester beschikt in het politiecollege

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2001000331
pub.
13/04/2001
prom.
19/03/2001
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN


19 MAART 2001.- Ministeriële Omzendbrief PLP 6 betreffende de berekeningswijze van het aantal stemmen waarover een burgemeester beschikt in het politiecollege


Aan Mevrouw en de Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad Ter informatie : Aan de dames en heren Arrondissementscommissarissen, Aan de dames en heren Burgemeesters, Aan de leden van de Provinciale ondersteuningsteam Mevrouw de Gouverneur, Mijnheer de Gouverneur, Er is mij ter ore gekomen dat in verschillende zones problemen zijn gerezen rond de interpretatie van artikel 24, tweede lid, van de Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (WGP). Dit artikel bepaalt dat gedurende de eerste twee jaren volgend op het jaar waarin de lokale politie is opgericht, het aantal stemmen in het politiecollege aan de burgemeesters wordt toegekend naar evenredigheid van de nettolast voor de functie Justitie en Politie onder de statistische code 399 van de laatst vastgestelde en goedgekeurde jaarrekeningen van elke gemeente.

In het koninklijk besluit van 20 december 2000 (Belgisch Staatsblad, 29 december 2000) wordt meer informatie verstrekt over de precieze berekeningswijze van het aantal stemmen.

Alhoewel de lokale politie in de wettelijke zin van het woord nog niet is opgericht, zijn de meeste politiecolleges ondertussen gevormd. Om binnen dit orgaan tot een besluitvorming te kunnen komen, dient de berekeningswijze zoals vermeld in artikel 24,2 WGP ook nu reeds toegepast te worden om het aantal stemmen onder de burgemeesters te verdelen.

De vraag rijst echter wat precies onder de nettolast voor de functie van Justitie en Politie moet worden begrepen. In dit kader kan ik U het volgende mededelen.

De nettolast omvat de uitgaven, waarvan de ontvangsten worden afgetrokken.

Onder ontvangsten dient te worden begrepen : de bruto vastgestelde rechten, verminderd met de oninbare vorderingen.

In de uitgaven onderscheidt men enerzijds de "vastleggingen" (potentiële financiële verplichtingen) en anderzijds de "aanrekeningen" (werkelijk verschuldigde bedragen). Voor de berekeningswijze van het aantal stemmen worden alleen de aanrekeningen in aanmerking genomen (dit om reden van het feit dat bij de vastleggingen vaak pro forma krediet-reserveringen en bewuste overschattingen begrepen zijn).

Enkel de verrichtingen van het eigen dienstjaar mogen in aanmerking worden genomen (en dus niet verrichtingen van vorige dienstjaren die nog in de rekeningen zijn opgenomen).

Enkel de gewone dienst, waarop de eigenlijke exploitatiekosten van de politie zijn opgenomen, wordt in aanmerking genomen (om de invloed van toevallige, onregelmatige investeringen te vermijden).

Samenvattend kan worden gesteld dat voor de bepaling van de "netto-last" moet worden uitgegaan van de aanrekeningen, verminderd met de netto vastgestelde rechten, op de gewone dienst van het eigen dienstjaar.

Als dienstjaar geldt het jaar waarop de laatst vastgestelde en goedgekeurde jaarrekening van elke gemeente van de betreffende zone betrekking heeft. Met andere woorden dient voor elke gemeente de laatst vastgestelde en goedgekeurde jaarrekening in aanmerking te worden genomen, ook al is dit jaar niet voor elke gemeente van de zone hetzelfde. Telkens wanneer voor één van de gemeenten een recentere rekening wordt goedgekeurd, dient een herberekening van de stemmen te worden doorgevoerd.

Indien in bepaalde politiecolleges reeds beslissingen zouden zijn genomen op basis van een andere berekeningswijze dan deze hier gespecificeerd, moeten deze beslissingen niet meer terug in vraag worden gesteld. Wel dring ik er op aan dat de hier beschreven berekeningswijze voortaan zou worden gevolgd.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^