gepubliceerd op 22 december 1998
Omzendbrief nr. 469 Mobiliteitsreglementering
MINISTERIE VAN AMBTENARENZAKEN
17 NOVEMBER 1998. - Omzendbrief nr. 469 Mobiliteitsreglementering
Aan de besturen en andere diensten van de federale ministeries, aan de instellingen van openbaar nut die onder het gezag, de controle of het toezicht van de Staat vallen.
Mevrouw de Minister, Mijnheer de Minister, Mijnheer de Staatssecretaris, Het koninklijk besluit van 16 juli 1998 betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 juli 1998, geeft uitvoering aan de artikelen 12 tot 15 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.
Voornoemd koninklijk besluit, dat nieuwe bepalingen inzake mobiliteit vaststelt, vervangt de mobiliteitsregeling die was ingevoerd door het koninklijk besluit van 3 november 1993 houdende uitvoeringsmaatregelen betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten.
Beknopt kan men stellen dat deze bepalingen de volgende wijzigingen en verbeteringen aan de mobiliteitsprocedures aanbrengen : - het eenvormig maken van de vrijwillige mobiliteitsprocedure voor de 5 niveaus tot en met de graden van rang 13; - de valorisatie via vrijwillige mobiliteit van een vergelijkend examen voor overgang naar het hoger niveau of voor een examen voor verhoging in graad; - het oprichten van een centrum voor informatie over de mobiliteitsmogelijkheden; - het invoeren van een volledige opvolging door de Dienst Mobiliteit van de procedure voor vrijwillige mobiliteit : verplichte ontvangstmelding, vaste termijn voor het analyseren van een kandidatuur, motivering van de beslissingen; - het invoeren, voor de vrijwillige mobiliteit, van een proefperiode van drie maanden; - het doorzichtig maken van de vrijwillige mobiliteit door de bekendmaking van de overplaatsingsbesluiten in het Belgisch Staatsblad; - een grotere controle op het naleven van de diverse prioriteiten tussen ambtshalve mobiliteit, vrijwillige mobiliteit en werving; - het afschaffen van elke mogelijkheid om willekeurig de ambtenaren aan te wijzen die in mobiliteit gesteld worden ingevolge het verlies van elke aanwijzing voor een betrekking; - een snellere integratie van de overgeplaatste ambtenaren in hun nieuw bestuur.
I. Toepassingsgebied I.1. Betrokken overheidsdiensten Het koninklijk besluit van 16 juli 1998 regelt de mobiliteit tussen de verschillende overheidsdiensten op federaal niveau : de ministeries, de wetenschappelijke inrichtingen (opgenomen onder de benaming « andere diensten van de ministeries »), de instellingen van openbaar nut en de andere overheidsdiensten die vermeld zijn in artikel 1 van het besluit.
I.2. Betrokken personeelsleden Zijn onderworpen aan de regelgeving inzake vrijwillige en ambtshalve mobiliteit, de vastbenoemde personeelsleden, met uitzondering van : - de ambtenaren van de buitenlandse carrières van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking; - de leden van het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke inrichtingen; - de personeelsleden die behoren tot de secretariaten van de Nationale Arbeidsraad, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Hoge Raad voor de Middenstand, op wie het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel niet geheel of gedeeltelijk toepasselijk is gemaakt.
De stagiairs vallen uitsluitend onder de toepassing van de ambtshalve mobiliteit.
Opgemerkt moet worden dat voor de stagiairs van niveau 1 een in ambtshalve mobiliteitstelling verschillend is van een wijziging van affectatie gedurende de stage.
II. De vrijwillige mobiliteit Onder vrijwillige mobiliteit dient te worden verstaan de overplaatsing op vrijwillige basis van een ambtenaar van een overheidsdienst naar een andere overheidsdienst.
II.1. Grondregels De overplaatsing wordt gevraagd door de ambtenaar en gebeurt ofwel naar een vacant verklaarde betrekking van dezelfde graad of dezelfde rang als die van de ambtenaar, ofwel naar een vacant verklaarde betrekking in een graad waarvoor de ambtenaar geslaagd is in een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau of in een examen voor verhoging in graad.
De datum van inwerkingtreding van deze laatste mogelijkheid moet nog worden vastgesteld door de Koning.
Om overgeplaatst te worden moet de ambtenaar houder zijn van het vereiste diploma en geslaagd zijn voor de geschiktheidstest indien die vereist worden door het organiek reglement van de overheidsdienst waarheen de overplaatsing gevraagd wordt. Overeenkomstig artikel 15 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken moet de ambtenaar in voorkomend geval voldoen aan de beroepskwalificaties die eventueel vereist zijn door de aard van de betrekking.
De personeelsleden die aangeworven zijn volgens een bijzondere benoemingswijze of die een eerste benoeming hebben genoten worden van het voordeel van de vrijwillige mobiliteit uitgesloten tijdens de eerste negen jaren die volgen op hun aanwerving of hun benoeming.
Onder bijzondere benoemingswijze moet worden verstaan elke wijze die afwijkt van de algemene voorwaarden tot werving van het rijkspersoneel, nl. : 1° de toelaatbaarheidsvereisten vervullen die voor de te begeven betrekking zijn opgelegd;2° bij het Vast Wervingssecretariaat slagen voor het voorgeschreven vergelijkend wervingsexamen;3° met goed gevolg de stage hebben volbracht. Onder eerste benoeming moet worden verstaan elke wijze van benoeming die op bepalingen berust welke afwijken van het statuut.
Enkel de ambtenaren die de voorwaarden vervullen welke vastgesteld zijn in artikel 4 van het koninklijk besluit van 16 juli 1998 kunnen geldig een overplaatsingsaanvraag indienen. Eén van deze voorwaarden is dat de ambtenaar zich in een administratieve stand moet bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan laten gelden.
In de volgende situaties : - schorsing in het belang van de dienst, - tuchtschorsing, - disponibiliteit door ambtsontheffing in het belang van de dienst, - verlof wegens opdracht waarvan het karakter van algemeen belang niet is erkend, - disponibiliteit voor persoonlijke aangelegenheden (zoals die later zal worden vervangen door de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden), kan een ambtenaar zijn aanspraken op bevordering niet laten gelden en kan hij dus niet geldig een aanvraag tot vrijwillige mobiliteit indienen.
II.2. Beschrijving van de procedure De ambtenaar kan bij de Dienst Mobiliteit alle nuttige inlichtingen over de mobiliteitsmogelijkheden verkrijgen (procedure, lijst met vacante betrekkingen, ...).
De te volgen procedure kan als volgt worden geschetst : 1. De ambtenaar wendt zich tot zijn personeelsdienst om het door die dienst behoorlijk ingevulde formulier voor een overplaatsingsaanvraag te verkrijgen (bijlage 1 van het koninklijk besluit van 16 juli 1998). Het bestuur mag niet weigeren dit formulier in te vullen. 2. De ambtenaar vult het voor hem bestemde gedeelte van dit formulier in en dient, per aangetekende brief, bij de overheidsdienst van zijn keuze een kandidatuur in door middel van het genoemde formulier. Het aantal kandidaturen is niet beperkt. Zij blijven geldig gedurende twaalf maanden en zijn hernieuwbaar.
Een afschrift van het formulier tot aanvraag om overplaatsing moet, per gewone brief, worden toegestuurd aan de Dienst Mobiliteit en aan het bestuur waar de ambtenaar zijn ambt uitoefent. 3. Binnen drie maanden na het indienen van een overplaatsingsaanvraag wordt de kandidatuur onderzocht, naargelang van het niveau van de ambtenaar, hetzij door de Directieraad, hetzij door de leidende ambtenaar van de gekozen overheidsdienst.4. Op grond van de functiebeschrijving van de te begeven betrekking wordt de kandidatuur op gemotiveerde wijze hetzij aangenomen, hetzij verworpen. Een afschrift van de genomen beslissing moet aan de Dienst Mobiliteit worden verzonden.
De weerhouden kandidaturen worden opgenomen in een mobiliteitsreserve.
Wanneer de bevoegde overheid nalaat de kandidatuur te onderzoeken binnen de haar toegemeten termijn, wordt het advies over de kandidaatstelling geacht gunstig te zijn en wordt de kandidaat in de mobiliteitsreserve opgenomen. 5. Wanneer de bevoegde overheid de beslissing neemt in de vacante betrekking te voorzien, roept zij de kandidaat die het best aan de vereisten van de functie beantwoordt op voor een proefperiode van drie maanden. De Dienst Mobiliteit moet door het bestuur op de hoogte worden gebracht van de datum waarop de ambtenaar de proefperiode aanvangt. 6. Bij het verstrijken van de proefperiode wordt de kandidatuur : - hetzij definitief aanvaard;de bevoegde overheid vaardigt een overplaatsingsbesluit uit dat in het Belgisch Staatsblad moet worden bekendgemaakt; - hetzij op gemotiveerde wijze geweigerd; de kandidaat wordt opnieuw opgenomen in zijn bestuur van herkomst.
Een afschrift van de genomen beslissing wordt aan de Dienst Mobiliteit toegestuurd.
II.3. Verduidelijkingen A. Diverse prioriteiten Met toepassing van artikel 6 bis van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, wanneer er op verschillende wijzen in een graad kan worden benoemd en er geen enkele bepaling een bepaalde wijze voorschrijft, kiest de bevoegde overheid de wijze van toekenning van een vacante betrekking : bij werving, bij mutatie, bij bevordering of bij mobiliteit.
Het koninklijk besluit van 16 juli 1998 stelt evenwel sommige prioriteiten tussen de verscheidene wijzen van toekenning vast.
Aldus : 1. Heeft overeenkomstig artikel 28, § 1, van het genoemde besluit, de ambtshalve mobiliteit voorrang op de vrijwillige mobiliteit en de werving.2. Heeft, overeenkomstig artikel 10, § 1, van het genoemde besluit, in een wervingsgraad de vrijwillige mobiliteit voorrang op de werving. Het toezicht op deze voorrangsregeling wordt uitgeoefend door de inspecteur van Financiën, de afgevaardigde van de Minister van Financiën of de regeringscommissaris die, vooraleer een wervingsmachtiging te viseren, moet nagaan of er zich in de mobiliteitsreserve geen voor de betrekking geschikte kandidaten meer bevinden. Daartoe dient hij van de Dienst Mobiliteit een attest te bekomen dat bevestigt dat geen enkele kandidatuur tot de vrijwillige mobiliteit werd aanvaard voor de te begeven betrekking.
Sinds de inwerkingtreding van de wet van 20 mei 1997 houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken bestaat er geen voorrang meer van de vrijwillige mobiliteit op de werving in de gevallen voorzien in de artikelen 17 en 33 van deze wet : de contractuele personeelsleden, personeelsleden « enig statuut » genoemd, in dienst op 1 januari 1996, genieten een voorrang op de mobiliteit voor het bezetten van een vacante betrekking. 3. In de bevorderingsgraden kiest de bevoegde overheid de wijze van toekenning van de vacante betrekking : bij bevordering of bij mobiliteit. Niettemin, overeenkomstig artikel 10, § 2, van het bovengenoemde besluit, mag de overplaatsing de geslaagden voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau of voor een examen voor verhoging in graad of voor verhoging in weddeschaal niet benadelen. In deze context moet voorrang verleend worden aan de ambtenaren in hun eigen bestuur.
Op te merken valt dat geen enkele prioriteit wordt vastgesteld tussen de vrijwillige mobiliteit en de interne mutatie. De overheid kiest, met toepassing van artikel 6 bis van het reeds aangehaalde koninklijk besluit van 2 oktober 1937, de ambtenaar die het best beantwoordt aan de vereisten van de uit te oefenen functie.
B. De geldelijke toestand Overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 16 juli 1998 wil de algemene regel dat de overplaatsing zou gebeuren naar een vacant verklaarde betrekking met dezelfde weddeschaal als die waarvan het personeelslid titularis is. Alsdan behoudt de ambtenaar het voordeel van zijn weddeschaal.
Wanneer er geen vacant verklaarde betrekking voorhanden is in de weddeschaal waarvan de ambtenaar titularis is kan overeenkomstig de tweede paragraaf, tweede alinea van voornoemd artikel, mits toestemming van de betrokkene, de overplaatsing gebeuren naar een vacant verklaarde betrekking van een lagere weddeschaal dan die waarvan de ambtenaar titularis is.
Overeenkomstig artikel 27, § 4 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries bekomt de ambtenaar, die voor deze oplossing kiest, in zijn nieuwe betrekking nooit een lagere wedde dan die welke hij geniet. Deze ambtenaar wordt in zijn wedde geblokkeerd, d.w.z. dat hem geen tussentijdse verhogingen meer worden toegekend zolang de wedde die aan zijn nieuwe betrekking verbonden is niet op gelijke hoogte is gekomen van zijn huidige wedde. De bevoegde overheid moet de ambtenaar informeren over de duur van de eventuele blokkering van zijn wedde.
Praktisch gezien wordt de ambtenaar administratief geaffecteerd op een vacante betrekking in een lagere weddeschaal dan die waarvan hij titularis is en dient hem de eerstvolgende vacant verklaarde betrekking in de weddeschaal waarvan hij titularis is te worden toegewezen.
Wanneer de overplaatsing binnen eenzelfde rang een verandering van weddeschaalloopbaan impliceert, moet een omzetting tussen de ontwikkelingen van de twee, bijzondere of gemene, loopbanen vastgelegd worden om de weddeschaal van de ambtenaar in zijn nieuwe loopbaan te situeren.
Indien er een vacant verklaarde betrekking bestaat in de weddeschaal van « omzetting » verbonden aan de nieuwe graad, verkrijgt de ambtenaar deze weddeschaal in de graad waarin hij is overgeplaatst.
In het tegenovergestelde geval kan de ambtenaar worden overgeplaatst naar een vacant verklaarde betrekking bekleed met een lagere weddeschaal dan zijn schaal van « omzetting » en dit volgens de hiervoren vermelde regels.
Het vastleggen van de omzetting wordt gevraagd aan de Dienst van Algemeen Bestuur.
Overeenkomstig paragraaf 2, derde lid van hetzelfde artikel 12 kan een overplaatsing geen aanleiding geven tot een bevordering door verhoging in weddeschaal verbonden aan de vacante betrekking.
Overeenkomstig paragraaf 2, vierde lid van het genoemde artikel, is een overgeplaatste ambtenaar niet meer onderworpen aan de statutaire en geldelijke bepalingen die in zijn overheidsdienst van herkomst op hem van toepassing waren. Deze overheidsdienst blijft evenwel verplicht de totale begrotingslast uit te betalen die betrekking heeft op de periode waarin de ambtenaar er zijn diensten heeft verricht.
C. De proefperiode Overeenkomstig artikel 9, paragraaf 1, van het koninklijk besluit van 16 juli 1998 wordt deze periode gelijkgesteld met een verlof voor stage. Dit verlof wordt niet bezoldigd door het bestuur van de ambtenaar. De proefperiode valt inderdaad budgettair ten laste van de overheidsdienst waarin de ambtenaar zijn diensten tijdens deze periode verricht. De werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid, de kinderbijslag, het vakantiegeld en de eindejaarstoelage worden door deze overheidsdienst betaald naar verhouding met de duur van de proefperiode.
Gedurende deze periode ontvangt de ambtenaar de wedde verbonden aan de betrekking waarvoor hij zich heeft kandidaat gesteld. Ingeval van overgang naar het hogere niveau dient de ontvangen wedde niet te worden terugbetaald door de ambtenaar wanneer de proefperiode voortijdig wordt beëindigd of wanneer de proefperiode ongunstig wordt beoordeeld.
Om tot een degelijke evaluatie te komen van de kandidaat en overeenkomstig de reglementering op de stage, moet de proefperiode voltijds worden doorlopen.
Overeenkomstig paragraaf 4 van het bovenvermelde artikel kunnen zowel de ambtenaar als het bestuur een proefperiode beëindigen voor het verstrijken ervan. Wanneer het bestuur beslist een proefperiode te beëindigen moet het uitvoerig uiteenzetten aan welke eisen van de te begeven functie de betrokkene tekort is geschoten en moet het hem vooraf horen over de feiten die aan deze beslissing ten grondslag liggen.
Wanneer de overplaatsing gebeurt naar een vacant verklaarde betrekking in een graad waarvoor de ambtenaar geslaagd is in een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau, wordt hij, na het beëindigen van de proefperiode, in zijn nieuwe graad met terugwerkende kracht benoemd op de aanvangsdatum van de proefperiode.
D. Gevolgen van de overplaatsing voor : 1. De administratieve loopbaan van de ambtenaar Het feit dat hij een overplaatsing via vrijwillige of ambtshalve mobiliteit verkrijgt mag de ambtenaar geen nadeel berokkenen voor de verdere afwikkeling van zijn loopbaan. Van bij de inwerkingtreding van het besluit tot overplaatsing van een ambtenaar dient hij voor de verdere afwikkeling van zijn loopbaan te worden gerangschikt volgens de passende artikelen van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel. 2. De arbeidsregeling Loopbaanonderbreking, deeltijdse arbeid, ...) Aangezien de proefperiode van drie maanden voltijds dient te worden verricht, moet de ambtenaar die vooraf : - een verlof wegens opdracht van algemeen belang, - een disponibiliteit voor persoonlijke aangelegenheden (zoals die later zal worden vervangen door de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden), - een verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan, een verlof wegens verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheden, - een verlof voor verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen (zoals het later zal worden vervangen door het systeem van de deeltijdse loopbaanonderbreking), - de vrijwillige vierdagenweek, heeft verkregen, er met naleving van de vastgestelde bepalingen een einde aan maken. Aan te stippen valt dat de te geven opzeg in deze verschillende systemen ten hoogste drie maanden bedraagt en dat de betrokken reglementeringen bepalen dat de opzeggingstermijn met instemming van het bestuur kan worden verminderd.
Het bestuur waarbij de proefperiode moet worden verricht moet rekening houden met de opgelegde opzeggingstermijnen.
Van bij de overplaatsing kan de ambtenaar bij zijn nieuwe overheidsdienst een aanvraag voor een bijzondere arbeidsregeling indienen.
III. De ambtshalve mobiliteit Onder ambtshalve mobiliteit moet worden verstaan de terbeschikkingstelling van de Dienst Mobiliteit van een ambtenaar aangewezen door de benoemende overheid of door de overheid aan wie deze bevoegdheid uitdrukkelijk werd overgedragen.
III.1. Grondregels De ambtshalve mobiliteit heeft betrekking op : 1° de vastbenoemde ambtenaren en stagiairs die ofwel elke aanwijzing voor een betrekking hebben verloren of die bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit in een overheidsdienst overtallig worden geacht;2° de vastbenoemde ambtenaren die bij beslissing van de Pensioencommissie van de Administratieve Gezondheidsdienst ongeschikt worden verklaard om hun functie verder te vervullen maar geschikt blijven om weder tewerkgesteld te worden in een andere functie, verenigbaar met hun gezondheidstoestand. Een ambtenaar die ter beschikking van de Dienst Mobiliteit wordt gesteld blijft administratief en geldelijk verbonden aan zijn dienst van herkomst waar hij geacht wordt zijn betrekking te bekleden tot er een hem betreffende herplaatsings- of overplaatsingsbeslissing is genomen door de Minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren of door het hoofd van bestuur aan wie hij deze bevoegdheid heeft overgedragen.
Dat hij in ambtshalve mobiliteit is gesteld belet een ambtenaar niet een procedure van vrijwillige mobiliteit in te zetten.
De Dienst Mobiliteit is ermee belast te zorgen voor de herplaatsing, de beziging of de overplaatsing van de hem ter beschikking gestelde ambtenaren : - Herplaatsing en overplaatsing : een definitieve beslissing.
De herplaatsing gebeurt binnen de overheidsdienst waartoe de ambtenaar behoort; de overplaatsing gebeurt van de ene overheidsdienst naar de andere.
Herplaatsing en overplaatsing kunnen slechts geschieden in een definitief vacante betrekking van dezelfde graad of dezelfde rang als die waarvan de ambtenaar titularis is.
Om herplaatst of overgeplaatst te worden moet de ambtenaar houder zijn van het vereiste diploma en geslaagd zijn voor de geschiktheidstest indien die door het organiek reglement worden vereist om toegang te hebben tot de betrekking.
De herplaatsingsprocedure wordt afgesloten door de beslissing van de Minister van Ambtenarenzaken of van zijn afgevaardigde.
De overplaatsingsprocedure, waartoe door de Minister van Ambtenarenzaken wordt beslist, wordt afgesloten met een overplaatsingsbesluit dat door de benoemende overheid wordt uitgevaardigd in de overheidsdienst waarheen de ambtenaar wordt overgeplaatst. - Beziging : een tijdelijke oplossing.
De beziging gebeurt ofwel binnen de overheidsdienst waartoe de ambtenaar behoort, ofwel in een andere overheidsdienst, voor een duur van ten hoogste vijf jaar.
Overeenkomstig artikel 14, tweede lid, van de wet van 22 juli 1993, zoals gewijzigd inzonderheid door de wet van 20 mei 1997 houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken, gebeurt de beziging in hetzelfde niveau als dat waartoe de ambtenaar behoort : - ofwel op een definitief vacante betrekking van de personeelsformatie; - ofwel op een arbeidspost van een contractueel personeelslid voor uitzonderlijke en tijdelijke behoefte of van een vervangingscontractueel, op voorwaarde dat de indienstneming in deze betrekking niet voorziet in de toekenning van een premie ter uitvoering van artikel 94 van de programmawet van 30 december 1988 en het niet gaat om de vervanging van een personeelslid dat zijn beroepsloopbaan onderbreekt.
III.2. Gevolgde procedure Het ter beschikking van de Dienst Mobiliteit stellen van een ambtenaar gebeurt door middel van een formulier dat opgenomen is in bijlage 2 van het koninklijk besluit van 16 juli 1998.
Dit formulier wordt slechts geldig ingediend wanneer het door de benoemende overheid is ondertekend en door de betrokkene geviseerd ten bewijze van de kennisneming van de beslissing.
Ten einde het beroepsprofiel van de ter beschikking gestelde ambtenaar te kunnen onderzoeken, vraagt de Dienst Mobiliteit de toezending van een afschrift van het persoonlijk dossier en kan hij tevens alle andere nuttige inlichtingen inwinnen.
In voorkomend geval bestudeert de Dienst Mobiliteit de mogelijkheden om de moeilijkheden bij het uitvoeren van een ambtshalve mobiliteit op te heffen, o.a. door het in opleiding plaatsen van de ambtenaar.
De Dienst Mobiliteit centraliseert de informatie over de vacatures van betrekkingen in de overheidsdiensten die opgenomen zijn in het toepassingsgebied van de reglementering.
Op basis van de ingezamelde inlichtingen stelt de Dienst Mobiliteit lijsten van vacante betrekkingen voor. Elke ambtenaar kan door rangschikking zijn voorkeur mededelen tussen de verschillende overheidsdiensten die hem werden voorgesteld. Zonder keuze van de ambtenaar tussen de hem gedane voorstellen moet de Dienst Mobiliteit ambtshalve optreden.
Wanneer meerdere ambtenaren voor een zelfde betrekking kunnen worden aangewezen, kan door de Dienst Mobiliteit, in samenwerking met de betrokken overheidsdienst, een voorstelling van de kandidaten worden georganiseerd. De overheidsdienst stelt daartoe een functiebeschrijving op voor de te begeven betrekking en vermeldt daarbij de eventueel vereiste bijzondere beroepskwalificatie.
De kandidaten worden, in de mate van het mogelijke, voorgesteld rekening houdend met de orde van voorkeur die zij hebben uitgebracht.
De betrokken overheidsdienst moet aan de Dienst Mobiliteit een gemotiveerd verslag toesturen waarin een rangschikking van de kandidaten wordt voorgesteld.
Wanneer de keuzemogelijkheden zijn uitgeput voert de Dienst Mobiliteit ambtshalve de mobiliteit van een ambtenaar uit.
III.3. Verduidelijkingen A. Terbeschikkingstelling van de Dienst Mobiliteit van ambtenaren ingevolge : 1. Het verlies van elke aanwijzing voor een betrekking ingevolge hetzij het afschaffen van geheel of een deel van hun overheidsdienst, hetzij het afschaffen van betrekkingen in de personeelsformatie van hun overheidsdienst. Worden overeenkomstig artikel 18 van het koninklijk besluit van 16 juli 1998 aangewezen om ambtshalve in mobiliteit gesteld te worden, de ambtenaren die titularis zijn van een graad die met de afgeschafte betrekkingen overeenkomt mits naleving van de anciënniteitsregels die zijn opgesomd in de tweede paragraaf van dit artikel.
Het naleven van deze anciënniteitsregels heeft tot doel de willekeurige aanwijzing van de ambtshalve in mobiliteit te stellen ambtenaren te voorkomen. 2. Een beslissing van de Pensioencommissie van de Administratieve Gezondheidsdienst. Het ter beschikking van de Dienst Mobiliteit stellen kan slechts gebeuren ingevolge een definitieve beslissing van de Pensioencommissie van de Administratieve Gezondheidsdienst en niet op eenvoudig advies van een geneesheer van de A.G.D. De terbeschikkingstelling gebeurt door middel van het formulier dat de bijlage 2 uitmaakt van het koninklijk besluit van 16 juli 1998.
Om geldig ingediend te worden moet dit formulier vergezeld gaan van een afschrift van de beslissing van de Pensioencommissie en van een gedateerd afschrift van de brief ter kennisgeving van deze beslissing aan de betrokken ambtenaar.
Overeenkomstig artikel 117, § 3, van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel, beschikt de Dienst Mobiliteit over een termijn van twaalf maanden, die ingaat op de datum van kennisgeving aan de betrokkene van de beslissing van de Pensioencommissie, om een nieuwe tewerkstelling te vinden die beantwoordt aan de voorwaarden die door de Pensioencommissie worden opgelegd. Na deze termijn verkrijgt de ambtenaar van ambtswege een pensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid, vanaf de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van de bovenvermelde termijn.
Er dient opgemerkt dat de rechtspraak van de Raad van State inzake vervroegde oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid ertoe strekt om in hoofde van het bestuur waartoe de ambtenaar behoort een verplichting op te leggen om alle nodige maatregelen te treffen om een dergelijke beslissing, die de ambtenaar redelijkerwijze niet kan verwachten, te voorkomen (arrest n° 51.996 van 7 maart 1995).
B. Voorrangsregels tussen de ambtshalve mobiliteit en de verschillende wijzen van toekenning van een betrekking 1. Vrijwillige mobiliteit, werving : Overeenkomstig artikel 28 van het koninklijk besluit van 16 juli 1998 geniet de ambtshalve mobiliteit een absolute voorrang op de vrijwillige mobiliteit en een omzeggens absolute voorrang op de werving. Ter herinnering, overeenkomstig de artikelen 17 en 33 van de wet van 20 mei 1997 houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken, genieten de zogeheten contractuele personeelsleden « enig statuut », in dienst op 1 januari 1996, een voorrang op de mobiliteit voor de benoeming in de vacante betrekking. 2. Bevordering, mutatie : Het afsluiten van de procedures voor bevordering en mutatie die aan de gang zijn heeft voorrang op de onmiddellijke uitvoering van een overplaatsing of een herplaatsing, overeenkomstig artikel 28, § 2, tweede lid, van bovengenoemd koninklijk besluit. Een procedure is aan de gang vanaf het ogenblik dat ze ter kennis wordt gebracht van de personeelsleden, d.w.z. : - vanaf de datum van de dienstnota die de ambtenaren inlicht over hun rangschikking (niv. 2+,2,3 en 4) of de bevorderingsbetrekkingen die zijn te begeven (niv.1); - zodra het hoofd van bestuur zijn toestemming heeft gegeven voor de aanvraag tot mutatie ingediend door de ambtenaar.
De ambtshalve herplaatste of overgeplaatste ambtenaar wordt, in voorkomend geval, aangewezen voor een vacante betrekking van een graad van lagere rang van hetzelfde niveau.
Na het afsluiten van deze procedures heeft de herplaatsing of de overplaatsing voorrang op de nieuwe bevorderings- of mutatieprocedures voor het toekennen van de volgende vacante betrekking in de betrokken graad.
C. Verduidelijkingen inzake de geldelijke toestand 1. De beziging Krachtens artikel 33, § 1, van het koninklijk besluit van 16 juli 1998, betaalt de dienst van herkomst van de ambtenaar die in beziging werd geplaatst in een andere overheidsdienst, verder aan die ambtenaar de verschuldigde wedde, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage, de kinderbijslag en de andere eventuele toelagen en vergoedingen. Overeenkomstig artikel 34, vierde lid, van het koninklijk besluit van 16 juli 1998 wordt het bedrag van de terugbetaling van het vakantiegeld en van de eindejaarstoelage berekend op basis van de bezigingsperiode.
Elk bestuur neemt een deel van het vakantiegeld en van de toelage ten laste naar rato van wat de ambtenaar tijdens de referteperiodes heeft gepresteerd. Voor de omschrijving ervan wordt respectievelijk verwezen naar artikel 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van 's lands algemeen bestuur en naar artikel 1, punt 5 van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt. 2. De overplaatsing 1° Overeenkomstig artikel 29, eerste lid van het koninklijk besluit van 16 juli 1998, behoudt de ambtshalve herplaatste of overgeplaatste ambtenaar zijn weddeschaal tenzij hij, in de graad waarnaar hij wordt overgeplaatst, een gunstiger weddeschaal geniet, in welk geval de genoemde schaal hem moet worden toegekend.2° De ambtshalve overgeplaatste ambtenaar moet zo spoedig mogelijk « geïntegreerd » worden in de nieuwe loopbaan in weddeschaal die aan zijn nieuwe graad is verbonden. Teneinde deze « integratie » te kunnen verwezenlijken zal de Dienst van Algemeen Bestuur gevraagd worden een correspondentietabel op te stellen tussen de ontwikkelingen van de bijzondere en gemene loopbanen in weddeschaal die met eenzelfde rang verbonden zijn. 3° Als er geen enkele betrekking in de schaal waarvan de ambtenaar titularis is vacant is op het ogenblik van de overplaatsing, kan de ambtenaar aangewezen worden in een vacante betrekking van dezelfde graad of dezelfde rang met de eerste weddeschaal. Het gaat er dan om de afwikkeling van zijn toekomstige loopbaan in weddeschaal vast te leggen.
D. Gevolgen van de overplaatsing voor : 1. De administratieve loopbaan van de ambtenaar Zoals hierboven in punt D.1. betreffende de vrijwillige mobiliteit werd vermeld, zijn het de gemeenschappelijke rangschikkingsregels bepaald bij het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, die als grondslag moeten dienen voor de latere afwikkeling van de loopbaan van de ambtshalve overgeplaatste ambtenaar. 2. De arbeidsregeling Tenzij de ambtshalve overplaatsing leidt tot een uitsluiting van het toepassingsgebied van de betrokken reglementering of tot het opleggen van nieuwe voorwaarden voor het verkrijgen van de genoemde bijzondere arbeidsregeling, zal het hernieuwen van de aanvragen door de ambtenaar bij zijn nieuw bestuur slechts moeten gebeuren op het einde van de periode waarvoor hem door zijn bestuur van herkomst een recht was toegekend. Deze omzendbrief vervangt de omzendbrief nr. 385, nieuwe mobiliteitsreglementering van 31 januari 1994.
De Minister van Ambtenarenzaken, A. Flahaut.