Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 17 mei 1999
gepubliceerd op 18 juni 1999

Omzendbrief betreffende de Kosovaarse familieleden van in België verblijvende personen

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1999000452
pub.
18/06/1999
prom.
17/05/1999
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN


17 MEI 1999. - Omzendbrief betreffende de Kosovaarse familieleden van in België verblijvende personen


Aan de Dames en Heren Burgemeesters van het Rijk, Deze omzendbrief geeft toelichting bij het verlenen van toegang tot en verblijf op het Belgische grondgebied aan Kosovaarse familieleden van in België verblijvende personen, zoals bedoeld in punt 2.1.2 van de rondzendbrief van 19 april 1999 (Rondzendbrief betreffende het bijzonder statuut van tijdelijke bescherming voor en de opvang van Kosovaarse vluchtelingen; Belgisch Staatsblad, 20 april 1999).

De toegang tot het grondgebied die overeenkomstig deze omzendbrief verleend wordt, mag niet verward worden met en doet geen afbreuk aan de gezinshereniging die bedoeld wordt in de artikelen 10 en 40 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. De gezinshereniging die in die artikelen bedoeld wordt heeft een (deels) enger toepassingsgebied en een andere finaliteit (nl. de gezinshereniging in enge zin i.p.v. de opvang van Kosovaarse vluchtelingen door hun familie die hier bedoeld wordt). 1. Inleiding. In overleg met het Hoog Commissariaat van de Vluchtelingen van de UNO (UNHCR) organiseerde de Belgische regering de evacuatie van 1200 personen afkomstig uit Kosovo. De selectie van deze personen gebeurde door het UNHCR, dat hierbij voorrang verleende aan personen die zich in bijzondere noodsituaties bevinden. Het UNHCR heeft hierbij toegezegd rekening te houden met de vraag van de Belgische regering om, binnen deze categorie van personen, bij voorrang familieleden van in België wonende personen te laten overkomen.

Het is duidelijk dat met een evacuatieprogramma van het UNHCR niet alle familieleden naar België kunnen komen, te meer daar het UNHCR zijn evacuatieprogramma beperkt tot Macedonië.

Om die reden wenst het Ministerie van Binnenlandse Zaken erop te wijzen dat er voor familieleden van in België verblijvende Kosovaren een bijzondere regeling voor het bekomen van een visum of een machtiging tot voorlopig verblijf werd uitgewerkt.

De betrokken personen zijn dan wel verplicht om zelf hun reis te organiseren.

Zij kunnen echter rekenen op : - een soepele procedure voor het indienen van de aanvraag; - de snelle behandeling van de aanvraag; - de verlening van een bijzonder reisdocument (een « vrijgeleide » of « laissez-passer ») wanneer ze niet (meer) over een paspoort beschikken. 2. Toepassinsgebied. Essentieel bij de machtigingen tot voorlopig verblijf en de visa voor Kosovaarse familieleden van in België verblijvende personen is, dat er een referentiepersoon is in België met wie de betrokkenen kunnen verenigd worden. Een referentiepersoon is eenieder die op legale wijze in België verblijft en die zelf niet in België is aangekomen met een visum dat verstrekt werd in het kader van deze omzendbrief De machtigingen tot voorlopig verblijf of de visa voor Kosovaarse familieleden van in België verblijvende personen zullen worden gegeven aan de echtgeno(o)t(e) en de familieleden in rechte lijn (van een referentiepersoon) die Kosovo ontvlucht zijn.

Dat wil zeggen dat de volgende personen visa of machtigingen tot voorlopig verblijf kunnen bekomen: de ouders, de grootouders, de overgrootouders, de kinderen, de kleinkinderen en de achterkleinkinderen van de referentiepersoon.

Teneinde de eenheid van de gezinnen maximaal te bewaren waar dat ook effectief nodig is, zal ook een visum of een machtiging gegeven worden aan de verwanten in de tweede graad van een referentiepersoon (alsmede hun minderjarige descendenten die hen begeleiden) op voorwaarde : 1. dat ze geen echtgenoot of levenspartner hebben;2. dat ze vergezeld zijn van de ouder(s) die ze met de referentiepersoon gemeen hebben, en 3.dat ze nog van deze ouders afhankelijk waren en zijn.

Tot deze categorie behoren vooral de minderjarige broers en zussen van de referentiepersoon die nog ten laste zijn van hun ouders. Op die manier kunnen zij hun ouders (die als familieleden in rechte lijn een visum kunnen bekomen) volgen naar België.

Omdat echter ook meerderjarige jongeren nog afhankelijk kunnen zijn van hun ouders (of ingevolge het overlijden van een partner opnieuw van hen afhankelijk kunnen geworden zijn), kunnen ook volgende personen volgens deze categorie in aanmerking komen: alleenstaande broers en zussen van de referentiepersoon (ook indien deze zelf reeds kinderen hebben) die afhankelijk zijn van hun ouders indien deze ouders, die ze gemeenschappelijk hebben met de referentiepersoon, meekomen.

Het feit dat de betrokkenen inwonen bij de ouders kan een indicatie zijn van het feit dat ze nog van hen afhankelijk zijn, maar is op zich niet beslissend.

Dat betekent dat de broers en zussen die reeds een eigen gezin hebben gesticht en/of een eigen zelfstandig bestaan hebben opgebouwd duidelijk niet in aanmerking komen. 3. Procedure. Voor het indienen van een aanvraag zij er twee procedures mogelijk: de normale procedure via een diplomatieke of consulaire post en een procedure via de Dienst Vreemdelingenzaken. 3.1. Via een diplomatieke of consulaire post.

De betrokken personen kunnen zich wenden tot de Belgische diplomatieke of consulaire post in het land waar zij verblijven en ze daar een aanvraag indienen tot het bekomen van een visum of een machtiging tot voorlopig verblijf.

Er is op dit moment echter geen Belgische diplomatieke vertegenwoordiging meer in Tirana (Albanië) en Skopje (Macedonië). De aanvragen voor België dienen in die landen ingediend te worden bij de Duitse ambassade in Tirana voor wat betreft Albanië en bij de Nederlandse ambassade in Skopje voor wat betreft Macedonië.

Merk op : op de Duitse ambassade zal men bij een eerste contact een datum meedelen waarop men op afspraak kan komen om de aanvraag in te dienen. De aanvraag kan dus meestal nog niet ingediend worden bij dat eerste bezoek. De wachttijd voor die afspraken bedraagt naar verluid ondertussen acht tot tien weken.

Na die afspraak zal de Duitse ambassade pas beslissen of de aanvraag zal worden meegedeeld en overgemaakt aan België. De Belgische overheid kan dus slechts beginnen met het onderzoek en de behandeling van de visumaanvraag nadat de Duitse ambassade de aanvraag heeft overgemaakt.

Deze procedure duurt dus, zeker wat Albanië betreft, bijzonder lang en daarom is er voor deze twee landen, Albanië en Macedonië, een alternatieve procedure uitgewerkt (zie 3.2.) voor het indienen van visumaanvragen en aanvragen tot machtiging tot voorlopig verblijf die gebaseerd zijn op deze omzendbrief De afgifte van visa, eens een beslissing is genomen, verloopt (ook in deze landen) wél vlot. 3.2. Via de Dienst Vreemdelingenzaken.

Voor familieleden die zich in Albanië of Macedonië bevinden, kan de referentiepersoon ten voordele van zijn familieleden een dossier indienen in België zelf, bij de Dienst Vreemdelingenzaken.

Dit moet schriftelijk gebeuren op het volgende adres : Dienst Vreemdelingenzaken, Bureau Visa - "Kosovo", Emile Jacqmainlaan 152, bus 1, 1000 Brussel.

Het aanvraagdossier moet volgende gegevens bevatten : 1. de identiteitsgegevens (naam, geboortedatum) van de referentiepersoon, zijn adres, zijn dossiernummer bij de Dienst Vreemdelingenzaken (+ kopie van zijn verblijfsdocument) en een overzicht van zijn familiale situatie;2. de identiteitsgegevens (naam, geboortedatum, met vermelding van de familieband) van de personen die men naar België wil laten overkomen, met de vermelding of deze personen (nog) over reisdocumenten (paspoort) beschikken;3. een bewijs van de familieband tussen de referentiepersoon en de persoon voor wie men het dossier indient, in de mate dat dit mogelijk is;4. de verblijfplaats van die personen voor wie men het dossier indient. De beslissingen over deze aanvragen zullen zo snel mogelijk, en in principe binnen de acht werkdagen na ontvangst, genomen worden en meegedeeld worden aan de referentiepersoon die de aanvraag heeft ingediend.

Indien het nodig is dat de betrokkenen een Schengen-visum krijgen, moet steeds de termijn van een Schengen-onderzoek (consultatie van de Schengen-landen) in acht genomen worden: dit onderzoek duurt steeds tien dagen.

De referentiepersoon moet na deze mededeling zijn in het buitenland verblijvende familieleden verwittigen.

Indien de beslissing positief is (d.w.z. indien een visum of een machtiging tot voorlopig verblijf wordt toegestaan) en de betrokkene niet beschikt over de nodige reisdocumenten, dan wordt tevens een vrijgeleide (laissez-passer) uitgereikt, dat deze documenten vervangt.

Voor zover het positieve beslissingen betreft, brengt de Dienst Vreemdelingenzaken onmiddellijk de volgende ambassades hiervan op de hoogte : - voor wat betreft de aanvragen ingediend voor personen die in Albanië verblijven : de Belgische ambassade in Rome; - voor wat betreft de aanvragen ingediend voor personen die in Macedonië verblijven: de Belgische ambassade in Sofia, of de Nederlandse Ambassade in Macedonië zelf zo lang dat mogelijk is rekening houdend met het aantal aanvragen en met de personeelsbezetting van die ambassade.

Deze ambassades zullen de visa en eventuele reistitels opmaken en materieel overbrengen naar Skopje of Tirana, waar de betrokkenen ze kunnen gaan afhalen.

In de regel worden de documenten overhandigd door personeel van de betrokken ambassades in Skopje of Tirana, maar in uitzonderlijke gevallen kan dit ook verlopen via een Belgische zaakgelastigde die zich speciaal met het oog op de uitreiking van documenten naar deze ambassades begeeft.

Daar de overbrenging van de documenten van Sofia of Rome naar Skopje of Tirana enige tijd in beslag kan nemen, dient het familielid wel een termijn van gemiddeld zeven dagen in acht te nemen vanaf de melding aan de referentiepersoon alvorens zich tot één van de diplomatieke posten te wenden. 4. Verkrijgen van het bijzonder statuut van tijdelijke bescherming. Na aankomst dienen de betrokkenen onmiddellijk de procedure te volgen die beschreven wordt in punt 3.1. van de rondzendbrief van 19 april 1999 (Belgisch Staatsblad, 20 april 1999).

De Minister van Binnenlandse Zaken, L. Van Den Bossche

^